Griffie Commissie voor bestuur en middelen Datum commissievergadering : -- DIS-stuknummer : Behandelend ambtenaar : Dienst/afdeling : Nummer commissiestuk : Datum : 963835 P.M. van Laanen MCO BM-0069 9 december 2003 Bijlagen : 2 Onderwerp: Begroting 2004 en de wijziging van het beleggingsstatuut van het Nazorgfonds gesloten stortplaatsen Voorstel van GS aan PS: ter advisering ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling Voorstel van het Presidium/Griffie: ter advisering ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling Griffier der Staten, namens deze, ing. A.J. Brul Bijlage: 1. Begroting 2004 nazorgfonds 2. Aangepast beleggingsstatuut nazorgfonds Notitie ten behoeve van de commissie voor Bestuur en Middelen over het nazorgfonds gesloten stortplaatsen 1. Algemeen Op 1 april 1998 is de Leemtewet bodembescherming in werking getreden. Deze wet legt de verantwoordelijkheid voor de eeuwigdurende nazorg van stortplaatsen, waar na 1 september 1996 afvalstoffen zijn of worden gestort, bij de provincie. Om de nazorg te financieren hebben Provinciale Staten op 5 februari 1999 de Verordening Nazorgheffing Stortplaatsen Noord-Brabant vastgesteld. De opbrengst van deze heffing dient in een door ons college in te stellen en te beheren nazorgfonds te vloeien. Uit dit fonds en uit de beleggings opbrengsten kunnen dan de kosten worden bestreden die gemoeid zullen zijn met de eeuwigdurende nazorg van de gesloten Leemtewet-stortplaatsen. In het door ons – in samenspraak met P.S. en de leden van de bestuursraad - vastgestelde ‘reglement fonds nazorg gesloten stortplaatsen voor de provincie Noord-Brabant’, zijn de bestuursorganen, taken en bevoegdheden geregeld. Het bestuur van het fonds bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een Bestuursraad. Wij vormen het algemeen bestuur van het fonds. Op de vergaderingen en besluitvorming door het algemeen bestuur is het Reglement van Orde voor de vergaderingen van ons college van overeenkomstige toepassing, tenzij in het reglement anders is bepaald. In de notitie aan de commissies Bestuur en Middelen (BM-0002) en Ruimte en Milieu (RM-00014) van 3 juni 2003 is naar aanleiding van de jaarrekening 2002 uitvoerig ingegaan op diverse financiële aspecten van het nazorgfonds. 2. Begroting 2004 van het Nazorgfonds In de vergadering van het algemeen bestuur van heden is de begroting 2004 vastgesteld. De begroting 2004 wordt voorafgegaan door de algemene uitgangspunten van het Nazorgfonds. De begroting met de balans is voorzien van een toelichting. De bestuursraad heeft positief geadviseerd over de begroting. Overeenkomstig artikel 9 van het reglement fonds nazorg gesloten stortplaatsen wordt de begroting ter kennisneming aan uw commissie gezonden. 3. Aanpassing beleggingsstatuut Nazorgfonds Voor het beheer van het vermogen van het nazorgfonds is begin 2000 het “Beleggingsstatuut Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen” vastgesteld. In het beleggingsstatuut zijn de uitgangspunten voor het vermogensbeheer en het beleggingsbeleid van het Nazorgfonds geformuleerd. De criteria waaraan de externe vermogensbeheerders dienen te voldoen. Daarbij is rekening gehouden met de uitvoeringregels van de wet Fido zoals die door de minister van Financiën zijn gesteld voor het te volgen beleggingsbeleid bij de nazorgfondsen. In de commissie Financiën van 30 augustus 2002 zijn uw staten geïnformeerd over een tweede vermogensbeheerder, die naast de bestaande vermogensbeheerder per 1 april 2003 van start is gegaan. Als gevolg van het blijvend onder de maat presteren is het contract met LOAM opgezegd. Met ingang van 1 augustus 2003 draagt AZL zorg voor het vermogensbeheer van de gehele portefeuille. De betalingen van de exploitanten worden in het nazorgfonds gestort en conform het beleggingsstatuut door een professionele vermogensbeheerder belegd in aandelen (45%), onroerend goed (5%) en obligaties (50%). De exploitanten zijn via de bestuursraad uitdrukkelijk door middel van een adviesrol, van halfjaarlijkse vergaderingen, van kwartaalrapportages en presentaties bij het vermogensbeheer betrokken. Op 31 december 2002 beheert het nazorgfonds een totaal aan stortingen en vermogensmutaties van € 29.271.000. In de eerder aangehaalde notities BM-0002 en RM-0014 is uitvoerig ingegaan op de beleggingsresultaten tot en met 2002. Professioneel vermogensbeheer Vanaf medio 2000 wordt gebruik gemaakt van een externe vermogensbeheerder. Bij de selectie is met name gekeken naar de onafhankelijkheid, de beleggingstijl, het risicobeheer, de wijze van rapporteren en de reputatie van de vermogensbeheerder. Om meer spreiding en onderlinge vergelijkbaarheid te verkrijgen en om het competititeelement in het vermogensbeheer in te bouwen wordt opnieuw een tweede vermogensbeheerder aangetrokken. -2- Risicovol beleggen Het deels risicovol beleggen is verantwoord om de volgende redenen: er is sprake van een lange beleggingshorizon in verband met de ontwikkeling van liquiditeitsbehoefte, pas na 2050 neemt de liquiditeitsbehoefte aanzienlijk toe; bij een lange beleggingshorizon daalt het risico van aandelen tot onder die van obligaties; er wordt gewerkt met professioneel vermogensbeheer; voor het vermogensbeheer geldt een beleggingsstatuut waarin asset-en regioallocatie en eisen aan kredietwaardigheid van bedrijven waarin qua aandelen en obligaties wordt belegd zijn voorgeschreven; het risico van een negatief maar ook van een positief beleggingsresultaat blijft, totdat de definitieve aanslag is opgelegd, voor rekening van de exploitanten; expliciete goedkeuring door de minister van Financiën en van BZK in het kader van de wet Fido. Duurzaam beleggen Beleggen in ondernemingen die vanuit milieu-oogpunt duurzaam produceren is onderwerp van onderzoek geweest. Duurzaam beleggen wordt van verschillende zijden waaronder onze vermogensbeheerder AZL ook uit een oogpunt van rendement een verantwoord beleggingsalternatief geacht. Uit kostenoogpunt zal worden gestart met een deel van de zakelijke waarden in reeds bestaande duurzame beleggingsfondsen te beleggen. Voor de nadere invulling hiervan wordt gestart met maximaal 10% van de zakelijke waarden te beleggen in beursgenoteerde duurzame beleggingsfondsen die als zodanig bijvoorbeeld in de Duurzaam Geld Gids (Consumentenbond, DHV, VBDO en VROM) worden aangemerkt. Na 3 jaar zal er worden geëvalueerd. Evaluatie beleggingsbeleid Naar aanleiding van het jaarverslag over 2001 heeft de commissie Financiën van 30 augustus 2002 gevraagd het beleggingsbeleid periodiek te beoordelen. Conform de toezegging aan de commissie is een extern advies ingewonnen over het beleggingsstatuut/beleid. Aan een onafhankelijk bureau (Zanders en Partners) is opdracht gegeven het beleggingsbeleid op een aantal specifieke punten te beoordelen. Naar aanleiding hiervan hebben wij een notitie voorgelegd aan de Bestuursraad met de aanbevelingen van dit bureau en is het beleggingsstatuut daarop aangepast. Zowel de Bestuursraad als het Algemeen Bestuur van het fonds hebben met het aangepaste statuut ingestemd. De wijzigingen zijn afzonderlijk toegelicht en gemarkeerd aangegeven in het aangepaste statuut. 's-Hertogenbosch, 9 december 2003 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Toelichting op de belangrijkste verschillen tussen het vigerende beleggingsbeleid/ het statuut en het thans voorgestelde beleggingsstatuut Nazorgfonds. In het aangepaste statuut zijn de verschillen gemarkeerd weergegeven. B. Uitgangspunten voor het vermogensbeheer. Ad 3. Het totale brutoresultaat van het vermogensbeheer wordt thans verfijnd toegerekend, waarbij rekening wordt gehouden met de behaalde resultaten over het voorafgaande jaar en een toerekening van het resultaat per kwartaal. In plaats van een toerekening van de in een jaar gemaakte kosten voor het beheer van het fonds op basis van de verhoudingen van de doelvermogens worden thans de kosten eveneens verdeeld op basis van de -3- verhouding van de gestorte hefingsvermogens. Ad 5. Het vermogensbeheer van het nazorgfonds wordt uitgevoerd door één of meer externe professionele vermogensbeheerders. om extra rendement te kunnen behalen ten opzichte van de benchmark en om gebruik te maken van de specifieke deskundigheid van een vermogensbeheerder. Ad 6. De toelichting is uitgebreid met de inmiddels wettelijk gestelde kaders. Vanuit de Wet fido is er sprake van een risicomijdend beleggen. C. Uitgangspunten voor het beleggingsbeleid Ad 1. Betreft een geactualiseerde toelichting. Ad 3. In de toelichting wordt onderscheid gemaakt in de activa en passiva voor en na de sluiting. Er is daarbij voorts een termijn gesteld waarbinnen de provincie gelden aan het fonds onttrekt. Ad 5. Betreft het tekstueel doorvoeren van de uitgangspunten van de Wet Fido in het beleggingsstatuut. Ad 6. Het verdient de voorkeur een risicograad (tracking error) als uitgangspunt te nemen voor het maximale risico dat in de portefeuille mag worden gelopen en dit verband met het kunnen controleren daarvan te onderbouwen. De bandbreedten voor beleggingen als gevolg van de Wet Fido zijn als maximaal te lopen risico’s opgenomen, t.w. maximaal 58 procent in zakelijke waarden en minder dan 42 procent in vastrentende waarden. Zie ook punt 9. Ad 7. Aan de hand van de (langste) historie van de geselecteerde benchmarks worden de rendementen opgenomen. Ad 9. Onder punt 6 is gekozen voor de tracking error. Het aangeven en onderbouwen van bandbreedte voor valutarisico is daarmee overbodig. Er is in de tracking error immers al een maximale afwijking / bandbreedte van de strategische richtlijn bepaald. Ad 11 en 14. In punt 5 worden als strategische richtlijn de basis uitgangspunten voor het beleggingsbeleid gekozen voor beleggen in 50 % zakelijke waarden en 50 % vastrentende waarden. Benadrukt wordt dat binnen deze richtlijn er een actief beleid qua looptijden, spreiding en rente voor vastrentende waarden wordt gevoerd. Overeenkomstig de Wet Fido behoren de obligaties van niet-financiële instellingen tot de zakelijke waarden. Derivaten mogen allen worden toegepast om schommelingen in de marktwaarde van de obligaties te beperken. Ad 12. Vooralsnog is gekozen voor belegging van maximaal 10 procent in duurzame beleggingsfondsen. D. Uitgangspunten voor de externe vermogensbeheerder (s) Ad 2, 3, 5 en 6 De uitgangspunten hebben betrekking op de regels, waarmee de externe vermogensbeheerder rekening moeten houden. Door de externe adviseur wordt voorgesteld de criteria voor de vermogensbeheerders aan te vullen op deze punten. Appendix 1: Hierin zijn in een bijlage de uitgangspunten van het vermogensbeheer en het beleggingsbeleid in de vorm van beleggingsrichtlijnen vertaald. -4-