Overeenkomst Centrum voor Jeugd en Gezin Voorne Putten

advertisement
Concept
Overeenkomst Centrum voor Jeugd en Gezin Voorne Putten
De gemeentebesturen van
Bernisse
Brielle
Hellevoetsluis
Spijkenisse
Westvoorne
en
Het bevoegd gezag van
Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam;
Careyn, aanbieder van jeugdgezondheidszorg 0-4
Stichting CJG Rijnmond
Careyn, aanbieder van algemeen, - en schoolmaatschappelijk werk
Flexus/Jeugdplein, aanbieder van schoolmaatschappelijk werk en geïndiceerde jeugdzorg
Overwegende
dat de vijf gemeentebesturen van Voorne-Putten o.a. tot taak hebben regie te voeren in het
jeugdbeleid;
dat deze vijf gemeentebesturen daarom samen met de partners een Centrum voor Jeugd en Gezin
realiseren;
dat de samenwerking in dit Centrum voor Jeugd en Gezin tot doel heeft om jeugdigen en hun
opvoeders die in de vijf gemeenten van Voorne-Putten wonen goed toegankelijke, effectieve en
sluitende zorg te bieden;
In aanmerking nemende:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
Wet maatschappelijke ondersteuning;
Wet bescherming persoonsgegevens;
Wet op de Jeugdzorg, inclusief de voorgestelde wijziging (hier volgt nog een aanduiding van actuele
versie van het wetsvoorstel] van deze wet in verband met het Centrum voor Jeugd en Gezin;
Wet publieke gezondheid;
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst;
Samenwerkingsovereenkomst Verwijsindex Risico’s jeugdigen Voorne-Putten;
Het Plan van Aanpak Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak;
De subsidieverordeningen van de gemeenten van Voorne-Putten.
Maken de volgende afspraken:
Artikel 1
Begripsbepalingen
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
1
andere instelling
casusoverleg
CJG
CJG-coördinator
cliënt
fysiek CJG
gemeentelijke/regionale organisatie
sluitende aanpak
GOSA/ROSA-regisseur
jeugdige
CJG overleg
opvoeder
opschaling
partner
organisatie niet zijnde een partner, die zorg biedt aan
jeugdigen en of hun opvoeders;
ieder multidisciplinair overleg van beroepskrachten van twee
of meer partners of van andere instellingen dat tot doel heeft
een plan van aanpak te maken voor de zorg aan een cliënt,
de uitvoering van de zorg op elkaar af te stemmen en/of deze
uitvoering te volgen;
het samenwerkingsverband van de partners dat is gericht op
het uitoefenen van de functies van het Centrum voor Jeugd en
Gezin;
de functionaris die de taken in het CJG coördineert,
regisseert en monitort;
de jeugdige en/of zijn opvoeder;
het op een bepaalde, goed voor het publiek toegankelijke
plaats binnen de vijf gemeenten uitoefenen van de informatieen adviesfunctie van het CJG in combinatie met drie andere
functies van het CJG: het bieden van licht pedagogische
hulp,het zonodig doorgeleiden van cliënten en het uitvoeren
van zorgcoördinatie;
de samenwerking tussen de CJG-partners en alle andere
instellingen die contacten onderhouden met jeugdigen en hun
opvoeders, gericht op een geïntegreerde, sluitende aanpak
van hun problematiek, daaronder ook begrepen de opschaling
naar de GOSA/ROSA-regisseur;
de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de
gemeentebesturen een aanwijzing kan geven in geval van
stagnatie in de zorg door;
- hulpverlenende instanties en/of; (proces)
- tegenwerking van jeugdige of zijn opvoeder(s) (inhoud).
De aanwijzing is gericht op het opheffen van de stagnaties
opdat jeugdigen en hun opvoeders de zorg ontvangen die zij
behoeven;
persoon tot 23 jaar die in een van de vijf gemeenten van
Voorne-Putten woont of verblijft;
het overleg bestaande uit de voorzitter, de vice-voorzitter en
de CJG-coördinator dat: de vergaderingen van de Stuurgroep
CJG voorbereidt, op basis van een besluit van de Stuurgroep
CJG taken van de Stuurgroep CJG zelfstandig uitvoert en de
Stuurgroep CJG in contacten met derden op verzoek van de
Stuurgroep CJG vertegenwoordigt;
de persoon die een jeugdige, al dan niet als ouder, in zijn
gezin verzorgt en opvoedt;
Bij stagnaties van casuïstiek binnen het CJG kan de CJGcoördinator besluiten een casus op te schalen binnen het
escalatiemodel. De opschaling kan zowel op inhoud als op
proces plaatsvinden. De GOSA/ROSA-regisseur kan (via de
wethouder) aan een organisatie (proces) of aan jeugdige en/of
ouders (inhoud) een aanwijzing geven;
instelling of organisatie die zorg biedt en in dat verband
binnen het CJG samenwerkt en deze overeenkomst heeft
ondertekend;
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
2
persoonsgegeven
stuurgroep CJG
wettelijk vertegenwoordiger
zorg
zorg- en adviesteam
zorgcoördinatie
zorgcoördinator/casusregisseur
elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon;
hoogste adviesorgaan van het samenwerkingsverband van de
partners dat tot taak heeft de samenwerking van de partners
te bevorderen en te volgen en beleid daarvoor te ontwikkelen.
Besluitvorming vindt plaats in de colleges B&W van de
gemeenten;
de ouder of de voogd die het gezag over een minderjarige
jeugdige uitoefent;
ondersteuning, begeleiding, leerlingbegeleiding in het
onderwijs en hulp aan jeugdigen en hun opvoeders bij
opgroei- en opvoedvragen en opgroei- en opvoedproblemen,
alsmede het beslissen over een aanspraak op geïndiceerde
(jeugd)zorg en het signaleren van opgroei- en opvoedvragen
of zodanige problemen;
het multidisciplinair team dat problemen van leerlingen
signaleert en op basis van een probleemanalyse een plan van
aanpak vaststelt en de uitvoering daarvan volgt;
afstemming door een in het plan van aanpak aangewezen
beroepskracht van de zorg die vanuit verschillende personen
en instellingen aan een jeugdige, aan zijn opvoeder(s) en aan
de andere leden van zijn gezin wordt geboden;
de in het plan van aanpak aangewezen beroepskracht die de
zorgcoördinatie uitvoert.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
3
I.
ALGEMENE BEPALINGEN OVER DE SAMENWERKING TUSSEN DE PARTNERS VAN
HET CJG
Artikel 2
Signaleren van en effectief inspelen op vragen, problemen en risico’s
1. Vanuit de intentie om alle jeugdigen en hun opvoeders in Voorne-Putten de zorg te bieden die
zij nodig hebben, zijn de partners in hun contacten met cliënten attent op opgroei- en
opvoedvragen en -problemen, op signalen dat jeugdigen het risico lopen in hun ontwikkeling te
worden belemmerd en op signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld.
2. Signaleert een partner vragen, problemen, risico’s of signalen zoals bedoeld in lid 1, dan draagt
hij er zorg voor dat de cliënt passende zorg wordt geboden en spant hij zich zonodig in de cliënt
te motiveren voor deze zorg. Kan de partner zelf geen passende zorg bieden, dan leidt hij de
cliënt door naar een partner of naar een andere instelling die deze zorg wel kan bieden.
3. Signaleert de partner een risico dat de jeugdige wordt belemmerd in zijn ontwikkeling, dan
maakt hij daarnaast gebruik van de verwijsindex, conform het samenwerkingsconvenant
verwijsindex risico’s jeugdigen Voorne-Putten.
4. Bestaat bij de partner het vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling of
van huiselijk geweld tussen meerderjarigen, dan doet hij daarnaast een melding bij het Advies
en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of bij het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld
(ASHG) conform de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van het CJG.
Artikel 3
Gezamenlijke aanpak en zorgcoördinatie
1. Indien meer partners zorg bieden aan een cliënt, overleggen deze partners met elkaar om een
gezamenlijke aanpak vast te stellen.
2. Indien via de verwijsindex risico’s jeugdigen duidelijk wordt dat er meer partners betrokken zijn
bij een jeugdige, neemt de zorgcoördinator (casusregisseur) zoals aangewezen in het
convenant verwijsindex risico’s jeugdigen het initiatief tot het overleg zoals bedoeld in lid 1. Hij
draagt er zorg voor dat er een gezamenlijke aanpak tot stand komt. Indien anders dan via de
verwijsindex aan een partner bekend wordt dat andere partners ook zorg bieden aan een cliënt,
dan neemt de zorgcoördinator het initiatief tot dit overleg. Hij draagt er zorg voor dat er een
gezamenlijke aanpak tot stand komt. Het aanwijzen van de partner die de zorgcoördinatie heeft,
verloopt via het schema dat ook voor de zorgcoördinatie is opgenomen in het
samenwerkingsconvenant van de verwijsindex risico’s jeugdigen Voorne-Putten.
3. De via het schema zoals bedoeld in lid 2 aangewezen zorgcoördinator overlegt met een andere
partner indien de zorgcoördinator meent dat de zorgcoördinatie beter kan worden overgedragen
aan deze andere partner in verband met de specifieke problematiek van de cliënt en of vanwege
de specifieke expertise van de andere partner. Neemt de andere partner de zorgcoördinatie
over, dan wordt dit vastgelegd in de gezamenlijke aanpak.
4. De gezamenlijke aanpak zoals bedoeld in lid 2 en lid 3 bevat in ieder geval:
- een beschrijving van de problemen en hulpvragen van de cliënt;
- een beschrijving van het plan van aanpak en van de effecten die met deze gezamenlijke
aanpak worden beoogd;
- de namen van de partners met een omschrijving van de onderdelen van de gezamenlijke
aanpak die ieder van hen zal uitvoeren;
- een beschrijving van de wijze waarop de cliënt vanaf 12 jaar en of zijn wettelijk
vertegenwoordiger indien de cliënt nog geen 16 jaar oud is, is betrokken bij het opstellen
van de gezamenlijke aanpak en of hij met deze aanpak instemt;
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
4
- de naam van de partner die als zorgcoördinator optreedt.
5. Indien aan een partner bekend wordt dat hij, samen met andere partners, zorg biedt aan meer
leden van één gezin, zijn de leden 3, 4 en 5 van toepassing. Het overleg komt in dat geval tot
één gezamenlijke aanpak voor de zorg aan alle gezinsleden.
6. Stagneert het opstellen van een gezamenlijke aanpak, omdat de partners niet goed
samenwerken, of omdat een partner weigert een onderdeel van de zorg uit te voeren, dan stelt
de zorgcoördinator, of een bij het plan betrokken partner, het escalatiemodel zoals omschreven
in artikel 9 in werking indien hij meent dat de cliënt verstoken blijft van zorg die deze cliënt
dringend behoeft.
7. Indien bij het overleg, zoals bedoeld in lid 2 en lid 3, blijkt dat ook andere instellingen zorg
bieden aan een cliënt of aan een gezin, worden deze instellingen bij het overleg betrokken en
worden zij dringend uitgenodigd om mee te werken aan het opstellen van een gezamenlijke
aanpak.
Artikel 4
Uitvoering van de zorgcoördinatie
1. In geval er door meer partners zorg wordt geboden, volgt de zorgcoördinator de geboden zorg
en de effecten daarvan. Daartoe informeren de partners die onderdelen van de gezamenlijke
aanpak uitvoeren, de zorgcoördinator over:
- de start, de afsluiting en de effecten van de geboden zorg;
- het tussentijds afbreken van de geboden zorg en de oorzaak daarvan;
- het stelselmatig niet verschijnen van de cliënt op momenten dat hem zorg zou worden
geboden en de mogelijke oorzaken daarvan;
- het doorgeleiden van een cliënt naar een andere partner of naar een andere instelling.
2. In geval van stagnaties in de uitvoering van de gezamenlijke aanpak treft de zorgcoördinator, in
overleg met de betrokken partners, de maatregelen die nodig zijn om de gezamenlijke aanpak
alsnog uit te voeren. Zo nodig past hij, eveneens in overleg met de betrokken partners, de
gezamenlijke aanpak aan in verband met de gewijzigde situatie van de cliënt, of van de aard en
ernst van de problematiek. Indien nodig betrekt hij andere partners en andere instellingen bij het
opstellen en uitvoeren van de gewijzigde gezamenlijke aanpak. Op een gewijzigde gezamenlijke
aanpak zijn de leden 5 en 6 van artikel 3 van toepassing.
3. Stagneert de uitvoering van de (al dan niet gewijzigde) gezamenlijke aanpak, omdat de partners
niet goed samenwerken, of omdat een partner niet bereid is om de zorg zoals opgenomen in de
gezamenlijke aanpak te bieden, dan stelt de zorgcoördinator, of een bij de zorg betrokken
partner, het escalatiemodel zoals omschreven in artikel 9 in werking indien hij meent dat de
cliënt verstoken blijft van zorg die deze cliënt dringend behoeft.
Artikel 5
Doorgeleiden van een cliënt
1. Indien een partner vaststelt dat hij een cliënt geen passende zorg kan bieden, geleidt hij de
cliënt door naar een partner, of een andere instelling, die de cliënt wel passende zorg kan
bieden. Voordat hij de cliënt doorgeleidt, overtuigt hij zich ervan dat de partner, of de andere
instelling, in staat en bereid is om de cliënt binnen een, gelet op de aard en de ernst van
problematiek van de cliënt, redelijke termijn passende zorg te bieden.
2. De partner die de cliënt doorgeleidt, draagt er zorg voor dat mogelijke drempels die de cliënt
weerhouden om zich in verbinding te stellen met de ontvangende partner of instelling, worden
weggenomen. Bij het beoordelen van de maatregelen die daarvoor nodig zijn, laat de
doorgeleidende partner zich leiden door:
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
5
de ernst van de problematiek van de cliënt;
de mogelijkheden van de cliënt,
de motivatie van de cliënt;
de gevolgen die het voor de cliënt en zijn gezinsleden kan hebben indien hem geen
passende zorg wordt geboden.
3. De ontvangende partner zendt de doorgeleidende partner een bericht van aankomst nadat hij
een eerste contact met de cliënt heeft gehad.
4. Blijkt uit het overleg zoals bedoeld in lid 1, dat de ontvangende partner de cliënt passende zorg
kan bieden, maar dat de cliënt enige tijd op deze zorg zal moeten wachten in verband met een
wachtlijst, dan beoordelen de doorgeleidende en de ontvangende partner samen of, en zo ja
welke, zorg bij wijze van overbrugging aan de cliënt moet worden geboden.
5. Indien de partners zoals bedoeld in lid 4, van mening zijn dat zorg ter overbrugging noodzakelijk
is, is de doorgeleidende partner daar voor verantwoordelijk, totdat de partner of andere instelling
die de overbruggende zorg zal gaan bieden hem een bericht van aankomst van de cliënt heeft
gezonden.
-
Artikel 6
1.
2.
3.
4.
5.
Vastleggen van (persoons)gegevens en ter beschikking stellen aan andere
partners
Iedere partner draagt er zorg voor dat hij de voor de zorg noodzakelijke (persoons)gegevens
van de cliënt op een zorgvuldige wijze vastlegt.
Iedere partner draagt er daarnaast zorg voor dat hij ook gegevens vastlegt over:
- de doorverwijzing van een cliënt;
- het verzenden of ontvangen van het bericht van aankomst dat de ontvangende partner aan
de doorverwijzende partner heeft verzonden;
- een melding die hij heeft gedaan in de verwijsindex risico’s jeugdigen en het signaal dat hij
na een match heeft ontvangen;
- de samenwerking met een of meer partners in de geboden zorg aan een cliënt;
- het in werking stellen van het escalatiemodel zoals bedoeld in artikel 9.
Indien een cliënt, in verband met zijn hulpvraag, door een partner naar een andere partner
wordt doorgeleid, draagt de doorgeleidende partner er zorg voor dat de relevante (persoons)
gegevens over de cliënt voor de ontvangende partner beschikbaar komen.
De partner die in verband met een doorgeleiding (persoons)gegevens van een cliënt van de
doorgeleidende partner ontvangt, baseert zich, behoudens correcties en bezwaren van een
cliënt, op de van de doorgeleidende partner ontvangen (persoons)gegevens, inclusief door
deskundigen en bevoegden opgestelde analyses, beoordelingen en diagnoses. De
(persoons)gegevens worden door de ontvangende partner niet opnieuw verzameld,
geanalyseerd of beoordeeld, tenzij er gerede twijfel rijst bij de ontvangende partner over de
juistheid van deze gegevens. In dit laatste geval voeren de twee betrokken partners eerst
overleg over de juistheid van de gegevens, voordat de ontvangende partner zelf opnieuw
gegevens gaat verzamelen, analyseren of beoordelen.
Partners die cliënten naar elkaar doorgeleiden, of via doorgeleiding van elkaar ontvangen,
informeren elkaar nauwgezet over de (persoons)gegevens die zij van elkaar nodig hebben.
Zij voorkomen dubbele intakes en extra informatieronden in verband met indicaties en andere
wettelijke eisen verbonden aan de zorg.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
6
Artikel 7
Bereikbaarheid
Iedere partner draagt er zorg voor dat hij op uitvoerend niveau en op managementniveau goed
bereikbaar is voor de andere partners voor het voeren van overleg over de zorg aan een cliënt.
Deze bereikbaarheid realiseert hij o.a. door het aanwijzen van contactpersonen en door het actueel
houden van overzichten met de contactgegevens van deze personen.
Artikel 8
Eigen verantwoordelijkheid van iedere partner
1. Ondanks de intensieve samenwerking tussen de partners met als doel de zorg aan cliënten
zoveel mogelijk te bieden in de vorm van een gezamenlijke aanpak, blijft iedere partner, ten
opzichte van de cliënt en ten opzichte van de andere partners, zelf verantwoordelijk voor:
- de kwaliteit van de zorg die hij aan een cliënt biedt;
- het volgen van de resultaten daarvan;
- het doorgeleiden van de cliënt naar een partner of naar een andere instelling indien hij
vaststelt dat hij zelf niet in staat is om passende zorg te bieden;
- het, via de zorgcoördinator, initiatief nemen voor nieuw overleg met de bij de zorg betrokken
partners indien blijkt dat de cliënt, door welke oorzaak dan ook, niet de zorg ontvangt die hij
dringend behoeft;
- het tijdig inwerkingstellen van het escalatiemodel als de cliënt verstoken blijft van de zorg
die hij dringend behoeft.
Artikel 9
Escalatiemodel voor opschaling stagnerende zorg aan een cliënt
1. Indien een cliënt verstoken blijft van de zorg die hij dringend behoeft, omdat de partners niet
goed samenwerken, of omdat een of meer partners weigeren de noodzakelijke zorg te bieden,
treedt de zorgcoördinator binnen twee werkdagen in overleg met de betrokken partner(s). In dit
overleg onderzoekt de zorgcoördinator de oorzaken van de stagnatie en maakt hij afspraken
over de uitvoering van de zorg. In dit overleg wordt vastgelegd: wie, op welke termijn, welke
onderdelen van de (al dan niet gewijzigde) gezamenlijke aanpak zal uitvoeren.
2. Leidt het overleg, zoals bedoeld in lid 1, niet tot afspraken over het direct uitvoeren van de zorg,
dan legt de zorgcoördinator, binnen twee werkdagen, de stagnatie voor aan de CJG-coördinator
die binnen twee werkdagen contact zoekt met leidinggevenden van de betrokken partners om te
komen tot afspraken zoals omschreven in lid 1.
3. Leidt het overleg van de CJG-coördinator met de leidinggevenden, zoals bedoeld in lid 2, niet tot
afspraken over het op korte termijn bieden van de zorg die de cliënt dringend behoeft, dan meldt
de CJG-coördinator de stagnerende zorg bij de GOSA/ROSA-regisseur die de beslissingen
neemt die noodzakelijk zijn om de cliënt de zorg te bieden die hij dringend behoeft. Zo nodig
verzoekt de GOSA/ROSA-regisseur de wethouder van de gemeente van de woonplaats van de
jeugdige om een of meer partners een aanwijzing te geven om de cliënt de zorg te bieden die hij
dringend behoeft.
4. Indien een beroepskracht werkzaam bij een partner meent dat het uitblijven van zorg, zoals
bedoeld in lid 1, wordt veroorzaakt door onvoldoende zorgcoördinatie en de zorgcoördinator
blijkt, na een verzoek van de beroepskracht, niet bereid of in staat om zijn taken zodanig te
vervullen dat de zorg alsnog wordt geboden, legt de beroepskracht het uitblijven van zorg voor
aan de CJG-coördinator waarna lid 3 en 4 van dit artikel van toepassing zijn.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
7
Artikel 10
Escalatiemodel in geval van structurele stagnaties in de samenwerking tussen
de partners
1. Indien een partner meent dat een andere partner structureel tekortschiet in het bieden van zorg
aan cliënten, of in het nakomen van de samenwerkingsafspraken, neemt de partner zo spoedig
mogelijk contact op met de andere partner om de onvrede te bespreken. Het overleg tussen de
partners heeft tot doel om samen te bezien welke maatregelen moeten worden genomen om de
zorg aan cliënten, of de samenwerking met de partner(s) te optimaliseren.
2. Leidt het overleg zoals bedoeld in lid 1, naar het oordeel van (een van) de partner(s), niet tot
een bevredigende uitkomst dan kan hij, of kunnen zij, de onvrede voorleggen aan de stuurgroep
CJG. Slaagt de stuurgroep er niet in de onvrede weg te nemen, dan wordt de onvrede
voorgelegd aan het gemeentebestuur die de betrokken partners zonodig aanwijzingen kan
geven over de naleving van deze overeenkomst gericht op het opheffen van de structurele
stagnaties in de zorg.
Artikel 11
De positie van de cliënt
1. De partners spannen zich in de cliënt vanaf 12 jaar, en of zijn wettelijk vertegenwoordiger indien
de cliënt nog geen 16 jaar oud is, vroegtijdig te betrekken bij het ontwikkelen van een
gezamenlijke aanpak van zijn problematiek en zoveel mogelijk in te spelen op zijn wensen en
behoeften.
2. Indien de gezamenlijke aanpak wordt geboden in een vrijwillig kader, vraagt de zorgcoördinator
namens de betrokken partners, voordat de aanpak wordt uitgevoerd, toestemming voor deze
aanpak aan de cliënt vanaf 12 jaar en aan zijn wettelijk vertegenwoordiger, indien hij nog geen
16 jaar oud is. Wordt deze toestemming niet gegeven, dan wordt bezien of, en zo ja op welke
wijze, in de gezamenlijke aanpak tegemoet kan worden gekomen aan de bezwaren van de
cliënt en of zijn wettelijk vertegenwoordiger.
3. De partners dragen er zorg voor dat de cliënt en of zijn wettelijk vertegenwoordiger over de
uitkomsten van het overleg over de (wijziging van de) gezamenlijke aanpak zo spoedig mogelijk
wordt of worden geïnformeerd.
4. De partners dragen er zorg voor dat er laagdrempelige, goed toegankelijke vormen van
medezeggenschap in het leven worden geroepen zodat cliënten mee kunnen spreken over en
invloed uit kunnen oefenen op de wijze waarop de partners hun samenwerking organiseren.
5. De partners dragen er zorg voor dat hun klachtenprocedures zo worden aangepast dat de cliënt
met zijn onvrede over de samenwerking tussen twee of meer partners, of over zorg die door
twee of meer partners gezamenlijk wordt geboden, zich tot de klachtencommissie kan wenden
van de instelling bij wie de zorgcoördinator werkzaam is.
6. De partners dragen er daarnaast zorg voor dat informeel door cliënten geuite onvrede over de
samenwerking tussen de partners en over de door de partners gezamenlijk geboden zorg wordt
geanalyseerd met het doel de samenwerking en de gezamenlijke zorg te verbeteren.
Artikel 12
Advies- en informatiefunctie en fysiek CJG
1. De partners dragen er zorg voor dat er minimaal op één door de stuurgroep CJG aan te wijzen
plaats in iedere gemeente een fysiek CJG wordt ingericht waar:
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
8
jeugdigen en hun opvoeders terecht kunnen met hun opgroei- en opvoedvragen;
ook niet expliciet gestelde opgroei- en opvoedvragen worden gesignaleerd en zo
mogelijk worden beantwoord;
- licht pedagogische hulp wordt geboden zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke
ondersteuning;
- jeugdigen en hun opvoeders zonodig worden doorgeleid naar een partner of een andere
instelling die de zorg kan bieden die zij nodig hebben;
- informatie en advies wordt gegeven aan beroepskrachten over opgroeien en opvoeden.
2. Stellen de partners vast dat er regelmatig vragen of problemen aan de medewerkers van het
fysieke CJG worden gesteld waarvoor de expertise van een partner noodzakelijk is die niet in
het fysieke CJG aanwezig is, dan maken de partners afspraken dat deze expertise via het
informatie- en adviespunt, regelmatig op locatie beschikbaar komt, zodat cliënten in geval van
doorgeleiding op locatie een eerste beroep kunnen doen op deze expertise.
3. Op minimaal één door de stuurgroep CJG aan te wijzen plaats in de gemeente wordt door
middel van brochures, folders en andere communicatiekanalen informatie gegeven aan
jeugdigen en hun opvoeders over opvoeden en opgroeien en worden zij gewezen op de
diensten die het fysieke CJG hen kan bieden.
4. De partners dragen er tevens zorg voor dat de informatie- en adviesfunctie van het CJG, zoals
omschreven in lid 3, ook digitaal wordt aangeboden.
-
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
9
II.
POSITIE EN TAAK VAN HET CJG BINNEN DE REGIONALE/GEMEENTELIJKE
ORGANISATIE SLUITENDE AANPAK
Artikel 13
Samenwerking met andere instellingen binnen de regionale/gemeentelijke
organisatie sluitende aanpak
1. De partners van het CJG nemen deel aan de gemeentelijke/regionale organisatie sluitende
aanpak.
2. De partners werken conform de bepalingen van de artikelen 2 tot en met 9 van deze
overeenkomst samen met andere instellingen die deelnemen aan de gemeentelijke/regionale
organisatie sluitende aanpak.
III.
CASUSOVERLEG BINNEN DE REGIONALE/GEMEENTELIJKE ORGANISATIE SLUTENDE
AANPAK
Artikel 14
Casusoverleg binnen het CJG en verantwoordelijkheid van de CJG-coördinator
Alle vormen van casusoverleg in het kader van de gemeentelijke/regionale organisatie sluitende
aanpak worden ondergebracht binnen het CJG, voor zover zij mede tot doel hebben om aan
jeugdigen en hun opvoeders, goed toegankelijke, effectieve en sluitende zorg te bieden, al dan niet
als onderdeel van een bredere sluitende aanpak. In het kader van deze bredere sluitende aanpak is
op al deze vormen van casusoverleg ook het escalatiemodel van toepassing zoals omschreven in
artikel 9.2. De CJG-coördinator draagt er zorg voor dat de verschillende casusoverleggen beschikken
over een voorzitter en over secretariële ondersteuning.
Artikel 15
Deelname aan een casusoverleg van andere instellingen die geen partner zijn
van het CJG
1. Voordat andere instellingen die geen partner zijn, deel gaan nemen aan een of meer
casusoverleggen zoals bedoeld in artikel 14, draagt de CJG-coördinator er zorg voor dat zij
geïnformeerd worden over de wijze waarop de CJG-partners samenwerken op casusniveau
zoals omschreven in de artikelen 2 tot en met 9 van deze overeenkomst.
2. Voorwaarde voor deelname van een andere instelling zoals bedoeld in lid 1 aan een of meer
casusoverleggen die zijn ondergebracht binnen het CJG, is dat het bevoegd gezag van deze
instelling een verklaring ondertekent waaruit blijkt dat de instelling instemt met de werkwijze
zoals bedoeld in lid 1.
Artikel 16
Samenwerking met zorg- en adviesteams
De CJG-coördinator draagt er zorg voor dat een plan van aanpak voor de zorg die in een zorg- en
adviesteam voor een jeugdige wordt vastgesteld, wordt afgestemd op het plan van aanpak voor de
zorg die voor dezelfde jeugdige is vastgesteld in een casusoverleg dat is ondergebracht binnen het
CJG.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
10
IV.
TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE STUURGROEP CJG, DE CJGCOÖRDINATOR EN DE GEMEENTEBESTUREN
Artikel 17
De Stuurgroep CJG
1. De partners richten, onder regievoering van de gemeenten, een Stuurgroep CJG in die de
verantwoordelijkheid draagt voor de samenwerking van de partners. De Stuurgroep CJG heeft
als taken:
- het bevorderen van de samenwerking tussen de partners;
- het volgen van deze samenwerking en van de resultaten daarvan;
- het ontwikkelen van beleid dat de samenwerking bevordert;
- het afleggen van verantwoording aan de gemeentebesturen over de samenwerking
van de partners en de resultaten daarvan;
- het signaleren van trends en het formuleren van eventuele adviezen voor het te
volgen jeugdbeleid;
- het adviseren van de gemeentebesturen over het te volgen jeugdbeleid
2. De Stuurgroep CJG bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere kernpartner, de CJGcoördinatoren en een vertegenwoordiging namens de gemeenten.
3. Iedere partner verleent aan zijn vertegenwoordiger in de Stuurgroep CJG mandaat om, op
basis van deze overeenkomst, in de Stuurgroep CJG namens zijn instelling overleg te voeren
en besluiten te nemen over de samenwerking. Iedere partner wijst daarnaast een functionaris
aan die als vervanger van deze vertegenwoordiger optreedt en in geval van vervanging
hetzelfde mandaat heeft.
4. De partners dragen er zorg voor dat hun vertegenwoordiger of zijn vervanger aanwezig is bij
de vergaderingen van de Stuurgroep CJG.
5. De besluiten van de Stuurgroep CJG zijn gebaseerd op de verantwoordelijkheid voor de
samenwerking en op de taken van de Stuurgroep CJG zoals omschreven in lid 1.
6. Gelet op de aard van de samenwerking en op de positie van de Stuurgroep CJG, vindt
besluitvorming in de Stuurgroep CJG plaats op basis van instemming van alle leden van de
Stuurgroep CJG die aan de betreffende vergadering van de Stuurgroep CJG deelnemen.
Besluitvorming is eveneens mogelijk indien een of meer leden zoals bedoeld in lid 5 zich
onthouden van een oordeel over het te nemen besluit en de overige leden instemmen met het
besluit.
7. De agenda voor de vergadering van de Stuurgroep CJG wordt één week voor de
vergaderdatum toegezonden aan de partners. De agenda bevat in ieder geval de
onderwerpen waarover de Stuurgroep CJG een besluit zal gaan nemen en een toelichting
daarop.
8. De Stuurgroep CJG wordt voorgezeten door een gemeentelijk vertegenwoordiger en van de
bijeenkomsten vindt verslaglegging plaats door een notulist.
9. De vertegenwoordiger van de gemeente treedt op als voorzitter van de Stuurgroep CJG die
als zodanig:
- contacten met de partners onderhoudt en de samenwerking tussen de partners
bevordert;
- de samenwerking tussen de partners en de effecten daarvan volgt en daarover
rapporteert aan de Stuurgroep CJG;
- knelpunten in de samenwerking tussen de partners signaleert, de Stuurgroep CJG
daarover informeert en in overleg met betrokkenen, oplossingen daarvoor aandraagt;
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
11
als lid van de kerngroep de vergaderingen van de Stuurgroep CJG voorbereidt;
als van de Stuurgroep CJG toeziet op de uitvoering van de besluiten van de
vergaderingen van de Stuurgroep CJG en zorg draagt voor de verslaglegging van
deze vergaderingen;
- beleidsmatige en cijfermatige gegevens verzamelt, of laat verzamelen, met
betrekking tot de samenwerking tussen de partners en de resultaten daarvan ten
behoeve van het afleggen van verantwoording door de Stuurgroep CJG zoals bedoeld
in artikel 16 lid 1
10. De Stuurgroep CJG kan uit zijn midden een aantal leden aanwijzen die in een werkgroep
worden belast met de voorbereiding van een of meer besluiten van de Stuurgroep CJG.
-
Artikel 18
Overgangsclausule voor de stuurgroep
1. De stuurgroep CJG zoals benoemd in artikel 17 treedt in werking vanaf 1-1-2011.
2. De projectgroep CJG Bernisse/Spijkenisse begeleidt tot 1-1- 2011 de implementatie van het CJG
in de gemeenten Bernisse en Spijkenisse, conform de afspraken die de gemeenten Bernisse en
Spijkenisse hebben gemaakt in de overeenkomst inzake de samenwerking met betrekking tot de
realisatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin.
3. De projectgroep CJG van de gemeenten Hellevoetsluis, Brielle en Westvoorne begeleidt tot
1-1-2011 de implementatie c.q. verdere uitrol van de CJG’s in deze drie gemeenten.
Artikel 19
De CJG-coördinator
1. De CJG-coördinator geeft leiding aan het werkproces binnen het fysieke en digitale CJG.
2. De CJG-coördinator draagt procesverantwoordelijkheid voor de casusoverleggen die zijn
ondergebracht binnen het CJG, zoals omschreven in artikel 14 en 15.
3. De CJG-coördinator is lid van de stuurgroep CJG.
4. De CJG-coördinator kan niet tevens als vertegenwoordiger van een partner aan de
Stuurgroep CJG deelnemen.
Artikel 20
De positie van de medewerkers die werkzaam zijn in de werkorganisatie
1. De medewerkers van de partners die hun taken uitvoeren in verband met de fysieke of digitale
aanwezigheid van het CJG blijven als werknemer in dienst van de betreffende partner.
Aanwijzingen voor de dagelijkse en praktische uitvoering van hun taken en voor de
afstemming van hun taken op de taken van die van andere medewerkers ontvangen zij van de
CJG-coördinator. Aanwijzingen over de inhoud van hun taken ontvangen zij van hun
werkgever.
2. Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken worden gevoerd door de werkgever.
Ter voorbereiding op deze gesprekken vraagt de werkgever aan de CJG-coördinator of hij
aandachtspunten voor deze gesprekken wenst in te brengen.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
12
V.
ZICHT OP DE SAMENWERKING EN OP DE RESULTATEN DAARVAN
Artikel 21
Toezicht en het geven van aanwijzingen door de gemeentebesturen
1. De vijf gemeentebesturen van Voorne-Putten houden toezicht op de samenwerking tussen de
partners en op de resultaten die daarmee worden bereikt.
2. De Stuurgroep CJG verzamelt jaarlijks actuele cijfermatige en beleidsinformatie over de
geboden zorg, over het verloop van de samenwerking en de mogelijke knelpunten daarin en
over de tevredenheid van cliënten over de samenwerking. Ten behoeve van dit laatste punt
wordt minimaal eens per jaar de tevredenheid van cliënten door de partners gemeten. Deze
gegevens worden ten behoeve van het afleggen van verantwoording en het uitoefenen van
toezicht aangeboden aan de gemeentebesturen. Partners leveren daarvoor passende
gegevens aan.
3. Naar aanleiding van het uitgeoefende toezicht kunnen de gemeentebesturen de Stuurgroep
CJG of een of meer partners aanwijzingen geven over de nakoming van de afspraken in deze
samenwerkingsovereenkomst.
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
13
VI.
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 22
Toetreden van instellingen en uittreden van partners
1. Toetreding van een organisatie tot de samenwerkingsovereenkomst is mogelijk indien de
organisatie:
- zorg biedt aan cliënten in een of meer van de vijf gemeenten van Voorne-Putten;;
- instemt met het doel van de samenwerkingsovereenkomst;
- bereid is de afspraken in deze overeenkomst na te leven.
2. Op een schriftelijk verzoek om toetreding beslissen de gemeentebesturen op voordracht van
de Stuurgroep CJG. De organisatie wordt door de Stuurgroep CJG voorgedragen voor
toelating tot de samenwerkingsovereenkomst indien uit onderzoek van de Stuurgroep CJG
blijkt dat de verzoekende organisatie aan de voorwaarden voldoet zoals omschreven in lid 1.
3. De organisatie treedt toe door ondertekening van de toetredingsverklaring waarvan de tekst is
opgenomen in een bijlage die bij deze overeenkomst is gevoegd.
4. Een partner die de samenwerkingsovereenkomst wenst op te zeggen, informeert de
Stuurgroep CJG en het gemeentebestuur schriftelijk over deze opzegging met vermelding van
de redenen van de opzegging. De opzegtermijn bedraagt zes maanden.
Artikel 23
Looptijd, wijziging en intrekking van de samenwerkingsovereenkomst
1. Deze overeenkomst treedt in werking op [datum] en wordt aangegaan voor een periode van
twee jaar.
2. De gemeentebesturen en de Stuurgroep CJG evalueren gezamenlijk de werking van deze
overeenkomst uiterlijk vijf maanden voor het einde van de duur van deze overeenkomst.
Indien de gemeentebesturen en de Stuurgroep CJG uiterlijk drie maanden voor het einde van
de duur van deze overeenkomst geen besluit omtrent de voortzetting of beëindiging van de
overeenkomst hebben genomen, wordt de overeenkomst geacht stilzwijgend te zijn verlengd
voor een periode van twee jaar.
3. Tussentijdse wijziging of intrekking van deze overeenkomst geschiedt door een gezamenlijk
besluit van de gemeentebesturen en op advies van de Stuurgroep CJG.
4. Deze overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Overeenkomst Centrum voor Jeugd en
Gezin’ .
Samenwerkingsovereenkomst CJG Voorne-Putten, versie 16 juni 2010
14
Download