Hoofdstuk 2: Weerstand van een geleider A. Risack weerstanden. • Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? 2 1 weerstanden. • Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? R~L 3 weerstanden. • Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? R~L R~1/A 4 2 weerstanden. • Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? Claude Pouillet 1791-1868 Fr. natuurkundige Wet van Pouillet R~L R R~1/A R~materiaal => materiaal constante = ρ ρ= soortelijke weerstand R. A L [ * m² * m] m [ .L A * mm² ] m 5 Pouillet • Tabel met de soortelijke weerstand of resistiviteit. (tabel VI blz.402) 6 3 Geleidbaarheid G 1 G R [ 1 1 S] 1 S [ ] *m m siemens [ S *m 1 ] * mm² mm² m 7 Oefeningen • Oef1 – Hoeveel is de weerstand van 1m koperdraad met een oppervlak van 0,75mm²? R L A R L 1 0,0175.10 6 0,02333 A 0,75.10 6 8 4 Oefeningen • Oef2 – Een lichtinstallatie met halogeenspots werkt op 12V (via transformator). – Men laat toe dat er een spanningsverlies optreedt van 1V in de verbindingsdraden; de transfo levert een spanning van 13V. • Hoe ver mag een lamp van 50W verwijderd zijn van de transfo, als de verbindingsdraad een oppervlak heeft van 0,75mm²? U? I? Rdraad 50W 13V Rdraad U? 12V 13 12 0,5V 2 P 50 P U *I I 4,1667 A U 12 U 9 Oefeningen • Oef2 – Een lichtinstallatie met halogeenspots werkt op 12V (via transformator). – Men laat toe dat er een spanningsverlies optreedt van 1V in de verbindingsdraden; de transfo levert een spanning van 13V. • Hoe ver mag een lamp van 50W verwijderd zijn van de transfo, als de verbindingsdraad een oppervlak heeft van 0,75mm²? 13 12 0,5V 2 P 50 P U *I I 4,1667 A U 12 U Rdraad 0,5V 0,120 4,1667 A Rdraad L A.Rdraad 0,75.10 6.0,120 L 5,14m A 0,0175.10 6 10 5 Oefeningen • Oef3 – Een lichtinstallatie met halogeenspots werkt op 12V (via transformator). – Men laat toe dat er een spanningsverlies optreedt van 1V; de transfo levert een spanning van 13V. • Bereken het minimale draadoppervlak om een lichtgroep van 3x50W op 9m van de transfo te voeden? P U *I I Rdraad Rdraad P 150 12 ,5 A U 12 0,5V 0,04 12,5 A L L 9 A 0,0175.10 6 3,94.10 6 m² A Rdraad 0,04 3,94mm² 11 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. R R0 0 T Temp [°C] 12 6 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. R R0 0 T Temp [°C] 13 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. R R0 0 T Temp [°C] 14 7 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. R RT R>0 R0 RT R0 RT 0 Temp [°C] T R ~ T R ~ materiaal materiaalcte temperatuurscoëfficiënt R ~ R0 R .R0 .T RT R0 .R0 .T RT R0 .(1 .T ) R R0 .T 15 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. R RT R>0 R0 T 0 T RT R0 .(1 .T ) –Eenheid van α? [ Temp [°C] R R0 .T 1 1 K 1 ] .C C K 16 8 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. – Soorten temperatuurscoëfficiënten. R RT R>0 R0 T 0 Temp [°C] T R R0 . T • T>0 en R>0 => α>0 17 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. – Soorten temperatuurscoëfficiënten. R R0 R<0 RT T 0 T Temp [°C] R R0 . T • T>0 en R<0 => α<0 18 9 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. – Soorten temperatuurscoëfficiënten. R R0 R=0 T 0 Temp [°C] T R R0 . T • T>0 en R=0 => α=0 19 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. – Soorten temperatuurscoëfficiënten. R α>0 PTC RT R>0 R0 α=0 α<0 NTC T 0 T Temp [°C] 20 10 Temperatuursinvloed op weerstanden. • Weerstand is afhankelijk van temperatuur. – Tabel temperatuurscoëfficiënten. (tabel VI blz. 402) 21 Atoomstructuur. • Een atoom bestaat uit een kern waar elektronen rond draaien. Vb. een aluminiumatoom: • Elk elektron heeft een negatieve lading Qe= ‐1,602.10‐19C; massa = 9,1093897.10‐31 kg • De kern: – Protonen: Qp= +1,602.10‐19C ; massa = 1,6726231.10‐27 kg Atoom heeft evenveel protonen als elektronen = neutraal. – Neutronen: elektrisch neutraal; massa = 1,67492896.10‐27 kg 22 11 Atoomstructuur. • Elektronen bewegen op “schillen” • Baan = elliptisch; schematisch cirkelvormig getekend. Li atoom O atoom 1 = elektronenbanen en elektronenschillen. 2 = schematische voorstelling. Atomen hebben neiging om hun buitenschil voltallig te maken = scheikundig stabiel. K schil voltallig = 2 elektronen; Andere schillen voltallig = 8 elektronen. 23 Atoomstructuur. • Vrije ladingen. – Elektronen die bewegen van de buitenschil van het ene atoom naar de buitenschil van een ander atoom. – Metalen (geleiders) vormen een kristalrooster bestaande uit positieve ionen en daartussen vrije elektronen. Vb. koper: – Geleiders zoals Cu, Ag, Au, enz. hebben +/‐ 1020 vrije ladingen per mm3 ; 1,2 of 3 e‐ – Isolatoren hebben er praktisch geen. 6, 7 of 8 e‐ – Halfgeleiders … ; 4 e‐ 24 12 Geleiding • Geleiding in vaste stoffen. – Via de vrije ladingen – Hoofdstuk 2 in boek Op ‘t Roodt. • Geleiding in vloeistoffen. – ionen • Geleiding in gassen. – Ionisatie van het gas o.i.v. grote elektrische veldsterkte – Vb. lucht 1000V/cm – Hoofdstuk 19 in boek. • Geleiding in halfgeleiders. • Geleiding in vacuüm. http://users.khbo.be/risack/teksten/Elektriciteit/Theorie/Bijlage %201%20Vacuum.pdf 25 6 Weerstanden 1 Draadweerstanden 2 Massaweerstanden 3 Koolstofweerstand 4 Potentiometer ‐ Rheostaat 26 13 7 Variabele weerstanden • 1 De NTC‐weerstand of thermistor – < 0; tussen ‐0,8 en ‐5%/°C – cst – “Zero‐power resistance” en de “Self‐heating resistance”. 27 7 Variabele weerstanden • 2 De PTC‐weerstand – > 0; +7 tot +90%/°C – cst – “Silistor”. ( 1%/°C) – PT100, PT1000, (PT2000) RPt100 = 100 + 0,385 055 × T • 100 bij 0°C 28 14 7 Variabele weerstanden • 3 De spanningsafhankelijke weerstand (VDR) – Varistor • 4 De lichtgevoelige weerstand (LDR) – R als licht 29 15