Glucose

advertisement
Dr. Jenny Buijtels, specialist interne geneeskunde
Presentatie
Dia’s en casussen die ook voorkomen in de
workshop vloeistoftherapie en
dwangvoeding
 Zo indruk van hoe de workshop is
opgebouwd
 Verantwoordelijkheid voor zover mogelijk bij
paraveterinair, maar dan is de achtergrond
essentieel!
 Niet werken volgens lijstjes, maar volgens
kennis

Vochtbalans

Evenwicht tussen opname en verlies

Ingrijpen als balans is verstoord
Waar komt het vocht vandaan?

Drinken van water
 Drinkbak, waterplas, rivier etc

Haalt water uit het eten
 Brokken ten opzichte van blikvoer

Omzetting in het lichaam = metabool
 Met name vet en koolhydraten
Vochtopname

Wat is een normale
hoeveelheid vochtopname
per dag?
50-60 ml/kg/24 uur voor
de hond
 40-50 ml/kg/24 uur voor
de kat

Wat is dan teveel?
Opdracht

Hoeveel vocht heeft een Labrador van 35 kg
nodig per dag?
Onderhoud= 50-60 ml/kg/24 uur (=dag)
 Gewicht = 35 kg


Antwoord = 55 x 35 = 1,9 liter water/dag
Hoe verlies je vocht?
Ademhaling
 Hijgen bij honden
 “Zweten”
 Urine en ontlasting

Urineproduktie
In een gezond dier is de normale
urineproduktie 1-2 ml/kg/uur
 Sterk afhankelijk van hoeveel er wordt
opgenomen

Teveel vochtverlies
Braken en diaree
 Vochtproduktie bij wonden
 Vaginale uitvloeiing
 Polyurie: verhoogde urineproduktie
 Vocht in de buik: ascites

Geen goede vochtbalans meer
Vochtbalans herstellen in 2 fasen
1. Wat is het dier verloren, dus hoe erg is de
uitdroging van het dier
2. Als uitdroging is opgelost moet je bepalen of
het dier daarna alleen nog onderhoud nodig
heeft of meer dan alleen onderhoud omdat
verlies doorgaat
Fase 1
Hoe schat je uitdroging in? Waar
moet je op letten?
Hoeveel moet je geven om het op
te lossen?
Dit leer je berekenen!
Fase 2
Wat is een normaal onderhoud?
Hoeveel geef je dan?
En als dier meer nodig heeft hoe bepaal
je dat dan?
Ook dit leer je te berekenen!
Als je weet hoeveel je moet
geven zijn de volgende vragen:
Hoe dien je het toe?
Wat dien je toe?
Hoe dien je het toe?

Oraal
 Kan gebruikt worden (mogelijk met ORS) als
dier drinkt en niet braakt

Subcutaan
 Beperkt in hoeveelheden die gegeven
kunnen worden
 Duurt langer voordat toegediende vocht
opgenomen is (constrictie vaten speelt rol)
Intraveneus
 Intraosseus

Intraveneus
Vocht direct in het bloed
 Verbetert de algehele circulatie
 Kan vochtverliezen oplossen
 Kan continu gegeven worden
 Voorpoot: Vena cephalica
 Achterpoot: Vena saphena
 Hals: Vena jugularis

Intraosseus
Wordt bij hele kleine dieren en met
name neonaten gebruikt
 Soms wordt het bij volwassen dieren
gebruikt bij algehele collaps en waar
men geen vene kan vinden om infuus te
plaatsen
 Vene van het bot blijven bij erge
uitdroging goed vocht opnemen
 Mag niet bij sepsis of gebroken botten

Welke vloeistof geef je?
Regel is: vervang met hetgeen je verliest
 Bij dier met braken: verliest veel vocht en
elektrolyten: vervang met kristalloïden
 Bij dier dat aangereden is en veel bloed
verliest: vervang met bloed

Grof gezegd zijn er drie keuzen:
 Bloed, colloïden en kristalloïden

Crystalloïd - isotoon
Na
K
Mg
Ca
Cl
PO4
Glucose
Buffer
Mmol/l
Mmol/l
Mmol/l
Mmol/l
Mmol/l
Mmol/l
g/l
Mmol/l
0.9% NaCl
154
0
0
0
154
0
0
-
Ringer lactaat
131
5.4
0
1.84
112
0
0
Lactaat
28
Sterofundin
BG
54
24
2.5
0
54
7.3
55
Lactaat
25
Sterofundin
ISO
145
4
1
2.5
127
0
0
Acetaat
24 en
malaat 5
Vloeistof
Sterofundin BG mag alleen als onderhoud gegeven worden en niet als correctie!
Hoe plaats je een IV Infuus? En
waar moet je op letten?
Maakt het uit welke branule je
kiest en waarom?
Hoe controleer je de snelheid
van je infuus?
Waarom is voeding zo belangrijk?
Na 1-2 dagen worden aminozuren gebruikt
om glucose aan te maken
 Ook vetweefsel wordt gebruikt voor energie
 Na 4 dagen worden de eiwitten waar spieren
uit op zijn gebouwd aangesproken
 Deze processen leiden tot vertraagde
wondgenezing, minder goede functie van het
immuunapparaat, bacterien kunnen
gemakkelijker van darm naar bloed en
sloomheid, futloos van dier

Hoe bereken je hoeveel het dier
nodig heeft per dag?
Wat moet er allemaal inzitten?
Hoe bouw je het op?
Hoe kun je het allemaal geven?
Kun je niet iets geven wat de eetlust
opwekt of werkt dat niet?
Toedienen

Dwangvoeding

Neussonde

Slokdarmsonde
Dwangvoeding
Makkelijk omdat er geen sonde
geplaatst hoeft te worden
 Kan heftig verzet geven
 Kan weerzin tegen eten vergroten
 Kan verslikken veroorzaken
 Lastig om dagelijks de benodigde
energie te geven

Neussonde
NEUSSONDE
Hoe plaats je het?
Wanneer kan het wel en wanneer
mag het absoluut niet?
SLOKDARMSONDE
Bron: N. Bexfield en K. Lee, BSAVA Guide to
procedures in small animal practice
Bron: N. Bexfield en K. Lee, BSAVA Guide to
procedures in small animal practice
Bron: N. Bexfield en
K. Lee, BSAVA Guide
to procedures in small
animal practice
EINDE
Download