H2 Toedieningswegen, toedieningsvormen en toepassing Opdracht 1 1. Waarvoor staat de afkorting FPZ? Kun je de term ook omschrijven? 2. In welke 2 categorieën worden toedieningswegen verdeeld? Geef hiervan ook een omschrijving 3. Hoe wordt ‘oraal’ ook wel genoemd? 4. Wat is het verschil tussen oromucosaal en sublinguaal? Welke soort toedieningsweg hoort hierbij? 5. Wat is het verschil tussen een zetpil en een klysma? Welke van de twee werkt sneller denk je? 6. Wat betekent het woord parenteraal? 7. Noem de Latijnse benamingen voor ‘onder de huid’, ‘in de spier’, en ‘in de ader’. Welke manier van toedienen werkt het snelste denk je? Opdracht 2 1. Geef van onderstaande tabletten aan hoe de patiënt deze moet gebruiken Toedieningsvorm Wijze van gebruik Dispertabletten Zuigtabletten Dragees Mixtura 2. Wat is een maagsapresistente tablet? En wat is een tablet met gereguleerd afgifte? Hoe is de wijze van gebruik? En wat is het verschil tussen deze 2? (Huiswerk)opdracht 3 Vul onderstaande tabel in toedieningsweg Nederlands toedieningsweg latijn Cutaan Inhalatie Toediening op de slijmvliezen Oraal Sublinguaal Rectaal Transdermaal Parenteraal lokaal en/of systemisch? Geef een voorbeeld: Wat en waarvoor? Minimaal één voor- en nadeel Créme tussen de tenen, bij schimmeltenen V: Komt alleen op plaats van werking weinig bijwerkingen N: Werkt alleen maar op plaats van werking beperkte toepassing (Huiswerk)opdracht 4 Maak een schematisch overzicht van alle termen + omschrijving die je in de les bent tegengekomen. Opdracht 5 1. Waarom mag bij het gebruik van neusdruppels niet te krachtig en te luid gesnoten worden? 2. Leg precies uit hoe neusdruppels gebruikt moeten worden 3. Hoe kan neusspray systemisch werken? Noem 2 voorbeelden 4. Geneesmiddelen die aan het oog worden toegediend dienen steriel te zijn. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt 5. Geef de latijnse benamingen voor: oogdruppel, neusdruppel, oogwassing, oogzalf, neusdruppels, mondspoeling, gorgeldrankt 6. Waarom moeten oordruppels op kamertermperatuur toegediend worden? Opdracht 6 1. Geef een omschrijving van een poederinhalator. Wat is belangrijk om te vertellen als je dit middel aflevert aan de balie? 2. Geef aan wat een voorzetkamer is en wat de functie is. Bij welke toedieningsvorm wordt een voorzetkamer toegepast? 3. Wanneer wordt een vernevelapparaat toegepast? Opdracht 7 Mevrouw Langmeyer heeft pijn in haar schouder bij het bewegen. Zij gaat naar de huisarts en krijgt een recept waarmee ze bij jou in de apotheek komt. De huisarts zegt dat hij haar een geneesmiddel voorschrijft dat pijnstillend en ontstekingsremmend werkt. Diclofenac wordt veel voorgeschreven bij gewrichts- en spierpijn. Je krijgt een recept van diclofenac retard 100 mg tablet. Je moet 15 stuks meegeven, het gebruik is 1 maal daagd 1 tablet, geheel doorslikken. Je gaat het recept klaar maken voor mevrouw Langmeyer. Als je de la van de geneesmiddelenkast in de apotheek opentrekt waar de diclofenac ligt, zie je heel veel verschillende verpakkingen: diclofenac suppositoria 25,50 en 100 mg diclofenac enteric coated 25 en 50 mg tablet diclofenac injectievloeistof 25 mg/ml ampul van 3 ml diclofenac retard 75 en 100 mg tablet Vragen 1. Uit welke toedieningswegen kan de huisarts kiezen als hij diclofenac voorschrijft? Werken de geneesmiddelen systemisch of lokaal en waarom? Vul dit in in onderstaande tabel: toedieningsvorm Toedieningsweg Systemisch / lokaal, omdat suppositoria enteric coated retard tablet injectievloeistof 2. De huisarts heeft niet gekozen voor diclofenac in zetpilvorm of injectie maar voor diclofenac in tabletvorm. a. Noem 1 nadeel van de toediening per zetpil b. Noem 1 nadeel van de toediening per injectie. c. Noem 1 voordeel van toediening in een tablet. 3. Wat is het verschil tussen diclofenac enteric coated tablet en diclofenac retard? 4. Mag mevrouw Langmeyer de diclofenac retard tabletten stukbijten en dan doorslikken? Leg uit waarom wel/niet. 5. De doktersassistente belt na 3 dagen op naar de apotheek. Ze zegt dat mevrouw Langmeyer moeite heeft met het slikken van tabletten. Ze vraagt jou om advies. Kun jij aangeven wat een goede oplossing is voor het probleem van mevrouw Langmeyer, gebruik makend van wat je in de la hebt liggen? Leg je antwoord uit. 6. Zoek uit wat de volgende afkortingen betekenen. Afkorting MGA MSR EC CR Filmcoated tablet PG Sustained release Betekenis Opdracht 8 Geef bij de volgende 7 cases aan wat de toedieningsweg is en geef kort aan hoe het geneesmiddel op de plaats van werking komt. voorbeeld Dhr. van der Aalst is een terminale patiënt. Hij heeft kanker en ligt stervende thuis. Hij krijgt tegen de pijn elke 3 dagen een Durogesic® pleister op de arm geplakt. De pleister bevat fentanyl. De fentanyl wordt ‘gereguleerd’ afgegeven. Fentanyl is een sterke pijnstiller. Toedieningsweg Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Door de huid Het geneesmiddel wordt door de huid opgenomen in de Transdermaal of transcutaan algemene bloedcirculatie en komt zo ook in de hersenen, daar wordt de pijn gedempt. Casus 1 Mevrouw Peters heeft regelmatig last van migraine. Ze heeft last van hoofdpijn en sterke misselijkheid. De aanval kan het best gestopt worden als mevrouw Peters een Maxalt® smelttablet gebruikt. Maxalt bevat rizatriptan, een geneesmiddel dat in de hersenen werkzaam is tegen migraine. Een smelttablet is voor een misselijke patiënt een prettige toedieningsvorm want: Toedieningsweg Maxalt® Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 2 De heer van de Veld is een stevige roker. Hij gaat naar de apotheek en vraagt naar Nicotinell® zuigtablet. (Nicotinell bevat nicotine) Hij heeft gehoord dat als je wil stoppen met roken dat het stoppen met Nicotinell® beter gaat omdat je dan toch de nicotine binnen krijgt waar het lichaam aan verslaafd is. De sigaretten kun je dan gemakkelijker laten staan. Toedieningsweg Nicotinell® Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 3 Marieke Prins heeft keelpijn. Ze gaat naar de apotheek en koopt een doosje Hibitane® zuigtabletten. Hibitane bevat chloorhexidine, dat is ontsmettend. Toedieningsweg Hibitane® Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 4 Mevr. de Ruiter krijgt morfine toegediend via een epidurale cassette. Toedieningsweg morfine Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 5 Mevr. Brouwers krijgt estradiol pleisters met hormonen tegen de overgang. Deze hormonen werken met name op de hypofyse in de hersenen. Toedieningsweg estradiol Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 6 Dhr. Brugjes krijgt Isordil® tabletten voor onder de tong voor als hij last krijgt van kramp op de borst. Binnen 30 seconden is de isosorbidedinitraat, de werkzame stof in Isordil®, bij de kransslagaders (adertjes om het hart) om deze te verwijden. Toedieningsweg Isordil® Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot (latijn en nederlands) plaats van werking Casus 7 Mevr. Peeters is psychotisch. Omdat zij haar cisordinol tabletten niet trouw inneemt, besluit de behandeld arts om haar cisordinol injecties te geven. Het betreft een depot-injectie, hierbij wordt de cisordinol opgelost in plantaardige olie. Iedere 3 weken wordt bij haar de cisordinol i.m. gespoten. Toedieningsweg (latijn en Nederlands) Beschrijf de weg van het geneesmiddel van toediening tot plaats van werking Opdracht 9 1. Geef de verschillende toedieningsvormen voor op de huid 2. Leg met behulp van een tekening uit op welke manier het geneesmiddel uit pleisters voor transcutaan gebruik in het bloed terecht komen. 3. Noem 2 redenen waarom een pleister voor transcutaan gebruik telkens op een andere plaats op de huid toegediend moet worden 4. Wat is het verschil tussen een crème en een zalf? Leg uit waarom je een crème beter niet op een droge huid moet gebruiken. Opdracht 10 1. Waarom wordt het advies gegeven de zetpilpunt iets te bevochtigen voor het aanbrengen? 2. Leg uit hoe een zetpil een systemische werking kan hebben. 3. Wat is een klysma? En wat is een microklysma? 4. Zoek op de KNMP kennisbank op het woord klysma. Zoek uit welke geneesmiddelen er in een klysma verwerkt worden. Geef van deze middelen ook de indicatie aan.