CHEMIE Innovatienetwerk doet zijn werk, maar... Het tempo mag hoger In de chemische sector is een innovatienetwerk opgetuigd, die vooral mkb-bedrijven kan helpen de volgende stap te zetten in hun innovatieprojecten. De VNCI constateert tot haar vreugde dat een toenemend aantal jonge ondernemingen zich in deze ‘iLabs’ en ‘COCI’s’ vestigt. Tegelijkertijd beklemtoont de brancheorganisatie dat haast geboden is, want anders missen wij hier de boot. Het is een wijdverbreid misverstand dat het merendeel van de bedrijven in de chemische sector grote multinationals zijn. Sterker nog, 95 procent van alle bedrijven in de harde chemie behoren tot het mkb. Dit verklaart Colette Alma, directeur van de VNCI. “De sector investeert jaarlijks 1,1 miljard euro”, schetst zij de bredere context. “Wij zijn ons ervan bewust dat dit bedrag omhoog moet. In innovatie wordt op jaarbasis zeshonderd miljoen euro gestoken.” Er bestaan verschillende instituten en samenwerkingsverbanden om innovaties in de industrie te bevorderen en waar mogelijk te versnellen. Alma bestempelt de Topsector Chemie als de ‘triple helix’ waarin bedrijfsleven, overheid en wetenschap gezamenlijk innovatie stimuleren. Tamelijk nieuw is de organisatie Innovatielink, die er vooral op gericht is bedrijven uit het middenen kleinbedrijf te ondersteunen op het vlak van financiën, kennis, huisvesting en het vinden van partners. CHEMIELINK.NL Vanuit de Topsector zijn er verspreid over het land negen iLabs opgericht. Alma: “Deze zijn over het algemeen op universiteitsterreinen te vinden, waar spin-offs vanuit de universiteit zich met hun concept kunnen vestigen. Daarnaast zijn er vijf Centres for Open Chemical Innovation (COCI). Hier vestigen zich bedrijven die al verder in hun ontwikkeling zijn. Vaak is dit op bedrijventerreinen waar zij hulp van bedrijven en hun netwerk kunnen krijgen.” Het innovatienetwerk van de Topsector Chemie heeft de sector geen windeieren gelegd, stelt Alma. In 2015 waren er bij het netwerk van iLabs en COCI’s 245 innovatieve start-ups en mkbbedrijven gevestigd, terwijl dat er in 2014 nog 180 waren. “Wij zijn blij met deze ontwikkeling. Je kan zien dat de groei versnelt. Het innovatienetwerk zorgt voor verbindingen tussen disciplines, sectoren, in de waardeketen, mkb en grote bedrijven en tussen onderwijs en het bedrijfsleven.” Begin vorige maand breidde In- Antibacterieel plastic Een voorbeeld van een startende onderneming in de chemische sector met een innovatief concept is Parx Plastics uit Rotterdam. Door het sporenelement zink - niet het metaal, maar uit het menselijk lichaam te incorporeren in plastic kan dit antibacterieel worden gemaakt. Parx Plastics heeft hiervoor een bijzondere technologie ontwikkeld waarbij geen schadelijke of giftige stoffen nodig zijn. Dit in tegenstelling tot conventionele technieken die nu worden gebruikt. “Het lichaamseigen sporenelement zink wordt door ons in plastic vermengd. Hierna wordt dit binnen 24 uur voor 99 procent antibacterieel. Wanneer dit eenmaal is gedaan, vervaagt de werking niet en blijft deze permanent aanwezig”, legt oprichter Michael van der Jagt uit. Het kan worden toegepast in de voedingsmiddelenverpakkingsindustrie om de houdbaarheid van producten te verhogen. Ook valt de technologie in de medische sector te gebruiken. Bijvoorbeeld voor de productie van steriele gaasjes. Helias Andriessen van Plantics. 38 EUROPOORTKRINGEN april 2016 COCI Brightlands Chemelot Campus. novatielink uit met de website Chemielink.nl. Hier valt informatie te vinden over iLabs, COCI’s en de mogelijkheden die deze locaties bieden. HECHTER “Er zijn dus een heleboel goede ideeën”, concludeert Alma. “Nu is het zaak om vaart te maken. Goed organiseren is een eerste stap. We hebben de oplossingen in onze handen. Samen met partners en overheden kunnen wij die versnelling maken. Kleinere bedrijven moeten door de groeistuipen heen worden geholpen. De samenwerking tussen grotere en kleinere ondernemingen kan hechter, de overheid zou als launching customer kunnen dienen, er kan gezamenlijk in demo- en pilotplants worden geïnvesteerd en biomassa zou meer als grondstof kunnen worden bevorderd.” ZONLICHT Bij deze laatste opmerking sluit innovatiedirecteur Marco Waas van AkzoNobel zich aan. “De overheid moet haar bijdrage niet als subsidie maar als investering zien”, vindt hij. “Er zou naast de SDE+ regeling voor duurzame energie-initiatieven ook bijvoorbeeld een SDC-regeling moeten zijn voor de chemische sector om de tussenstap tussen pilotplant en grootschalige productie te verkleinen.” Hij zegt voor leidende bedrijven in de markt een belangrijke rol te zien weggelegd om de competitiekracht van het cluster als geheel te versterken. Zo is AkzoNobel betrokken bij een aantal innovatieve projecten, die alle in samenwerking met kleinere partijen worden opgezet. Bijvoorbeeld een pilot waarbij uit CO2 en zonlicht chemicaliën worden gemaakt, het ontwikkelen van innovatieve procestechnologie en het produceren van chemicaliën uit afvalstromen en biokolen. BASISFACILITEITEN Het Havenbedrijf Amsterdam en Innovation Lab Chemistry Amsterdam (ILCA) hebben sinds enige tijd de handen ineen geslagen. Laatstgenoemde organisatie helpt spin-offs vanuit Amsterdamse universiteiten zich verder te ontwikkelen. Willem Fokkema van ILCA: “In onze incubatorgebouwen [die ook tot het iLab-netwerk behoren, red.] zijn inmiddels zo’n honderdtwintig huurders gevestigd. Daar zijn wij erg trots op. Daar bieden wij startende bedrijven basisfaciliteiten, zoals een zuurkast en opslagbenodigdheden. Deze ondernemers zijn tamelijk onervaren en daarom geven wij hen coaching en advies over bijvoorbeeld funding. De volgende stap dienen zij echter buiten de universiteit te zetten. Op ons terrein kunnen geen heftrucks rijden of pallets worden opgestapeld.” PRODOCK Bij deze volgende stap komt het havenbedrijf om de hoek kijken. “Er is hier al een bestaand chemisch cluster”, verklaart Micha Hes van het Havenbedrijf Amsterdam. “Dit willen wij behouden en versterken. Daarnaast is het ons doel nieuwe initiatieven te stimuleren om de fossiele Amsterdamse haven richting een duurzame toekomst te bewegen.” Daarom wordt in een leegstaande werkplaats aan de Moezelhavenweg in de Amsterdamse haven in juni ‘Prodock’ gehuisvest. Een broedplaats waar startende bedrijven hun volgende stap kunnen zetten wanneer deze de laboratoriumfase zijn ontgroeid. AFVALSTROOM Zoals Plantics, een spin-off van de Universiteit van Amsterdam. “In Prodock is er krachtstroom, zijn de vereiste vergunningen geregeld en kunnen wij de productie opschalen van één naar meerdere tonnen”, verklaart directeur Helias Andriessen van de onderneming. Het bedrijf is nu nog in een locatie elders in de haven gevestigd, maar loopt daar tegen beperkingen aan. Daarom verhuist het op korte termijn naar Prodock. Het maakt bioplastic uit glycerine, een afvalstroom uit de biodieselproductie. “Het is een goedkope grondstof, die anders zou worden weggegooid. Ook maken wij gebruik van een eenvoudig lowtech chemisch productieproces, wat dus een laaggeprijsd eindproduct oplevert. Hét voordeel bovendien is dat het volledig biologisch afbreekbaar en niet giftig is”, aldus Andriessen. SIERTEELTINDUSTRIE “Wij zijn in een laboratoriumomgeving begonnen met de productie van grammen en hebben in het havengebied onze eerste ton kunnen produceren”, vertelt Andriessen. “Deze eerste opschaling was bij de universiteit niet mogelijk. Het is heel inspirerend om tussen de chemiegiganten gevestigd te zijn. Ook het netwerk dat deze bedrijven hebben helpt ons enorm. Wanneer wij straks naar het Prodock zijn verhuisd kunnen wij de productie richting tientallen tonnen verhogen.” De eerste afnemer is ook al gevonden, want Plantics gaat halffabricaten produceren voor verpakkingstrays in de sierteeltindustrie. Andriessen: “Wij richten ons op het begin van de keten en beginnen met de productie voor een kleine nichemarkt, die wereldwijd overigens toonaangevend is!” EUROPOORTKRINGEN april 2016 39