Hoofdstuk 13: De ecologische voetafdruk Draagkracht is het vermogen van de aarde om allerlei menselijke activiteiten nu en in de toekomst op te nemen zonder dat de grenzen van het ruimtelijk functioneren overschreden worden. 1. Evolutie van productie en consumptie De verandering in levensstijl en de bevolkingstoename hebben vooral de voorbije decennia geleid tot een steeds grotere productie en consumptie én een steeds grotere druk op ons milieu. 2. Ecologische voetafdruk De ecologische voetafdruk is de oppervlakte aarde die nodig is om in de levensstijl van een persoon, stad of land te voorzien. We maken een onderscheid in landbouwoppervlakte, verstedelijkte oppervlakte, bosoppervlakte en energie-oppervlakte. Hoofdstuk 14: Het voedselprobleem 1. Steeds meer voedsel ter beschikking, maar ... niet voor iedereen! De voedselsituatie per wereldblok is erg verschillend, zo zijn er werelddelen die echt een voedselprobleem hebben. Dit kan je bestuderen aan de hand van de voedselproductie en het voedselverbruik. 2. Hoe kon de voedselproductie zo toenemen? Door de explosieve groei van de wereldbevolking en de groeiende vraag naar kwalitatief beter voedsel moest de voedselproductie wel toenemen. Dit is mogelijk door uitbreiding van het akkerareaal of door intensivering (= hogere opbrengsten per hectare) of door allebei. Info 6: Intensivering wordt mogelijk gemaakt door het gebruik van meststoffen, irrigatie en plantenveredeling óf door twee maal per jaar op dezelfde akker te oogsten. De industrielanden intesiveerden ook zodat ze voedsel konden uitvoeren. Maar voor ontwikkelingslanden zonder geld blijft het probleem dan nogaltijd, hier moet gewoon een beter beleid uitgevoerd worden (zoals bijvoorbeeld in Azië is gebeurt). 3. Kan de aarde de toename van de graanproductie aan? 3.1 Grenzen aan areaaluitbreiding? De meeste goede landbouwgronden zijn reeds in gebruik, de rest is van zeer lage kwaliteit of is verafgelegen van de bevolkingscentra. Landbouwgronden verdwijnen ook door verstedelijking of door milieudegradatie. Bijgevolg in intesivering dus een noodzaak. 3.2 Grenzen aan intensivering? Intensivering gaat gepaard met een zeer groot energiegebruik. Terwijl energie een schaars goed is, net zoals water. Intensiveren leidt ook tot milieuproblemen zoals uitdroging van het grondwater en verzilting. Het is wachten op de biotechnologie (= nieuwe technieken leveren planten die insecten- of virusresistent zijn, hogere opbrengsten geven, gevoeliger zijn voor meststoffen, een hogere voedingswaarde hebben ...). 3.3 Economische ontwikkeling en beperking van demografische groei zijn een noodzaak Landen die kampen met armoede en ondervoeding moete een betere bevolkingspolitiek voeren en een economische ontwikkeling ondergaan. 4. De ecologische voetafdruk De ecologische voetafdruk wordt naast de hoeveelheid en samenstelling van het voedsel mede bepaald door de methode waarmee men het produceert. Om energie uit dierlijke producten te halen is er meer energie nodig dan bij plantaardige producten. De consumptie van dierlijke producten neemt sterk toe, dit wil dan ook zeggen dat de ecologische voetafdruk (zelfs in de ontwikkelingslanden) in de toekomst zal stijgen omdat intensivering de enig mogelijke oplossing is. Maar daar is momenteel het geld nog niet voor. 5. Grenzen aan je bord De voedselproductie net als de bevolking zal stijgen in de toekomst. Het is echter wel zo dat een deel van wereldbevolking een stijging van de levensstandaard zal kennen en aldus meer en gevarieerder willen eten. Dit is mogelijk door intesivering, maar natuurlijk zal daarmee ook de ecologische voetafdruk stijgen, vooral in de ontwikkelingslanden. Voedingsproblemen kan gezondheidsproblemen veroorzaken. Enerzijds heb je zwaarlijvigheid (overvoeding) en anderzijds is er de ondervoeding. De ecologische voetafdruk zal dus stijgen en de draagkracht van de aarde overschrijden. Het is rechtvaardig dat de ecologische voetafdruk in ontwikkelingslanden zou stijgen en daarom zou de ecologische voetafdruk in de rijkere landen moeten dalen of op zijn minst stabiel blijven. 6. Bodemerosie: een mondiaal milieuprobleem 6.1 Areaaluitbreiding niet meer mogelijk De meeste goede landbouwgronden zijn al in gebruik. Het overblijvende landbouwland is vaak van slechte kwaliteit of verafgelegen van bevolkingscentra. De theoretisch voor landbouw in aanmerking komende gronden komen vaak voor in droge gebieden, op hellingen of zijn onvruchtbaar. Om die gronden te gebruiken is er veel geld nodig en zou leiden tot bodemdegradatie. 6.2 Bodemdegradatie: een mondiaal milieuprobleem Bodemdegradatie is het verminderen van de kwaliteit van de bodem in het algemeen, meestal door weerselementen. Bodemerosie is de voornaamste vorm van bodemdegradatie. Bodemerosie is het losmaken, optillen en wegvoeren van bodembeeltjes, het is een natuurverschijnsel dat meestal veroorzaakt wordt door weerselementen. Vegetatie beschermt de bodem tegen erosie door het afremmen van waterdruppels en door de wortels die de bodem versterken. Om nieuwe landbouwgronden te benutten moet de vegetatie worden weggedaan en zal dus bodemerosie optreden. Landbouwgewassen beschermen de bodem niet zo goed tegen erosie omdat ze geoogst worden. Na de oogst ligt het land er even leeg bij en krijgt erosie dus de kans om op te treden. 6.3 In de ontwikkelingslanden is de bevolkingsdruk vaak de oorzaak van bodemdegradatie - Verkorten van braak Om de voedselproductie evenredig te houden met het bevolkingsaantal wordt de braakperiode soms verkort, dit heeft tot gevolg dat de grond minder vruchtbaar worden. De grond wordt dus uitgeput met het gevolg dat er minder opbrengst is. - Uitbreiding van veeteelt heeft bodemdegradatie tot gevolg Door de bevolkingsgroei zijn er grote kudden vee, dit leidt tot overbegrazing waardoor de vegetatie verdwijnt. Het duurt dan lang voor de vegetatie zich hersteld en er komen kale plekken tevoorschijn. - De exportlandbouw vergroot de druk Veel ontwikkelingslanden doen aan export om aan inkomsten te geraken. Er wordt te veel grond gebruikt voor tropische producten voor de wereldmarkt en voor vee voor de Westerse landen. Hierdoor krimpt de landbouwoppervlakte om voedsel voor de plaatselijke bevolking te produceren, zo kunnen ze de groeiende vraag naar voedsel niet aan. Het gevolg is een steeds grotere areaaluitbreiding waardoor de bodemdegradatie zich snel uitbreidt. 6.4 In de industrielanden leidde moderne landbouw tot bodemdegradatie Ook in ontwikkelde landen word aan landbouw gedaan. De traditionele landbouwtechnieken veroorzaakten een beperkte toename van erosie. Met de nieuwe technieken (machines of minder organische mest) verscherpen de erosieverschijnselen. Hoofdstuk 15: Grondstoffen en energie 1. Een groeiend energie- en grondstoffengebruik Al van zijn ontstaan gebruikte de mens energie en grondstoffen. In de loop van de tijd veranderde zowel de hoeveelheid als de samenstelling. 2. Waarom een toename van energie- en grondstoffengebruik? De industriële revolutie in West-Europa op het einde van de 18e eeuw ligt aan de grondslag van de veranderingen in energie- en grondstoffengebruik. De industrialisatie die toen op gang kwam en de welvaartsgroei die daarmee gepaard ging, deden het gebruik van energie en grondstoffen drastisch toenemen. 3. De ecologische voetafdruk We halen fossiele brandstoffen uit de natuur, door een te groot verbruik hiervan putten sommigen uit. Vele landen bezitten geen grondstoffen of energiebronnen en laten deze invoeren. De ontginning vraagt ruimte in andere landen, transport en distributie vergen veel energie en vervuilen de ruimte. Verbruik leidt ook tot vervuiling van lucht, bodem en water. Hierdoor komen andere hulpbronnen in gevaar. Veel verbruik van energie of grondstoffen verhoogt dus de ecologische voetafdruk. 4. Het groeiend energie- en grondstoffengebruik brengt problemen mee - Milieu-uitputting Door een grote behoefte, dreigt er uitputting bij sommige grondstoffen. De cijfers van de beperkte reserves verontrusten de Westerse wereld. We gebruiken te veel energie, energie en grondstoffen zijn eindig. - Milieuverontreiniging Door het verbruik komen er veel elementen in het milieu terecht die schadelijk kunnen zijn voor de natuur of de mens (luchtvervuiling, afval ...). Milieuproblemen als verzuring hangen sterk samen met de verbranding van fossiele brandstoffen. - Milieuaantasting Ook de kwaliteit van de natuur en het landschap wordt aangetast door de enorme consumptie van de natuurlijke hulpbronnen. De littekens van mijnbouw of boortorens in het landschap zijn voorbeelden hiervan. Het verkeersnet neemt grote oppervlaktes in, dit kan je ook beschouwen als milieuaantasting. - Grenzen aan de consumptie van energie? Door de grote consumptie van energie en grondstoffen vermindert de voorraad aan fossiele brandstoffen vlug. Door de stijging van het bevolkingsaantal zal de vraag naar energie en grondstoffen zeker nog stijgen. 5. Oplossing door technologie? Door nieuwe technieken leven we steeds energiebesparender. Hiernaast zoeken de wetenschap en technici ook naar andere hernieuwbare energiebronnen zoals windkracht en zonne-energie. Men ontwikkelde reeds technieken om grondstoffen terug te winnen uit verbruikte goederen (recycling) en het hergebruik ervan (recuperatie). Maar ook voor recycling te kunnen verwezenlijken is terug energie nodig. 6. Oplossing door gedragswijziging? De overheid bouwt een energie- en milieubeleid uit om op energie en elektriciteit te bezuinigen, om industrie en landbouw strengere normen op te leggen en verlaten gebieden te hernieuwen en te benutten. De mentaliteitswijziging om energie te besparen moet vooral in de industrielanden doorzetten omdat deze het meest verbruiken. Hoofdstuk 16: Duurzame levensstijl 1. Beschikbare oppervlakte en draagkracht 23 % van het aardoppervlak is economisch en ecologisch bruikbare oppervlakte. Momenteel is er gemiddeld ongeveer 1ha 80 are (180 are) bruikbare oppervlakte per persoon beschikbaar. Als we met de ecologische voetafdruk niet boven deze oppervlakte zitten, overschrijden we de draagkracht niet. Met draagkracht geven we dus aan in welke mate de aarde een toenemend bevolkingsaantal én een hogere consumptie én vervuiling aankan zonder dat daardoor het evenwicht van de aarde verstoord wordt. 2. Een duurzame levensstijl Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden zonder de behoeftevoorziening van de komende generaties in het gedrang te brengen. Duurzame levensstijl is dat elke mens een bevredigend leven kan leiden binnen de grenzen van de draagkracht.Bij het zoeken naar een oplossing hiervoor moeten we rekening houden met onze voorraden en de manier waarop we ermee omgaan. Duurzame ontwikkeling is een samenhang tussen 3 componenten namelijk economische ontwikkeling, milieubescherming en sociale aanvaardbaarheid. 3. Grote en kleine voeten Mensen in de Westerse industrielanden leven op grote voet, dit wil zeggen dat ze de gemmidelde beschikbare oppervlakte van 1ha 80 are overschrijden. Dit heeft te maken met de economische ontwikkeling en welvaart van het land. ruim 5 miljard mensen leven op kleine voet. 4. Technologie en gedragswijziging Als de mensen die op grote voet leven niet willen inleveren voor de mensen die op kleine voet leven om de draagkracht nog een beetje stabiel te houden, moeten ze op zoek naar alternatieven. Door nieuwe technologie en gedragswijzigingen kan onze ecologische voetafdruk inderdaad verkleind worden. 5. Beleid Om verandering te stimuleren moet de overheid een aantal maatregelen nemen. Op wereldvlak werd in Rio de Janeiro Agenda 21 opgesteld (een wereldplan voor de 21ste eeuw). Hierdoor heeft elk land ook een Lokale Agenda opgesteld. In Vlaanderen noemt dit het MIRA-rapport. Hoofdstuk 17: Globalisering in de industrie 1. Multinationals stuwen globalisering 1.1 Vergroten van afzetmarkt In een periode van welvaart stijgt de vraag naar producten, hierdoor moet de capaciteit van de bedrijven vergroten. Deze bedrijven gaan dan op zoek naar een grotere afzetmarkt die zich meestal buiten het land zelf bevindt. Het moederbedrijf vestigd dan in andere landen fabrieken en investeert op die manier in het buitenland. 1.2 Multinationals Multinationals zijn grote bedrijven die een groot kapitaal kunnen investeren in het buitenland, zo kunnen ze zelf bepalen waar en wanneer de productie plaatsvindt. Meestal drijven multinationals concurrenten weg omdat ze op alle afzetmarkten aanwezig zijn. 1.3 Internationalisering Internationalisering is het verschuiven van diensten en producten tussen verschillende vestigingen. 1.4 Globalisering Globalisering is als de internationalisering uitgroeit tot een wereldwijde, economische samenhang. 2. Factoren die globalisering mogelijk maakten 2.1 Transport Globalisering werd maar mogelijk doordat goederen massaal en op een goedkope manier over de hele wereld konden getransporteerd worden. Vooral transport met containers was populair. 2.2 Communicatie 1970: Door de ontwikkeling van telecommunicatie kon het bedrijf contacten leggen met de rest van de wereld. 1990: Door het internet ging alles nog veel sneller, kapitaal kon vlug over de wereld verschoven worden van de éne financiële markt naar de andere. Hierdoor werden bedrijven afhankelijk van elkaar. 2.3 Vrijmaken van de handel en de geldmarkten Na WO II verlaagden de invoertarieven op buitenlandse goederen, werden de beperkingen op verhandelen van grote geldsommen opgeheven, verminderden de belastingen op geldswisseltransacties ... Op wereldvlak werkt de WTO (wereldhandelsorganisatie) aan deze reglementeringen en afspraken waar 146 landen lid van zijn. Op Europees vlak is dit in handen van de Europese Commissie. 3. Niet elk land is even sterk geglobaliseerd 3.1 Hoe kan je globalisering meten? Globalisering kan je meten aan de handelsopenheid van dat land (invoer en uitvoer). 3.2 De triade Het triadisch netwerk bestaat uit de Verenigde Staten, de Europese Unie en Oost- en Zuidoost-Azië die de 3 kerngebieden zijn op de wereld op vlak van wereldhandel. 3.3 De nieuwglobalisten Sinds 1980 sluiten een aantal ontwikkelingslanden zich aan bij de wereldhandel, dit noemen we NIC’s (nieuwe industrielanden) zoals Hong-Kong, Singapore ... Vooral in de landen in Zuidoost- en Zuid-Azië is een industriële ontwikkeling merkbaar, deze landen konden met behulp van internationale investeringen en technologie een beginnende industriemaatschappij opbouwen. 3.4 De outsiders Outsiders zijn de landen die praktisch niet aan de wereldhandel deelnemen. Hun aandeel op de wereldhandelsmarkt daalt tegenover 20 jaar geleden. Ze exporteren vooral voedingsmiddelen en grondstoffen en importeren overwegend industriegoederen. 4. Gevolgen van globalisering 4.1 Gevolgen voor industrielanden - Delokalisering en tewerkstelling Om op productiekosten te besparen vestigen bedrijven zich in lageloonlanden, de verplaatsing van de productie naar een ander land heet delokalisering. De tewerkstelling daalt dus in de industrielanden, vooral voor laaggeschoolden. - Het milieu Door de globalisering groeit het transport en stijgen de transportkosten (wegen aanleggen en dergelijke schaadt het milieu). Door het vertrek van vervuilende industrie naar lageloonlanden vermindert de vervuiling in industrielanden. - Goedkope producten Door de lagere productiekosten daalt de prijs op de markten. - Dalende invloed van de overheid Multinationals krijgen veel macht doordat ze veel kapitaal investeren in landen. Hierdoor staat de politiek machteloos tegenover beslissingen van de multionationals 4.2 Gevolgen voor de nieuwglobalisten - Stijging van de terwerkstelling Nieuwe industrie betekent veel tewerkstelling maar de lage lonen en werkomstandigheden zijn meestal onrechtvaardig. - Welvaartsgroei In plaats van grondstoffen worden er nu halffabrikaten en fabrikaten verhandelt vanuit de NIC’s dat meer geld opbrengt. Deze international handel gaat gepaard met een welvaartsgroei, maar om de armoede te kunnen oplossen moeten ook de beleidsaspecten goed functioneren. - Stijgende vervuiling Door de delokalisering verschuift de milieuvervuiling van industrielanden naar NIC’s, industrietakken maken dan ook nog eens gebruik van de zwak toegepaste milieureglementering in die landen. - Cultuurhomogenisering Cultuurhomogenisering is dat we in alle landen dezelfde producten terugvinden (zoals Coca-Cola). 4.3 Gevolgen voor de outsiders In deze landen is er een pover economisch beleid, de multinationals vestigen zich hier niet ondanks veel en goedkope arbeidskrachten. Dit komt door de geografische factoren (slechte ligging en bereikbaarheid), het slechte politiek-economische beleid, het voorkomen van ziektes en de talrijke burgeroorlogen. Hoofdstuk 18: Internationale migraties 1. Waarom migreren mensen? Mensen migreren doordat er vele verschillen zijn in landen. De belangrijkste verschillen zijn de economische, sociale en politieke verschillen. De belangrijkste ongelijkheid is die tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden, dit noemen we de Noord-Zuidtegenstelling. 2. Push- en pullfactoren 2.1 Verschil in levensstandaard veroorzaakt economische migraties Door het verschil in levensstandaard tussen landen willen mensen migreren naar een land met een hogere levensstandaard, een motief om te migreren is een push- of pullfactor. - ... vanuit ontwikkelingslanden naar industrielanden De scholingsgraad in de ontwikkelingslanden stijgt lichtjes de laatste tijd, dit motiveert mensen om in industrielanden naar werk te zoeken om uit de armoede te geraken. - ... vanuit industrielanden naar industrielanden Ook tussen industrielanden treedt migratie op, dit heeft niet veel te maken met verschillen in levensstandaard. 2.2 Telecommunicatie en transport Door de telecomunicatie en televisie krijgt men steeds een betere kennis van de levensstandaard in andere landen. Ook transportkosten verlagen waardoor mensen makkelijker migreren. Dit zijn pullfactoren. Migratie kan ook onder druk gebeuren of gedwongen (oorlog, interne conflicten, politieke omstandigheden...), dit zijn vluchtelingen. Deze migratieoorzaken zijn pushfactoren. 2.3 Het migratiebeleid Overheden van industrielanden leiden een actief migrantenpolitiek, dit wil meestal zeggen dat migranten enkel welkom zijn in geval van arbeidstekorten. Daarna waren er enkel nog geschoolde migranten toegelaten. Om het aantal vreemdelingen te beperken wordt er een actief vreemdelingebeleid gevoerd. Er is vrij verkeer tussen de EUlanden, maar als in de toekomst een nieuw land lid wordt gelden er overgangsmaatregelen en is er nog geen vrij verkeer van mensen toegelaten. 3. De migratiekaart aan het begin van de 21ste eeuw 3.1 Vlugge toename van migraties Vooral het laatste kwart van de 20ste eeuw was er een toename van het aantal internationale migraties. 3.2 De wereldkaart van de migratiestromen - De 3 grote geglobaliseerde gebieden (Verenigde Staten, West-Europa en Japan) trekken het meeste mensen aan, in deze landen is de immigratie veel groter dan de emigratie. - Een positief migratiesaldo in landen buiten die 3 grote gebieden wordt veroorzaakt de de immigratie van mensen die uit landen komen die niet veraf gelegen zijn. - Ook arme landen kunnen veel immigratie hebben door verschillende tijdelijke redenen. 3.3 En in België? Tweede helft 20ste eeuw: er waren veel arbeidstekorten, daarom trokken ze arbeiders aan vanuit andere landen (vooral industrielanden). Na 1970: er was geen evenwicht meer tussen vraag en aanbod. De migratie nam dus nog toe terwijl de beschikbare arbeidsplaatsen daalden. 4. Gevolgen van migraties 4.1 Industrielanden steeds meer gekleurd Door de vele immigranten wordt de bevolking gekleurd in industrielanden. 4.2 Migraties beïnvloeden de leeftijdsstructuur in de industrielanden Migranten dragen bij tot een demografische verjonging. Het vruchtbaarheidscijfer van migranten ligt hoger dan vrouwen van de industrielanden. Zo stimuleren sommige overheden migraties om veroudering tegen te gaan. 4.3 Concentratie van migranten in de steden van de industrielanden De migranten zullen meestal in de grote steden opvallen dat het er veel zijn omdat hier de hoogste tewerkstelling is. Er zijn tijdelijke migraties (studenten, diplomaten, zakenlui ...) en definitieve migraties (bouwvakkers, horeca, openbaar vervoer) doordat er maar een lage scholingsgraad nodig is om deze beroepen uit te oefenen. Maar tegenwoordig komen ook hogergeschoolden migranten die een job als arts, informaticus ... kunnen beoefenen. Globale steden zijn steden waar bijna alle nationaliteiten aanwezig zijn. 4.4 Gevolgen van de migraties in de ontwikkelingslanden De natuurlijke aangroei in de ontwikkelingslanden is groot. De emigratie dempt dit een beetje. De meeste emigranten hebben hun levensstandaard kunnen verhogen, ze sturen meestal geld naar familie in de ontwikkelingslanden. Hierdoor wordt de betalingsbalans van de landen verbeterd.