Hulpjes - Ditjes en datjes voor juffen en meesters!

advertisement
Hulpjes
Hulpje 1: splitsen in lettergrepen
 Klap de lettergrepen met je handen en splits waar het kan.
 Kattenwoorden  1 medeklinker voor en 1 medeklinker na de splitsing
citroen = ci – troen
ovaal = o – vaal
koppen = kop - pen
Hulpje 2: verwijswoorden
 Stel de vraag  wie of wat?
De kinderen spelen buiten. Ze eten een lekker ijsje. Dat vinden ze lekker.
ze = wie of wat eten een ijsje?  de kinderen
dat = wie of wat vinden ze lekker?  een ijsje
Hulpje 3: verkleinwoordjes
fles  flesje
beer  beertje (als er al een t staat schrijf je er geen 2  poort - poortje)
boom  boompje
vlam  vlammetje (let op: dubbele medeklinker!!!)
Hulpje 4: kijkwijzer zinsleer
ONDERWERP EN PERSOONSVORM ZIJN DE BESTE VRIENDJES!!!
Jan speelt met de bal.
Het onderwerp (O) zegt
over wie of wat de zin iets
zegt.
Wie of wat doet iets in de zin?
2de woord in een ja-nee vraag
Wie of wat speelt met de bal?
 Jan
Speelt Jan met de bal?
Het gezegde (G) zegt iets
over het onderwerp.
De volledige zin zonder het onderwerp.
Jan speelt met de bal.
De persoonsvorm (PV) is
een werkwoord.
1ste woord in een ja-nee vraag
Speelt Jan met de bal?
De zinsdelen zijn de delen
waaruit een zin bestaat.
Onderwerp, persoonsvorm en
werkwoorden zijn elk één zinsdeel.
Maak nieuwe zinnen. Alle woorden die je
voor de persoonsvorm kunt zetten zijn
zinsdelen.
Jan / speelt / met de bal.
Zinsdelen schrappen
Waar? Waarom? Wanneer? Hoe? …
Deze deeltjes mogen weg!
Jan / speelt / morgen / met de bal
/ in het park.
Hulpje 5: kijkwijzer woordleer
Een lidwoord staat voor
een zelfstandig
naamwoord.
de - het - een
de hond, het boek, een potlood
Een zelfstandig naamwoord
geeft een naam aan
mensen, dieren, planten en
dingen
lidwoord ervoor (zetten)
verkleinwoordje maken
enkelvoud – meervoud maken
het huis
huisje
huizen
Een eigennaam is een uniek
zelfstandig naamwoord met
een hoofdletter.
naam, straat, gemeente, stad,
provincie, land, …
An, Aalterseweg, Knesselare, Brugge,
Oost-Vlaanderen, België
Een bijvoeglijk naamwoord
geeft uitleg over het
zelfstandig naamwoord.
Zoek het woord dat meer uitleg geeft
over het zelfstandig naamwoord.
het mooie huis
de nieuwe jas
het lieve meisje
Een werkwoord zegt wat
iets / iemand doet of wat er
gebeurt.
Ik kan…
fietsen (ik kan fietsen)
loop (ik kan lopen)
Hulpje 6: leestekens
.  gewone zin
!  bevel of uitroep
?  vraagzin
:  voor opsomming
,  tussen de delen van een opsomming
Hulpje 7: afronden
 Naar het dichtstbijzijnde tiental
 Getallen met als laatste cijfer 1, 2, 3 of 4  naar boven afronden
 Getallen met als laatste cijfer 5, 6, 7, 8 of 9  naar beneden afronden
24  20
55  60
78  80
462  460
399  400
 Naar het dichtstbijzijnde honderdtal
 Getallen met als laatste cijfer 0 tot 49  naar boven afronden
 Getallen met als laatste cijfer 50 tot 99  naar beneden afronden
530  500
815  800
650  700
186  200
Hulpje 8: schatten
 Plus  rond de getallen af volgens de regels voor tientallen
423 + 356  420 + 360 = 580
 Min  rond de getallen af volgens de regels voor tientallen
987 – 512  990 – 510 = 480
 Maal  rond het grootste getal af volgens de regels voor tientallen
23 x 5  20 x 5 = 100
 Gedeeld door  rond het deeltal af naar iets wat je makkelijk kan delen
445 : 4  400 : 4 =100
782 : 7  700 : 7 = 100
Hulpje 9: een breuk van een geheel
 Meet of tel het geheel, los de breuk op en je weet hoeveel je moet
tekenen
Geheel
= 5 cm
Breuk 2/5  2/5 van 5 =
2 cm
Hulpje 10: deelbaar door 2, 5 en 10
 Deelbaar door 2  alle getallen met als laatste cijfer 0, 2, 4, 6 en 8
 Deelbaar door 5  alle getallen met als laatste cijfer 0 en 5
 Deelbaar door 10  alle getallen met als laatste cijfer 0
Hulpje 11: de taal van de bewerkingstekens
+






Plus
Optelling
Bijdoen
Tel op
Vermeerder
Som






Min
Aftrekking
Doe weg
Trek af
Verminder
Verschil
x




Maal
Keer
Vermenigvuldiging
Product





:
Gedeeld door
Deling
Deel door
Halveer
Quotiënt
Hulpje 12: trucjes bij hoofdrekenen
 Optellen
 Splitsen  378 + 456 = (778 + 50) + 6 = 828 + 6 = 834
 Schakelen  155 + 273 + 445 = 600 + 273 = 873
 Aftrekken
 Splitsen  982 – 594 = (482 – 90) – 4 = 392 – 4 = 388
 Schakelen  389 - 123 - 189 = 200 – 123 = 77
 Vermenigvuldigen
 Splitsen  5 x 108 = (5 x 100) + (5 x 8) = 500 + 40 = 540
 Teveel of te weinig
 11 x 75 = (10 x 75) + (1 x 75) = 750 + 75 = 825
 6 x 15 = (5 x 15) + (1 x 15) = 75 + 15 = 90
 9 x 45 = (10 x 45) – (1 x 45) = 450 – 45 = 105
 4 x 40 = (5 x 40) – (1 x 40) = 200 – 40 = 160
 Delen
 Splitsen  525 : 5 = (500 : 5) + (25 : 5) = 100 + 25 = 125
 Met rest  46 : 8 = 5 en rest 6 (hoeveel keer kan 8 in 46? Hoeveel is
er dan nog over
 Vermenigvuldigen en delen met nullen
 Vermenigvuldigen  nullen wegdenken
 10 x 24 = 240 (je doet 1 x 24 en zet er de nul achter)
 4 x 50 = 200 (je doet 4 x 5 en zet er de nul achter)
 20 x 30 = 600 (je doet 2 x 3 en zet er de nullen achter)
 Vermenigvuldigen  in elk deel even veel nullen schrappen
 10 x 24 = 240 (je doet 1 x 24 en zet er de nul achter)
 4 x 50 = 200 (je doet 4 x 5 en zet er de nul achter)
 20 x 30 = 600 (je doet 2 x 3 en zet er de nullen achter)
 360 : 10 = 36 (je schrapt de nullen en doet 36 : 1)
 800 : 100 = 8 (je schrapt de nullen en doet 8 : 1)
 400 : 50 = 8 (je schrapt evenveel nullen in elk deel en doet 40 : 8)
 350 : 5 = 70 (je denkt de nul weg, doet 35 : 5 en zet er de nul bij)
 Volgorde van bewerkingen
 Haakjes
 Maal en delen
 Plus en min
 Van links naar rechts werken
Hulpje 13: cijferen
Optellen zonder onthouden
D
+
H
T
Optellen met onthouden
E
2
4
6
3
5
2
5
9
8
D
+
H
T
E
1
1
3
4
7
3
5
8
7
0
5
Schrijf in de grijze hokjes wat je
moet onthouden
Aftrekken zonder onthouden
Aftrekken met onthouden
D H T E
-
6
7 8
2
4 3
4
3 5
D
-
H
T
E
D
H
6
14
0
6
7
4
10 10
10
9 9
2
3
8
1
0
0
0
4
3
6
3
8
6
6
1
4
0
T
E
Ga lenen bij de dichtste buur die kan lenen. Op
de terugweg stop je in elk huisje tot je weer
helemaal achteraan bent!
Vermenigvuldigen zonder onthouden
D
H
2
T
1
x
3
D
E
3
3
6
Vermenigvuldigen met onthouden
9
H
T
1
2
1
4
x
E
7
4
5
8
8
Schrijf in de grijze hokjes wat je
moet onthouden. Tel wat in de
grijze hokjes staat pas op als je de
vermenigvuldiging gemaakt hebt!
Je doet (4x4)+2 en niet (2+4)x4
Opgaande deling
D
-
-
H
T
E
9
1
8
6
3
1
3
0
-
Niet-opgaande deling
D
6
H
T
E
1
5
3
-
-
1
8
1
8
H
T
E
5
1
3
0
5
1
4
8
-
3
3
3
2
8
H
T
E
0
6
4
0
1
Hoeveel keer gaat de deler in het
deeltal? Schrijf dit op en maak dan
de omgekeerde bewerking.
Hoeveel keer gaat de deler in het
deeltal? Schrijf dit op en maak dan de
omgekeerde bewerking!
Als de deler groter is dan het deeltal
lukt het niet, dan schrijf je 0!
Hulpje 14: lengte, gewicht en inhoud
 Lengte
 1 m = 10 dm = 100 cm = 1000 mm
 1 dm = 10 cm = 100 mm
 1 cm = 10 mm
 1/2 m (halve m) = 5 dm = 50 cm = 500 mm
 1 km = 1000 m
 Inhoud
 1 l = 10 dl = 100 cl
 1 dl = 10 cl
 1/2 l (halve l) = 5 dm = 50 cl
 Gewicht
 1 kg = 1000 gr
 1/2 kg (halve kg) = 500 gr
rest = 1
Hulpje 15: rekenen met lengte, inhoud en gewicht
 Plaats alles in de maateenheid die je moet invullen.
1m + 20mm = …cm  100cm + …cm = 102cm  100 cm + 2cm = 102cm
3m = …dm + 10cm  30m = …dm + 1dm  30dm = 2dm + 1dm
29dm = …cm + 1m  290cm = …cm + 100cm  290cm = 190cm + 100cm
1dm - …mm = 15cm  100mm - …mm = 150mm  100mm – 50mm = 100mm
Hulpje 16: rechten, lijnen, …




Omtrek  je kan er om gaan met je vinger
Oppervlakte  je kan er op wrijven met je hand
Aanliggende zijden  kunnen elkaar een hand geven
Tegenoverstaande zijden  kunnen naar elkaar wuiven
Hulpje 17: driehoeken volgens zijden en volgens hoeken
Gelijkzijdig driehoek
(3 gelijke zijden)
Gelijkbenige driehoek
(2 gelijke zijden)
Ongelijkzijdige
driehoek (3
verschillende zijden)
Scherphoekige
driehoek
(3 scherpe hoeken)
Stomphoekige
driehoek
(2 scherpe hoeken en 1
stompe hoek)
Rechthoekige driehoek
(2 scherpe hoeken en 1
rechte hoek)
Download