staatsrecht - Studentinvastgoed.be

advertisement
STAATSRECHT
Hoofdstuk 1:
Wat is recht?
1. Definitie
Recht is het geheel van regels die ontworpen zijn door de wetgevende macht
met als doel orde te handhaven.
Reglementering → afdwingbaar: sancties
- geheel van gedragsregels (→ bevel of verbod)
- rechtsregels worden opgelegd door het gezag van de gemeenschap
- doel: ordening van de maatschappij
- rechtsregels worden gehandhaafd door het maatschappelijk gezag
o
overheidsinstellingen
 rechtstreeks uitvoeren → uitvoerende macht
 overtreding sanctioneren → rechterlijke macht
2. Rechtstakken
-
privaat recht: verhouding tussen burgers onderling
publiek recht: verhouding tussen de overheid en de burgers,
tussen de overheidsorganen onderling en de uitvoering staatsgezag
PRIVAAT RECHT
- Burgerlijk recht:
Burgers onderling
→ Burgerlijk wetboek omvat:
- personen en familierecht
- vermogens en familiaal
vermogensrecht
- Handelsrecht:
- economisch leven regelen
niet in het Algemeen Burgerlijk Recht
- wetboek van koophandel, aantal
bijzondere wetten
vb. Wetboek van de Vennootschappen
- Privaat rechterlijk procesrecht
- Regelt de procedures die nodig zijn
om de naleving van het privaatrecht
te verzekeren
- Inrichting en de bevoegdheid van de
rechtbanken en hoe de procedure
voor de rechtbank moet verlopen
PUBLIEK RECHT
- Grondwettelijk (staats) recht
Regelt de staatsinrichting
(grondgebied, staatsvorm, uitoefening
der machten) fundamentele
rechtsbescherming van de burgers
tegenover de staat via grondwettelijke
rechten en vrijheden.
- Administratief recht
Regelt de organisatie en werking van
de uitvoerende machten.
- Strafrecht
Wat is strafbaar feit (misdrijf) en
bepaalt de straf.
- Strafprocesrecht
Bepaalt hoe misdrijven worden
opgespoord, vastgelegd, vervolgd en
bestraft.
1
Internationaal privaat en procesrecht
Welke buitenlands recht van
toepassing zal zijn indien betwisting.
- Fiscaal recht
overheid → financiële middelen nodig
om te kunnen werken → opgehaald
via belastingen. Wat in welke mate
belast wordt wordt door het fiscale
recht bepaalt.
3. Hoe ontstaat recht?
Het recht ontstaat in de eerste plaats door de wetgevende macht (in ruime zin)
die wetten stemt. Er zijn dan ook de uitvoeringsbesluiten om de wetten in
praktijk om te zetten.
4. De bronnen van het Belgisch Recht
1. Grondwet
Bepaalt fundamentele regels voor de uitvoering van het staatsgezag en de
verhouding tot de burgers.
Verandering Grondwet → BS → Senaat, Kamer, Albertina (Burgerlijk
Wetboek)
2. Wetten, decreten en ordonnanties
-
Wetten gaan uit van het federaal parlement (Kamer, Senaat)
Decreten gaan uit van de Gemeenschappen en Gewesten.
Ordonnanties gaan uit van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
3. Uitvoeringsbesluiten
Koninklijke, Ministeriële Besluiten, Besluiten van Gemeenschap en
Gewestregering voeren wetten en decreten uit.
→ BS, Burgerlijk Wetboek
4. Rechtspraak
Oplossing voor bepaald probleem.
Rechter → uitspraak vonnis heeft enkel belang voor de partijen die voor
hem staan → tijdschriften
Uitvoeringsbesluiten gelden bijvoorbeeld voor het hele gewest en rechtspraak
enkel voor de partijen die voor hem staan.
Als andere rechters dezelfde uitspraak ondernemen wordt rechtspraak recht.
5. Rechtsleer
Geheel van commentaren van rechtsgeleerden bij het recht (soms gaat het
om kritiek, interpretaties,…)
→ tijdschriften
vb: Onthaalmoeder → ziek → geen vergoeding, maar is werkneemster → wel
vergoeding
6. Gewoontes en gebruiken
Gewoonte is een algemeen geldend gebruik. Iedereen handelt op
dezelfde manier omdat men denkt zo een rechtsplicht na te leven.
2
Hoofdstuk 2:
VIER
Taalgebieden
DRIE
Gewesten
Geleidingen van de federale staat
Nederlands
2 talig Brussel – Hoofdstad
Vlaams Gewest
Brussel Hoofdstedelijk
Gewest
WM: Vlaams
Parlement → Decreet
WM: Brusselse
Hoofdstedelijke Gewest Raad
→ Ordonnantie
Frans
Duits
Waals Gewest
WM: Waalse Gewest Raad → Decreet
UM: Brusselse
UM: Waalse Gewest Regering → Besluit
Hoofdstedelijke Gewest
Regering → Besluit
Vlaamse Gemeenschap
Franse Gemeenschap
Duitstalige Gemeenschap
DRIE
UM: Vlaamse Regering
Gemeenschappen → Besluiten Vlaamse Regering
WM: Franse Gemeenschaps Raad
→ Decreet
WM: Duitse
Gemeenschaps Raad →
Decreet
UM: Franse Gemeenschaps
Regering → Besluit
UM: Duitse
Gemeenschaps Regering
→ Besluit
3
Hoofdstuk 3:
Scheiding der machten
1. Wat is scheiding der machten?
In België kennen we drie machten:
- wetgevende macht: maakt de wetten en de reglementen
- uitvoerende macht: moet de wetten en de reglementen uitvoeren
en toepassen
- rechterlijke macht: komt tussen wanneer er betwisting is bij de
uitvoering van wetten en reglementen
Wetgevende en uitvoerende macht verschillende op Gemeentelijk, Gewestelijk
en Federaal vlak.
Rechterlijke macht alleen op federaal vlak.
Koning treedt bij de totstandkoming van een wet op als wetgevende en
uitvoerende macht.
Minister + koning → wetsontwerp
Wet goedgekeurd door plenaire zitting → bekrachtigd + afkondiging BS
2. 5 Bestuursniveaus voor wetgevende en uitvoerende
macht
Federale staat:
- federaal niveau
- gemeenschappelijk niveau
- gewest niveau
- provinciaal niveau
- gemeentelijk niveau
3. Het supranationale beleidsniveau
Europese niveau
Op Europees vlak → rekening houden met richtlijnen i.v.m. diverse domeinen
(bv. Landbouw, economie, verkeer, belasting,…) Bedoeling = komen tot 1
gemeenschappelijk beleid binnen Europese Unie.
Wetgevende macht: Europese Parlement
Uitvoerende macht: Europese Commissie
4. Nevengeschikte beleidsniveau
1. Federale niveau
WM → Federaal parlement
Beslist over grondwet, justitie, defensie, openbare orde, sociale zekerheid,
arbeidsrecht, prijs en inkomensbeleid, handels en VN recht, monetair en
financieel beleid, federale belastingen + restbevoegdheden
UM → Federale regering
4
2. Gemeenschapsniveau
WM → Vlaamse Raad, Franse Gemeenschaps Raad, Duitstalige
Gemeenschaps Raad
De gemeenschappen beslissen via decreten over:
o onderwijs
o culturele aangelegenheden
o persoonsgebonden aangelegenheden
o taalgebruik
o internationale betrekkingen wat betreft gemeentelijke
bevoegdheden
UM → Vlaamse Regering, Franse Gemeenschaps Regering,
Duitstalige Gemeenschaps Regering
3. Gewestniveau
WM → Vlaamse Raad, Waals Gewest Raad, Brussel Hoofdstedelijke
Raad
De gewesten bevoegd via decreten voor:
RO, milieu, huisvesting, waterbeleid, gewestelijk energiebeleid, regionale
economie, werkgelegenheid, wegennet, havens, openbare werken,
internationale betrekkingen voor gewestelijke bevoegdheden
UM → Vlaamse Regering, Waals Gewest Regering, Regering van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
5. Ondergeschikte beleidsniveaus
1. Provinciaal niveau
WM → Provincieraad
Provinciale bevoegdheden: provinciaal onderwijs, huisvuilwerking,
provinciewegennet, rampenplannen
UM → Bestendige Deputatie
2. Gemeentelijk niveau
WM → gemeenteraad
Gemeentelijke bevoegdheden: OCMW, gemeentelijke politie, gemeentelijke
wegen, gemeentelijke financiën, sportinfrastructuur
UM → College van Burgemeester en schepen
6. Opmerking
België: rechtstaat ↔ politiestaat
Rechtstaat: als burger alleen doen wat de overheid bepaald.
Politiestaat: als burger alle rechten, behalve een paar dat de overheid
verbiedt.
Democratie ↔ autocratie
Democratie: via verkiezingen een vertegenwoordigers van het volk.
Autocratie: één persoon die alles zegt.
Monarchie
Koning: onschendbaar en onverantwoordelijk. Ombekwaam om alleen te
handelen geen persoonlijke macht.
5
7. Hoe worden wetten gemaakt?
1. Initiatief
-
Wetsvoorstel
Wetsontwerp (komt v. d. Regering, mag 2de stap overslaan, vrij veel
zekerheid da het een wet wordt)
2. In overwegingneming
Kamer van Volksvertegenwoordigers alleen voor wetsvoorstel.
! Cordon Sanitair → mondelinge overeenkomst tussen verschillende
partijen tegen het Vlaams Blok
3. Behandeling in Commissie
Goed of slecht wetvoorstel
Eventueel verwijzing = amendement
→ definitieve tekst
4. Evocatierecht van de senaat
Senaat mag gedurende 30 à 40 dagen het definitief verslag naar zich
toe trekken ( evalueren) en ook wijzigingen aan brengen.
5. Plenaire zitting
Senaat → Kamer → definitief
Hoeft de eventuele wijzigingen niet over te nemen.
Stemming:
1. per artikel
2. over het geheel
Bij volstrekte meerderheid → wet
6. Bekrachtiging + afkondiging door Koning
WM: bekrachtiging
UM: afkondiging door Koning
7. Publicatie in Belgisch Staatsblad
Pas 10 dagen later → wet van toepassing op een opgegeven datum
6
Hoofdstuk 4:
De rechterlijke macht
1. Algemene begrippen
-
België → 5 rechtsorganen (Brussel, Antwerpen, Gent, Bergen en
Luik)
Elk rechtsgebied → gerechtelijke arrondissementen → gerechtelijke
kantons
1 x dat zaak voorkomt → 1ste aanleg
niet eens mee uitspraak → beroep (niet altijd mogelijk)
lagere rechtbanken: vonnissen
hogere rechtbanken: arresten
2. Rechtbanken en hoven
Hof van Cassatie
Hof van Assisen
Hof van Beroep
- Burgerlijke Kamer
- Jeugdkamer
- Correctionele Kamer
Arbeidshof
Rechtbank van
Koophandel
Rechtbank van 1ste aanleg
- Burgerlijke Kamer
- Jeugd Rechtbank
- Fiscale Rechtbank
- Correctionele Rechtbank
Arbeidsrechtbank
Vrederechter
Politie Rechtbank
Strafrechtbanken: niet burgerlijk, spreken strafrechten uit.
1. Vrederechter
- per gerechtelijk kanton
- partijen verzoenen, geschillen < 1 860,00 €
- bevoegd, ongeacht de waarde van de vordering voor:
- huurgeschillen
huurwaarborg wordt niet terug betaald
-
mede – eigendom
appartement, lift, inkomhal, gevel → moet georganiseerd worden,
onderhoud liften
-
erfdienstbaarheden
ene grond heeft last t.o.v. andere gronden
-
betwistingen over onderhoudsuitkering (bij echtscheidingen → 1ste
aanleg
zolang geen echtscheidingsprocedure bezig is betwist de vrederechter
over onderhoudsgeld bij echtscheiding → rechtbank van 1ste aanleg
-
volledige bevoegdheidlijst → Gerechtelijk Wetboek art. 591
zaken > 1 240,00 € → beroep bij de RB van 1ste aanleg
7
2. Politierechter
- per gerechtelijk kanton
- bevoegd voor verkeersinbreuken → bestraft met overtredingen
- geen politierechter → vrederechter
- Beroep → wordt behandeld in de Correctionele rechtbank
3. Rechtbank van eerste aanleg
- per gerechtelijk arrondissement
- behandelt beroep tegen vonnissen van lagere Rechtbanken
(2de beroep niet meer mogelijk)
- behandelt geschillen tussen handelaars en particulieren
(beroep → hof van beroep)
- geschillen > 1 860 €
- verschillende kamers
- burgerlijke kamer (echtscheidingen)
- kamer voor correctionele zaken:
uitspraak over vonnis van de politierechter waartegen min in
beroep is gegaan, oordeelt in 1ste aanleg over gewone
misdrijven, wanbedrijven
- jeugdkamer
oordeelt over minderjarigen en verlengd minder jarigen, ook al
hebben zij een ernstig misdrijf begaan
- fiscale rechtbank
twisten tussen fiscus en de belastingplichtigen
- voorzitter RB van 1ste aanleg → zitting nemen in kort geding voor
hoogdringende zaken
4. Rechtbank van Koophandel
- per gerechtelijk arrondissement
- behandelt betwistingen tussen handelaars en vennootschappen onderling
waarvan vorderingsbedrag > 1 860 €
- burger → handelaar < 1 860 € → vrederechter
> 1 860 € → keuze → Rechtbank van 1ste aanleg
→ Rechtbank van Koophandel
- handelaar → burger < 1 860 € → vrederechter
> 1 860 € → keuze → Rechtbank van 1ste aanleg
- handelaar → handelaar → Rechtbank van Koophandel
- Beroep bij Hof van Beroep
5. Arbeidsrechtbank
- Behandelt geschillen tussen werkgever en werknemer
- Beroep bij Arbeidshof
6. Hof van Beroep
- in de hoofdplaats van elk rechtsgebied
- behandelt beroep tegen vonnissen van de rechtbank van 1 ste aanleg
8
7. Hof van Cassatie
- Slechts 1 Hof van Cassatie in Brussel
- niet bevoegd om uitspraak te doen over de grond van de zaak, gaat enkel na
of er al dan niet procedurefouten gemaakte zijn en of de wet al dan niet werd
overtreden
- maar de zaak moet eerst in 1ste aanleg als in beroep behandeld zijn
enigste RB waar je een advocaat moet hebben, kiezen uit een lijst → duur
8. Hof van Assisen
- zetelt niet permanent → kan in iedere provinciehoofdstad
- 1ste en laatste aanleg (beroep niet mogelijk)
uitspraak over misdaden, politieke misdrijven, drukpersmisdrijven
- gevonnist door: jury 12 burgers (bepalen schuldvraag)
→ bij schuldig → strafmaat bepaald door rechter
9. Arrondissementsrechtbank
-
Komt tussen wanneer 2 rechtbanken het niet eens raken over hun
bevoegdheden.
3. Bijzondere rechtscolleges
1. Raad van State
3 afdelingen:
1. wetgeving: verleent advies voor wetsontwerpen en voorstellen
2. controleert budgetten
3. administratie: kan besluiten van de UM nietig verklaren als ze strijdig
zijn met de wet
2. Arbitragehof
Toezien dat decreten niet strijdig zijn met de wet.
→ Gemeenten en Gewesten gecontroleerd
→ nietig verklaard of geschorst
3. Administratieve rechtscolleges
Lost problemen op tussen staatsambtenaren en overheidsinstanties.
4. Hof van justitie
Belgisch gerecht → juridisch vraag → Europees Hof van Justitie
Om te weten of de Belgische wetgeving al dan niet in strijd is met de
Europese (d.m.v. prejudiciële vraag)
→ kan lidstaat van de Europese Unie veroordelen omdat ze de Europese
wetgeving niet (op tijd) heeft omgezet in nationaal recht wordt ingespannen
door Europese Commissie.
5. Europees Hof van de rechten van de mens
In Staatsburg
Iedereen → hof stappen als hij meent dat de nationale wetgeving strijdig is
met het hele Verdrag van de Rechten van de Mens
9
4. Procedure voor burgerlijke rechtbanken
1. Inleiding van de zaak voor de rechter
-
-
eerst bevoegde rechtbank zoeken
rolstelling → zaak wordt ingeschreven en dossier van rechtspleging
wordt geopend (alle documenten bewaard) (dagvaarding,
bewijsstukken)
via dagvaarding (gerechtsdeurwaarder) wordt de tegenpartij officieel
uitgenodigd op een bepaalde dag voor de rechtbank te verschijnen
verschijning 1ste meerdere zitting → partijen verschijnen in persoon
of laten zich vertegenwoordigen door advocaat
o tegenpartij → niet aanwezig → verstekvonnis
o zaak vraagt korte debatten: op dit moment kan gepleit
worden op of een vaste datum
o bij complexe zaak → zaak uitgesteld
o indien geen betwisting → vonnis onmiddellijk
o tegenpartij + advocaat → uitstel voor eisende partij
(alle twee advocaat → ook uitstel want de advocaten moeten
geld verdienen)
2. Eigenlijke behandeling voor de rechter
-
uitwisseling van stukken en conclusies
bepaling van de rechtsdag waarop de zaak gepleit wordt
pleiten op de rechtsdag
3. Berechten van de zaak
-
na het pleiten → sluiten van debatten
rechter kan zaak in beraad nemen
uitspraak volgt (=einde proces, tenzij men in beroep gaat)
4. Uitvoeren van het vonnis
-
men wacht de vrijwillige uitvoering van het vonnis af
zoniet → gerechtsdeurwaarder: bevel tot betalen
zoniet → gerechtsdeurwaarder: bewarend beslag leggen op
goederen van de veroordeelde partij
zoniet → gerechtsdeurwaarder: uitvoerend beslag
1. Inleiding bij verzoekrecht
Kost: rolrecht
→ eiser: voorschot
→ veroordeelde verweerder: integraal betalen
2. Inleiding bij dagvaarding
Kost: rolrecht, ereloon, bij komende kosten gerechtsdeurwaarder
→ eiser: voorschot betalen
→ veroordeelde verweerder: integraal betalen
10
3. Inleiding bij dagvaarding waarbij verzoekschrift voldoende is
Kost: rolrecht, ereloon, bijkomende kosten gerechtsdeurwaarder
→ eiser: voorschot, ereloon en kosten gerechtsdeurwaarder
definitief
→ veroordeelde verweerder: rolrecht 25 à 35 €
4. Expertise
Begint pas als hij het voorschot op z’n eerloon heeft gekregen en
verwittigd geweest is door de griffier.
Kost: ereloon, bijkomende kosten
→ eiser: voorschot betalen
→ veroordeelde verweerder: integraal betalen
5. Advocaat
Kost: ereloon, bijkomende kosten
→ eiser: integraal betalen, eventueel recuperatie via
rechtsplegingvergoeding → betaald door de veroordeelde
verweerder (dekt niet volledige kosten)
6. Uitvoering vonnis via gerechtsdeurwaarder
Kost: ereloon, bijkomende kosten gerechtsdeurwaarder
→ eiser: voorschot
→ veroordeelde verweerder: integraal betalen
(Ene gerechtsdeurwaarder vraagt wel een voorschot andere niet →
want als ze de spullen van de veroordeelde verkopen → halen ze
daaruit hun geld.)
7. Voorbeeld
Iemand bestelt olie voor 1 000 € en betaalt niet!
1. aanmaning → aangetekend versturen = 4,21 €
2. dagvaarding rolrecht, ereloon , bijkomende kosten GDW
245€
3. veroordeling door rechter tot betaling van
i.
hoofdsom: 1 000 €
ii.
interesten: 100 €
» vergoedende: vanaf verval t.e.m. de
dagvaarding (rechter → vrij % bepalen)
» gerechtelijke: vanaf de dagvaarding t.e.m. de
uitspraak ( rechter → 7%)
• schadevergoeding = 150 €
• gerechtskosten = 245 €
• rechtsplegingvergoeding = 167 €
1 662 €
11
4. uitvoering vonnis
i.
vonnis betekenen (vonnis afhalen op de griffie en
naar tegenpartij brengen) + bevel tot betalen: 75 €
ii.
bewarend beslag: 150: €
iii.
uitvoerend beslag:
» slotenmaker: 38 €
» verhuiswagen: 150 €
» kosten verkoop: 100 €
2 175 €
5. Procedure voor de strafrechtbanken
1. Wat is straf recht?
strafrecht → sanctierecht
strafrecht → wettelijk recht → wat in de wat wordt beschreven,
strafrechtelijk gesanctioneerd wordt
→ strafwetboek en in andere wetten
strafrecht → bepaalt wat strafbaar is en de straf
strafprocesrecht → bepaalt hoe misdrijven worden opgespoord,
vervolgd, vastgesteld en bestraft
2. 3 soorten misdrijven
1. De overtreding
→ politiestraf
Lichte vorm, behandeld door Politie Rechtbank
→ gewone gevangenisstraf van max 7 dagen en/of
geldboetes → max 25 € x 5
2. Wanbedrijf
→ Correctionele Rechtbank
slagen en verwondingen, oplichting,… uitspraak door
Correctionele Rechtbank
→ gevangenisstraf van 8 dagen – 5 jaar en/of zware
geldboetens → min 26 € x 5
3. Misdaad
→ criminele straf
zware feiten, behandelt door Hof van Assisen
→ dwangarbeid of levenslange opsluiting en/of geldboete →
min 26 € x 5
3. Strafvordering en burgerlijke vordering
Strafvordering → het misdrijf omschreven in de strafwet
Wordt bestraft → strafrechter
Burgerlijke vordering → burgers kunnen schade ondervonden
hebben → vergoeding → rechtbank van 1ste aanleg
12
Pas als de strafrechtbank de verdachte schuldig heeft bevonden en
bestraft → dan pas mag de Rechtbank van 1ste aanleg uitspraak
doen over de schadevergoeding
4. Openbaar ministerie
Strafvordering wordt uitgeoefend door OM
OM zorgt voor de vervoeging voor de strafrechtbanken
OM zorgt voor de uitvoering van de opgelegde straf
5. Schuldig bevonden
Rechtszaak om zich te kunnen verdedigen.
Om schuldig bevonden te worden → toerekeningsvatbaar
( = verschil tussen goed en kwaad moeten beseffen. Kleine
kinderen, mentale → niet altijd toerekeningsvatbaar)
→ Beveilingsmaatregelen (bv. Internering, verbod om te rijden,…)
6. Misdrijf gepleegd
1. Uitnodiging op het politiebureau
Misdrijf ontdenkt (op heterdaad of via klacht) → politie onder
leiding van openbaar ministerie → onderzoek
Verdachte → politiebureau (ook thuis of op het werk)
(aanhouding max 24h)
→ proces verbaal opgemaakt en overgemaakt aan de
Procureur des Konings
 seponeren (fietsdiefstal)
 onderzoek instellen (home-jacking)
 minnelijke schikking (snelheids overtreding)
2. Onderzoeksrechter
Opsporingsonderzoek → politie
Gerechtelijk onderzoek → onderzoeksrechter
> 24h →onderzoeksrechter aan te pas komen
- ondervragen
- beslissen of aanhoudingbevel uitvaardigend
worden
→ verder in voorarrest of voorlopige hechtenis
→ eventueel secreet staan = max 3 dagen geen
bezoek
Binnen 5 dagen → voor de raadkamer (beslist over verdere
aanhouding)
Na elke maand → raadkamer bijeen
(wie niet vrijgelaten wordt → in beroep bij de Kamer van
Inbeschuldigingstelling)
3. Vooronderzoek
= geheim
OP het einde van het vooronderzoek → raadkamer
beslissen:
13


of de zaak voor rechtbank moet komen
welke rechtbank
4. Dagvaarding
Zaak voor de rechtbank behandeld moet worden →
dagvaarding van de Procureur des Konings
Wie niet verschijnt → wordt bij verstek veroordeeld
5. Uitspraak
Burgerlijke partijstelling
→ in vrijheid stelling
→ schuldig + straf (eventueel geldboete)
14
PERSONEN – EN FAMILIERECHT
Hoofdstuk 1:
Personen – en familierecht
1. De persoon
-
iedere drager van rechten en plichten
geheel van zijn rechten en plichten = rechtspersoonlijkheid
2 soorten: de natuurlijke persoon – de rechtspersoon
1. De natuurlijke persoon
-
levende mensen van vlees en bloed → automatische
rechtspersoonlijkheid
vanaf de geboorte (kind: levend en levensvatbaar)
eens geboren → persoonlijk retroactief
vrouw is zwanger, man sterft: ongeboren kind erft van zijn vader
dat kind → rechten en plichten bij erfrecht voor het geboren is
-
eindigt met de dood
2. De rechtspersoon
-
mensen of groeperingen van mensen / rechtspersonen die drager
zijn van eigen rechten en plichten
-
gaat het initiatief uit van de overheid → publiekrechtelijke
rechtspersonen
gaat het initiatief uit van de privé personen of andere
ondernemingen → privaatrechtelijke rechtspersonen
door oprichting, volgens de wet bepaalde wijze, volgens de wet
bepaalde vorm
-
3. Schema
Natuurlijk persoon
Begin: geboorte
Einde: dood
Rechtspersoon
Begin: oprichting
Uitzondering →
handelsvennootschappen
Einde:
- vrijwillige of gerechtelijke ontbinding
- vereffening
(alles wat de vennootschappen
hebben → verkoper → opbrengst
verdelen)
15
2. Staat van een persoon
1. Verschillende elementen van de staat van de persoon
a. De staat in de maatschappij
» Naam
→ personen van elkaar onderscheiden → familienaam en voornaam
→ familienaam: niet gekozen, doorgegeven binnen een familie,
veranderen van familienaam → verzoek tot de minister van justitie
(gegronde redenen) die bij Ministerieel Besluit zal beslissen
→ voornaam: gekozen! Ambtenaar van de burgerlijke stand mag
eventueel voornaam weigeren, veranderen van voornaam →
verzoek tot minister van justitie die bij Ministerieel Besluit zal
beslissen
»
Geslacht
Mannelijk of vrouwelijk
»
Woonplaats
→ woonplaats of domicilie → hoofdverblijfplaats waar persoon z’n
rechten en plichten wil uitoefenen
→ slechts 1 woonplaats (ingeschreven in de bevolkingsregisters)
verschillende verblijfplaatsen
»
Nationaliteit
→ band met een bepaald land
→ men wordt Belg omdat men Belgische ouders heeft (ius
sanguinis)
b. De staat in de familie: afstamming
- afstamming → band die een descendent heeft met een ascendent
- bloedverwanten → personen die afstemmen van elkaar of van een
gemeenschappelijke voorvader (graden)
- aanverwanten → bloedverwanten van de echtgenoot of echtgenoten
van de bloedverwaten
- biologische afstamming
o moederlijke afstamming
→ afgeleid uit de geboorte akte
o vaderlijke afstamming
→ kind geboren binnen 300 dagen na de ontbinding van het
huwelijk → familienaam van de vader
vaderschap ontkennen
- fictieve afstamming door adoptie
o gewone adoptie:
 band van biologische ouders niet afgesloten
 ervan van biologische ouders en adoptie ouders
o volle adoptie:
 kind kan niet meer erven van biologische ouder en
omgekeerd (kan erven als kind in die familie geboren
werd)
16
2. Kenmerken van de staat
a. Staat is niet vatbaar voor autonome wijziging
Bv. Naam veranderen → door de wet voorgeschreven regeling naleven
Uitz. Huwen → staat verandert
b. Staat is onbeschikbaar
Geen overeenkomsten over sluiten.
c. Staat is niet vatbaar voor verjaring
Tijdsduur kan geen wijziging aanbrengen aan de staat van de persoon.
d. Staat is enkelvoudig
Slechts één hoedanigheid.
3. Bekwaamheid
1. Begrip
Feitelijke bekwaamheid: mogelijkheid om iets te doen, vaardigheden die
men kan waarnemen
Genotbekwaamheid: hebben van rechten en plichten
Rechtsbekwaamheid: van een fysiek persoon → volledig
Van een rechtspersoon → beperkt tot statutair doel
Handelingsbekwaamheid:de bekwaamheid om de rechten en plichten die
men heeft, ook effectief uit te oefenen. Als een persoon
handelingsbekwaam is → wordt het bestuur over zijn persoon en
vermogen door een bewindvoerder waargenomen
2. Minderjarigen
-
ontvoogde en niet ontvoogde (meerderjarig → 18 jaar)
niet ontvoogde minderjarigen
o rechtshandelingen vertegenwoordigd zijn
aantal uiz. Kopen van een cd, spaarboekje openen
17
o
o
o
o
o
vertegenwoordigd door ouders (samen beslissen)
is één ouder alleen opgetreden en is de andere niet
akkoord, dan zal de jeugdrechtbank beslissen
minderjarige 1 ouder→ ouderlijk gezag uitoefenen +
automatisch voogd
minderjarige geen ouders → voogd hem vertegenwoordigen
als minderjarige toch een contract sluit → SANCTIE → kan
alleen hij of zijn voogd de vernietiging vragen
ontvoogde minderjarige → grotere handelingsbekwaamheid,
maar ook bepaalde rechtshandelingen → bijstand !
ontvoogding door Rechtbank, wet
4. Het huwelijk
1. Begrip
- huwelijk is een duurzame vereniging
- huwelijk is een overeenkomt waardoor men toetreedt tot de instelling van het
huwelijk
2. Het burgerlijk en kerkelijk huwelijk
- burgerlijk huwelijk → rechtsgeldig
- kerkelijk huwelijk → geen juridische gelding
- burgerlijk huwelijk moet kerkelijk huwelijk vooraf gaan
3. De grondvereisten voor het sluiten van een huwelijk
Sinds 1 juni 2003 → heterokoppels en homokoppels huwen
a. huwbare leeftijd
aanstaanden meerderjarig (geen max leeftijd)
(huwen op jongere leeftijd → toestemming van de jeugdrechtbank en
ouders)
b. Toestemming van verloofden, echtgenoten
Huwelijk → contract en wederzijdse toestemming
Vrije beslissing en persoonlijke gegevens worden
(geen toestemming niet geldig van dronken, zwakzinnige,…)
zoniet → schijnhuwelijk
c. Geen huwelijksbeletsel
- bloed of aanverwanten binnen zekere graad
o in rechte lijn: huwelijk verboden voor alle bloed en
aanverwanten
o in zijlijn: huwelijk verboden voor bloedverwanten tot de 3 de
graad, aanverwanten tot 2de graad
o reeds bestaand huwelijk → bigamie = verboden
-
sancties (1 van de voorwaarden niet voldaan of huwelijksbeletsel)
o ambtenaar van de burgerlijke stand weigeren van het
huwelijk te voltrekken
18
andere personen → verzet aantekenen (ouders) bij
ambtenaar van burgerlijke stand
o achteraf huwelijk nietig verklaard (indien 1 van de
voorwaarden niet was voldaan) → huwelijk heeft dan nooit
bestaan
4. Vormvereisten van de huwelijkssluiting
a. Huwelijksaangifte
Ambtenaar van burgerlijke stand → akte van aangifte
Huwelijk niet voltrokken worden voor de 14de dag na de datum van
opmaak van de akte van aangifte.
Aangifte → 6 maanden geldig
b. Voltrekking
Door vormelijk contract → aangegaan door een ambtenaar van
burgerlijke stand van de gemeente waar 1 van de 2 verloofden zijn
woonplaats heeft.
Ambtenaar → nagaan of de grondvereisten werden vervuld geen
verzet, geen tegen de wil in, geen schijnhuwelijk,…
In het openbaar, tegenwoordigheid van 2 getuigen ambtenaren van de
burgerlijke stand → ontvangt voor de verklaring van de huwenden dat
zij de andere tot echtgenoot willen en verklaart dan “in de naam van de
wet” dat zij door het echt verbonden zijn → huwelijksakte
5. Primaire huwelijksstelsel
→ rechten en plichten die worden opgelegd door de wet aan alle gehuwden
a. Huwelijksplichten
- samenwoning: echtgenoten → dezelfde verblijfplaats samen
gekozen of door de vrederechter
-
getrouwheid: elkaar trouw blijven, ontrouw → echtscheiding
-
bijstand: morele verplichting om voor elkaars gelukt te zorgen
-
hulp en bijdragen: financiële verplichting om voor elkaar te zorgen,
de onderhoudsverplichting
b. Bescherming van gezinswoning
Gezinswoning en huisraad → beschermd worden 1 van de echtgenoten
kan niet zomaar beschikken over de gezinswoning → toestemming van
de andere is nodig
c. Uitoefening van beroep
- beroep uitoefenen → zonder toestemming van de echtgenoot.
Maar als de belangen van het gezin in gedrang zijn → rechter
beroep verbieden
19
-
In beroepsrelaties → naam van de echtgenoot gebruiken (als hij
akkoord is) mag weigeren
Als eerst toestemming werd gegeven en later weer ingetrokken →
rechtbank tussenkomen.
-
Beroep → inkomsten
Echtgenoot → recht zijn inkomsten alleen te ontvangen → bij
voorrang besteden aan het huishouden
d. Hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden
Voor elke schuld die een echtgenoot aangaat voor het huishouden of
opvoeding van de kinderen → andere echtgenoot hoofdelijk
(schuld wel in verhouding met bestaansmiddelen)
e. Depositorekening
Echtgenoot → op eigen naam + zonder instemming →
depositorekening of kluis huren
Bank → andere echtgenoot inlichten
→ in praktijk gebeurd dat nooit
f. Dringende en voorlopige maatregelen
Als 1 van de echtgenoten zijn huwelijksplichten niet nakomt → andere
echtgenoot → vrederechter voor voorlopige en dringende maatregelen
(geen echtscheidingsprocedure)
20
6. Secundair huwelijksstelsel
- regels wat betreft vermogenrechtelijke verhoudingen tussen echtgenoten
(verschillende met primair stelsel → KEUZE)
echtgenoten → voor het huwelijk → huwelijkscontract bij notaris
ook opstellen of wijzigen tijdens huwelijk (mits wederzijds goedvinden van de
echtgenoten)
echtgenoten → geen huwelijkscontract → wettelijk stelsel
-
gemeenschap van goederen
-
scheiding van goederen
5. De echtscheiding
Ontbinding huwelijk → dood of echtscheiding
Echtscheiding: huwelijksplichten en rechten vervallen, huwelijksvermogen
wordt verdeeld
1. Voorlopige maatregelen
Vergelijkbaar met de dringende en voorlopige maatregelen tijdens het
huwelijk → vrederechter
Echtscheidingsprocedure bezig → rechtbank van 1ste aanleg
(bv. Onderhoudsgeld, afzonderlijke verblijfplaats man en vrouw,…)
2. Echtscheiding op grond van bepaalde feiten
-
-
onschuldige echtgenoot vordert de echtscheiding tegen de
schuldige echtgenoot
redenen (wel ernstig en gegrond) → overspel, geweld,
mishandeling, grove belediging,…
procedure → rechtbank van 1ste aanleg, Burgerlijke Kamer
o dagvaarding door de onschuldige echtgenoot
o eventueel verzoeningspoging
o bewijzen
o definitieve echtscheiding bij vonnis (1 à 3j)
schuldige echtgenoot → onderhoudsuitkering → onschuldige
allebei schuldig → geen onderhoudsuitkering
enkel als de onschuldige niet zelf kan voorzien op dezelfde wijze als
tijdens het samen leven
1/3 max van de inkomsten
21
3. Echtscheiding op grond van 2 jaar feitelijke scheiding
- echtscheiding vorderen → 2 jaar feitelijke gescheiden leeft
- procedure → idem (uitz. Zaak ingeleid door schuldige)
- onderhoudsgeld → idem, geen begrenzing tot 1/3 inkomen
(1 à 3 jaar)
4. Echtscheiding door onderlinge toestemming
-
-
-
grond → onbekend
onderlinge en volgehouden akkoord
procedure → 2 voorwaarden
o min 2 jaar getrouwd
o 2 echtgenoten: min 20 jaar
rechtbank van 1ste aanleg burgerlijke kamer
o voorafgaande overeenkomst
o in periode van 3 à 4 maanden → 2 x verschijnen
o def na vonnis
onderhoudgeld → zie overeenkomst
5. Scheiding van tafel en bed
-
-
geen eind aan het huwelijk, wel eind aan de plicht van het
samenwonen en bijstand, maar plicht van trouw en financiële hulp
blijft bestaan
zowel op grond van bepaalde feiten als door onderlinge
toestemming
na 3 jaar overgaan tot scheiding
6. Feitelijk en wettelijk samenwonen
Wettelijk samenwonen → samenwonen officieel gemaakt
→ juridische gevolgen aan verbonden
1. Wie kan wettelijk samenwonen?
-
hetero als homokoppels
niet noodzakelijk de levenspartner van de andere
beperkt tot 2 personen
voorwaarde → niet gehuwd of samenwonend
2. De vormvereisten
Verklaring van samenwoning →ambtenaar van burgerlijke stand van de
gemeenschappelijke woonplaats → melding in bevolkingregister
3. Rechten en plichten
-
bescherming van de gezinswoning
hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden van het samenleven en
opvoeding van kinderen
financiële hulp
22
4. Verdeling van het goed
Scheiding van de goederen → elke partner is eigenaar van de goederen
waar hij kan bewijzen dat hij eigenaar is, van de inkomsten uit deze goed
en van de opbrengsten uit zijn arbeid.
Goederen → geen van beide eigendomsrecht → behoren aan beide toe in
onverdeeldheid
Indien de partner voor een andere verdeling van de goederen kiezen →
notariële acte
5. Het einde van het wettelijk samenwonen
Samenlevingscontract eindigt als:
- 1 van de 2 overlijdt
- 1 van de 2 trouwt
- 1 van de 2 verklaring aflegt voor de ambtenaar van de burgerlijke
stand
Geen onderhoudsuitkering
23
Hoofdstuk 2:
Huwelijksvermogensrecht
1. Keuze: huwelijkscontract of wettelijk stelsel
Huwelijkscontract → afspraken → vermogens apart / vermogens samen
→ notaris (voor men trouwt of daarna)
→ geen duidelijke afspraak → wettelijk stelsel
2. Wettelijk stelsel
1. Samenstelling van de vermogens
a. EVM – EVV
o wat de man, vrouw voor het huwelijk bezat
o wat de man, vrouw kreeg tijdens het huwelijk door erfenis,
schenking, testament
o kleren en voorwerpen voor persoonlijk gebruik (juwelen)
o auteursrecht op kunstvoorwerp of uitvinding
o recht op herstel van persoonlijke schade
o recht op pensioen, erfrente
o materialen nodig voor het uitoefenen van een beroep
o toebehoren van eigen onroerende goederen
o voordelen van personenverzekering bij overlijden van de
echtgenoot of na echtscheiding
o goederen aangekocht met eigen persoonlijk geld
(= wederbelegging)
o levensverzekering!
Contract tussen verzekeringsnemer en
verzekeringsmaatschappij waarbij men overeenkomt of men
op pensioenleeftijd een kapitaal betaald
Meestal 2 clausules → pensioendatum
 verzekeringsnemer betaalt premie aan
verzekeringsmaatschappij
 verzekeringsmaatschappij betaalt een kapitaal
b. Gemeenschappelijk vermogen (GV)
o een goed waarvan niet kan bewezen dat het persoonlijk is
o beroepsinkomsten van de echtgenoten
o wat via schenking, erfenis aan beide toekomt
o inkomsten uit eigen goederen
2. Schulden tijdens het huwelijk
a. EVM - EVV
o schuld die de man, vrouw had voor het huwelijk
o schuld op erfenis,… die de man, vrouw kreeg tijdens huwelijk
o schuld die de man, vrouw tijdens het huwelijk aangaat in het
belang van het eigen vermogen
24
o schuld die de man vrouw oploopt uit strafrechtelijke
veroordeling
o eigen schulden → betaald worden met eigen vermogen en
beroepsinkomsten via man of vrouw (gemeenschappelijk
vermogen)
Heeft het gemeenschappelijk vermogen die schulden verrijkt
→ helft van het gemeenschappelijk vermogen wordt dan ook
aangesproken
b. Gemeenschappelijk vermogen
o schulden door beide echtgenoten aangegaan
o schulden door 1 van de echtgenoten aangegaan voor de
huishouding, opvoeding van de kinderen of in het belang van
het gemeenschappelijk vermogen
o schulden waarvan ze niet bewezen zijn da ze eigen schulden
zijn
o schulden i.v.m. beroep
o schulden van het gemeenschappelijk vermogen → betaald
met eigen vermogen en gemeenschappelijk vermogen
Eigen vermogen van de partner → niet aangesproken als het
gaan om een buitensporige schuld, intresten van eigen schulden,
schulden eigen beroep, onderhoudsschulden
3. Ontbinding van de vermogens
Bij overlijden, wijziging, echtscheiding → huwelijksvermogensstelsel
ontbonden worden → verdeeld en vereffend
-
vereffening: opmaken materiële inventaris
welke goed en schulden tot welk vermogen behoren.
Soms vergoedingsrekeningen.
-
verdeling: elk eigen vermogen en helft gemeenschappelijk
vermogen
3. Huwelijkscontract
-
-
notaris: hoe de echtgenotes hun vermogens willen samenstellen
voor, na huwelijk, eventueel wijzigingen
scheiding van goederen
1 van beide echtgenoten → handelaar
beide echtgenoten → belangrijke familievermogens → niet
vermengd
EVM en EVV
Toch iets samen kopen → onverdeeld goed
Schulden beroep → EV en aandeel van de echtgenoot in
onverdeeld goed.
→ andere echtgenoot niet meetekend in contracten anders EV van
de echtgenoot aangesproken worden
bedongen gemeenschap:
alle goederen gemeenschappelijk
EV → strikt persoonlijk goed
25
-
GV
o
Gelijklopend bestuur:
 Daden van dagelijks bestuur → apart
o Gezamenlijk bestuur
 Verkoop, verhuur, lening, hypotheek aangaan = daden
van beschikking → samen
26
VERBINTENISSENRECHT
Hoofdstuk 1:
Verbintenissen uit contracten
1. Inleidende begrippen
- Verbintenis → rechtsband waardoor 1 of meer personen gehouden zijn tot
een prestatie jegens 1 of meer andere personen
→ schuldenaar – schuldeiser
- schuldenaar: degene op wie de verbintenis rust
- schuldeiser: degene die een prestatie mag verwachten
- verbintenis ≠ overeenkomst, wel het gevolg van een overeenkomst
→ ook voortvloeien uit de wet, quasi – contracten, onrechtmatige daad,
eenzijdige rechtshandelingen
2. Soorten overeenkomsten
1. Consensuele en plechtige overeenkomsten
-
als men speciale procedure of formaliteiten heeft gevolgd → zo niet
→ overeenkomst = nietig
door stemming van de partijen die erbij betrokken zijn mondeling →
voldoende
schriftelijk → bewijs !
2. Wederkerige en eenzijdige overeenkomsten
-
-
partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden
o alle partijen gaan hierbij een verbintenis aan, ze zijn
schuldeiser en schuldenaar van elkaar
van enkel 1 partij een prestatie verwacht → eenzijdige verbintenis
3. Overeenkomsten onder bezwarende titel en om niet
-
elke partij belooft aan de andere een voordeel → elke partij heeft
belang bij het contract
verbintenis uit vrijgevigheid → ene partij verschaft de andere
voordeel zonder tegenprestatie
4. Vergeldende en kanscontracten
-
als de partijen de omvang en het belang van hun verbintenis kunnen
vaststellen op het ogenblik waarop de verbintenis gesloten wordt.
Bij het sluiten van de overeenkomst weet men niet welk voor of
nadeel te verwachten is → onzekere gebeurtenis
27
5. Benoemde en onbenoemde contracten
-
belangrijk, komen veel voor → wetgever eigen benaming en inhoud
geregeld → partijen niet telkens opnieuw regelen
wetgever → geen model gegeven beheerst door algemeen regelen
van verbintenissenrecht en de inhoud → partijen voorleggen
6. Hoofd en bijkomende contracten
-
bestaat op zichzelf, autonoom gesloten
ondergeschikt aan een hoofdcontract, meestal een waarborg tot
nakoming van het hoofdcontract → zekerheidsovereenkomsten
7. Middelen en resultatenverbintenis
-
naar beste vermogen zal handelen om de verbintenis te realiseren
zonder dat het resultaat gewaarborgd is
de partijen verbinden zicht tot een bepaald resultaat
8. Verbintenis intuïtie personae en andere
-
wanneer de identiteit van de tegenpartij doorslaggevend is voor het
sluiten van de overeenkomst
contract eindigt wanneer die persoon z’n verplichtingen niet meer
kan uitvoeren
9. Hoofdelijke en niet hoofdelijke verbintenissen
-
meerdere schuldenaars, elk van hen voor het geheel verbonden
in regel! Elke schuldenaar gebonden tot beloop van zijn deel.
3. Grondbeginselen van het contractenrecht
1. Contractvrijheid
-
iedereen is vrij om al dan niet een overeenkomst te sluiten
onderhandelen
vrijheid → relatief→ soms moet men een overeenkomst tekenen
zoals ze wordt voorgelegd
beperkingen → geen contract sluiten dat in strijd is met de openbare
orde en goede zeden
2. Het contract is wet: de bindende kracht
-
partijen die de overeenkomst sluiten → naleven alsof het wet is
contract goed nalezen
contract: ongedaan → 2 partijen instemmen of als wet dit bepaalt
3. Consensualisme
-
contractuele verbintenissen → door de wilsovereenkomst van de
partijen
het feit dat het akkoord van beide partijen volstaat = consensualisme
schriftelijk → bewijs
schriftelijk → nodig bij verkoop van een huis
28
4. Geldingsvoorwaarden
1. Toestemming
-
de partijen die de overeenkomst sluiten moeten akkoord zijn over de
essentiële elementen van de overeenkomst
toestemming → schriftelijk, mondeling, stilzwijgend
gebreken optreden = wilsgebreken → overeenkomst nietig
a. Dwaling
o gevolg van onvrijwillige verkeerde voorstellen waardoor
iemand toch de overeenkomst sluit
o overeenkomst nietig als de dwaling betrekking heeft op de
essentiële elementen
o dwaling → inroepen indien een ander redelijk mens in
dezelfde omstandigheden zou gedwaald hebben
→ SANCTIE relatieve nietigheid
b. Bedrog
o list om tegenpartij het contract toch te laten afsluiten
o overeenkomst nietig, indien zonder bedrog de overeenkomst
niet zou gesloten worden
2 soorten:
- hoofdbedrog → relatieve nietigheid
- incidenteel bedrog → je dacht die dingen aan een
mindere prijs te kopen → schadevergoeding
c. Geweld
o fysiek of morele dwang → overeenkomst tekenen
o overeenkomst nietig → geweld aanzienlijk
→ SANCTIE relatieve nietigheid
d. Benadeling
o als in een overeenkomst onder bezwarende titel de prestaties
niet evenwichtig zijn
o men gaat er van uit dat de partijen zelf moeten weten wat zij
doen
o moeilijk om een contract aan te vechten op grond van
benadeling
o bepalende gevallen → overeenkomst nietig
→ SANCTIE relatieve nietigheid
2. Bekwaamheid
-
partijen die de overeenkomst sluiten → handelingsbekwaam
1 van de niet handelingsbekwaam → overeenkomst nietig
relatieve nietigheid inroepen wordt door onbekwame of zijn
vertegenwoordiger
29
3. Voorwerp
-
concrete rechtsgelding dat de partijen willen
voorwerp → voorwaarden
o bepaald of bepaalbaar: schuldenaar moet weten wat hij moet
leveren
o mogelijk zijn
o geoorloofd zijn: voorwerp niet strijdig met openbare orde of
goede zede
SANCTIE relatieve nietigheid – absolute nietigheid
4. Oorzaak
-
de doorslaggevende reden waarom men die overeenkomst aangaat
geoorloofd karakter → niet strijdig met openbare orde en goede
zeden
SANCTIE relatieve nietigheid – absolute nietigheid
-
-
absolute nietigheid: openbare orde geschonden wordt. Door
iedereen aangevraagd, gedurende 30jaar nietig kan niet worden
opgeheven
relatieve nietigheid: private belangen worden geschonden, enkel
ingeroepen worden door de persoon wiens belangen geschonden
zijn , verjaart na 10 jaar
5. Gevolgen van de overeenkomst tussen de partijen bij
uitvoering van de overeenkomst
Overeenkomst → trouw wordt uitgevoerd
Zo niet → contractbreuk → aanspreken voor de schade die bij de tegenpartij
werd veroorzaakt.
1. Aanmaning
-
schuldeiser → schuldenaar altijd eerst aanmanen alvorens naar de
rechter te stappen
door gewone, aangetekende brief
aanmaningsplicht contractueel sluiten
2. Gedwongen uitvoering
-
rechter kan de weigerende partij vragen de verbintenis uit te voeren
aantal gevallen niet mogelijk → schaduwvergoeding
ook aanvullende bij 1
tegenpartij → eventueel dwangsom
3. Schadevergoeding
-
door de rechter bepaald
4. Ontbinding van de overeenkomst
+ eventueel schadevergoeding
→ gewoon het contract stopzetten (wel geldig contract)
door rechter en ook partijen → opgenomen in hun overeenkomst (in
welke gevallen)
30
≠ nietigverklaring → volledig van in het begin → nietig heeft zogezegd nooit
bestaan
5. Exceptio non adempleti contractus
Wanneer 1 van de partijen zijn verplichtingen niet nakomt → mag de
andere partij dit verweermiddel beroepen om zelf het contract niet te
moeten uitvoeren.
→ overeenkomst niet ontbonden: men wacht met zijn prestatie tot de
tegenprestatie wordt geleverd
6. Retentierecht
Wanneer iemand een zaak tijdelijk bezit, kan hij de zak bijhouden tot de
eigenaar zijn schuld betaald of zijn tegenprestatie uitvoert.
7. Andere middelen
Art. 1143 → wat verricht is, in strijd met de verbintenis te laten vernietigen
op kosten van de schuldenaar (schadevergoeding)
Art. 1144 → schuldeiser door rechter laten machtigen om de prestatie van
de schuldenaar te laten uitvoeren door een 3de op kosten van de
schuldenaar
6. Gevolgen tegenover derden
Derden → al wie geen partij is
Overeenkomst is tussen partijen → derden er niets mee te maken
Uitzondering:
- Sterkmaking: beding waar bij een partij aan de tegenpartij belooft
ervoor te zorgen dat een 3de iets zal doen, 3de: vrijheid om wel of niet
hierop in te gaan, 3de: verbintenis niet op zich wil nemen → partij die
de belofte heeft gedaan → schadevergoeding
- Beding ten behoeve van een derde: in de overeenkomst → clausule
waarin een partij een voordeel voor een 3de bekomt (niet bij de
overeenkomst betrokken) overeenkomst →geen rechten en plichten
meebrengt voor 3de, moeten die overeenkomst door 3de als feiten
waar genomen
7. Beëindiging van de overeenkomst, verbintenis
1. Betaling
-
betaling → leveren van de beloofde prestatie
in principe: schuldenaar de verbintenis nakomen ook een andere
mag dat in zijn plaats doen
Verbintenis iets te doen → niet zomaar door een ander
-
betaling → in de handen van de schuldeiser (uitz. Aan iemand die
de schuldeiser, wet, rechter aanduidt)
schuldeiser → niet verplicht een gedeeltelijke betaling te
aanvaarden
schuldenaar → niet betalen → rechter uitstel van betaling
-
31
-
schuldeiser → niet verplicht wordt iets anders als betaling te
aanvaarden ook al heeft dat nog een grotere waarde als de
oorspronkelijke
2. Schuldvernieuwing
-
bij schuldvernieuwing komt een nieuwe verbintenis in plaats van de
oorspronkelijke die verdwijnt
verschillen gevallen voordoen
o wijziging van het voorwerp
o wijziging van de schuldenaar
o wijziging van de schuldeiser
3. Schuldvergelijking
-
als 2 personen elkaar schuldenaar, schuldeiser zijn de wederzijdse
schuldvordering gaat teniet ten belope van het laagste bedrag.
-
voorwaarden:
o schulden moeten over en weer bestaan, tussen zelfde
personen
o beide schulden moeten gaan over geldsom of vervangbare
zaken van dezelfde soort
o schulden moeten vaststaan, niet betwistbaar worden
o schulden moeten openbaar zijn
-
schuldvergelijking is niet mogelijk met de Staat als tegenpartij en
ook niet in geval van faillissement
4. Schuldvermenging
1 en dezelfde persoon worden schuldeiser en schuldenaar van eenzelfde
verbintenis →verdwijnt de verbintenis
5. Kwijtschelding van de schuld
Schuldeiser → schuldenaar ontslaan van de verplichting om te betalen
6. Bevrijdende verjaring
Door gedurende een bepaalde tijd de verbintenis niet uit te voeren kan
men hiervoor ontslagen worden → verjaring
→ wet bepaalt hoeveel tijd nodig is om van verjaring te spreken
8. Bewijs van verbintenis
1. Basisprincipes
-
verbintenis → bewijs leveren
bevrijd is van de verbintenis door…. → bewijzen
2. Schriftelijk bewijs
-
volgens burgerlijk wetboek → bewijs bij uitstek
-
Authentieke akte
32
Opgesteld door notaris, ambtenaar van burgerlijke stand bijzonder
bewijskracht voor datum, wie er als partij optreedt, betaling,… enkel
aangevochten worden via de procedure valsheid in geschriften
-
Onderhandse akte
Opgesteld door de partijen zelf. Belangrijk: akte dateren +
ondertekend door alle partijen. Minstens zoveel exemplaren als
partijen zij (aantal vermelden op origineel)
Niet zoveel bewijskracht als een authentieke.
Onderhandse akte niet opgesteld zoals het hoor → begin van het
bewijs + getuigend bewijs.
Verschil authentieke en onderhandse: authentieke heeft een
uitvoeren kracht en de onderhandse niet. Om de betaling te
bekomen kan men bij authentieke akte onmiddellijk beslag laten
leggen zonder eest langs de rechter te gaan.
3. Getuigenbewijs
-
Verklaring van een persoon dat iets waar is of heeft plaats gehad.
Getuige kan beïnvloedt worden door omstandigheden.
Niet gebruiken als de rechtshandeling meer dan 370 € waard is.
4. Bewijs door vermoedens
-
vermoeden is een redenering waarbij men gevolgen trekt uit
vaststaande zaken om te besluiten tot een onbekend feit.
Wettelijk vermoeden → de wet zelf verbindt aan een of meer
bekende feiten een bepaald gevolg
Feitelijk vermoeden → redenering van de rechter
5. Bewijs door bekentenis
Iemand legt een verklaring of waarin deze de waarheid erkent, ook al heeft
hij er belang bij dit te ontkennen
- handgeschreven en ondertekent
- getypt + handtekening “gelezen en goedgekeurd”
6. De eed
Plechtige verklaring die voor de rechter wordt afgelegd.
33
Hoofdstuk 3:
daad
Verbintenissen uit onrechtmatige
Wie door zijn fout → schade veroorzaakt → vergoeden → aquiliaanse
aansprakelijkheid
1. Aansprakelijk voor eigen daden
Art. 1382 bepaalt wie door zijn fout aan een ander schade veroorzaakt, deze
schade moet vergoeden
Oorspronkelijk → 3 elementen aanwezig
Artikel 1383 → nalatigheid (vgl. goede huisvader)
1. Fout
-
-
Burgerlijk Wetboek omschrijft niet wat een fout is
2 gevallen
o wettelijke, reglementaire norm niet naleeft
o als meen een daad stelt die een zorgvuldig redelijk persoon
niet zou stellen
Of iemand heeft gehandeld zoals een goede huisvader →
wordt door rechter beoordeeld
beoordelen fout → nagaan of “hij” toerekeningsvatbaar is en hem de
fout kan verweten worden.
2. Schade
Fysiek, materieel, moreel
3. Causaal verband
-
-
tussen fout en schade → causaal verband → bewijzen dat de
schade werd veroorzaakt door de fout van degene die men
aansprakelijk stelt
redenering: zou de schade zich hebben voorgedaan zonder de fout
causaal verband vaststellen: moeilijk (door rechter betwist)
2. Aansprakelijkheid van de ouders voor daden van
minderjarigen
-
regeling ingevoerd om het slachtoffer zoveel mogelijk kans te geven
op schadevergoeding
vader en moeder aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door
hun minderjarige kinderen (ook na feitelijke of echtscheiding)
aansprakelijkheid gebaseerd op het vermoeden dat de ouders een
fout gemaakt hebben in de opvoeding van of het toezicht op hun
minderjarig kind → weerleggen door te bewijzen dat ze wel een
goede opvoeding hebben gegeven en dat ze op dat moment goed
toezicht hebben gehouden (praktijk → moeilijk om dit dubbel bewijs
te leveren)
34
3. Aansprakelijk van onderwijzers en ambachtslieden
-
-
onderwijzers en ambachtslieden → aansprakelijk voor de schade
die hun leerlingen – leerjongen veroorzaken gedurende de periode
dat ze onder hun toezicht staan
bewijzen dat hij het voldoende toezicht heeft gehouden en de fout
onmogelijk kon voorkomen
4. Aansprakelijk voor aanstellers
-
aansprakelijkheid van de aanstellers, werkgevers voor de fouten van
hun aangestelden, werknemers
aansprakelijkheid aangewend in relatie werkgever – werknemer
onweerlegbaar vermoeden: werkgever kan er moeilijk onderuit
werknemer → duidelijk fout gemaakt
werknemer → opzettelijke fout – zware fout – herhaalde lichte fout
5. Aansprakelijkheid voor zaken
1. Algemene aansprakelijkheid voor zaken
-
aansprakelijkheid voor de schade veroorzaakt door zaken die men
in bewaring heeft (niet noodzakelijk eigenaar)
voorwaarde → gebrek aan de zaak waardoor de schade wordt
veroorzaakt. Slachtoffer dit gebrek bewijzen. De bewaker kan er
zich niet vanaf maken door te zeggen dat hij niet op de hoogte was
van het gebrek.
2. Aansprakelijkheid voor gebouwen
-
-
eigenaar gebouw → aansprakelijk voor schade veroorzaakt door
instorting (te wijten aan verzuim van onderhoud of gebrek)
gebouw → ruimere zin (constructie, ingebouwd, bevestigd, steunt)
schade moet veroorzaakt zijn door instorting of afbrokkeling met
aanzienlijkheid (neervallen schoorsteen) → rechter bepaald
geen fout van de eigenaar → bewijzen (eventueel fout te wijten aan
vorige eigenaar)
aan de aansprakelijkheid ontsnappen als hij bewijst dat de schade
niet veroorzaakt is door instorting of afbrokkeling
10 jarige aansprakelijkheid voor aannemer en architecten →
gebreken inzake stevigheid gebouw (onjuiste materialen, gebrek
toezicht architect)
10 jarige aansprakelijkheid volledig of gedeeltelijk te niet gaan
gebouw (gebrek gebouw of onjuiste grond)
3. Aansprakelijk voor dieren
-
-
eigenaar dier, of degene die zich ervan bedient → aansprakelijk
voor de schade die het veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring
stond, verdwaald of ontsnapt was
bewaken niet noodzakelijk eigenaar bv. Vriendendienst → rechter
toch meestal eigenaar aansprakelijk
onweerlegbaar vermoeden: men ontloopt de aansprakelijkheid niet
door te bewijzen dat men zelf geen fout of onvoorzichtigheid heeft
begaan.
35
ZAKENRECHT
Hoofdstuk 1:
Indeling van de goederen
1. Roerende en onroerende goederen
Goederen:
- roerende
- onroerende
Verplaatsbaarheid van een goed:
- roerend goed → verplaatsbaar
- onroerend goed → niet verplaatsbaar
1. De roerende goederen
a. Goederen roerend uit hun aard
Goederen → verplaatst worden
o uit zichzelf bewegen (dieren)
o kunnen verzet worden (stenen)
Bepaald roerend goed → onroerend als ze definitief vastgemaakt zijn
aan een onroerend goed = onroerend goed door incorporatie
b. Roerend door de wet
Goed die door de wel als roerend wordt benoemd: “rechten”
c. Vervroegd roerende goederen
Goederen → onroerend
Voor verkoop → roerend
(bv. Graanteelt eerst onroerend daarna roerend)
2. Onroerende goederen
a. Onroerend uit hun aard
Goederen:
o niet kan verplaatsen
o zichzelf niet kunnen verplaatsen
b. Onroerend door de bestemming
Roerende goederen → onroerend door bande met een goed →
eigenaar onroerend goed, is ook eigenaar roerend goed
Geeft er een bepaalde bestemming aan.
c. Onroerend door incorporatie
Bv. Keuken → huis
d. Onroerend door het voorwerp waar ze betrekking op hebben
Rechten, aanspraken op iets → in principe roerend recht op een
onroerend goed → recht: onroerend
36
2. Lichamelijke en onlichamelijk goederen
Lichamelijke: waarnemen
Onlichamelijke: niet waarnemen met je zintuigen
3. Zaken in en buiten de handel
Zaken in de handel: contracten sluiten of rechten laten gelden
Zaken uit de handel: nooit het voorwerp van een contract (drugs, organen,…)
4. Gemene zaken
Levensnoodzakelijk → iemand exclusief eigenaar van wat iedereen gebruikt
(water, lucht, aarde,…)
5. Verbruikbare en niet verbruikbare goederen
Verbruikbare goederen verdwijnen door het 1ste gebruik (voedsel)
Niet verbruikbare goederen verdwijnen niet door het 1ste gebruik (auto)
37
Hoofdstuk 2:
Zakelijke rechten: eigendom
Zakelijke rechten: 3 categorieën
1. eigendom
2. zakelijke genotsrechten (bezit, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, gebruik en
bewoning, opstal en erfpacht)
3. zakelijke zekerheidsrechten (pand, voorrechten, hypotheek)
1. Definitie
Eigendom is het recht om de meest volstrekte wijze het genot te hebben van
een zaak en daarover te beschikken (niet strijdig met de wet)
→ onderscheid tussen bezit en eigendom
Wie iets bezit → doet zich voor als eigenaar, maar is er juridisch gezien
geen eigenaar → hij kan er dus niet alles mee doen wat hij wil. Bezit →
feitelijke toestand
Voor roerend goed: wie het feitelijke bezit, wordt vermoed eigenaar te zijn.
Tegenbewijs wel nodig
2. Rechten van de eigenaar
Eigendomsrecht:
- het recht van gebruik
- het recht van genot
- het recht van louter beheer
- het recht van economisch beheer
- het recht van beschikking om het goed te wijzigen en zelfs
hypothekeren, verkopen, wegschenken,…
- het recht op zicht te verzetten tegen elke onrechtmatige krenking
van zijn eigendomsrecht
→ Eigendom wordt beschermd door grondwet, strafwet
3. Beperking van het eigendomsrecht
Eigenaar → alles met zijn eigendom doen tenzij de wet anders voorziet
Eigendomsrecht → slechts beperken om het algemeen belang te beschermen
Partijen → ook beperkingen aanbrengen in contracten
Rechtspraak: ook beperkingen aan het eigendomsrecht:
- verbod van rechtsmisbruik
- burenhinder
38
1. Beperking in algemeen belang
Verschillende redenen: openbare veiligheid, rust, gezondheid, cultuur,…
Beperking eigendomsrecht door:
- onteigening
- voorschrift inzake stedenbouw en RO
- bepaling inzake behoud landschappen en monumenten
- …
2. Beperking wegens burenhinder
-
-
foutief optreden van een eigenaar → aansprakelijk voor de hinder
van de buur
hinder kan vermeden worden
buren moeten de normale hinder van het nabuurschap aanvaarde
→ als het te is (abnormale hinder) → rechter beslissen een
compensatie toe te staan aan degene die hinder ondervindt →
evenwichtsleer
feitenkwestie → rekening houden met
o aard van de hinder
o tijdstip
o ligging onroerend goed
o de overdreven gevoeligheid van degene die de hinder
ondervindt
3. Beperking uit overeenkomst
Eigendomsrecht → beperk worden door overeenkomst tussen de partijen
die uit vrije wil beperkingen aan zichzelf opleggen
1. Beperkingen met zakelijke werking
Door erfdienstbaarheden toe te kennen, iemand recht vruchtgebruik
toekennen. Overeenkomst → niet nagekomen → rechter uitvoering
van overeenkomst eisen + eventueel schadevergoeding
2. Beperking zonder zakelijke werking
Persoonlijke verbintenissen die op het eigendom toegekend worden
39
Hoofdstuk 3:
Zakelijke rechten: vruchtgebruik
1. Definitie
-
-
-
vruchtgebruik is het tijdelijk recht om een zaak, waarvan een andere
de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, met
de verplichting de zaak in stand te houden
vruchtgebruik eindigen → naakte eigenaar krijgt volle eigendom
vruchtgebruik op zowel roerend als onroerend goed
(enkel verbruikbare zaken zijn uitgesloten → oneigenlijk
vruchtgebruik)
eigenaar: naakte eigendom = recht van beschikken (verkopen) niet
het genotsrecht
volle eigendom:
- naakte eigendom = beschikking
- vruchtgebruik = recht van genot
2. De vestiging van het vruchtgebruik
1. Door de wet
Geen tussenkomt van een persoon verreist
2. Contractueel
Door hypotheekkantoor overgeschreven overeenkomst of testament.
Begin vruchtgebruik
→ staat opgemaakt worden van de onroerende goederen
→ inventaris opgemaakt worden van de onroerende goederen
(soms vruchtgebruiker waarborg geven)
3. Rechten en plichten van de vruchtgebruiker
4. Einde van het vruchtgebruik
1.
2.
3.
4.
5.
Dood van de vruchtgebruiker en 30 jaar voor rechtspersonen
verstrijken van de termijn waardoor het vruchtgebruik is verleend
door niet uitoefenen van het recht gedurende 30 jaar
door volledig verdwijnen van de zaak waarop vruchtgebruik slaat
als de vruchtgebruiker misbruik maakt van zijn recht
40
Hoofdstuk 4:
Erfdienstbaarheden
1. Definitie
-
-
-
erfdienstbaarheid is een last op een erf gelegd tot gebruik en nut
van een erf dat aan een andere eigenaar behoort
alleen op onroerend goed
vruchtgebruik: rechtsverhouding tussen → erfdienstbaarheden:
rechtsverhouding tussen 2 of meer erven.
lijdend erf: draagt de last op blijvende wijze (zelf als het van
eigenaar veranderd)
heersend erf: geniet het voordeel van de erfdienstbaarheid op
blijvende wijze
door erfdienstbaarheden toe te staan → meerwaarde aan het erf →
gemakkelijker om te erven of gebouwen te verhandelen
2. Ontstaan en vestiging van een erfdienstbaarheid
1. Ontstaan uit de natuurlijke ligging
Erfdienstbaarheid van de waterafloop → de lagere gelegen erven moeten
de natuurlijke wateraflopen ontvangen van de hoger gelegen erven
2. Ontstaan uit de wet
Ten voordele van het algemeen welzijn of privé nut aanpalende erven:
- openbaar nut: elektriciteitsvoorziening (kabels over de erven,
steunen en ankers aan de voorgevel)
geklasseerde monumenten (niet vrij verbouwd worden)
- privaat nut: gemeenschappelijke muur, afstand voor beplanting,
recht van uitweg bij insluiting
3. Door overeenkomst of verjaring
Gevestigd door titel: partijen kunnen ten voordele van hun erf een
contractuele erfdienstbaarheid organiseren. Akte overgeschreven op het
hypotheekkantoor
Gevestigd door bestemming: eigenaar van 2 erven → ene erf in toestand
brengen waardoor het op een zichtbare wijze een last draagt ten voordele
van het 2de erf. Als hij het belaste (lijdende) erf verkoopt →
erfdienstbaarheid erop blijft bestaan, het moet wel gaan om een
voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid.
Gevestigd door verjaring: zichtbare en voortdurende erfdienstbaarheden
door 30 jaar verjaring tot stand komen.
41
3. Specifieke erfdienstbaarheden
1. Afstand van bomen en beplantingen
Erf afgesloten door levende haag → minstens 50 cm van de
scheidingslijn geplant worden.
- Erf afgesloten door hoogstammige bomen → 2 m van de
scheidingslijn geplant worden.
- Erf afgesloten door laagstammige bomen →50 cm van de
scheidingslijn geplant worden.
Zo niet → buur vragen dat ze worden weggehaald.
-
2. Gemene muur
Als ze op kosten van de buren op de scheidingslijn tussen de erven
worden opgetrokken.
Kosten voor onderhoud van de muur → door alle buren.
Elke buur: recht om tegen de muur aan te bouwen of om ze hoger op te
trekken op zijn kosten.
Geen openingen maken.
3. Recht van uitweg
Erf ingesloten door andere erven → recht van uitweg over andere
erven.
Hoe breed de uitweg moet zijn en uitzicht?
→ verschillende manieren bepaald:
o overeenkomst eigenaars heersend en lijdend erf
o rechtbank
o verjaring
Verdwijnen wanneer het erf niet meer is ingeloten door vermenging
heersend en lijdend erf onbruik.
Eigenaar heersend erf → vergoeding → eigenaar lijdend erf
4. Einde van de erfdienstbaarheden
-
vermenen heersend en lijdend erf
niet uitoefenen gedurende 30 jaar
rechtsafstand
verdwijnen nut
42
HET ERFRECHT
Hoofdstuk 1:
Inleiding
Iemand overlijdt → goed verdeeld (testament of wettelijk erfrecht)
Erflater:
decoeïus, degene die overlijdt → goed verdeeld volgens het erfrecht. Gehuwde
partner = langstlevende echtgenoot.
Erfgenaam:
degene die erft
Bekwaamheid tot erven:
men met de al verwerkt zijn om te kunnen erven
Ongeboren kind → terugwerkende rechtspersoonlijkheid
Waardig om te erven
Iedereen kan erven, tenzij → schuldig aan zwaar vergrijpen ten opzichte van de
overledene.
43
Hoofdstuk 2:
Technieken van het wettelijk erfrecht
Voorlopig geen rekening langstlevende echtgenoot.
5 technieken: orde, lijn, graad, kloving, plaatsvervulling
1. Orde
Erfgenamen ingedeeld in 4 orden → de ene orde sluit de ander uit
1. 1ste orde
descendenten: K, KK, AKK van de erflater
2. 2de orde
bevoorrechte
- zijverwanten (broers en zussen, eventueel ook hun kinderen indien
zijzelf overleden zijn)
- ascendenten (ouders erflater)
ouders: elk recht op 1/4 , de rest verdeel over broers en zussen
3. 3de orde
ascendenten (ouders + andere ascendenten)
44
4. 4de orde
gewone zijverwanten
2. De lijn
1ste lijn: vaderlijk en moederlijke lijn, groep bloedverwanten die met erflater
verwant zijn langs vader of moeders kant
2de lijn: verwanten in rechte lijn (stammen van elkaar af) of zijlijn
(gemeenschappelijke voorouders)
3. De graad
Afstand tussen bloedverwanten.
4. Kloving
Erfgenamen → 3de orde → kloven
Koving = nalatenschap in gelijke delen verdeeld tussen bloedverwanten van
de vaderlijke en moederlijke lijn elk ½, uitz. V+→ M en M+→ V en die komt in
samenloop met een gewone zijverwant van de andere lijn → M of V 1/3
vruchtgebruik van het deel dat toekomt aan de zijverwanten
45
5. Plaatsvervulling
Bepaalde erfgenamen komen in de plaats van vooroverleden verwanten.
Ofwel descendent, broer of zus, nonkel of tante van de erflater.
6. Oefening
46
Hoofdstuk 3:
De langstlevende echtgenoot
Altijd eerst een verdeling van het huwelijksvermogen volgens de regels van het
huwelijksvermogensrecht.
(wettelijk stelstel: helft gemeenschappelijk en eigen vermogen man/vrouw)
1. De langstlevende echtgenoot samen met
afstammelingen
Als er afstammelingen zijn → langstlevende echtgenoot erf vruchtgebruik over
de hele nalatenschap.
Afstammelingen enkel: naakte eigendom.
2. De langstlevende echtgenoot samen met andere
erfgenamen dan kinderen
Langstlevende erft helft gemeenschappelijk vermogen → volle eigendom
eigen vermogen → volle eigendom
Andere erfgenamen enkel recht op naakte eigendom van eigen vermogen.
3. De langstlevende echtgenoot is enige erfgenaam
Volledige nalatenschap in volle eigendom.
47
Hoofdstuk 4:Nalatenschap aanvaarden of verwerpen
1. Zuiver aanvaarden
Erfgenaam →goederen + schulden
Als schulden > geërfde goed → erfgenaam met zijn persoonlijk vermogen voor
deze schulden instaan.
2. Verwerpen
Teveel schulden → nalatenschap verwerpen
→ uitdrukkelijk verklaring neergelegd op de griffie van de Rechtbank van 1 ste
Aanleg (erfgenamen erven niets en moet ook niets betalen)
Nalatenschap verder verdeeld onder de erfgenamen die wel aanvaarden.
3. Aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving
Dit kiezen als met niet weet hoe groot de schulden zijn.
→ erfgenaam aanvaardt de nalatenschap, maar moet slechts de schulden
betalen voor zover hij iets krijgt uit de nalatenschap
Ook verklaring op de griffie van de Rechtbank van 1 ste Aanleg.
48
HANDELSRECHT
Hoofdstuk 1:
zelfstandigen
Vestigingsformaliteiten voor
1. Houder van een rekening bij de dienst der
postcheques of bij een bankinstelling
Handelaar → domiciliëring en rekeningnummer van de bank op facturen,…
(alle documenten) vermelden als hij een betaling vordert!
2. Distributie attest, vestigingsattest
- distributie attest:
bewijzen dat je kennis hebt van het bedrijfsbeheer, via werkervaring, diploma
door alle starters aangegaan worden (uitz. Intellectuele
dienstverlenende beroepen)
- vestigings attest: bewijs geven van beroepskennis via diploma
voor 42 gereglementeerde beroepen
(alle soorten aannemers, slagers, kappers,…)
3. Inschrijving in het handelsregister
→ via ondernemingsloket
Kruispunt voor ondernemingen (1/7/2003)
Alle info van de starters → KBO en daar wordt alles opgeslagen → daar info
over de handelaar vinden (d.m.v. ondernemers nummer) (vroeger
handelsregister nummer)
(Als gewone mens niet naar KBO, wel als ondernemingsloket en als
overheidsinstantie. Wel als gewone mens → ondernemingsloket voor
eventueel beroep info over je concurrent)
Ondernemingsnummer → op alle documenten → zo niet → geen rechtszaken
bij rechtbank
- eenmanszaak (ondernemingsloket)
- vennootschap
o notaris: oprichtingsakte
o op de griffie van de Rechtbank van Koophandel de
oprichtingsakte neerleggen → ondernemingsnummer
o ondernemingsloket (voor alle andere formaliteiten)
49
4. Bekendmaking van de huwelijksvoorwaarden
Belang: weten onder welk huwelijkscontract iemand getrouwd is
→ weten op welke manier goederen men eventueel beslag kan leggen.
5. Hoe voeren van een boekhouding
Elke onderneming → passende boekhouding
(eventueel bijgestaan door boekhouder)
6. Bijzondere vergunningen
-
-
-
uitoefenen van allerlei beroepen → voorwaarden voldaan i.v.m.
hygiëne, gezondheid, veiligheid
(vaak: voorafgaand → vergunning afleggen)
gemeentebestuur → lijsten van inrichtingen die gevaarlijk afgerond,
hinderlijk
→ exploitatievergunning
aannemers bouwwerken → registratie bij de Registratie van
Commissie van hun Provincie
Wie beroep doet op een niet-geregistreerde aannemer → hoofdelijk
aansprakelijk voor bepaalde fiscale en sociale verplichtingen van de
net-geregistreerde aannemer.
7. Aansluiting bij sociaal verzekeringsfonds of
ziekenfonds
Zelfstandig → binnen 90 dagen → aansluiten bij verzekeringsfonds sociale
bijdragen betalen (berekend op het inkomen) →in ruil krijgt hij kinderbijslag,
ziekteverzekering, pensioen
8. Aanvraag van een BTW-nummer
Op BTW-controlekantoor.
50
Hoofdstuk 2:
Vennootschapsrecht
1. Indeling
- personen of kapitaal VN
→ personen VN: personen en hoedanigheid centraal. Nieuwe
aandeelhouders aan enkele (pers.) voorwaarden voldoen om toe te
treden
→ kapitaal VN: kapitaalkracht → belangrijke rol. Wie kapitaal kan
binnenbrengen → aandeelhouders, ongeacht zijn hoedanigheid
- handels en burgerlijke VN
→ handels VN: stelt daden van koophandel → winst maken (wetboek
van VN-en)
→ burgerlijke VN: niet onmiddellijk de vorm van een handels VN
aangenomen niet hoofdzakelijk daden van koophandel → geen
rechtspersoonlijkheid en kan niet failliet verklaard worden
- positieve punten voor een eenmanszak → negatieve punten voor een VN
- alle winsten voor 1 eigenaar → winst verdelen
- snelle beslissingen
- beperkte formaliteiten
- minder kosten
- negatieve punten voor een eenmanszak → positieve punten voor VN
- onbeperkte aansprakelijkheid → beperkte
- continuïteit moeilijk verzekeren
- deskundigheid beperkt
- beperkte kapitaal
- personenbel → VN bel.
(netto minder over dan VN) →(gunstiger)
2. Oprichting en rechtspersoonlijkheid
VN → contract, personen overeenkomst een inbreng te doen en kapitaal
gebruiken om winst te maken voor een bepaald doel
-
-
contract: oprichtingsakte (authentieke of onderhandse akte)
→ griffie van de Rechtbank van Koophandel →
rechtspersoonlijkheid
inbreng: handels VN → min kapitaal → aandeel
winst: aandeelhouders van de winst profiteren door dividenden die
worden uitgekeerd of winst reserveren voor latere uitgaven
doel: in oprichtingsakte → doel omschrijven
51
3. Orgaantheorie
VN → contract
Alle verrichtingen voor de VN uitgevoerd door haar organen. Algemene
vergadering van aandeelhouders en het bestuur.
-
Alle aandeelhouders maken automatisch deel uit van de dagelijkse
vergadering → moet elke jaar minstens 1 x samenkomen (staat in
de statuten) om:
o Bespreken en goedkeuren jaarrekening
o Winstbestemming
o Kwijting bestuurders
-
bestuur: verschillende vormen naargelang de VN vorm → verkozen
door aandeelhouders en vertegenwoordigd VN zorgt voor dagelijkse
wetgevind van de onderneming en altijd verantwoording
verschuldigd aan de Algemene Vergadering
NV → 3
BVBA → zaakvoerder
→ ook samenroepen Algemene Vergadering
Bijzonder Algemene Vergadering (gaat goed of niet goed → fusioneren, op de
beurs)
52
4. Bespreken van de vennootschapsvormen
NV
Naamloze
Vennootschap
Oprichting akte
Authentieke
BVBA
Besloten NV met
beperkte
aansprakelijkheid
Authentieke
Min aantal
aandeelhouders
Aansprakelijkheid
2
1
Beperkt tot inbreng
Beperkt tot inbreng
Minimumkapitaal
€ 61 500
€ 18 550
Soort aandelen
Aandeel op naam
of aan toonder
Vrij
Aandeel op naam
Overdracht
aandelen
Bestuur
Min 3 bestuurders
in raad van bestuur
(werk als college)
Akkoord met ½ van
de vennoten die
samen ¾ van het
kapitaal bezitten
1 of meer
zaakvoerders
(alleen werkend of
als college)
CV
Coöperatieve
Vennootschap
(BA of OA)
CVBA: authentiek
CVOA: onderhands
3
CVBA: beperkt tot
inbreng
CVOA: persoonlijk
en hoofdelijk voor
commanditaire,
beperkt tot inbreng
voor “stille
vennoten”
CVBA: € 18 550
CVOA: geen
Aandeel op naam
Volgens statuten
aan personen in de
statuten aangeduid
1 of meer
zaakvoerders
5. Gerechtelijk akkoord of faillissement
1. Gerechtelijk akkoord
2 voorwaarden:
- onderneming tijdelijk schulden niet kan betalen
- nog economische herstel mogelijk
1. verschillende knipperlichten: ondernemingen in moeilijkheden
- dagvaarding (GDW)
- achterstand betalen sociale bijdrage
- achterstand betalen BTW en bedrijfsvoorheffing
→ verz. door Kamer voor handelsonderzoek → Procureur des Konings
verwittigen
2. gerechtelijk akkoord aangevraagd worden door:
- handelaar, VN zelf
- Kamer van Handelsonderzoek
- Procureur des Konings
53
3. aanvraag binnen → RB van Koophandel beslissen binnen 15 dagen
4. weigering → failliet
toegestaan → observatiehouding → voorlopige opschorting van
betaling
o aanstelling commissaris inzake opschorting → observeren
o schuldeiser maken schuldvordering bekend
o geen beslag, geen verkoop
o opmaak van een herstelplan
→ 6 maand ( + eventueel 3 maand)
5. RB beslist over herstelplan: 15 dagen
6. weigering → failliet
toegestaan → definitief opschorting van betaling, uitvoeren van het
herstelplan, 24 maanden ( + eventueel 1 jaar)
→ GOEDKEURING VAN DE SCHULDEISER (deze gaat meestal nooit
akkoord)
2. Het faillissement
2 voorwaarden:
- storting van betaling
- wankelen van krediet
faillissement wordt door RB uitgesproken
- op aangifte van handelaar, ondernemer
- op dagvaarding schuldeiser of OM
→ rechter – commissaris en curator worden aangeduid
schuldeiser vordering bekend maken
o voorrecht (fiscus, curator, personeel)
o hypotheken
o chirografaire
Verschoonbaarheid van de gefailleerde
- niet verschoonbaar als men zelf schuld heeft aan het faillissement →
geen andere onderneming oprichten
6. Andere einde van een VN
VN → nietig verklaard
→ vrijwillig ontbinding → vereffening
54
Download