Sociologie van het sociaal handelen: situering Bij de verklaring van sociale verschijnselen wordt nadruk gelegd op het handelende individu en de betekenis die het individu aan zijn handelen geeft binnen een sociaal-historische context. De nadruk ligt op het macrosociologische, het cultuurhistorische en niet op het sociaal-psychologische niveau (zoals bij het Symbolisch Interactionisme) Grondlegger: MAX WEBER 1. Handelen: alle menselijke gedrag waaraan door de handelende persoon een betekenis wordt toegekend 2. Sociaal handelen: wanneer het handelen volgens de bedoeling van de actor gericht is op het gedrag van anderen en door het gedrag van anderen wordt bepaald 3. Deze betekenisvorming is geen individueel, maar een intersubjectief proces: betekenissen en intenties maken deel uit van een CULTUUR (een sociohistorische context van het handelen). De historische evolutie moet gezien worden in termen van de karakteristieke veranderingen in het menselijk handelen geassocieerd met karakteristieke veranderingen in sociale en historische situaties Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus (1905): zoektocht naar uitbreiding van de marxistische verklaring MARX: interne contradicties van het feodalisme en de groei van de wereldhandel (met de steden als de zetels van kapitaal en burgerij) leidden tot doorbraak van het kapitalisme WEBER: rationeel economisch handelen van de stedelijke burgerij wordt dominante vorm van economisch handelen na verspreiding van het Calvinisme Organisatie van de economie: feodaliteit Organisatie van de economie: kapitalisme Culturele bovenbouw Rationeel economisch handelen: kapitalisme Cultuur: rationeel handelen Economie: wereldhandel Onderzoeksvragen Hoe is rationeel handelen/rationeel economisch handelen ontstaan? Wat zijn de culturele/historische wortelen van het kapitalisme? Die protestantische Ethik Vertrekpunt: Kapitalisme kent zijn eerste en grootste bloei in regio’s met een overwegend protestantse strekking De Calvinistische burgerij behoorde doorgaans tot de gegoede klasse Verklaring: welstand vraagt rationele economie Twee voorwaarden: 1. Individuen rationeel economisch handelen: burgerij in de steden 2. Positieve ethische beloning aan activiteiten gericht op maximalisatie van winst: wordt geleverd door Protestantse ethiek Predestinatieleer: lotsbestemming ligt vast, inzicht is mogelijk voor zij die zuiver leven Burgerlijke interpretatie van de predestinatieleer: Werelds Ascetisme of Kapitalistische Moraal: Gevolg: alle wereldse activiteit krijgt religieuze dimensie: Arbeid en rijkdom worden losgekoppeld van hun functie als middelen tot behoeftebevrediging Constante zelfcontrole Planmatige regulatie van het leven Volle inzet bij arbeid Arbeid wordt religieuze plicht Werelds succes (rijkdom) wordt teken van uitverkorenheid Resultaat: verdere accumulatie van privaat kapitaal en verdere rationalisatie van de werksfeer De these van Weber geactualiseerd: Barro, R.J. en R.M. McCleary (2003), Religion and economic growth across countries, American Sociological Review, 5: 760-781. Samenvatting. Empirical research on the determinants of economic growth has typically neglected the influence of religion. To fill this gap, we use international survey data on religiosity for a broad panel of countries to investigate the effects of church attendance and religious beliefs on economic growth. To isolate the direction of causation from religiosity to economic performance, we use instrumental variables suggested by our analysis of systems in which church attendance and beliefs are the dependent variables. The instruments are dummy variables for the presence of state religion and for regulation of the religion market, an indicator of religious pluralism, and the composition of religions. We find that economic growth responds positively to the extent of religious beliefs, notably those in hell and heaven, but negatively to church attendance. That is, growth depends on the extent of believing relative to belonging. These results accord with a perspective in which religious beliefs influence individual traits that enhance economic performance. The beliefs are, in turn, the principal output of the religion sector, and church attendance measures the inputs to this sector. Hence, for given beliefs, more church attendance signifies more resources used up by the religion sector. Enkele kritieken op de these van Weber Sommige Europese regio’s kenden reeds (handels)kapitalisme vòòr de opkomst van het Calvisme (bvb. 14de eeuwse Noord-Italiaanse handelssteden); Weber maakt niet duidelijk hoe het ontstaan van rationeel economisch handelen aanleiding gaf tot het ontstaan van een specifieke relatie tussen arbeid en kapitaal Zou kapitalisme niet ontstaan zijn mocht de reformatie niet hebben plaats gegrepen? Webers werkwijze Methode: tegen het positivisme: Verstehen of Interpretatief Verstaan (op een individueel en een cultureel niveau) Natuurwetenschappen: causale ordening vaststellen Sociale wetenschappen: causale ordening vaststellen + inzicht in de betekenis via Interpretatief Verstaan Theorie: tegen het historicisme: Ideaaltype (zuiver en hypothetisch handelingsverloop, theoretische constructies die vergelijking moeten mogelijk maken) Bijvoorbeeld: rationeel economisch handelen versus traditioneel handelen DUS: Sociale eenheden bestaan uit de sociale handelingen van de personen die er deel van uit maken Deze sociale handelingen vloeien voort uit pogingen van mensen om hun wensen en aspiraties zo goed mogelijk te realiseren Dit streven is functie van de middelen waarover actoren beschikken en de betekenissen die bepalen hoe ze hun situatie beoordelen Middelen en betekenissen worden aangereikt door de sociale context waarin actoren zich bevinden Deze wensen en aspiraties vinden hun neerslag in ideeën, motieven, doelstellingen en geloofssystemen die aanzetten tot handelen Deze ideeën, motieven, doelstellingen en geloofssystemen zijn de subjectieve elementen van het maatschappelijk leven, maar kunnen via sociologische analyse objectief bestudeerd worden DUS: de samenleving bestaat uit actoren die doelstellingen trachten te realiseren en daartoe gebruik maken van de betekenissen (culturele context) en middelen (economisch, structureel) aanwezig in en gedurende een bepaalde socio-historische context Objectief waarneembaar ideeën, motieven, doelstellingen en geloofssystemen Individuele wensen en aspiraties Sociale context: biedt middelen en betekenissen aan Sociale handelingen