30_33_artikel_55 31-05-2006 14:39 Pagina 30 & FINANCE CONTROL Auditing Hoe onbeheersbaar is de procesvoer ing? CULTUUR ALS EXCUUS Als gevolg van de cultuurhype in de jaren tachtig van de vorige eeuw, probeerde het management van organisaties betekenis te geven aan het begrip cultuur. Het begrip werd steeds vaker gezien als de oorzaak van een probleem, en niet als een te beheersen variabele bij het verbeteren van de kwaliteit van beheersing van de organisatie. Maar hoe kan een auditor vaststellen dat een probleem een ‘culturele’ invalshoek heeft, als het management geen richtinggevende uitspraken heeft gedaan over de uitgangspunten die daarover binnen de organisatie moeten gelden? D O O R B I A N C A ST E E N T J E S C ultuur wordt steeds vaker als oorzaak van een probleem aangegeven, wanneer specifiek of afwijkend gedrag niet verklaard kan worden. Tevens is cultuur voor het management vaak ongrijpbaar, het gedrag van individuen en teams wijkt af van bepaalde formele regels, doelstellingen en instructies. Een onderliggende reden om cultuur aan te geven als oorzaak van een probleem is dat het management kennelijk niet in staat is om cultuur te zien als een kritieke organisatievariabele. Het management zou vertrouwd moeten raken met instrumenten waarmee aansturing, beheersing en uitvoering van de door de medewerkers te verrichten taken beter kunnen worden uitgevoerd. Dit artikel is geschreven vanuit de optiek van de auditor, maar ook voor niet-auditors is het een belangrijk onderwerp. Om te kunnen bepalen of cultuur de oorzaak van een probleem is, is het voor een auditor belangrijk om te weten welke instrumenten een team nodig heeft om zijn taken uit te voeren. In totaal zijn vier essentiële instrumenten te onderscheiden, te weten (zie ook figuur 1): ~ positief commitment van de teamleden; ~ de mogelijkheid tot straf en beloning; ~ de aanwezigheid van de benodigde hulpmiddelen; ~ interne regelgeving/afspraken. Indien één van deze instrumenten ontbreekt, is het lastig om vast te stellen hoe de medewerkers in de organisatie met het 30 | cultuurvraagstuk omgaan; de uitgangspunten daarvoor zijn immers niet ondubbelzinnig verwoord. Uitbreiding van de instrumenten en sturingmiddelen zal het door het management geschetste probleem mogelijkerwijs gaan ondervangen. Een auditor is aldus gehouden om zich qua oordeel en aanbevelingen meer te richten op het vraagstuk van de totstandkoming van regelgeving dan dat een uitspraak zou kunnen worden gedaan over de mate waarin de organisatie de regelgeving respecteert en interpreteert. Een auditor kan op deze wijze ook beter inspringen op uitspraken van het management indien deze ‘cultuur’ als excuus zou hanteren voor het niet kunnen beheersen van de procesvoering. Anderzijds kan cultuur als excuus worden gezien door managers die het proces niet goed beheersen. Een auditor dient dan alert te zijn. Het achterhalen van de werkelijke oorzaak is voor een auditor belangrijk, zodat hij weet waar hij zich op moet richten. Als de verkeerde oorzaken worden aangepakt zal het probleem slechts tijdelijk opgelost worden. De ware oorzaak zal zich na verloop van tijd weer manifesteren. Geconcludeerd kan worden dat er pas sprake kan zijn van een cultuurvraagstuk als instrumenten ter uitvoering of sturing in het proces aanwezig zijn. Tevens dient het management voldoende competent te zijn en over de juiste middelen te beschikken om haar werk uit te voeren. Als laatste dient het proces en hetgeen uit het proces verwacht wordt duidelijk en eenduidig beschreven te zijn, zodat discussie omtrent de uit te voeren werkzaamheden teruggevoerd kan worden tot een JUNI 2006 30_33_artikel_55 31-05-2006 14:39 Pagina 31 & FINANCE Figuur 1 Instrumenten ter naleving van afspraken en taken binnen teams Positieve commitment Interne regelgeving/ afspraken Naleving afspraken/ taken Mogelijkheid tot straf en beloning Beschikbaarheid van hulpmiddelen vastgelegde basis. Indien bovengenoemde punten aanwezig zijn mogen we spreken van een cultuurvraagstuk. Typologie van cultuur Als er sprake is van onvoldoende beheersing van het cultuurvraagstuk, zou de volgende stap kunnen zijn dat een auditor de organisatie faciliteert bij het typeren van de heersende organisatiecultuur. Zonder te proberen volledig te zijn, zal in deze bijdrage een typologie worden neergezet die een auditor kan gebruiken als instrument bij het categoriseren van de organisatiecultuur. Als basis voor het bepalen van de typologie wordt de ‘Double S Cube’ van Goffee en Jones (1) gebruikt waarin de volgende factoren worden geplaatst. 1. De grootte van de organisatie (klein, middelgroot en groot). 2. Het soort organisatie (bijvoorbeeld bureaucratisch, professioneel of politiek). 3. Het ontwikkelingsstadium van de organisatie (organisatie in ontwikkeling, volwassen organisatie en een organisatie in de afbouwende fase). Cultuur kan als excuus worden gezien door managers die het proces niet goed beheersen Iedere factor (grootte, soort en ontwikkeling) heeft op zijn eigen manier invloed op de cultuur van de organisatie. In eerste instantie identificeren Goffee en Jones een organisatie op basis van haar sociability en haar solidarity. De mate waarin sprake is van sociability en solidarity wordt mede bepaald door de grootte van de organisatie, het ontwikkelingsstadium en het soort organisatie. JUNI 2006 CONTROL Sociability is de mate waarin medewerkers in een organisatie vriendschappelijk met elkaar omgaan. De vriendschappelijke omgang vindt zowel buiten als binnen de organisatie plaats. Solidarity is in tegenstelling tot sociability niet gebaseerd op gevoel (het hart) maar op realiteit (het verstand). Solidarity en daaruit onstaande relaties zijn gebaseerd op gelijke taken, wederzijdse interesses en duidelijke gedeelde doelen die voordeel opleveren voor allen, onafhankelijk of de leden van de groep elkaar mogen of niet. Indien we de drie reeds benoemde factoren grootte, soort en ontwikkelingsstadium van een organisatie in samenhang met sociability en solidarity bekijken valt het volgende op. Grootte van de organisatie. Bij beginnende organisaties is vaak sprake van een kleine groep mensen die gezamenlijk de doelen van de organisatie moeten waarmaken. Afhankelijk van de persoonlijkheden van de medewerkers en of deze bij elkaar aansluiten kan er zowel sprake zijn van sociability als solidarity. Indien de organisatie groeit zal onbewust gekozen worden voor sociability of solidarity. Het groter worden van de organisatie en de reactie van de medewerkers zal iedere keer zorgen voor een bevestiging of verschuiving binnen de ‘Double S Cube’. Soort organisatie. Het soort organisatie is eveneens van belang voor het kwadrant waarin de organisatie geplaatst wordt. Afhankelijk van het soort organisatie en de visie, missie en doelen van een organisatie wordt de structuur van een organisatie bepaald, waarna medewerkers passend binnen de structuur en organisatie worden gezocht. Deze medewerkers bepalen gezamenlijk de plaats van de organisatie binnen de kubus. Verandering van visie en missie kan leiden tot een verschuiving binnen de kubus. Ontwikkelingsstadium. Als laatste factor het ontwikkelingsstadium van een organisatie. Een organisatie aan het begin van de levenscyclus of een organisatie die zich reeds in de volwassenheidsfase bevindt reageert anders op veranderingen in de organisatie. Waardoor opnieuw een verschuiving binnen de kubus plaats kan vinden. Bij het typeren van de organisatiecultuur moet een auditor het volgende voor ogen houden met betrekking tot de ‘Double S Cube’. Ten eerste het feit dat een organisatie ingedeeld kan worden bij één van de vier culturen, maar dat in de meeste gevallen een organisatie meerdere culturen binnen haar muren heeft. Ten tweede dat een organisatie gedurende haar bestaan verschillende fasen van de kubus zal doorlopen. Ten derde moet bedacht worden dat geen enkele cultuur bij voorbaat goed of slecht is. Als laatste moet voor ogen worden gehouden dat elke cultuur zowel functioneel als disfunctioneel kan zijn. | 31 W W W. K L U W E R F I N A N C I E E L M A N A G E M E N T. N L 30_33_artikel_55 31-05-2006 14:39 Pagina 32 & FINANCE CONTROL Figuur 2 Double S Cube Positive Net-worked Communal High Negative Fragmented Low Solidarity High Als de organisatie ingedeeld is binnen de ‘Double S Cube’ zal gekeken moeten worden naar de factoren grootte, soort en het ontwikkelingsstadium van de organisatie. Door de genoemde factoren mee te nemen kan de typering nauwkeuriger plaatsvinden. Als de factoren tevens in de tijd, gerelateerd aan elkaar bekeken worden, kan eveneens de beweging qua cultuur en cultuurverandering in kaart worden gebracht. Opmerkelijke zaken kunnen nader geanalyseerd worden. Vragenlijsten om typologie te bepalen Om een organisatie in te kunnen delen naar de typologie moet een analyse binnen de organisatie worden uitgevoerd. Ook hier is gekozen voor de methodiek van Goffee en Jones. De methodiek is zowel toe te passen op een organisatie als geheel als op een deel van de organisatie, bijvoorbeeld het object dat onderwerp is van een audit. Goffee en Jones gebruiken vier elkaar opvolgende testen voor de indeling/typering. 1. De ‘Observational Checklist’. 2. De ‘Corporate Character Questionnaire’. 3. De vraag ‘Is Your Culture Positive or Negative’. 4. De ‘Critical Incident Analysis’. De ‘Observational Checklist’. In deze checklist worden voor de factoren fysieke ruimte, communicatie, tijd en identiteit vragen weergegeven die beantwoord moeten worden door de organisatie. De door de organisatie gegeven antwoorden worden vervolgens vergeleken met de antwoorden geplaatst in de vier kwadranten van de kubus (zie figuur 2). Het kwadrant 32 | Mercenary Low Sociability B RO N : G O F F E E E N J O N E S ( 1 9 9 8 ) waarmee de meeste antwoorden overeenstemmen geeft de overheersende cultuur in de organisatie weer. De ‘Corporate Character Questionnaire’. Deze questionnaire bevat 23 vragen die beantwoord moeten worden op een schaal van volledig oneens tot volledig eens. Na beantwoording van alle vragen worden de scores van de keuzen weergegeven en toebedeeld aan sociability of solidarity. Op basis van het totaal aantal punten wordt de organisatie opnieuw ingedeeld in een kwadrant in de kubus. Het management is niet in staat om cultuur te zien als een kritieke organisatievariabele ’Is Your Culture Positive or Negative’. In deze fase staat de vraag centraal of de cultuur waarin men zich volgens de voorgaande fasen bevindt positief of negatief is. Per kwadrant zijn zes vragen opgesteld die beantwoord moeten worden op een schaal van volledig oneens tot volledig eens. Voor een organisatie geldt dat zij enkel die vragen beantwoordt die betrekking hebben op het kwadrant waarin zij, op basis van de eerste twee vragen, is ingedeeld. De ‘Critical Incident Analysis’. In deze fase vindt een kritische analyse plaats met betrekking tot het in de vorige fase verkregen resultaat. Voor elk kwadrant zijn tien scenario’s JUNI 2006 30_33_artikel_55 31-05-2006 14:39 Pagina 33 & FINANCE beschreven met zowel een positieve als negatieve reactie die binnen de organisatie plaats kan vinden. De scenario’s dienen aan de organisatie getoetst te worden. Er wordt gekeken of de reacties van de medewerkers aansluiten bij hetgeen volgens de voorgaande fasen verwacht mag worden. Nadat de vier fasen doorlopen zijn, kan een organisatie ingedeeld worden binnen één van de kwadranten van de ‘Double S Cube’. De uitkomst van de analyse heeft betrekking op de cultuur van de organisatie die de overhand heeft binnen de organisatie. De organisatiecultuur binnen kleine teams zal wel invloed uitoefenen op de totale organisatiecultuur, maar geen aardverschuiving teweegbrengen bij de uitkomst van de analyse. Conclusie Bij het door een auditor uit te voeren onderzoek naar de kwaliteit van beheersing van de organisatie, zal deze dienen vast te stellen of een vermeend cultuurprobleem zijn oorzaak vindt in de regelgeving dan wel in de uitvoering. Indien instrumenten ter uitvoering of sturing in het proces aanwezig zijn, het management voldoende competent is en over de juiste middelen beschikt en het proces en de verwachtingen omtrent het proces eenduidig en duidelijk beschreven zijn, zal een auditor op basis van zijn onderzoek waarschijnlijk tot de conclusie komen dat in de uitvoering onvoldoende wordt omgegaan met de normen zoals die door het management zijn vastgesteld. CONTROL Hij kan tot de conclusie komen dat de normen en uitgangspunten met betrekking tot cultuur verbetering behoeven. Vervolgens kan een analyse worden uitgevoerd om de heersende organisatiecultuur te typeren. Een auditor zou in een dergelijk onderzoek kunnen participeren. Bij de betreffende analyses wordt overigens vaak uitgegaan van de heersende cultuur. In werkelijkheid zal in iedere organisatie sprake zijn van meer subculturen. Ondanks dat maar één cultuur duidelijk zichtbaar is. Weet een auditor welke organisatiecultuur binnen de (een deel van de) organisatie heerst, dan kan hij de audittee voorzien van aanbevelingen. Met behulp van deze aanbevelingen, die aansluiten bij de cultuur, kan de organisatie het cultuurprobleem in de toekomst proberen te vermijden. Er wordt bewust gezegd ‘proberen’, omdat cultuur wordt ‘gemaakt’ door leden van een organisatie, van wie nooit exact te bepalen is hoe zij gaan handelen. Noot 1 Goffee R. en Jones G., The character of a corporation. How your company’s culture can make or brake your business. HarperCollins, Londen, 1998 Drs. Bianca Steentjes RO EMIA is werkzaam als auditor. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven en is gebaseerd op haar referaat voor de postdoctorale opleiding Operational Auditing, die werd genomineerd voor de Arie Molenkamp Award 2004. advertentie