Samenvatting Thema 3 – voortplanting Kader § 1 REDUCTIE DELING Het doel van reductie deling is de vorming van geslachtcellen uit de moedercel. Hierbij worden de chromosomen verdeeld. In elke geslachtscel zit dan dus 23 chromosomen. De volgorde van de verdeling van de chromosomen is als volgt: 1. voor de deling zijn de chromosomen niet zichtbaar. 2. De chromosomen komen in paren voor. 3. De chromosomen worden langzaam zichtbaar. 4. De chromosomen gaan tegen over elkaar liggen. 5. Ze gaan uit elkaar liggen. 6. Er ontstaan 2 cellen, ieder met een eigen kern. 7. Nu zijn er dochtercellen. Dit is een geslachtscel. 8. De chromosomen worden weer draadvormig en zijn niet meer te zien. § 2 VOORTPLANTINGSSTELSEL VAN EEN MAN Teelballen : Produceren onder invloed van hypofysehormonen spermacellen en geslachtshormonen. Hier vindt dan ook weer reductiedeling plaats. Bijballen: Tijdelijk opslag voor spermacellen. Balzak: Hier liggen de teelballen en de bijballen in. Zaadleiders: Vervoeren spermacellen. Zaadblaasjes en prostaat: Voeren zaadvocht toe, waardoor de geslachtcellen beter kunnen bewegen. Urine buis: Vervoert urine en sperma. § 3 VOORTPLANTINGSSTELSEL VAN EEN VROUW Eierstokken worden ook wel ovaria genoemd. Ze produceren eicellen en vrouwelijke geslachthormonen. Ook hier vindt de reductiedeling plaats. Bij de geboorte heeft een vrouw al eierstokken. Ze komen pas later tijdens de puberteit tot werking. Trechters: Zitten aan het uiteinde van de eileiders. Deze vangen eicellen op. Eileiders: Hierdoor verplaatsen de cellen zich. Hierin vinden ook de eerste delingen plaats. Baarmoeder: Hierin vindt de ontwikkeling plaats van een embryo. Oftewel een aankomende baby. Clitoris: Vangt prikkels op. Maagdenvlies: Slijmvliesplooi aan het begin van de vagina. Het maagdenvlies sluit je vagina voor een deel af. § 4 HORMONEN EN VOORTPLANTING Je moet kenmerken kunnen noemen van voortplantingscellen. Primaire geslachtskenmerken zijn kenmerken die al van af de geboorte zichtbaar zijn. Bijv. balzak, penis en schaamlippen. Secundaire geslachtskenmerken ontstaan in de puberteit. Je ontwikkeld je dan van een kind naar een volwassenen. Dit gebeurt onder invloed van hormonen die afkomstig zijn van de hypofyse. Dit ligt onder je hersenen in je hoofd. Dit maakt het hypofyse-hormoon. De menstruatiecyclus vindt ook plaats onder invloed van dit hormoon. Het hormoon verteld je eigenlijk dat je weer moet menstrueren. De cyclus begint als de eerste dag van je menstruatie begint. In de eerste 2 weken Wordt de eicel rijp. Daarna komt de ovulatie. We bedoelen hiermee dat de eisprong eraan komt. Als de ovulatie heeft plaats gevonden dan is het de beurt aan de menstruatie. En zo gaat dat iedere vier weken overnieuw. Voortplanting Voor de voortplanting heb je van beide geslachtcellen één nodig. De spermacellen blijven altijd drie dagen in leven. Voor een bevruchting moet de celkern van beide geslachtcellen samensmelten! Zodra de eicel is bevrucht door een spermacel, dan gaat de cel zich delen. Zo ontstaat een embryo. Dit is het begin van een baby. Tijdens de zwangerschap, die negen maanden duurt (40 weken), ontstaan er melkklieren in de borsten van een vrouw. Zo kan zij het kindje, die dan ter wereld is gebracht, voeden! § 5 EMBRYONALE ONTWIKKELING 1. De embryo nestelt zich in, in de baarmoederwand 2. Na innesteling voedt de embryo zich met zuurstof en voedingsmiddelen uit de baarmoeder. 3. Nu begint de vorming van de placenta. Een deel van de placenta maakt het embryo zelf, het andere deel is afkomstig van de moeder. 4. Hier door kan de embryo groeien, omdat die genoeg voedingstoffen krijgt. Het embryo gaat zich in negen maanden tijd ontwikkelen tot een baby. 5. Bij de geboorte komt de baby ter wereld. 6. Bij de moeder wordt de placenta ook verwijderd en gecontroleerd. § 6 DE GEBOORTE EN VERDERE ONTWIKKELING. 1. De geboorte begint met weeën bij de moeder. Dit zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 2. Daarna komt de ontsluiting. Hierbij wordt de baarmoederhals wijder. Zo kan de baby makkelijk worden gebaard. 3. Daarna komen de persweeën. Met de persweeën komt de baby ter wereld. 4. Als de baby geboren is dan haalt de arts de placenta er uit. De levensfasen van de mens: 1. Baby: van nul tot ander half jaar 2. Peuter: 1.5 tot 4 jaar 3. Kleuter: 4 tot 6 jaar 4. Schoolkind: 6 tot 12 jaar 5. Puber: 12 tot 16 jaar 6. Adolescent: 16 tot 21 jaar (iemand die zelfstandig aan het worden is ) 7. Volwassene: 21 tot 65 jaar 8. bejaarde: 65 of ouder § 7 SEKSUEEL OVERDRAAGBARE AANDOENINGEN. Ook wel SOA genoemd. Dit is een ziekte die je hebt gekregen tijdens intiem lichamelijk contact. Er zijn verschillende soorten. Zoals: Gonorroe, Syfilis, Candida, Aids etc. De meeste soa’s zijn te genezen met geneesmiddelen. Daarom moet je altijd naar een dokter. Aids: Aids: Bij aids wordt je afweersysteem aangetast, het lichaam kan ziekteverwekkers dan niet goed meer bestrijden. Aids wordt veroorzaakt door het hiv-virus. (Human Immunodefficiency Virus) Seropositief: Als je besmet bent met aids maar nog niet ziek bent. Je kunt het hiv-virus dan wel doorgeven aan andere mensen door onbeschermde seks te hebben. Het hiv-virus zit bij de man in het bloed, het vocht uit de penis en in het sperma. Het hiv-virus zit bij de vrouw in het bloed, in het slijm uit de vagina en in de moedermelk. Tegen aids is nog geen medicijn. Er zijn wel hiv-remmers, die zorgen ervoor dat het virus zich niet zo snel kan vermenigvuldigen. Hoe kun je aids krijgen: Door onveilig te vrijen met iemand die seropositief is of aids heeft. Door besmet bloed in je lichaam te krijgen. Door moedermelk te drinken van een vrouw die besmet is. Hoe kun je aids voorkomen: Door veilig te vrijen kortom, gebruik altijd een condoom! § 8 GEBOORTEREGELING Zelf plannen wanneer je wel of niet een kind wilt. Voorbehoedsmiddelen: Zijn hulpmiddelen die voorkomen dat een vrouw zwanger wordt door geslachtsgemeenschap. Voorbeelden van betrouwbare voorbehoedsmiddelen: Het condoom: Beschermt tegen soa’s en zwangerschap – Wordt om de stijve penis van de man geschoven. Er komt dus geen sperma in de vagina van de vrouw. Beschermt ook tegen soa! De pil: Beschermt alleen tegen zwangerschap – Wordt door veel vrouwen gebruikt, je slikt de pil 3 weken en daarna is er een stopweek, daarin wordt de vrouw ongesteld. De pil bevat hormonen De nuvaring: beschermt alleen tegen zwangerschap – is een kunststof ring die hormonen bevat. Deze ring zit in de vagina. Na 3 weken haal je de ring uit de vagina en is de stopweek. Het spiraaltje: beschermt alleen tegen zwangerschap – is een plastic voorwerp met een koperdraadje, die wordt aangebracht in de baarmoeder van de vrouw. Het zorgt ervoor dat een bevruchte eicel zich niet kan innestelen. Voorbeelden van onbetrouwbare voorbehoedsmiddelen: Periodieke onthouding: Geen seks tijdens de vruchtbare periode Coïtus interruptus: het terugtrekken van de penis als de man zijn orgasme voelt aankomen. Noodmaatregelen tegen ongewenste zwangerschap: Morning-afterpil: Is een kuur van een aantal pillen. Die voorkomen dat innesteling plaats kan vinden. Moet binnen 3 dagen van de geslachtsgemeenschap mee worden gestart. Werkt door hormonen. Een spiraaltje plaatsen: Zorgt ervoor dat innesteling niet plaats kan vinden. Moet binnen 5 dagen na de geslachtsgemeenschap. Overtijdbehandeling: De baarmoeder wordt schoongemaakt en leeggezogen. Dit kan behoorlijk pijnlijk zijn. Dit kan tot 2.5 week nadat je ongesteld had moeten worden. Abortus: Je hebt een gesprek met arts of verpleegkundige. Dan volgt een wettelijke periode van 5 dagen bedenktijd. Onder plaatselijke verdoving wordt het baarmoederslijmvlies met het embryo via de baarmoederwand weggezogen. Dit kan tot maximaal 13 weken zwangerschap. § 8 Seksualiteit Seksualiteit: de interesse in het lichaam van jezelf en andere mensen Lustbeleving: Seksueel geprikkeld raken door te fantaseren over seks, blote plaatjes of vrijende mensen. Heteroseksueel: Aangetrokken voelen tot mensen van het andere geslacht. Homoseksueel: Aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht. Een homoseksuele man noemen we homofiel Een homoseksuele vrouw noemen we lesbisch Biseksueel: Aangetrokken voelen tot mensen van beide geslachten. Seksueel geweld: Als je iemand dwingt tot seksueel contact. voorbeelden van seksueel geweld: Ongewenste intimiteiten – het zogenaamd per ongeluk iemands lichaamsdeel aanraken tegen die ander zijn wil in. Of seksueel getinte opmerkingen maken. Incest – Seksueel contact tussen familieleden. Bijvoorbeeld vader met dochter, moeder met zoon, broer en zus. Als een volwassene seksueel contact heeft met een jeugdige noemen we dat pedofilie. Aanranding – het lichaam van een ander expres aanraken terwijl die ander dat niet wil. Verkrachting – seks hebben met een ander, tegen die zin van die ander in. Als je slachtoffer bent van seksueel geweld praat hier dan met iemand. Je bent zelf nooit schuldig!!