STAATSRECHT Hoofdstuk 1: Wat is recht? 1. Definitie Recht is het geheel van regels die ontworpen zijn door de wetgevende macht met als doel orde te handhaven. Reglementering → afdwingbaar: sancties - geheel van gedragsregels (→ bevel of verbod) - rechtsregels worden opgelegd door het gezag van de gemeenschap - doel: ordening van de maatschappij - rechtsregels worden gehandhaafd door het maatschappelijk gezag o overheidsinstellingen rechtstreeks uitvoeren → uitvoerende macht overtreding sanctioneren → rechterlijke macht 2. Rechtstakken - privaat recht: verhouding tussen burgers onderling publiek recht: verhouding tussen de overheid en de burgers, tussen de overheidsorganen onderling en de uitvoering staatsgezag PRIVAAT RECHT - Burgerlijk recht: Burgers onderling → Burgerlijk wetboek omvat: - personen en familierecht - vermogens en familiaal vermogensrecht - Handelsrecht: - economisch leven regelen niet in het Algemeen Burgerlijk Recht - wetboek van koophandel, aantal bijzondere wetten vb. Wetboek van de Vennootschappen - Privaat rechterlijk procesrecht - Regelt de procedures die nodig zijn om de naleving van het privaatrecht te verzekeren - Inrichting en de bevoegdheid van de rechtbanken en hoe de procedure voor de rechtbank moet verlopen PUBLIEK RECHT - Grondwettelijk (staats) recht Regelt de staatsinrichting (grondgebied, staatsvorm, uitoefening der machten) fundamentele rechtsbescherming van de burgers tegenover de staat via grondwettelijke rechten en vrijheden. - Administratief recht Regelt de organisatie en werking van de uitvoerende machten. - Strafrecht Wat is strafbaar feit (misdrijf) en bepaalt de straf. - Strafprocesrecht Bepaalt hoe misdrijven worden opgespoord, vastgelegd, vervolgd en bestraft. 1 Internationaal privaat en procesrecht Welke buitenlands recht van toepassing zal zijn indien betwisting. - Fiscaal recht overheid → financiële middelen nodig om te kunnen werken → opgehaald via belastingen. Wat in welke mate belast wordt wordt door het fiscale recht bepaalt. 3. Hoe ontstaat recht? Het recht ontstaat in de eerste plaats door de wetgevende macht (in ruime zin) die wetten stemt. Er zijn dan ook de uitvoeringsbesluiten om de wetten in praktijk om te zetten. 4. De bronnen van het Belgisch Recht 1. Grondwet Bepaalt fundamentele regels voor de uitvoering van het staatsgezag en de verhouding tot de burgers. Verandering Grondwet → BS → Senaat, Kamer, Albertina (Burgerlijk Wetboek) 2. Wetten, decreten en ordonnanties - Wetten gaan uit van het federaal parlement (Kamer, Senaat) Decreten gaan uit van de Gemeenschappen en Gewesten. Ordonnanties gaan uit van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. 3. Uitvoeringsbesluiten Koninklijke, Ministeriële Besluiten, Besluiten van Gemeenschap en Gewestregering voeren wetten en decreten uit. → BS, Burgerlijk Wetboek 4. Rechtspraak Oplossing voor bepaald probleem. Rechter → uitspraak vonnis heeft enkel belang voor de partijen die voor hem staan → tijdschriften Uitvoeringsbesluiten gelden bijvoorbeeld voor het hele gewest en rechtspraak enkel voor de partijen die voor hem staan. Als andere rechters dezelfde uitspraak ondernemen wordt rechtspraak recht. 5. Rechtsleer Geheel van commentaren van rechtsgeleerden bij het recht (soms gaat het om kritiek, interpretaties,…) → tijdschriften vb: Onthaalmoeder → ziek → geen vergoeding, maar is werkneemster → wel vergoeding 6. Gewoontes en gebruiken Gewoonte is een algemeen geldend gebruik. Iedereen handelt op dezelfde manier omdat men denkt zo een rechtsplicht na te leven. 2 Hoofdstuk 2: VIER Taalgebieden DRIE Gewesten Geleidingen van de federale staat Nederlands 2 talig Brussel – Hoofdstad Vlaams Gewest Brussel Hoofdstedelijk Gewest WM: Vlaams Parlement → Decreet WM: Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Raad → Ordonnantie Frans Duits Waals Gewest WM: Waalse Gewest Raad → Decreet UM: Brusselse UM: Waalse Gewest Regering → Besluit Hoofdstedelijke Gewest Regering → Besluit Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap DRIE UM: Vlaamse Regering Gemeenschappen → Besluiten Vlaamse Regering WM: Franse Gemeenschaps Raad → Decreet WM: Duitse Gemeenschaps Raad → Decreet UM: Franse Gemeenschaps Regering → Besluit UM: Duitse Gemeenschaps Regering → Besluit 3 Hoofdstuk 3: Scheiding der machten 1. Wat is scheiding der machten? In België kennen we drie machten: - wetgevende macht: maakt de wetten en de reglementen - uitvoerende macht: moet de wetten en de reglementen uitvoeren en toepassen - rechterlijke macht: komt tussen wanneer er betwisting is bij de uitvoering van wetten en reglementen Wetgevende en uitvoerende macht verschillende op Gemeentelijk, Gewestelijk en Federaal vlak. Rechterlijke macht alleen op federaal vlak. Koning treedt bij de totstandkoming van een wet op als wetgevende en uitvoerende macht. Minister + koning → wetsontwerp Wet goedgekeurd door plenaire zitting → bekrachtigd + afkondiging BS 2. 5 Bestuursniveaus voor wetgevende en uitvoerende macht Federale staat: - federaal niveau - gemeenschappelijk niveau - gewest niveau - provinciaal niveau - gemeentelijk niveau 3. Het supranationale beleidsniveau Europese niveau Op Europees vlak → rekening houden met richtlijnen i.v.m. diverse domeinen (bv. Landbouw, economie, verkeer, belasting,…) Bedoeling = komen tot 1 gemeenschappelijk beleid binnen Europese Unie. Wetgevende macht: Europese Parlement Uitvoerende macht: Europese Commissie 4. Nevengeschikte beleidsniveau 1. Federale niveau WM → Federaal parlement Beslist over grondwet, justitie, defensie, openbare orde, sociale zekerheid, arbeidsrecht, prijs en inkomensbeleid, handels en VN recht, monetair en financieel beleid, federale belastingen + restbevoegdheden UM → Federale regering 4 2. Gemeenschapsniveau WM → Vlaamse Raad, Franse Gemeenschaps Raad, Duitstalige Gemeenschaps Raad De gemeenschappen beslissen via decreten over: o onderwijs o culturele aangelegenheden o persoonsgebonden aangelegenheden o taalgebruik o internationale betrekkingen wat betreft gemeentelijke bevoegdheden UM → Vlaamse Regering, Franse Gemeenschaps Regering, Duitstalige Gemeenschaps Regering 3. Gewestniveau WM → Vlaamse Raad, Waals Gewest Raad, Brussel Hoofdstedelijke Raad De gewesten bevoegd via decreten voor: RO, milieu, huisvesting, waterbeleid, gewestelijk energiebeleid, regionale economie, werkgelegenheid, wegennet, havens, openbare werken, internationale betrekkingen voor gewestelijke bevoegdheden UM → Vlaamse Regering, Waals Gewest Regering, Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 5. Ondergeschikte beleidsniveaus 1. Provinciaal niveau WM → Provincieraad Provinciale bevoegdheden: provinciaal onderwijs, huisvuilwerking, provinciewegennet, rampenplannen UM → Bestendige Deputatie 2. Gemeentelijk niveau WM → gemeenteraad Gemeentelijke bevoegdheden: OCMW, gemeentelijke politie, gemeentelijke wegen, gemeentelijke financiën, sportinfrastructuur UM → College van Burgemeester en schepen 6. Opmerking België: rechtstaat ↔ politiestaat Rechtstaat: als burger alleen doen wat de overheid bepaald. Politiestaat: als burger alle rechten, behalve een paar dat de overheid verbiedt. Democratie ↔ autocratie Democratie: via verkiezingen een vertegenwoordigers van het volk. Autocratie: één persoon die alles zegt. Monarchie Koning: onschendbaar en onverantwoordelijk. Ombekwaam om alleen te handelen geen persoonlijke macht. 5 7. Hoe worden wetten gemaakt? 1. Initiatief - Wetsvoorstel Wetsontwerp (komt v. d. Regering, mag 2de stap overslaan, vrij veel zekerheid da het een wet wordt) 2. In overwegingneming Kamer van Volksvertegenwoordigers alleen voor wetsvoorstel. ! Cordon Sanitair → mondelinge overeenkomst tussen verschillende partijen tegen het Vlaams Blok 3. Behandeling in Commissie Goed of slecht wetvoorstel Eventueel verwijzing = amendement → definitieve tekst 4. Evocatierecht van de senaat Senaat mag gedurende 30 à 40 dagen het definitief verslag naar zich toe trekken ( evalueren) en ook wijzigingen aan brengen. 5. Plenaire zitting Senaat → Kamer → definitief Hoeft de eventuele wijzigingen niet over te nemen. Stemming: 1. per artikel 2. over het geheel Bij volstrekte meerderheid → wet 6. Bekrachtiging + afkondiging door Koning WM: bekrachtiging UM: afkondiging door Koning 7. Publicatie in Belgisch Staatsblad Pas 10 dagen later → wet van toepassing op een opgegeven datum 6 Hoofdstuk 4: De rechterlijke macht 1. Algemene begrippen - België → 5 rechtsorganen (Brussel, Antwerpen, Gent, Bergen en Luik) Elk rechtsgebied → gerechtelijke arrondissementen → gerechtelijke kantons 1 x dat zaak voorkomt → 1ste aanleg niet eens mee uitspraak → beroep (niet altijd mogelijk) lagere rechtbanken: vonnissen hogere rechtbanken: arresten 2. Rechtbanken en hoven Hof van Cassatie Hof van Assisen Hof van Beroep - Burgerlijke Kamer - Jeugdkamer - Correctionele Kamer Arbeidshof Rechtbank van Koophandel Rechtbank van 1ste aanleg - Burgerlijke Kamer - Jeugd Rechtbank - Fiscale Rechtbank - Correctionele Rechtbank Arbeidsrechtbank Vrederechter Politie Rechtbank Strafrechtbanken: niet burgerlijk, spreken strafrechten uit. 1. Vrederechter - per gerechtelijk kanton - partijen verzoenen, geschillen < 1 860,00 € - bevoegd, ongeacht de waarde van de vordering voor: - huurgeschillen huurwaarborg wordt niet terug betaald - mede – eigendom appartement, lift, inkomhal, gevel → moet georganiseerd worden, onderhoud liften - erfdienstbaarheden ene grond heeft last t.o.v. andere gronden - betwistingen over onderhoudsuitkering (bij echtscheidingen → 1ste aanleg zolang geen echtscheidingsprocedure bezig is betwist de vrederechter over onderhoudsgeld bij echtscheiding → rechtbank van 1ste aanleg - volledige bevoegdheidlijst → Gerechtelijk Wetboek art. 591 zaken > 1 240,00 € → beroep bij de RB van 1ste aanleg 7 2. Politierechter - per gerechtelijk kanton - bevoegd voor verkeersinbreuken → bestraft met overtredingen - geen politierechter → vrederechter - Beroep → wordt behandeld in de Correctionele rechtbank 3. Rechtbank van eerste aanleg - per gerechtelijk arrondissement - behandelt beroep tegen vonnissen van lagere Rechtbanken (2de beroep niet meer mogelijk) - behandelt geschillen tussen handelaars en particulieren (beroep → hof van beroep) - geschillen > 1 860 € - verschillende kamers - burgerlijke kamer (echtscheidingen) - kamer voor correctionele zaken: uitspraak over vonnis van de politierechter waartegen min in beroep is gegaan, oordeelt in 1ste aanleg over gewone misdrijven, wanbedrijven - jeugdkamer oordeelt over minderjarigen en verlengd minder jarigen, ook al hebben zij een ernstig misdrijf begaan - fiscale rechtbank twisten tussen fiscus en de belastingplichtigen - voorzitter RB van 1ste aanleg → zitting nemen in kort geding voor hoogdringende zaken 4. Rechtbank van Koophandel - per gerechtelijk arrondissement - behandelt betwistingen tussen handelaars en vennootschappen onderling waarvan vorderingsbedrag > 1 860 € - burger → handelaar < 1 860 € → vrederechter > 1 860 € → keuze → Rechtbank van 1ste aanleg → Rechtbank van Koophandel - handelaar → burger < 1 860 € → vrederechter > 1 860 € → keuze → Rechtbank van 1ste aanleg - handelaar → handelaar → Rechtbank van Koophandel - Beroep bij Hof van Beroep 5. Arbeidsrechtbank - Behandelt geschillen tussen werkgever en werknemer - Beroep bij Arbeidshof 6. Hof van Beroep - in de hoofdplaats van elk rechtsgebied - behandelt beroep tegen vonnissen van de rechtbank van 1 ste aanleg 8 7. Hof van Cassatie - Slechts 1 Hof van Cassatie in Brussel - niet bevoegd om uitspraak te doen over de grond van de zaak, gaat enkel na of er al dan niet procedurefouten gemaakte zijn en of de wet al dan niet werd overtreden - maar de zaak moet eerst in 1ste aanleg als in beroep behandeld zijn enigste RB waar je een advocaat moet hebben, kiezen uit een lijst → duur 8. Hof van Assisen - zetelt niet permanent → kan in iedere provinciehoofdstad - 1ste en laatste aanleg (beroep niet mogelijk) uitspraak over misdaden, politieke misdrijven, drukpersmisdrijven - gevonnist door: jury 12 burgers (bepalen schuldvraag) → bij schuldig → strafmaat bepaald door rechter 9. Arrondissementsrechtbank - Komt tussen wanneer 2 rechtbanken het niet eens raken over hun bevoegdheden. 3. Bijzondere rechtscolleges 1. Raad van State 3 afdelingen: 1. wetgeving: verleent advies voor wetsontwerpen en voorstellen 2. controleert budgetten 3. administratie: kan besluiten van de UM nietig verklaren als ze strijdig zijn met de wet 2. Arbitragehof Toezien dat decreten niet strijdig zijn met de wet. → Gemeenten en Gewesten gecontroleerd → nietig verklaard of geschorst 3. Administratieve rechtscolleges Lost problemen op tussen staatsambtenaren en overheidsinstanties. 4. Hof van justitie Belgisch gerecht → juridisch vraag → Europees Hof van Justitie Om te weten of de Belgische wetgeving al dan niet in strijd is met de Europese (d.m.v. prejudiciële vraag) → kan lidstaat van de Europese Unie veroordelen omdat ze de Europese wetgeving niet (op tijd) heeft omgezet in nationaal recht wordt ingespannen door Europese Commissie. 5. Europees Hof van de rechten van de mens In Staatsburg Iedereen → hof stappen als hij meent dat de nationale wetgeving strijdig is met het hele Verdrag van de Rechten van de Mens 9 4. Procedure voor burgerlijke rechtbanken 1. Inleiding van de zaak voor de rechter - - eerst bevoegde rechtbank zoeken rolstelling → zaak wordt ingeschreven en dossier van rechtspleging wordt geopend (alle documenten bewaard) (dagvaarding, bewijsstukken) via dagvaarding (gerechtsdeurwaarder) wordt de tegenpartij officieel uitgenodigd op een bepaalde dag voor de rechtbank te verschijnen verschijning 1ste meerdere zitting → partijen verschijnen in persoon of laten zich vertegenwoordigen door advocaat o tegenpartij → niet aanwezig → verstekvonnis o zaak vraagt korte debatten: op dit moment kan gepleit worden op of een vaste datum o bij complexe zaak → zaak uitgesteld o indien geen betwisting → vonnis onmiddellijk o tegenpartij + advocaat → uitstel voor eisende partij (alle twee advocaat → ook uitstel want de advocaten moeten geld verdienen) 2. Eigenlijke behandeling voor de rechter - uitwisseling van stukken en conclusies bepaling van de rechtsdag waarop de zaak gepleit wordt pleiten op de rechtsdag 3. Berechten van de zaak - na het pleiten → sluiten van debatten rechter kan zaak in beraad nemen uitspraak volgt (=einde proces, tenzij men in beroep gaat) 4. Uitvoeren van het vonnis - men wacht de vrijwillige uitvoering van het vonnis af zoniet → gerechtsdeurwaarder: bevel tot betalen zoniet → gerechtsdeurwaarder: bewarend beslag leggen op goederen van de veroordeelde partij zoniet → gerechtsdeurwaarder: uitvoerend beslag 1. Inleiding bij verzoekrecht Kost: rolrecht → eiser: voorschot → veroordeelde verweerder: integraal betalen 2. Inleiding bij dagvaarding Kost: rolrecht, ereloon, bij komende kosten gerechtsdeurwaarder → eiser: voorschot betalen → veroordeelde verweerder: integraal betalen 10 3. Inleiding bij dagvaarding waarbij verzoekschrift voldoende is Kost: rolrecht, ereloon, bijkomende kosten gerechtsdeurwaarder → eiser: voorschot, ereloon en kosten gerechtsdeurwaarder definitief → veroordeelde verweerder: rolrecht 25 à 35 € 4. Expertise Begint pas als hij het voorschot op z’n eerloon heeft gekregen en verwittigd geweest is door de griffier. Kost: ereloon, bijkomende kosten → eiser: voorschot betalen → veroordeelde verweerder: integraal betalen 5. Advocaat Kost: ereloon, bijkomende kosten → eiser: integraal betalen, eventueel recuperatie via rechtsplegingvergoeding → betaald door de veroordeelde verweerder (dekt niet volledige kosten) 6. Uitvoering vonnis via gerechtsdeurwaarder Kost: ereloon, bijkomende kosten gerechtsdeurwaarder → eiser: voorschot → veroordeelde verweerder: integraal betalen (Ene gerechtsdeurwaarder vraagt wel een voorschot andere niet → want als ze de spullen van de veroordeelde verkopen → halen ze daaruit hun geld.) 7. Voorbeeld Iemand bestelt olie voor 1 000 € en betaalt niet! 1. aanmaning → aangetekend versturen = 4,21 € 2. dagvaarding rolrecht, ereloon , bijkomende kosten GDW 245€ 3. veroordeling door rechter tot betaling van i. hoofdsom: 1 000 € ii. interesten: 100 € » vergoedende: vanaf verval t.e.m. de dagvaarding (rechter → vrij % bepalen) » gerechtelijke: vanaf de dagvaarding t.e.m. de uitspraak ( rechter → 7%) • schadevergoeding = 150 € • gerechtskosten = 245 € • rechtsplegingvergoeding = 167 € 1 662 € 11 4. uitvoering vonnis i. vonnis betekenen (vonnis afhalen op de griffie en naar tegenpartij brengen) + bevel tot betalen: 75 € ii. bewarend beslag: 150: € iii. uitvoerend beslag: » slotenmaker: 38 € » verhuiswagen: 150 € » kosten verkoop: 100 € 2 175 € 5. Procedure voor de strafrechtbanken 1. Wat is straf recht? strafrecht → sanctierecht strafrecht → wettelijk recht → wat in de wat wordt beschreven, strafrechtelijk gesanctioneerd wordt → strafwetboek en in andere wetten strafrecht → bepaalt wat strafbaar is en de straf strafprocesrecht → bepaalt hoe misdrijven worden opgespoord, vervolgd, vastgesteld en bestraft 2. 3 soorten misdrijven 1. De overtreding → politiestraf Lichte vorm, behandeld door Politie Rechtbank → gewone gevangenisstraf van max 7 dagen en/of geldboetes → max 25 € x 5 2. Wanbedrijf → Correctionele Rechtbank slagen en verwondingen, oplichting,… uitspraak door Correctionele Rechtbank → gevangenisstraf van 8 dagen – 5 jaar en/of zware geldboetens → min 26 € x 5 3. Misdaad → criminele straf zware feiten, behandelt door Hof van Assisen → dwangarbeid of levenslange opsluiting en/of geldboete → min 26 € x 5 3. Strafvordering en burgerlijke vordering Strafvordering → het misdrijf omschreven in de strafwet Wordt bestraft → strafrechter Burgerlijke vordering → burgers kunnen schade ondervonden hebben → vergoeding → rechtbank van 1ste aanleg 12 Pas als de strafrechtbank de verdachte schuldig heeft bevonden en bestraft → dan pas mag de Rechtbank van 1ste aanleg uitspraak doen over de schadevergoeding 4. Openbaar ministerie Strafvordering wordt uitgeoefend door OM OM zorgt voor de vervoeging voor de strafrechtbanken OM zorgt voor de uitvoering van de opgelegde straf 5. Schuldig bevonden Rechtszaak om zich te kunnen verdedigen. Om schuldig bevonden te worden → toerekeningsvatbaar ( = verschil tussen goed en kwaad moeten beseffen. Kleine kinderen, mentale → niet altijd toerekeningsvatbaar) → Beveilingsmaatregelen (bv. Internering, verbod om te rijden,…) 6. Misdrijf gepleegd 1. Uitnodiging op het politiebureau Misdrijf ontdenkt (op heterdaad of via klacht) → politie onder leiding van openbaar ministerie → onderzoek Verdachte → politiebureau (ook thuis of op het werk) (aanhouding max 24h) → proces verbaal opgemaakt en overgemaakt aan de Procureur des Konings seponeren (fietsdiefstal) onderzoek instellen (home-jacking) minnelijke schikking (snelheids overtreding) 2. Onderzoeksrechter Opsporingsonderzoek → politie Gerechtelijk onderzoek → onderzoeksrechter > 24h →onderzoeksrechter aan te pas komen - ondervragen - beslissen of aanhoudingbevel uitvaardigend worden → verder in voorarrest of voorlopige hechtenis → eventueel secreet staan = max 3 dagen geen bezoek Binnen 5 dagen → voor de raadkamer (beslist over verdere aanhouding) Na elke maand → raadkamer bijeen (wie niet vrijgelaten wordt → in beroep bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling) 3. Vooronderzoek = geheim OP het einde van het vooronderzoek → raadkamer beslissen: 13 of de zaak voor rechtbank moet komen welke rechtbank 4. Dagvaarding Zaak voor de rechtbank behandeld moet worden → dagvaarding van de Procureur des Konings Wie niet verschijnt → wordt bij verstek veroordeeld 5. Uitspraak Burgerlijke partijstelling → in vrijheid stelling → schuldig + straf (eventueel geldboete) 14 PERSONEN – EN FAMILIERECHT Hoofdstuk 1: Personen – en familierecht 1. De persoon - iedere drager van rechten en plichten geheel van zijn rechten en plichten = rechtspersoonlijkheid 2 soorten: de natuurlijke persoon – de rechtspersoon 1. De natuurlijke persoon - levende mensen van vlees en bloed → automatische rechtspersoonlijkheid vanaf de geboorte (kind: levend en levensvatbaar) eens geboren → persoonlijk retroactief vrouw is zwanger, man sterft: ongeboren kind erft van zijn vader dat kind → rechten en plichten bij erfrecht voor het geboren is - eindigt met de dood 2. De rechtspersoon - mensen of groeperingen van mensen / rechtspersonen die drager zijn van eigen rechten en plichten - gaat het initiatief uit van de overheid → publiekrechtelijke rechtspersonen gaat het initiatief uit van de privé personen of andere ondernemingen → privaatrechtelijke rechtspersonen door oprichting, volgens de wet bepaalde wijze, volgens de wet bepaalde vorm - 3. Schema Natuurlijk persoon Begin: geboorte Einde: dood Rechtspersoon Begin: oprichting Uitzondering → handelsvennootschappen Einde: - vrijwillige of gerechtelijke ontbinding - vereffening (alles wat de vennootschappen hebben → verkoper → opbrengst verdelen) 15 2. Staat van een persoon 1. Verschillende elementen van de staat van de persoon a. De staat in de maatschappij » Naam → personen van elkaar onderscheiden → familienaam en voornaam → familienaam: niet gekozen, doorgegeven binnen een familie, veranderen van familienaam → verzoek tot de minister van justitie (gegronde redenen) die bij Ministerieel Besluit zal beslissen → voornaam: gekozen! Ambtenaar van de burgerlijke stand mag eventueel voornaam weigeren, veranderen van voornaam → verzoek tot minister van justitie die bij Ministerieel Besluit zal beslissen » Geslacht Mannelijk of vrouwelijk » Woonplaats → woonplaats of domicilie → hoofdverblijfplaats waar persoon z’n rechten en plichten wil uitoefenen → slechts 1 woonplaats (ingeschreven in de bevolkingsregisters) verschillende verblijfplaatsen » Nationaliteit → band met een bepaald land → men wordt Belg omdat men Belgische ouders heeft (ius sanguinis) b. De staat in de familie: afstamming - afstamming → band die een descendent heeft met een ascendent - bloedverwanten → personen die afstemmen van elkaar of van een gemeenschappelijke voorvader (graden) - aanverwanten → bloedverwanten van de echtgenoot of echtgenoten van de bloedverwaten - biologische afstamming o moederlijke afstamming → afgeleid uit de geboorte akte o vaderlijke afstamming → kind geboren binnen 300 dagen na de ontbinding van het huwelijk → familienaam van de vader vaderschap ontkennen - fictieve afstamming door adoptie o gewone adoptie: band van biologische ouders niet afgesloten ervan van biologische ouders en adoptie ouders o volle adoptie: kind kan niet meer erven van biologische ouder en omgekeerd (kan erven als kind in die familie geboren werd) 16 2. Kenmerken van de staat a. Staat is niet vatbaar voor autonome wijziging Bv. Naam veranderen → door de wet voorgeschreven regeling naleven Uitz. Huwen → staat verandert b. Staat is onbeschikbaar Geen overeenkomsten over sluiten. c. Staat is niet vatbaar voor verjaring Tijdsduur kan geen wijziging aanbrengen aan de staat van de persoon. d. Staat is enkelvoudig Slechts één hoedanigheid. 3. Bekwaamheid 1. Begrip Feitelijke bekwaamheid: mogelijkheid om iets te doen, vaardigheden die men kan waarnemen Genotbekwaamheid: hebben van rechten en plichten Rechtsbekwaamheid: van een fysiek persoon → volledig Van een rechtspersoon → beperkt tot statutair doel Handelingsbekwaamheid:de bekwaamheid om de rechten en plichten die men heeft, ook effectief uit te oefenen. Als een persoon handelingsbekwaam is → wordt het bestuur over zijn persoon en vermogen door een bewindvoerder waargenomen 2. Minderjarigen - ontvoogde en niet ontvoogde (meerderjarig → 18 jaar) niet ontvoogde minderjarigen o rechtshandelingen vertegenwoordigd zijn aantal uiz. Kopen van een cd, spaarboekje openen 17 o o o o o vertegenwoordigd door ouders (samen beslissen) is één ouder alleen opgetreden en is de andere niet akkoord, dan zal de jeugdrechtbank beslissen minderjarige 1 ouder→ ouderlijk gezag uitoefenen + automatisch voogd minderjarige geen ouders → voogd hem vertegenwoordigen als minderjarige toch een contract sluit → SANCTIE → kan alleen hij of zijn voogd de vernietiging vragen ontvoogde minderjarige → grotere handelingsbekwaamheid, maar ook bepaalde rechtshandelingen → bijstand ! ontvoogding door Rechtbank, wet 4. Het huwelijk 1. Begrip - huwelijk is een duurzame vereniging - huwelijk is een overeenkomt waardoor men toetreedt tot de instelling van het huwelijk 2. Het burgerlijk en kerkelijk huwelijk - burgerlijk huwelijk → rechtsgeldig - kerkelijk huwelijk → geen juridische gelding - burgerlijk huwelijk moet kerkelijk huwelijk vooraf gaan 3. De grondvereisten voor het sluiten van een huwelijk Sinds 1 juni 2003 → heterokoppels en homokoppels huwen a. huwbare leeftijd aanstaanden meerderjarig (geen max leeftijd) (huwen op jongere leeftijd → toestemming van de jeugdrechtbank en ouders) b. Toestemming van verloofden, echtgenoten Huwelijk → contract en wederzijdse toestemming Vrije beslissing en persoonlijke gegevens worden (geen toestemming niet geldig van dronken, zwakzinnige,…) zoniet → schijnhuwelijk c. Geen huwelijksbeletsel - bloed of aanverwanten binnen zekere graad o in rechte lijn: huwelijk verboden voor alle bloed en aanverwanten o in zijlijn: huwelijk verboden voor bloedverwanten tot de 3 de graad, aanverwanten tot 2de graad o reeds bestaand huwelijk → bigamie = verboden - sancties (1 van de voorwaarden niet voldaan of huwelijksbeletsel) o ambtenaar van de burgerlijke stand weigeren van het huwelijk te voltrekken 18 andere personen → verzet aantekenen (ouders) bij ambtenaar van burgerlijke stand o achteraf huwelijk nietig verklaard (indien 1 van de voorwaarden niet was voldaan) → huwelijk heeft dan nooit bestaan 4. Vormvereisten van de huwelijkssluiting a. Huwelijksaangifte Ambtenaar van burgerlijke stand → akte van aangifte Huwelijk niet voltrokken worden voor de 14de dag na de datum van opmaak van de akte van aangifte. Aangifte → 6 maanden geldig b. Voltrekking Door vormelijk contract → aangegaan door een ambtenaar van burgerlijke stand van de gemeente waar 1 van de 2 verloofden zijn woonplaats heeft. Ambtenaar → nagaan of de grondvereisten werden vervuld geen verzet, geen tegen de wil in, geen schijnhuwelijk,… In het openbaar, tegenwoordigheid van 2 getuigen ambtenaren van de burgerlijke stand → ontvangt voor de verklaring van de huwenden dat zij de andere tot echtgenoot willen en verklaart dan “in de naam van de wet” dat zij door het echt verbonden zijn → huwelijksakte 5. Primaire huwelijksstelsel → rechten en plichten die worden opgelegd door de wet aan alle gehuwden a. Huwelijksplichten - samenwoning: echtgenoten → dezelfde verblijfplaats samen gekozen of door de vrederechter - getrouwheid: elkaar trouw blijven, ontrouw → echtscheiding - bijstand: morele verplichting om voor elkaars gelukt te zorgen - hulp en bijdragen: financiële verplichting om voor elkaar te zorgen, de onderhoudsverplichting b. Bescherming van gezinswoning Gezinswoning en huisraad → beschermd worden 1 van de echtgenoten kan niet zomaar beschikken over de gezinswoning → toestemming van de andere is nodig c. Uitoefening van beroep - beroep uitoefenen → zonder toestemming van de echtgenoot. Maar als de belangen van het gezin in gedrang zijn → rechter beroep verbieden 19 - In beroepsrelaties → naam van de echtgenoot gebruiken (als hij akkoord is) mag weigeren Als eerst toestemming werd gegeven en later weer ingetrokken → rechtbank tussenkomen. - Beroep → inkomsten Echtgenoot → recht zijn inkomsten alleen te ontvangen → bij voorrang besteden aan het huishouden d. Hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden Voor elke schuld die een echtgenoot aangaat voor het huishouden of opvoeding van de kinderen → andere echtgenoot hoofdelijk (schuld wel in verhouding met bestaansmiddelen) e. Depositorekening Echtgenoot → op eigen naam + zonder instemming → depositorekening of kluis huren Bank → andere echtgenoot inlichten → in praktijk gebeurd dat nooit f. Dringende en voorlopige maatregelen Als 1 van de echtgenoten zijn huwelijksplichten niet nakomt → andere echtgenoot → vrederechter voor voorlopige en dringende maatregelen (geen echtscheidingsprocedure) 20 6. Secundair huwelijksstelsel - regels wat betreft vermogenrechtelijke verhoudingen tussen echtgenoten (verschillende met primair stelsel → KEUZE) echtgenoten → voor het huwelijk → huwelijkscontract bij notaris ook opstellen of wijzigen tijdens huwelijk (mits wederzijds goedvinden van de echtgenoten) echtgenoten → geen huwelijkscontract → wettelijk stelsel - gemeenschap van goederen - scheiding van goederen 5. De echtscheiding Ontbinding huwelijk → dood of echtscheiding Echtscheiding: huwelijksplichten en rechten vervallen, huwelijksvermogen wordt verdeeld 1. Voorlopige maatregelen Vergelijkbaar met de dringende en voorlopige maatregelen tijdens het huwelijk → vrederechter Echtscheidingsprocedure bezig → rechtbank van 1ste aanleg (bv. Onderhoudsgeld, afzonderlijke verblijfplaats man en vrouw,…) 2. Echtscheiding op grond van bepaalde feiten - - onschuldige echtgenoot vordert de echtscheiding tegen de schuldige echtgenoot redenen (wel ernstig en gegrond) → overspel, geweld, mishandeling, grove belediging,… procedure → rechtbank van 1ste aanleg, Burgerlijke Kamer o dagvaarding door de onschuldige echtgenoot o eventueel verzoeningspoging o bewijzen o definitieve echtscheiding bij vonnis (1 à 3j) schuldige echtgenoot → onderhoudsuitkering → onschuldige allebei schuldig → geen onderhoudsuitkering enkel als de onschuldige niet zelf kan voorzien op dezelfde wijze als tijdens het samen leven 1/3 max van de inkomsten 21 3. Echtscheiding op grond van 2 jaar feitelijke scheiding - echtscheiding vorderen → 2 jaar feitelijke gescheiden leeft - procedure → idem (uitz. Zaak ingeleid door schuldige) - onderhoudsgeld → idem, geen begrenzing tot 1/3 inkomen (1 à 3 jaar) 4. Echtscheiding door onderlinge toestemming - - - grond → onbekend onderlinge en volgehouden akkoord procedure → 2 voorwaarden o min 2 jaar getrouwd o 2 echtgenoten: min 20 jaar rechtbank van 1ste aanleg burgerlijke kamer o voorafgaande overeenkomst o in periode van 3 à 4 maanden → 2 x verschijnen o def na vonnis onderhoudgeld → zie overeenkomst 5. Scheiding van tafel en bed - - geen eind aan het huwelijk, wel eind aan de plicht van het samenwonen en bijstand, maar plicht van trouw en financiële hulp blijft bestaan zowel op grond van bepaalde feiten als door onderlinge toestemming na 3 jaar overgaan tot scheiding 6. Feitelijk en wettelijk samenwonen Wettelijk samenwonen → samenwonen officieel gemaakt → juridische gevolgen aan verbonden 1. Wie kan wettelijk samenwonen? - hetero als homokoppels niet noodzakelijk de levenspartner van de andere beperkt tot 2 personen voorwaarde → niet gehuwd of samenwonend 2. De vormvereisten Verklaring van samenwoning →ambtenaar van burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats → melding in bevolkingregister 3. Rechten en plichten - bescherming van de gezinswoning hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden van het samenleven en opvoeding van kinderen financiële hulp 22 4. Verdeling van het goed Scheiding van de goederen → elke partner is eigenaar van de goederen waar hij kan bewijzen dat hij eigenaar is, van de inkomsten uit deze goed en van de opbrengsten uit zijn arbeid. Goederen → geen van beide eigendomsrecht → behoren aan beide toe in onverdeeldheid Indien de partner voor een andere verdeling van de goederen kiezen → notariële acte 5. Het einde van het wettelijk samenwonen Samenlevingscontract eindigt als: - 1 van de 2 overlijdt - 1 van de 2 trouwt - 1 van de 2 verklaring aflegt voor de ambtenaar van de burgerlijke stand Geen onderhoudsuitkering 23 Hoofdstuk 2: Huwelijksvermogensrecht 1. Keuze: huwelijkscontract of wettelijk stelsel Huwelijkscontract → afspraken → vermogens apart / vermogens samen → notaris (voor men trouwt of daarna) → geen duidelijke afspraak → wettelijk stelsel 2. Wettelijk stelsel 1. Samenstelling van de vermogens a. EVM – EVV o wat de man, vrouw voor het huwelijk bezat o wat de man, vrouw kreeg tijdens het huwelijk door erfenis, schenking, testament o kleren en voorwerpen voor persoonlijk gebruik (juwelen) o auteursrecht op kunstvoorwerp of uitvinding o recht op herstel van persoonlijke schade o recht op pensioen, erfrente o materialen nodig voor het uitoefenen van een beroep o toebehoren van eigen onroerende goederen o voordelen van personenverzekering bij overlijden van de echtgenoot of na echtscheiding o goederen aangekocht met eigen persoonlijk geld (= wederbelegging) o levensverzekering! Contract tussen verzekeringsnemer en verzekeringsmaatschappij waarbij men overeenkomt of men op pensioenleeftijd een kapitaal betaald Meestal 2 clausules → pensioendatum verzekeringsnemer betaalt premie aan verzekeringsmaatschappij verzekeringsmaatschappij betaalt een kapitaal b. Gemeenschappelijk vermogen (GV) o een goed waarvan niet kan bewezen dat het persoonlijk is o beroepsinkomsten van de echtgenoten o wat via schenking, erfenis aan beide toekomt o inkomsten uit eigen goederen 2. Schulden tijdens het huwelijk a. EVM - EVV o schuld die de man, vrouw had voor het huwelijk o schuld op erfenis,… die de man, vrouw kreeg tijdens huwelijk o schuld die de man, vrouw tijdens het huwelijk aangaat in het belang van het eigen vermogen 24 o schuld die de man vrouw oploopt uit strafrechtelijke veroordeling o eigen schulden → betaald worden met eigen vermogen en beroepsinkomsten via man of vrouw (gemeenschappelijk vermogen) Heeft het gemeenschappelijk vermogen die schulden verrijkt → helft van het gemeenschappelijk vermogen wordt dan ook aangesproken b. Gemeenschappelijk vermogen o schulden door beide echtgenoten aangegaan o schulden door 1 van de echtgenoten aangegaan voor de huishouding, opvoeding van de kinderen of in het belang van het gemeenschappelijk vermogen o schulden waarvan ze niet bewezen zijn da ze eigen schulden zijn o schulden i.v.m. beroep o schulden van het gemeenschappelijk vermogen → betaald met eigen vermogen en gemeenschappelijk vermogen Eigen vermogen van de partner → niet aangesproken als het gaan om een buitensporige schuld, intresten van eigen schulden, schulden eigen beroep, onderhoudsschulden 3. Ontbinding van de vermogens Bij overlijden, wijziging, echtscheiding → huwelijksvermogensstelsel ontbonden worden → verdeeld en vereffend - vereffening: opmaken materiële inventaris welke goed en schulden tot welk vermogen behoren. Soms vergoedingsrekeningen. - verdeling: elk eigen vermogen en helft gemeenschappelijk vermogen 3. Huwelijkscontract - - notaris: hoe de echtgenotes hun vermogens willen samenstellen voor, na huwelijk, eventueel wijzigingen scheiding van goederen 1 van beide echtgenoten → handelaar beide echtgenoten → belangrijke familievermogens → niet vermengd EVM en EVV Toch iets samen kopen → onverdeeld goed Schulden beroep → EV en aandeel van de echtgenoot in onverdeeld goed. → andere echtgenoot niet meetekend in contracten anders EV van de echtgenoot aangesproken worden bedongen gemeenschap: alle goederen gemeenschappelijk EV → strikt persoonlijk goed 25 - GV o Gelijklopend bestuur: Daden van dagelijks bestuur → apart o Gezamenlijk bestuur Verkoop, verhuur, lening, hypotheek aangaan = daden van beschikking → samen 26 VERBINTENISSENRECHT Hoofdstuk 1: Verbintenissen uit contracten 1. Inleidende begrippen - Verbintenis → rechtsband waardoor 1 of meer personen gehouden zijn tot een prestatie jegens 1 of meer andere personen → schuldenaar – schuldeiser - schuldenaar: degene op wie de verbintenis rust - schuldeiser: degene die een prestatie mag verwachten - verbintenis ≠ overeenkomst, wel het gevolg van een overeenkomst → ook voortvloeien uit de wet, quasi – contracten, onrechtmatige daad, eenzijdige rechtshandelingen 2. Soorten overeenkomsten 1. Consensuele en plechtige overeenkomsten - als men speciale procedure of formaliteiten heeft gevolgd → zo niet → overeenkomst = nietig door stemming van de partijen die erbij betrokken zijn mondeling → voldoende schriftelijk → bewijs ! 2. Wederkerige en eenzijdige overeenkomsten - - partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden o alle partijen gaan hierbij een verbintenis aan, ze zijn schuldeiser en schuldenaar van elkaar van enkel 1 partij een prestatie verwacht → eenzijdige verbintenis 3. Overeenkomsten onder bezwarende titel en om niet - elke partij belooft aan de andere een voordeel → elke partij heeft belang bij het contract verbintenis uit vrijgevigheid → ene partij verschaft de andere voordeel zonder tegenprestatie 4. Vergeldende en kanscontracten - als de partijen de omvang en het belang van hun verbintenis kunnen vaststellen op het ogenblik waarop de verbintenis gesloten wordt. Bij het sluiten van de overeenkomst weet men niet welk voor of nadeel te verwachten is → onzekere gebeurtenis 27 5. Benoemde en onbenoemde contracten - belangrijk, komen veel voor → wetgever eigen benaming en inhoud geregeld → partijen niet telkens opnieuw regelen wetgever → geen model gegeven beheerst door algemeen regelen van verbintenissenrecht en de inhoud → partijen voorleggen 6. Hoofd en bijkomende contracten - bestaat op zichzelf, autonoom gesloten ondergeschikt aan een hoofdcontract, meestal een waarborg tot nakoming van het hoofdcontract → zekerheidsovereenkomsten 7. Middelen en resultatenverbintenis - naar beste vermogen zal handelen om de verbintenis te realiseren zonder dat het resultaat gewaarborgd is de partijen verbinden zicht tot een bepaald resultaat 8. Verbintenis intuïtie personae en andere - wanneer de identiteit van de tegenpartij doorslaggevend is voor het sluiten van de overeenkomst contract eindigt wanneer die persoon z’n verplichtingen niet meer kan uitvoeren 9. Hoofdelijke en niet hoofdelijke verbintenissen - meerdere schuldenaars, elk van hen voor het geheel verbonden in regel! Elke schuldenaar gebonden tot beloop van zijn deel. 3. Grondbeginselen van het contractenrecht 1. Contractvrijheid - iedereen is vrij om al dan niet een overeenkomst te sluiten onderhandelen vrijheid → relatief→ soms moet men een overeenkomst tekenen zoals ze wordt voorgelegd beperkingen → geen contract sluiten dat in strijd is met de openbare orde en goede zeden 2. Het contract is wet: de bindende kracht - partijen die de overeenkomst sluiten → naleven alsof het wet is contract goed nalezen contract: ongedaan → 2 partijen instemmen of als wet dit bepaalt 3. Consensualisme - contractuele verbintenissen → door de wilsovereenkomst van de partijen het feit dat het akkoord van beide partijen volstaat = consensualisme schriftelijk → bewijs schriftelijk → nodig bij verkoop van een huis 28 4. Geldingsvoorwaarden 1. Toestemming - de partijen die de overeenkomst sluiten moeten akkoord zijn over de essentiële elementen van de overeenkomst toestemming → schriftelijk, mondeling, stilzwijgend gebreken optreden = wilsgebreken → overeenkomst nietig a. Dwaling o gevolg van onvrijwillige verkeerde voorstellen waardoor iemand toch de overeenkomst sluit o overeenkomst nietig als de dwaling betrekking heeft op de essentiële elementen o dwaling → inroepen indien een ander redelijk mens in dezelfde omstandigheden zou gedwaald hebben → SANCTIE relatieve nietigheid b. Bedrog o list om tegenpartij het contract toch te laten afsluiten o overeenkomst nietig, indien zonder bedrog de overeenkomst niet zou gesloten worden 2 soorten: - hoofdbedrog → relatieve nietigheid - incidenteel bedrog → je dacht die dingen aan een mindere prijs te kopen → schadevergoeding c. Geweld o fysiek of morele dwang → overeenkomst tekenen o overeenkomst nietig → geweld aanzienlijk → SANCTIE relatieve nietigheid d. Benadeling o als in een overeenkomst onder bezwarende titel de prestaties niet evenwichtig zijn o men gaat er van uit dat de partijen zelf moeten weten wat zij doen o moeilijk om een contract aan te vechten op grond van benadeling o bepalende gevallen → overeenkomst nietig → SANCTIE relatieve nietigheid 2. Bekwaamheid - partijen die de overeenkomst sluiten → handelingsbekwaam 1 van de niet handelingsbekwaam → overeenkomst nietig relatieve nietigheid inroepen wordt door onbekwame of zijn vertegenwoordiger 29 3. Voorwerp - concrete rechtsgelding dat de partijen willen voorwerp → voorwaarden o bepaald of bepaalbaar: schuldenaar moet weten wat hij moet leveren o mogelijk zijn o geoorloofd zijn: voorwerp niet strijdig met openbare orde of goede zede SANCTIE relatieve nietigheid – absolute nietigheid 4. Oorzaak - de doorslaggevende reden waarom men die overeenkomst aangaat geoorloofd karakter → niet strijdig met openbare orde en goede zeden SANCTIE relatieve nietigheid – absolute nietigheid - - absolute nietigheid: openbare orde geschonden wordt. Door iedereen aangevraagd, gedurende 30jaar nietig kan niet worden opgeheven relatieve nietigheid: private belangen worden geschonden, enkel ingeroepen worden door de persoon wiens belangen geschonden zijn , verjaart na 10 jaar 5. Gevolgen van de overeenkomst tussen de partijen bij uitvoering van de overeenkomst Overeenkomst → trouw wordt uitgevoerd Zo niet → contractbreuk → aanspreken voor de schade die bij de tegenpartij werd veroorzaakt. 1. Aanmaning - schuldeiser → schuldenaar altijd eerst aanmanen alvorens naar de rechter te stappen door gewone, aangetekende brief aanmaningsplicht contractueel sluiten 2. Gedwongen uitvoering - rechter kan de weigerende partij vragen de verbintenis uit te voeren aantal gevallen niet mogelijk → schaduwvergoeding ook aanvullende bij 1 tegenpartij → eventueel dwangsom 3. Schadevergoeding - door de rechter bepaald 4. Ontbinding van de overeenkomst + eventueel schadevergoeding → gewoon het contract stopzetten (wel geldig contract) door rechter en ook partijen → opgenomen in hun overeenkomst (in welke gevallen) 30 ≠ nietigverklaring → volledig van in het begin → nietig heeft zogezegd nooit bestaan 5. Exceptio non adempleti contractus Wanneer 1 van de partijen zijn verplichtingen niet nakomt → mag de andere partij dit verweermiddel beroepen om zelf het contract niet te moeten uitvoeren. → overeenkomst niet ontbonden: men wacht met zijn prestatie tot de tegenprestatie wordt geleverd 6. Retentierecht Wanneer iemand een zaak tijdelijk bezit, kan hij de zak bijhouden tot de eigenaar zijn schuld betaald of zijn tegenprestatie uitvoert. 7. Andere middelen Art. 1143 → wat verricht is, in strijd met de verbintenis te laten vernietigen op kosten van de schuldenaar (schadevergoeding) Art. 1144 → schuldeiser door rechter laten machtigen om de prestatie van de schuldenaar te laten uitvoeren door een 3de op kosten van de schuldenaar 6. Gevolgen tegenover derden Derden → al wie geen partij is Overeenkomst is tussen partijen → derden er niets mee te maken Uitzondering: - Sterkmaking: beding waar bij een partij aan de tegenpartij belooft ervoor te zorgen dat een 3de iets zal doen, 3de: vrijheid om wel of niet hierop in te gaan, 3de: verbintenis niet op zich wil nemen → partij die de belofte heeft gedaan → schadevergoeding - Beding ten behoeve van een derde: in de overeenkomst → clausule waarin een partij een voordeel voor een 3de bekomt (niet bij de overeenkomst betrokken) overeenkomst →geen rechten en plichten meebrengt voor 3de, moeten die overeenkomst door 3de als feiten waar genomen 7. Beëindiging van de overeenkomst, verbintenis 1. Betaling - betaling → leveren van de beloofde prestatie in principe: schuldenaar de verbintenis nakomen ook een andere mag dat in zijn plaats doen Verbintenis iets te doen → niet zomaar door een ander - betaling → in de handen van de schuldeiser (uitz. Aan iemand die de schuldeiser, wet, rechter aanduidt) schuldeiser → niet verplicht een gedeeltelijke betaling te aanvaarden schuldenaar → niet betalen → rechter uitstel van betaling - 31 - schuldeiser → niet verplicht wordt iets anders als betaling te aanvaarden ook al heeft dat nog een grotere waarde als de oorspronkelijke 2. Schuldvernieuwing - bij schuldvernieuwing komt een nieuwe verbintenis in plaats van de oorspronkelijke die verdwijnt verschillen gevallen voordoen o wijziging van het voorwerp o wijziging van de schuldenaar o wijziging van de schuldeiser 3. Schuldvergelijking - als 2 personen elkaar schuldenaar, schuldeiser zijn de wederzijdse schuldvordering gaat teniet ten belope van het laagste bedrag. - voorwaarden: o schulden moeten over en weer bestaan, tussen zelfde personen o beide schulden moeten gaan over geldsom of vervangbare zaken van dezelfde soort o schulden moeten vaststaan, niet betwistbaar worden o schulden moeten openbaar zijn - schuldvergelijking is niet mogelijk met de Staat als tegenpartij en ook niet in geval van faillissement 4. Schuldvermenging 1 en dezelfde persoon worden schuldeiser en schuldenaar van eenzelfde verbintenis →verdwijnt de verbintenis 5. Kwijtschelding van de schuld Schuldeiser → schuldenaar ontslaan van de verplichting om te betalen 6. Bevrijdende verjaring Door gedurende een bepaalde tijd de verbintenis niet uit te voeren kan men hiervoor ontslagen worden → verjaring → wet bepaalt hoeveel tijd nodig is om van verjaring te spreken 8. Bewijs van verbintenis 1. Basisprincipes - verbintenis → bewijs leveren bevrijd is van de verbintenis door…. → bewijzen 2. Schriftelijk bewijs - volgens burgerlijk wetboek → bewijs bij uitstek - Authentieke akte 32 Opgesteld door notaris, ambtenaar van burgerlijke stand bijzonder bewijskracht voor datum, wie er als partij optreedt, betaling,… enkel aangevochten worden via de procedure valsheid in geschriften - Onderhandse akte Opgesteld door de partijen zelf. Belangrijk: akte dateren + ondertekend door alle partijen. Minstens zoveel exemplaren als partijen zij (aantal vermelden op origineel) Niet zoveel bewijskracht als een authentieke. Onderhandse akte niet opgesteld zoals het hoor → begin van het bewijs + getuigend bewijs. Verschil authentieke en onderhandse: authentieke heeft een uitvoeren kracht en de onderhandse niet. Om de betaling te bekomen kan men bij authentieke akte onmiddellijk beslag laten leggen zonder eest langs de rechter te gaan. 3. Getuigenbewijs - Verklaring van een persoon dat iets waar is of heeft plaats gehad. Getuige kan beïnvloedt worden door omstandigheden. Niet gebruiken als de rechtshandeling meer dan 370 € waard is. 4. Bewijs door vermoedens - vermoeden is een redenering waarbij men gevolgen trekt uit vaststaande zaken om te besluiten tot een onbekend feit. Wettelijk vermoeden → de wet zelf verbindt aan een of meer bekende feiten een bepaald gevolg Feitelijk vermoeden → redenering van de rechter 5. Bewijs door bekentenis Iemand legt een verklaring of waarin deze de waarheid erkent, ook al heeft hij er belang bij dit te ontkennen - handgeschreven en ondertekent - getypt + handtekening “gelezen en goedgekeurd” 6. De eed Plechtige verklaring die voor de rechter wordt afgelegd. 33 Hoofdstuk 3: daad Verbintenissen uit onrechtmatige Wie door zijn fout → schade veroorzaakt → vergoeden → aquiliaanse aansprakelijkheid 1. Aansprakelijk voor eigen daden Art. 1382 bepaalt wie door zijn fout aan een ander schade veroorzaakt, deze schade moet vergoeden Oorspronkelijk → 3 elementen aanwezig Artikel 1383 → nalatigheid (vgl. goede huisvader) 1. Fout - - Burgerlijk Wetboek omschrijft niet wat een fout is 2 gevallen o wettelijke, reglementaire norm niet naleeft o als meen een daad stelt die een zorgvuldig redelijk persoon niet zou stellen Of iemand heeft gehandeld zoals een goede huisvader → wordt door rechter beoordeeld beoordelen fout → nagaan of “hij” toerekeningsvatbaar is en hem de fout kan verweten worden. 2. Schade Fysiek, materieel, moreel 3. Causaal verband - - tussen fout en schade → causaal verband → bewijzen dat de schade werd veroorzaakt door de fout van degene die men aansprakelijk stelt redenering: zou de schade zich hebben voorgedaan zonder de fout causaal verband vaststellen: moeilijk (door rechter betwist) 2. Aansprakelijkheid van de ouders voor daden van minderjarigen - regeling ingevoerd om het slachtoffer zoveel mogelijk kans te geven op schadevergoeding vader en moeder aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen (ook na feitelijke of echtscheiding) aansprakelijkheid gebaseerd op het vermoeden dat de ouders een fout gemaakt hebben in de opvoeding van of het toezicht op hun minderjarig kind → weerleggen door te bewijzen dat ze wel een goede opvoeding hebben gegeven en dat ze op dat moment goed toezicht hebben gehouden (praktijk → moeilijk om dit dubbel bewijs te leveren) 34 3. Aansprakelijk van onderwijzers en ambachtslieden - - onderwijzers en ambachtslieden → aansprakelijk voor de schade die hun leerlingen – leerjongen veroorzaken gedurende de periode dat ze onder hun toezicht staan bewijzen dat hij het voldoende toezicht heeft gehouden en de fout onmogelijk kon voorkomen 4. Aansprakelijk voor aanstellers - aansprakelijkheid van de aanstellers, werkgevers voor de fouten van hun aangestelden, werknemers aansprakelijkheid aangewend in relatie werkgever – werknemer onweerlegbaar vermoeden: werkgever kan er moeilijk onderuit werknemer → duidelijk fout gemaakt werknemer → opzettelijke fout – zware fout – herhaalde lichte fout 5. Aansprakelijkheid voor zaken 1. Algemene aansprakelijkheid voor zaken - aansprakelijkheid voor de schade veroorzaakt door zaken die men in bewaring heeft (niet noodzakelijk eigenaar) voorwaarde → gebrek aan de zaak waardoor de schade wordt veroorzaakt. Slachtoffer dit gebrek bewijzen. De bewaker kan er zich niet vanaf maken door te zeggen dat hij niet op de hoogte was van het gebrek. 2. Aansprakelijkheid voor gebouwen - - eigenaar gebouw → aansprakelijk voor schade veroorzaakt door instorting (te wijten aan verzuim van onderhoud of gebrek) gebouw → ruimere zin (constructie, ingebouwd, bevestigd, steunt) schade moet veroorzaakt zijn door instorting of afbrokkeling met aanzienlijkheid (neervallen schoorsteen) → rechter bepaald geen fout van de eigenaar → bewijzen (eventueel fout te wijten aan vorige eigenaar) aan de aansprakelijkheid ontsnappen als hij bewijst dat de schade niet veroorzaakt is door instorting of afbrokkeling 10 jarige aansprakelijkheid voor aannemer en architecten → gebreken inzake stevigheid gebouw (onjuiste materialen, gebrek toezicht architect) 10 jarige aansprakelijkheid volledig of gedeeltelijk te niet gaan gebouw (gebrek gebouw of onjuiste grond) 3. Aansprakelijk voor dieren - - eigenaar dier, of degene die zich ervan bedient → aansprakelijk voor de schade die het veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, verdwaald of ontsnapt was bewaken niet noodzakelijk eigenaar bv. Vriendendienst → rechter toch meestal eigenaar aansprakelijk onweerlegbaar vermoeden: men ontloopt de aansprakelijkheid niet door te bewijzen dat men zelf geen fout of onvoorzichtigheid heeft begaan. 35 ZAKENRECHT Hoofdstuk 1: Indeling van de goederen 1. Roerende en onroerende goederen Goederen: - roerende - onroerende Verplaatsbaarheid van een goed: - roerend goed → verplaatsbaar - onroerend goed → niet verplaatsbaar 1. De roerende goederen a. Goederen roerend uit hun aard Goederen → verplaatst worden o uit zichzelf bewegen (dieren) o kunnen verzet worden (stenen) Bepaald roerend goed → onroerend als ze definitief vastgemaakt zijn aan een onroerend goed = onroerend goed door incorporatie b. Roerend door de wet Goed die door de wel als roerend wordt benoemd: “rechten” c. Vervroegd roerende goederen Goederen → onroerend Voor verkoop → roerend (bv. Graanteelt eerst onroerend daarna roerend) 2. Onroerende goederen a. Onroerend uit hun aard Goederen: o niet kan verplaatsen o zichzelf niet kunnen verplaatsen b. Onroerend door de bestemming Roerende goederen → onroerend door bande met een goed → eigenaar onroerend goed, is ook eigenaar roerend goed Geeft er een bepaalde bestemming aan. c. Onroerend door incorporatie Bv. Keuken → huis d. Onroerend door het voorwerp waar ze betrekking op hebben Rechten, aanspraken op iets → in principe roerend recht op een onroerend goed → recht: onroerend 36 2. Lichamelijke en onlichamelijk goederen Lichamelijke: waarnemen Onlichamelijke: niet waarnemen met je zintuigen 3. Zaken in en buiten de handel Zaken in de handel: contracten sluiten of rechten laten gelden Zaken uit de handel: nooit het voorwerp van een contract (drugs, organen,…) 4. Gemene zaken Levensnoodzakelijk → iemand exclusief eigenaar van wat iedereen gebruikt (water, lucht, aarde,…) 5. Verbruikbare en niet verbruikbare goederen Verbruikbare goederen verdwijnen door het 1ste gebruik (voedsel) Niet verbruikbare goederen verdwijnen niet door het 1ste gebruik (auto) 37 Hoofdstuk 2: Zakelijke rechten: eigendom Zakelijke rechten: 3 categorieën 1. eigendom 2. zakelijke genotsrechten (bezit, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, gebruik en bewoning, opstal en erfpacht) 3. zakelijke zekerheidsrechten (pand, voorrechten, hypotheek) 1. Definitie Eigendom is het recht om de meest volstrekte wijze het genot te hebben van een zaak en daarover te beschikken (niet strijdig met de wet) → onderscheid tussen bezit en eigendom Wie iets bezit → doet zich voor als eigenaar, maar is er juridisch gezien geen eigenaar → hij kan er dus niet alles mee doen wat hij wil. Bezit → feitelijke toestand Voor roerend goed: wie het feitelijke bezit, wordt vermoed eigenaar te zijn. Tegenbewijs wel nodig 2. Rechten van de eigenaar Eigendomsrecht: - het recht van gebruik - het recht van genot - het recht van louter beheer - het recht van economisch beheer - het recht van beschikking om het goed te wijzigen en zelfs hypothekeren, verkopen, wegschenken,… - het recht op zicht te verzetten tegen elke onrechtmatige krenking van zijn eigendomsrecht → Eigendom wordt beschermd door grondwet, strafwet 3. Beperking van het eigendomsrecht Eigenaar → alles met zijn eigendom doen tenzij de wet anders voorziet Eigendomsrecht → slechts beperken om het algemeen belang te beschermen Partijen → ook beperkingen aanbrengen in contracten Rechtspraak: ook beperkingen aan het eigendomsrecht: - verbod van rechtsmisbruik - burenhinder 38 1. Beperking in algemeen belang Verschillende redenen: openbare veiligheid, rust, gezondheid, cultuur,… Beperking eigendomsrecht door: - onteigening - voorschrift inzake stedenbouw en RO - bepaling inzake behoud landschappen en monumenten - … 2. Beperking wegens burenhinder - - foutief optreden van een eigenaar → aansprakelijk voor de hinder van de buur hinder kan vermeden worden buren moeten de normale hinder van het nabuurschap aanvaarde → als het te is (abnormale hinder) → rechter beslissen een compensatie toe te staan aan degene die hinder ondervindt → evenwichtsleer feitenkwestie → rekening houden met o aard van de hinder o tijdstip o ligging onroerend goed o de overdreven gevoeligheid van degene die de hinder ondervindt 3. Beperking uit overeenkomst Eigendomsrecht → beperk worden door overeenkomst tussen de partijen die uit vrije wil beperkingen aan zichzelf opleggen 1. Beperkingen met zakelijke werking Door erfdienstbaarheden toe te kennen, iemand recht vruchtgebruik toekennen. Overeenkomst → niet nagekomen → rechter uitvoering van overeenkomst eisen + eventueel schadevergoeding 2. Beperking zonder zakelijke werking Persoonlijke verbintenissen die op het eigendom toegekend worden 39 Hoofdstuk 3: Zakelijke rechten: vruchtgebruik 1. Definitie - - - vruchtgebruik is het tijdelijk recht om een zaak, waarvan een andere de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, met de verplichting de zaak in stand te houden vruchtgebruik eindigen → naakte eigenaar krijgt volle eigendom vruchtgebruik op zowel roerend als onroerend goed (enkel verbruikbare zaken zijn uitgesloten → oneigenlijk vruchtgebruik) eigenaar: naakte eigendom = recht van beschikken (verkopen) niet het genotsrecht volle eigendom: - naakte eigendom = beschikking - vruchtgebruik = recht van genot 2. De vestiging van het vruchtgebruik 1. Door de wet Geen tussenkomt van een persoon verreist 2. Contractueel Door hypotheekkantoor overgeschreven overeenkomst of testament. Begin vruchtgebruik → staat opgemaakt worden van de onroerende goederen → inventaris opgemaakt worden van de onroerende goederen (soms vruchtgebruiker waarborg geven) 3. Rechten en plichten van de vruchtgebruiker 4. Einde van het vruchtgebruik 1. 2. 3. 4. 5. Dood van de vruchtgebruiker en 30 jaar voor rechtspersonen verstrijken van de termijn waardoor het vruchtgebruik is verleend door niet uitoefenen van het recht gedurende 30 jaar door volledig verdwijnen van de zaak waarop vruchtgebruik slaat als de vruchtgebruiker misbruik maakt van zijn recht 40 Hoofdstuk 4: Erfdienstbaarheden 1. Definitie - - - erfdienstbaarheid is een last op een erf gelegd tot gebruik en nut van een erf dat aan een andere eigenaar behoort alleen op onroerend goed vruchtgebruik: rechtsverhouding tussen → erfdienstbaarheden: rechtsverhouding tussen 2 of meer erven. lijdend erf: draagt de last op blijvende wijze (zelf als het van eigenaar veranderd) heersend erf: geniet het voordeel van de erfdienstbaarheid op blijvende wijze door erfdienstbaarheden toe te staan → meerwaarde aan het erf → gemakkelijker om te erven of gebouwen te verhandelen 2. Ontstaan en vestiging van een erfdienstbaarheid 1. Ontstaan uit de natuurlijke ligging Erfdienstbaarheid van de waterafloop → de lagere gelegen erven moeten de natuurlijke wateraflopen ontvangen van de hoger gelegen erven 2. Ontstaan uit de wet Ten voordele van het algemeen welzijn of privé nut aanpalende erven: - openbaar nut: elektriciteitsvoorziening (kabels over de erven, steunen en ankers aan de voorgevel) geklasseerde monumenten (niet vrij verbouwd worden) - privaat nut: gemeenschappelijke muur, afstand voor beplanting, recht van uitweg bij insluiting 3. Door overeenkomst of verjaring Gevestigd door titel: partijen kunnen ten voordele van hun erf een contractuele erfdienstbaarheid organiseren. Akte overgeschreven op het hypotheekkantoor Gevestigd door bestemming: eigenaar van 2 erven → ene erf in toestand brengen waardoor het op een zichtbare wijze een last draagt ten voordele van het 2de erf. Als hij het belaste (lijdende) erf verkoopt → erfdienstbaarheid erop blijft bestaan, het moet wel gaan om een voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid. Gevestigd door verjaring: zichtbare en voortdurende erfdienstbaarheden door 30 jaar verjaring tot stand komen. 41 3. Specifieke erfdienstbaarheden 1. Afstand van bomen en beplantingen Erf afgesloten door levende haag → minstens 50 cm van de scheidingslijn geplant worden. - Erf afgesloten door hoogstammige bomen → 2 m van de scheidingslijn geplant worden. - Erf afgesloten door laagstammige bomen →50 cm van de scheidingslijn geplant worden. Zo niet → buur vragen dat ze worden weggehaald. - 2. Gemene muur Als ze op kosten van de buren op de scheidingslijn tussen de erven worden opgetrokken. Kosten voor onderhoud van de muur → door alle buren. Elke buur: recht om tegen de muur aan te bouwen of om ze hoger op te trekken op zijn kosten. Geen openingen maken. 3. Recht van uitweg Erf ingesloten door andere erven → recht van uitweg over andere erven. Hoe breed de uitweg moet zijn en uitzicht? → verschillende manieren bepaald: o overeenkomst eigenaars heersend en lijdend erf o rechtbank o verjaring Verdwijnen wanneer het erf niet meer is ingeloten door vermenging heersend en lijdend erf onbruik. Eigenaar heersend erf → vergoeding → eigenaar lijdend erf 4. Einde van de erfdienstbaarheden - vermenen heersend en lijdend erf niet uitoefenen gedurende 30 jaar rechtsafstand verdwijnen nut 42 HET ERFRECHT Hoofdstuk 1: Inleiding Iemand overlijdt → goed verdeeld (testament of wettelijk erfrecht) Erflater: decoeïus, degene die overlijdt → goed verdeeld volgens het erfrecht. Gehuwde partner = langstlevende echtgenoot. Erfgenaam: degene die erft Bekwaamheid tot erven: men met de al verwerkt zijn om te kunnen erven Ongeboren kind → terugwerkende rechtspersoonlijkheid Waardig om te erven Iedereen kan erven, tenzij → schuldig aan zwaar vergrijpen ten opzichte van de overledene. 43 Hoofdstuk 2: Technieken van het wettelijk erfrecht Voorlopig geen rekening langstlevende echtgenoot. 5 technieken: orde, lijn, graad, kloving, plaatsvervulling 1. Orde Erfgenamen ingedeeld in 4 orden → de ene orde sluit de ander uit 1. 1ste orde descendenten: K, KK, AKK van de erflater 2. 2de orde bevoorrechte - zijverwanten (broers en zussen, eventueel ook hun kinderen indien zijzelf overleden zijn) - ascendenten (ouders erflater) ouders: elk recht op 1/4 , de rest verdeel over broers en zussen 3. 3de orde ascendenten (ouders + andere ascendenten) 44 4. 4de orde gewone zijverwanten 2. De lijn 1ste lijn: vaderlijk en moederlijke lijn, groep bloedverwanten die met erflater verwant zijn langs vader of moeders kant 2de lijn: verwanten in rechte lijn (stammen van elkaar af) of zijlijn (gemeenschappelijke voorouders) 3. De graad Afstand tussen bloedverwanten. 4. Kloving Erfgenamen → 3de orde → kloven Koving = nalatenschap in gelijke delen verdeeld tussen bloedverwanten van de vaderlijke en moederlijke lijn elk ½, uitz. V+→ M en M+→ V en die komt in samenloop met een gewone zijverwant van de andere lijn → M of V 1/3 vruchtgebruik van het deel dat toekomt aan de zijverwanten 45 5. Plaatsvervulling Bepaalde erfgenamen komen in de plaats van vooroverleden verwanten. Ofwel descendent, broer of zus, nonkel of tante van de erflater. 6. Oefening 46 Hoofdstuk 3: De langstlevende echtgenoot Altijd eerst een verdeling van het huwelijksvermogen volgens de regels van het huwelijksvermogensrecht. (wettelijk stelstel: helft gemeenschappelijk en eigen vermogen man/vrouw) 1. De langstlevende echtgenoot samen met afstammelingen Als er afstammelingen zijn → langstlevende echtgenoot erf vruchtgebruik over de hele nalatenschap. Afstammelingen enkel: naakte eigendom. 2. De langstlevende echtgenoot samen met andere erfgenamen dan kinderen Langstlevende erft helft gemeenschappelijk vermogen → volle eigendom eigen vermogen → volle eigendom Andere erfgenamen enkel recht op naakte eigendom van eigen vermogen. 3. De langstlevende echtgenoot is enige erfgenaam Volledige nalatenschap in volle eigendom. 47 Hoofdstuk 4:Nalatenschap aanvaarden of verwerpen 1. Zuiver aanvaarden Erfgenaam →goederen + schulden Als schulden > geërfde goed → erfgenaam met zijn persoonlijk vermogen voor deze schulden instaan. 2. Verwerpen Teveel schulden → nalatenschap verwerpen → uitdrukkelijk verklaring neergelegd op de griffie van de Rechtbank van 1 ste Aanleg (erfgenamen erven niets en moet ook niets betalen) Nalatenschap verder verdeeld onder de erfgenamen die wel aanvaarden. 3. Aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving Dit kiezen als met niet weet hoe groot de schulden zijn. → erfgenaam aanvaardt de nalatenschap, maar moet slechts de schulden betalen voor zover hij iets krijgt uit de nalatenschap Ook verklaring op de griffie van de Rechtbank van 1 ste Aanleg. 48 HANDELSRECHT Hoofdstuk 1: zelfstandigen Vestigingsformaliteiten voor 1. Houder van een rekening bij de dienst der postcheques of bij een bankinstelling Handelaar → domiciliëring en rekeningnummer van de bank op facturen,… (alle documenten) vermelden als hij een betaling vordert! 2. Distributie attest, vestigingsattest - distributie attest: bewijzen dat je kennis hebt van het bedrijfsbeheer, via werkervaring, diploma door alle starters aangegaan worden (uitz. Intellectuele dienstverlenende beroepen) - vestigings attest: bewijs geven van beroepskennis via diploma voor 42 gereglementeerde beroepen (alle soorten aannemers, slagers, kappers,…) 3. Inschrijving in het handelsregister → via ondernemingsloket Kruispunt voor ondernemingen (1/7/2003) Alle info van de starters → KBO en daar wordt alles opgeslagen → daar info over de handelaar vinden (d.m.v. ondernemers nummer) (vroeger handelsregister nummer) (Als gewone mens niet naar KBO, wel als ondernemingsloket en als overheidsinstantie. Wel als gewone mens → ondernemingsloket voor eventueel beroep info over je concurrent) Ondernemingsnummer → op alle documenten → zo niet → geen rechtszaken bij rechtbank - eenmanszaak (ondernemingsloket) - vennootschap o notaris: oprichtingsakte o op de griffie van de Rechtbank van Koophandel de oprichtingsakte neerleggen → ondernemingsnummer o ondernemingsloket (voor alle andere formaliteiten) 49 4. Bekendmaking van de huwelijksvoorwaarden Belang: weten onder welk huwelijkscontract iemand getrouwd is → weten op welke manier goederen men eventueel beslag kan leggen. 5. Hoe voeren van een boekhouding Elke onderneming → passende boekhouding (eventueel bijgestaan door boekhouder) 6. Bijzondere vergunningen - - - uitoefenen van allerlei beroepen → voorwaarden voldaan i.v.m. hygiëne, gezondheid, veiligheid (vaak: voorafgaand → vergunning afleggen) gemeentebestuur → lijsten van inrichtingen die gevaarlijk afgerond, hinderlijk → exploitatievergunning aannemers bouwwerken → registratie bij de Registratie van Commissie van hun Provincie Wie beroep doet op een niet-geregistreerde aannemer → hoofdelijk aansprakelijk voor bepaalde fiscale en sociale verplichtingen van de net-geregistreerde aannemer. 7. Aansluiting bij sociaal verzekeringsfonds of ziekenfonds Zelfstandig → binnen 90 dagen → aansluiten bij verzekeringsfonds sociale bijdragen betalen (berekend op het inkomen) →in ruil krijgt hij kinderbijslag, ziekteverzekering, pensioen 8. Aanvraag van een BTW-nummer Op BTW-controlekantoor. 50 Hoofdstuk 2: Vennootschapsrecht 1. Indeling - personen of kapitaal VN → personen VN: personen en hoedanigheid centraal. Nieuwe aandeelhouders aan enkele (pers.) voorwaarden voldoen om toe te treden → kapitaal VN: kapitaalkracht → belangrijke rol. Wie kapitaal kan binnenbrengen → aandeelhouders, ongeacht zijn hoedanigheid - handels en burgerlijke VN → handels VN: stelt daden van koophandel → winst maken (wetboek van VN-en) → burgerlijke VN: niet onmiddellijk de vorm van een handels VN aangenomen niet hoofdzakelijk daden van koophandel → geen rechtspersoonlijkheid en kan niet failliet verklaard worden - positieve punten voor een eenmanszak → negatieve punten voor een VN - alle winsten voor 1 eigenaar → winst verdelen - snelle beslissingen - beperkte formaliteiten - minder kosten - negatieve punten voor een eenmanszak → positieve punten voor VN - onbeperkte aansprakelijkheid → beperkte - continuïteit moeilijk verzekeren - deskundigheid beperkt - beperkte kapitaal - personenbel → VN bel. (netto minder over dan VN) →(gunstiger) 2. Oprichting en rechtspersoonlijkheid VN → contract, personen overeenkomst een inbreng te doen en kapitaal gebruiken om winst te maken voor een bepaald doel - - contract: oprichtingsakte (authentieke of onderhandse akte) → griffie van de Rechtbank van Koophandel → rechtspersoonlijkheid inbreng: handels VN → min kapitaal → aandeel winst: aandeelhouders van de winst profiteren door dividenden die worden uitgekeerd of winst reserveren voor latere uitgaven doel: in oprichtingsakte → doel omschrijven 51 3. Orgaantheorie VN → contract Alle verrichtingen voor de VN uitgevoerd door haar organen. Algemene vergadering van aandeelhouders en het bestuur. - Alle aandeelhouders maken automatisch deel uit van de dagelijkse vergadering → moet elke jaar minstens 1 x samenkomen (staat in de statuten) om: o Bespreken en goedkeuren jaarrekening o Winstbestemming o Kwijting bestuurders - bestuur: verschillende vormen naargelang de VN vorm → verkozen door aandeelhouders en vertegenwoordigd VN zorgt voor dagelijkse wetgevind van de onderneming en altijd verantwoording verschuldigd aan de Algemene Vergadering NV → 3 BVBA → zaakvoerder → ook samenroepen Algemene Vergadering Bijzonder Algemene Vergadering (gaat goed of niet goed → fusioneren, op de beurs) 52 4. Bespreken van de vennootschapsvormen NV Naamloze Vennootschap Oprichting akte Authentieke BVBA Besloten NV met beperkte aansprakelijkheid Authentieke Min aantal aandeelhouders Aansprakelijkheid 2 1 Beperkt tot inbreng Beperkt tot inbreng Minimumkapitaal € 61 500 € 18 550 Soort aandelen Aandeel op naam of aan toonder Vrij Aandeel op naam Overdracht aandelen Bestuur Min 3 bestuurders in raad van bestuur (werk als college) Akkoord met ½ van de vennoten die samen ¾ van het kapitaal bezitten 1 of meer zaakvoerders (alleen werkend of als college) CV Coöperatieve Vennootschap (BA of OA) CVBA: authentiek CVOA: onderhands 3 CVBA: beperkt tot inbreng CVOA: persoonlijk en hoofdelijk voor commanditaire, beperkt tot inbreng voor “stille vennoten” CVBA: € 18 550 CVOA: geen Aandeel op naam Volgens statuten aan personen in de statuten aangeduid 1 of meer zaakvoerders 5. Gerechtelijk akkoord of faillissement 1. Gerechtelijk akkoord 2 voorwaarden: - onderneming tijdelijk schulden niet kan betalen - nog economische herstel mogelijk 1. verschillende knipperlichten: ondernemingen in moeilijkheden - dagvaarding (GDW) - achterstand betalen sociale bijdrage - achterstand betalen BTW en bedrijfsvoorheffing → verz. door Kamer voor handelsonderzoek → Procureur des Konings verwittigen 2. gerechtelijk akkoord aangevraagd worden door: - handelaar, VN zelf - Kamer van Handelsonderzoek - Procureur des Konings 53 3. aanvraag binnen → RB van Koophandel beslissen binnen 15 dagen 4. weigering → failliet toegestaan → observatiehouding → voorlopige opschorting van betaling o aanstelling commissaris inzake opschorting → observeren o schuldeiser maken schuldvordering bekend o geen beslag, geen verkoop o opmaak van een herstelplan → 6 maand ( + eventueel 3 maand) 5. RB beslist over herstelplan: 15 dagen 6. weigering → failliet toegestaan → definitief opschorting van betaling, uitvoeren van het herstelplan, 24 maanden ( + eventueel 1 jaar) → GOEDKEURING VAN DE SCHULDEISER (deze gaat meestal nooit akkoord) 2. Het faillissement 2 voorwaarden: - storting van betaling - wankelen van krediet faillissement wordt door RB uitgesproken - op aangifte van handelaar, ondernemer - op dagvaarding schuldeiser of OM → rechter – commissaris en curator worden aangeduid schuldeiser vordering bekend maken o voorrecht (fiscus, curator, personeel) o hypotheken o chirografaire Verschoonbaarheid van de gefailleerde - niet verschoonbaar als men zelf schuld heeft aan het faillissement → geen andere onderneming oprichten 6. Andere einde van een VN VN → nietig verklaard → vrijwillig ontbinding → vereffening 54