Congregatie voor de katholieke school – November 2007 INLEIDING 1. Onze tijd brengt uitdagingen mee voor de opvoeding die vereisen antwoorden te vinden. Op het vlak van de inhouden, didaktische methode, maar ook op het vlak van gemeenschappelijke ervaring die samen de opvoedingsakt uitmaken. De context is er één van : (1) sociale, culturele en religieuze complexiteit waarin jongeren opgroeien. Hier gaat het om het wijdverspreide fenomeen (vooral in de rijkere ontwikkelde landen) van desinteresse voor de fundamentele waarheid over het menselijk leven, van individualisme, moreel relativisme en utilitarisme. (2) Er hebben structurele veranderingen plaats: globalisatie, toepassing van de nieuwe technologieën op leven en vorming (3) De groeiende kloof tussen rijke en armere landen (4) De migratie accentueert de diversiteit van de culturele identiteit met als gevolg problemen rond integratie. Zo worden jongeren geconfronteerd met verschillende voorstellen aan waarden of onwaarden. Hierbij komen problemen rond de stabiliteit van het gezin en armoede die hen desoriënteren op existentieel en op affectief vlak. 2. In deze context hebben jongeren dringend nood aan méér dan een vorming die zich beperkt tot een dienstverlening om een diploma te behalen. Leerlingen moeten niet alleen kennis verwerven, maar ook een ervaring intens delen met hun opvoeders.Hiervoor moeten de opvoeders hartelijk zijn en voorbereid. Ze moeten ertoe in staat zijn de beste energieën van de leerlingen op te wekken en te oriënteren op het zoeken van de waarheid en van de zin van het bestaan, op een positieve zelfontwikkeling voor het leven door een integrale opvoeding. 3. Dit perspectief interpelleert alle vormingsinstituten,maar in het bijzonder de katholieke scholen. Onderwijs is altijd nauw verbonden geweest met de zending van de Kerk: de katholieke school is een plaats van integrale opvoeding van de menselijke persoon doorheen een duidelijk opvoedingsproject dat zijn fundament heeft in Christus, en dat erop gericht is een synthese tot stand te brengen tussen het geloof, de cultuur en het leven. 4. Dit opvoedingsproject is enkel overtuigend als het gerealiseerd wordt door diep gemotiveerde mensen die getuigen zijn van een levendige ontmoeting met Christus:personen die persoonlijk en in gemeenschap verbonden zijn met de Heer. Hij is fundament en referentiepunt van de interpersoonlijke relatie tussen opvoeder en leerling. 5. Een van de taken van de katholieke school bestaat erin een opvoedingsgemeenschap te realiseren rond gedeelde waarden. Dat leerlingen en leraren van verschillende culturele en religieuze contexten afkomstig zijn vereist een groter onderscheidingsvermogen en begeleiding. Het is nodig een gedeeld project van de katholieke school uit te werken om een plaats te worden waar het Kerk zijn ervaren wordt. Belangrijk hierbij zijn een kader van waarden, en een levensgemeenschap die geworteld is in de verbondenheid met Christus, in de erkenning van de evangelische waarden die aangenomen worden als pedagogische normen, motivering en doelstellingen. De graad waarin men eraan deelneemt kan verschillen naargelang zijn persoonlijke levensgeschiedenis, maar toch is de bereidheid vereist om zich permanent te vormen met betrekking tot de keuze van culturele en levenswaarden die in de opvoedingsgemeenschap aanwezig moeten gesteld worden (Gaudium et Spes 22). 6. De Congregatie beschouwt in dit document de pastorale aspecten met betrekking tot de samenwerking tussen gelovige leken en religieuzen in dezelfde opvoedingszending. ( Dit na een eerste document over de zending van de leek, en een tweede over de religieuzen). Voor de leek komt het erop aan zijn opvoedingstaak als een persoonlijke roeping in de Kerk te beleven, en niet enkel als de uitoefening van een beroep. Voor de religieus komt het erop aan de keuze om de evangelische raden te beleven en het humanisme van de zaligsprekingen in de opvoeding en in de school aanwezig te stellen. 1 7. Deze tekst staat in continuïteit met vorige teksten van de Congregatie en houdt duidelijk rekening met de verschillen in situatie waarin de katholieke scholen zich bevinden in de verschillende regionen van de wereld. Het document vraagt aandacht voor drie fundamentele aspecten van de samenwerking tussen leken en religieuzen in de katholieke school: (1) de gemeenschap in de opvoedingszending, (2) de noodzakelijke weg van vorming die naar die gemeenschap leidt in een gedeelde opvoedingszending, en (3) de openheid op de anderen als vrucht van die gemeenschap. I. DE GEMEENSCHAP IN DE OPVOEDINGSZENDING 8. Elk menselijk wezen is uit naam van zijn natuur die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, geroepen tot gemeenschap. Hij is geen geïsoleerd individu, maar een persoon, dwz. wezenlijk relationeel, en dit zowel met God als met de medemens. De gemeenschap is een gave Gods. De Kerk: mysterie van gemeenschap en van zending. 9. Het oorspronkelijk project van God is gecompromiteerd door de zonde die zowel de relatie tot God treft als die tot de medemens. Maar God heeft de mens niet alleen gelaten, maar zijn Zoon Jezus Christus als Verlosser gezonden, opdat de mens, in de Geest, de volledige gemeenschap met de Vader zou kunnen terugvinden. 10. Als christenen over gemeenschap spreken, dan refereren zij naar het mysterie van de liefdesgemeenschap die het leven zelf is van de goddelijke Drieëenheid. Bovendien bedoelt men dat elke christen aan deze gemeenschap deel heeft in het Lichaam van Christus dat de Kerk is. De Kerk is een menselijke familie die tegelijkertijd de familie is van God. 11. In deze Kerk, icoon van de mensgeworden liefde van God, zijn gemeenschap en zending met elkaar verweven. De gemeenschap is er tegelijkertijd bron en vrucht van de zending. De gemeenschap is missionair en de zending is er voor de gemeenschap. Opvoeden in gemeenschap en tot gemeenschap. 12. Opvoeden maakt de mens méér mens. Daarom gebeurt de authentische opvoeding enkel in een gemeenschap en in relaties. Het gezin is de eerste opvoedingsgemeenschap. De school plaatst zich naast het gezin als opvoedingsgemeenschap volgens de logica van de subsidiariteit. 13. De katholieke school, die voornamelijk een opvoedingsgemeenschap is, is een school voor en van de persoon. Ze beoogt de persoon te vormen in de integrale eenheid van zijn wezen. Hiervoor gebruikt ze de instrumenten van het onderwijs en van het leren daar waar de criteria en oordelen, de voornaamste waarden, de interessepunten, de lijnen van het denken, de inspiratiebronnen en de levensmodellen gevormd worden. Maar ze doet dat vooral door zich in te voegen in de dynamiek van de interpersoonlijke relaties die de schoolgemeenschap vormen en levendig maken. 14. Anderzijds moet deze gemeenschap proberen zich om te zetten in een christelijke gemeenschap of in een geloofsgemeenschap die ertoe in staat is in de opvoeding steeds diepere relaties van gemeenschap te scheppen. De aanwezigheid en het leven van een gemeenschap waarin alle leden deel hebben aan een broederlijke gemeenschap, gevoed aan de levende relatie met Christus en met de Kerk, maken van de katholieke school een authentische ervaring van Kerk zijn. De religieuzen en de lekengelovigen samen in de school. 15 n de Kerkgemeenschap moeten alle leden hun krachten bundelen om samen te werken en hun gaven uit te wisselen in functie van de zending. Dit biedt een vollediger en duidelijker beeld van de Kerk zelf, en maakt het antwoord efficiënter op de grote uitdagingen van onze tijd. De zending van de katholieke school vereist van alle leden van de opvoedingsgemeenschap dat ze bewust zijn van hun verantwoordelijkheid om de originele christelijke stijl te creëren als persoon en als gemeenschap. Dit vereist van hen dat ze getuigen zijn van Jezus Christus en dat ze zichtbaar maken dat het christelijk leven 2 licht en zin brengt voor allen. Voor een religieuze komt het erop aan te getuigen van zijn specifieke roeping voor het gemeenschapsleven in de liefde, om in de schoolgemeenschap gedachtenis en profetie te zijn van de evangelische waarden. Ook aan een leek wordt gevraagd zijn zending in de Kerk te verwezenlijken door zijn seculiere roeping te beleven in de gemeenschapsstructuur van de school. 16 Dit getuigenis wordt werkelijk efficiënt gemaakt door het bevorderen, binnen de schoolgemeenschap, van de gemeenschapsspiritualiteit. Deze is één van de grote uitdagingen voor de Kerk van het nieuwe millennium. Deze spiritualiteit betekent dat men ertoe in staat is zijn broeder in het geloof te beschouwen in de eenheid van het Mystiek Lichaam. Het betekent ook de bekwaamheid van de christelijke gemeenschap om ruimte te geven aan alle gaven van de heilige Geest in de wederzijdse betrekkingen tussen de verschillende roepingen binnen de Kerk. Als men dan de katholieke school beschouwt als een bijzondere uitdrukking van de Kerk, dan moet de spiritualiteit van de gemeenschap de adem worden van de opvoedingsgemeenschap, het criterium van de volle benutting door de Kerk van al haar componenten, en het referentiepunt voor de verwezenlijking van een gedeelde zending. 17 Daarom moet deze spiritualiteit in de katholieke school zich vertalen in een houding van duidelijke evangelische broederlijkheid. Zo schept de opvoedingsgemeenschap ruimte voor de gaven van de Geest en erkent ze de verscheidenheid als een rijkdom. Deze echte kerkelijke maturiteit die gevoed wordt door de ontmoeting met Christus in de sakramenten, zal toelaten voor de ganse schoolgemeenschap en voor het opvoedingstraject, een levendigheid te valoriseren onder een meer traditionele vorm, of onder de vorm van nieuwe bewegingen binnen de Kerk. 18 De katholieke verenigingen maken een andere vorm van gemeenschap waar. Ze zijn een gestructureerde hulp aan de opvoedingszending en zijn een ruimte voor dialoog tussen de gezinnen, de instellingen van de regio en de scholen. Dergelijke verenigingen ( lokale, nationale en internationale) zijn een rijkdom die een grote bijdrage leveren aan de wereld van de opvoeding op het vlak van de motivatie en van de professionaliteit. Veel verenigingen brengen leerkrachten en verantwoordelijken samen die werken zowel in de katholieke school als in andere scholen. Dank zij hun pluralisme kunnen ze een belangrijke functie van dialoog en samenwerking vervullen tussen verschillende instituten die hetzelfde opvoedingsdoel delen. Deze verenigingen zijn geroepen om rekening te houden met de verandering van de situaties, en zo hun structuren en werkwijze aan te passen, om efficiënt en diep aanwezig te blijven in de sector van de opvoeding. Ze moeten hun wederzijdse samenwerking verhogen, vooral om toe te laten gemeenschappelijke doelstellingen te garanderen, mits het volle respect voor de waarde en de specificiteit van elke vereniging gerespecteerd wordt. 19 Het is bovendien van fundamenteel belang dat de dienst die door die verenigingen geleverd wordt volledig deelneemt aan de pastorale activiteit van de Kerk. De Bisschoppenconferenties en hun continentale vertegenwoordigingen kunnen een rol spelen die de eigenheid van elke vereniging bevordert maar die ook een meer gecoördineerde werking binnen de onderwijssector mogelijk maakt. II. EEN VORMINGSWEG OM SAMEN OP TE VOEDEN 20. Als men de opvoeding in de katholieke school goed wil voorbereiden is een goede vorming en nascholing vereist. Dit impliceert bij de opvoeders een bereidheid om bij te leren en om hun kennis te ontwikkelen, bereidheid tot vernieuwing en aanpassing van de methodologie, maar ook voor spirituele , religieuze vorming en tot uitwisseling. Professionele vorming. 21. Een van de fundamentele vereisten van de opvoeder is een stevige beroepsvorming. Een slechte vorming heeft onvermijdelijk haar repercussies op de integrale vorming van de jongere, en op het cultureel getuigenis van de opvoeder. 22. Bij de beroepsvorming van de opvoeder gaat het om culturele, psychologische, pedagogische competenties, gekenmerkt door autonomie, capaciteiten om projectmatig te werken en om te evalueren, creativiteit, openheid op vernieuwing en aanpassing, op onderzoek en experiment, met een bijzondere aandacht voor de relationele vaardigheden die thans vereist zijn voor een collegiale uitoefening van het 3 lerarenberoep. De leerlingen en de gezinnen verwachten van de opvoeder dat hij een hartelijke gesprekspartner is die voorbereid is en die ertoe in staat is de jongeren te motiveren voor een volledige vorming, om hun energie op te wekken en beter de oriënteren op een positieve uitbouw van hun persoonlijkheid en van hun leven, om een ernstige en geloofwaardige getuige te zijn van de verantwoordelijkheid en van de hoop die de school verschuldigd is aan de maatschappij. 23. De kennis veroudert snel. Nieuwe houdingen en methodes zijn noodzakelijk. De leraar moet de inhoud van zijn onderricht voortdurend aanpassen en ook de methodes die hij gebruikt. De roeping van een opvoeder vereist dat hij snel en voortdurend kan vernieuwen en aanpassen. Maar een goede initiële vorming volstaat niet. Permanente vorming moet het niveau op peil houden en verhogen. De permanente vorming vereist een voortdurend persoonlijk en gemeenschappelijk onderzoek naar zijn vorm en realisatie, en ook een gemeenschappelijk vormingsparcours en uitwisseling tussen opvoeders-religieuzen en leken. 24. De stricte beroepsvorming volstaat evenwel niet. De synthese tussen geloof, cultuur en het leven die de opvoeders moeten realiseren, wordt verwezenlijkt doorheen de integratie van de verschillende inhouden van het menselijk weten, gespecifieerd in de vakken, in het licht van de evangelische boodschap en doorheen de ontwikkeling van de deugd die eigen is aan de christen. Dit vraagt van de katholieke opvoeder dat hij een bijzondere gevoeligheid laat rijpen om tegemoet te kunnen komen niet alleen aan de behoeften van de jongere om in kennis en competentie te groeien, maar ook aan zijn nood om te groeien in menselijkheid. Daarom moet de opvoeder zich toewijden aan de andere met de attenties van het hart, zodat de jongere de rijkdom van de menselijkheid kan ervaren. 25. Daarom is voor de katholieke opvoeders de vorming van het hart noodzakelijk zodat een ontmoeting met God in Christus mogelijk wordt die in hen de liefde opwekt en hun geest opent op de andere. (Band tussen geloof en liefde, tussen onderwijzen en liefde). Slechts zo kan hun onderwijs een school van het geloof zijn, en de Blijde Boodschap doorgeven zoals vereist door het opvoedingsproject van de katholieke school. Theologische en spirituele vorming. 26. Het doorgeven van de christelijke boodschap vereist dat men de kennis van de geloofswaarheid en de principes van het geestelijk leven beheerst die ook een voortdurende perfectionering vragen. Daarom moeten zowel leken als religieuzen een passend theologisch vormingsparcours volgen. Dit draagt ertoe bij het begrijpen van het geloof beter te articuleren met het beroep en met het christelijk handelen. Buiten die theologische vorming is het bovendien noodzakelijk dat de opvoeders hun spirituele vorming verzorgen om hun relatie met Jezus Christus te laten groeien en zich met Hem, de Meester, te vereenzelvigen. Bijgevolg moet de vorming ingebed worden in het parcours van de constructie van de persoon en van de gemeenschap naar een steeds grotere conformiteit met Christus. Bovendien is de katholieke school ervan bewust dat de gemeenschap die ze bouwt zich voortdurend moet voeden aan de Heilige Schrift, aan de Traditie, vooral in liturgie en sacramenten, verlicht door het Magisterie van de Kerk. De bijdrage van de religieuzen aan de gemeenschappelijke vorming. 27. Religieuzen die de evangelische raden beleven, getuigen van een leven voor en van God, en van de trinitaire liefde. Hun eerste en originele bijdrage tot de gemeenschappelijke zending is dan ook de evangelische radicaliteit van hun leven. Hun roepingsweg moet voortdurend vooruitgaan op de weg naar de volledige waarheid in sintonie met de Kerk. Ze worden ertoe uitgenodigd de vruchten van hun theologische en spirituele vorming te delen met de leken, vooral met diegenen die zich geroepen voelen aspecten en momenten van de spiritualiteit en van de zending van het Instituut te delen. De Instituten van gewijd leven en de gemeenschappen van apostolisch leven moeten de openheid op de Kerk verzekeren, de geest van de Stichters levendig houden, en zo een waardevol aspect van de traditie van de katholieke school vernieuwen. Deze Stichters hebben van bij het begin bijzondere aandacht besteed aan de vorming van de vormers: het gaat er niet alleen om de beroepsvorming, maar vooral om de roepingsdimensie van het lerarenberoep duidelijk te stellen. Hiervoor laat men een gezindheid tot ontwikkeling komen die zich 4 inspireert aan de evangelische waarden volgens de eigen kenmerken van het Instituut. Vormingsprogramma’s over de Stichter, over het charisma en over de constituties zijn hierbij nuttig. 28. In vele religieuze Instituten bestaat de gedeelde opvoedingszending met de leken reeds lang. De ontwikkeling van een “spirituele familie”, van groepen van “geassocieerde leken” of van andere vormen is positief en stemt hoopvol voor de toekomst van de zending van de katholieke opvoeding. 29. Vanuit het perspectief van de Kerk als gemeenschap zijn deze gezamenlijke vormingsprogramma’s even noodzakelijk in streken waar er nog vele roepingen zijn. De bijdrage van de leken tot de gemeenschappelijke vorming. 30. Ook de leken zijn ertoe geroepen bij te dragen tot de gemeenschappelijke vorming, en dit vanuit hun volle kerkelijke subjectiviteit. Dit betekent dat ze in hun leven als leek een specifieke en prachtige roeping ontdekken en beleven in de Kerk. Deze roeping bestaat erin het Rijk Gods dichterbij te brengen door de tijdelijke dingen te behandelen en te ordenen volgens God. Ze zijn ertoe geroepen hun seculiere roeping te beleven in de gemeenschapsstructuur van de school met de grootst mogelijke beroepskwalificatie en met een apostolisch project geïnspireerd door het geloof en door de integrale vorming van de mens. 31. De eigen bijdrage van de lekenopvoeders aan de vormingsweg komt voort uit hun seculier karakter dat hen er in het bijzonder toe in staat stelt de “tekenen des tijds” te vatten. Zij beleven hun geloof in de gewone condities van het gezin en van de maatschappij, en kunnen de hele opvoedingsgemeenschap helpen om met meer precisie de evangelische waarden te onderscheiden van de tegenwaarden die deze tekenen inhouden. 32. De leken worden ertoe aangespoord om een actieve rol te spelen in de geestelijke animatie van de gemeenschap. De gemeenschap en de wederzijdsheid gaan in de Kerk niet meer in één richting. Vroeger waren het enkel de religieuzen en de priesters die de leken spiritueel voedden en leidden. Tegenwoordig kan het voorvallen dat gelovige leken de priesters en de religieuzen ondersteunen op hun spirituele en pastorale weg. 33. In het perspectief van de vorming zullen de leken en de religieuzen die het gebedsleven delen, en, volgens de vorm die opportuun lijkt ook het gemeenschapsleven, hun reflectie voeden, de zin voor de broederlijkheid en hun toegewijde overgave. In deze gemeenschappelijke catechetisch-theologische en spirituele vormingsweg kunnen we het gelaat herkennen van Christus die bidt, luistert, leert, onderwijst in broederlijke gemeenschap. Vorming tot gemeenschapsgeest om op te voeden. 34. De katholieke school vereist de aanwezigheid en het engagement van opvoeders die niet alleen cultureel en spiritueel gevormd zijn, maar die ook intentioneel georienteerd zijn om hun opdracht van opvoeding in gemeenschap te laten groeien in een authentische geest van kerkelijke gemeenschap. 35. De opvoeders zijn ertoe geroepen hun relaties, zowel op professioneel vlak als op persoonlijk en spiritueel vlak, uit te bouwen volgens de logica van de gemeenschap. Dit brengt mee dat ieder een houding aanneemt van beschikbaarheid, van hartelijkheid en diepe uitwisseling, van gezellig samen zijn en broederlijk leven binnen de opvoedingsgemeenschap, en dit volgens de parabel van de talenten. 36. De gedeelde zending wordt verrijkt door de verschillen tussen leken en religieuzen, die convergeren in de uitdrukking van verscheidene charisma’s, gaven van de Heilige Geest. In de katholieke school is er echter wederkerigheid van de roepingen, geen tegenstelling of gelijkstelling, die de waarde van het Kerk zijn versterkt. Deze verscheidene roepingen zijn correlatieve wegen naar de verwezenlijking van de ‘caritas’ (charisma van de charisma’s). 37. De schoolgemeenschap zoekt ook gemeenschap te creëren doorheen pedagogische relaties. 5 Getuigenis en gemeenschapscultuur. 38. Een goede opvoeding draagt vruchten door het getuigenis van de opvoedingsgemeenschap. Er wordt op de eerste plaats opgevoed doorheen het onderwijs, waarbij ideeën en overtuigingen meegedeeld worden, maar ook in andere situaties van het schoolleven. Opvoeders kunnen door hun verbaal en niet verbaal gedrag opvoeden of opvoeding kapot maken. Vooral op het gebied van het geloof is getuigenis van het grootste belang en allesomvattend, en dit gevoed aan het gebed. Leraren moeten getuigen van de Waarheid verwijzend naar Christus. Als leken en religieuzen samen een opvoedingsklimaat willen scheppen dat doordrenkt is van de evangelische geest van vrijheid en van caritas, dan is hun levensstijl van groot belang. 39. Een opvoedingsgemeenschap die getuigt van gemeenschap, is ertoe in staat te vormen voor gemeenschap: als gave van God bezielt deze de opvoeding in samenleven en hartelijkheid. Het volstaat niet bij de leerlingen de culturele waarden te cultiveren die uit de christelijke visie op de werkelijkheid ontstaan zijn. Men moet ook elke leerling betrekken in het gemeenschapsleven. Dit leven in gemeenschap krijgt de waarde van paradigma dat de vormingsactiviteit oriënteert, als dienst aan de verwezenlijking van een gemeenschapscultuur. Daarom wordt de cultuur niet doorgegeven als machtsmiddel, maar als capaciteit om gemeenschap te vormen en om te luisteren naar de mensen, naar de gebeurtenissen en naar de dingen. Dit gemeenschapsprincipe oriënteert alle schoolse en niet-schoolse activiteiten zoals sport, theater en sociaal dienstbetoon. Ze brengen de leerlingen creativiteit bij en socialisatie. Opvoedingsgemeenschap en roepingspastoraal. 40. Deze gedeelde missie van personen met een verschillende maar complementaire roeping maakt van de katholieke school een pedagogische plaats die gunstig is voor een roepingspastoraal. De jongere kan er ervaren wat Kerk zijn is, en dat dit betekent de levende Christus te ontmoeten. En enkel in deze persoonlijke ontmoeting met Christus kan de jongere zijn wil en eigen roeping naar waarheid begrijpen. Leerlingen moeten aldus tot de kennis van hun eigen persoon begeleid worden. Ze moeten opgevoed worden om te leren hun leven met verantwoordelijkheid te leiden. Om bewust een levenskeuze te maken: priesterschap, religieus leven, gehuwd leven, beroepsleven en sociaal leven. 41. De dagelijkse dialoog met opvoeders die een blij getuigenis afleggen van hun roeping zal de jongeren gemakkelijker oriënteren om hun leven te beschouwen als een roeping, als een weg om samen te leven en Gods tekenen te volgen naar het volle bestaan. En op een analoge wijze zullen de jongeren zo begrijpen hoe het noodzakelijk is te kunnen luisteren, de waarden te verinwendigen, verplichtingen op zich te nemen en levenskeuzes tot verwerkelijking te brengen. 42. Zo vormt de opvoedingservaring van een katholieke school een echte dam tegen de invloed van een vage mentaliteit die vooral de jongsten ertoe brengt het eigen leven te beschouwen als een geheel van gewaarwordingen die men moet meemaken, in plaats van een werk dat moet uitgevoerd worden. En tegelijkertijd laat dit toe sterke persoonlijkheden te vormen die ertoe in staat zijn weerstand te bieden aan het relativisme dat de mens verzwakt en op een coherente manier de eisen van hun doopsel te beleven. 1. De gemeenschap om zich open te stellen voor de anderen 43. De gemeenschap die beschouwd wordt vanuit de opvoeders van de katholieke school draagt ertoe bij dat het ganse opvoedingsmilieu een plaats van gemeenschap wordt die open staat voor de uitwendige werkelijkheid, en die niet op zichzelf geplooid is. Opvoeden in gemeenschap en tot gemeenschap betekent dat men de studenten oriënteert om op een authentische manier te groeien als personen : met hun blik en hun hart gericht op de wereld die hen omringt, bekwaam om deze werkelijkheid kritisch te lezen, met verantwoordelijkheidszin en met een constructief plichtsbewustzijn. Twee soorten motivatie funderen deze openheid op de wereld: een anthropologische en een theologische . 6 Anthropologische en theologische fundamenten. 44. Het zijn-met en voor-de-anderen dat gerealiseerd wordt in de liefde is constitutief voor de menselijke persoon. Het is de liefde die de persoon ertoe brengt de radius van zijn relaties te verbreden buiten de sfeer van het privé-leven en van de familiebanden om de universaliteit te gaan inademen en om de hele mensheid te willen omhelzen. En in deze zelfde aansporing ligt een opvoedingseis verborgen: de eis namelijk om te leren de onderlinge afhankelijkheid van een wereld (geconfronteerd met de zelfde wereldproblemen) te lezen als een sterk ethisch teken van de mens voor onze tijd; als een oproep om een visie te verlaten die de mensen als geïsoleerde individuen beschouwt. Hier gaat het om de eis personen te vormen: een subject dat, in de liefde, zijn eigen historische, culturele, spirituele en religieuze identiteit uitbouwt, in dialoog met andere personen in een dynamiek van geven en ontvangen. In het licht van de globalisering komt het er op aan subjecten te vormen die in staat zijn respect op te brengen voor de identiteit, de cultuur, de geschiedenis, de godsdienst, en vooral het lijden en de noden van de anderen. We zijn allen verantwoordelijk voor allen. 45. Deze vereiste is dringend in het perspectief van het katholiek geloof gezien vanuit de caritas van de Kerkgemeenschap. In de Kerk als gemeenschap naar het beeld van de Drieëenheid is het de Heilige Geest die ons drijft als inwendige kracht. De Geest brengt het hart van de gelovige in overeenstemming met het hart van Christus, en omvormt het hart van de Kerkgemeenschap zodat het getuige is van de liefde van de Vader. De caritas binnen de Kerk opent zich van nature op de universele dienst. Zo is de Kerk geen doel op zich, maar een middel om God te tonen aan de wereld. 46. Op dezelfde manier is de katholieke school een christelijke desem in de wereld: de leerling leert er het individualisme te overwinnen en leert er ontdekken, in het licht van het geloof, dat hij geroepen is om met verantwoordelijkheid te leven in solidariteit met de andere mensen. Zo is de katholieke school geroepen om levend getuigenis te zijn van Gods liefde voor de mensen. Zo kan de katholieke school een midden worden waarin in het licht van het evangelie onderscheiden wordt wat er goed is in de werled, wat er omgevormd moet worden en welke onrechtvaardigheden er overwonnen moeten worden. Een open gemeenschap zal opvoeden tot vrede, tot rechtvaardigheid en tot broederlijkheid. Bouwers aan een open gemeenschap. 47. De gedeelde en zelfde opvoedingszending in de diversiteit van de personen en van de roepingen en levensstaten, geeft aan de katholieke school kracht om deel te nemen aan de missionaire dynamiek van de Kerk, aan de openheid van de Kerkgemeenschap op de wereld. In deze optiek komt een eerste bijdrage van de gemeenschap tussen leken en religieuzen in de school. De leken die om reden van hun familiale en sociale relaties ondergedompeld leven in de wereld, kunnen de openheid van de opvoedingsgemeenschap bevorderen om een constructieve bijdrage te leveren in de culturele, burgerlijke en politieke instituten, met de diverse sociale groeperingen die aanwezig zijn in hun territorium. Deze bijdrage kan ook bestaan uit het actief samenwerken met de andere opvoedingsinstellingen, vooral met de katholieke instellingen voor hoger onderwijs, met de lokale instellingen en met de sociale actiegroepen. Dit draagt ertoe bij een netwerk van relaties te ontwikkelen dat de leerlingen helpt te beseffen dat ze behoren tot dezelfde maatschappij en om te groeien in solidariteit. De religieuzen van hun kant moeten tonen dat de religieuze wijding veel te zeggen heeft aan elke cultuur, omdat ze de waarheid van de mens helpt te ontsluieren. Door hun getuigenis kan duidelijk worden dat heiligheid het aanbod is van de hoogste vorm van mensworden van de mens in de geschiedenis:een project voor iedereen. 48. Een andere pijler van de open gemeenschap is de relatie tussen de katholieke school en de gezinnen die voor de opvoeding van hun kind gekozen hebben voor die school. Deze relatie is een volledige deelname van de ouders aan het leven van de opvoedingsgemeenschap.En dit niet alleen om reden van hun eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen, maar ook omwille van de gemeenschappelijke identiteit en van het project dat de katholieke school kenmerkt:ouders moeten dit kennen en delen met inwendige beschikbaarheid. School en gezin moeten samenwerken aan het opvoedingsproject. Het gezin verrijkt de gemeenschap rond dit project. Daarom beschouwt de katholieke school het ook als essentieel voor haar zending een dienst te verlenen aan de permanente vorming van de gezinnen. 7 49. De christelijke verenigingen en groeperingen die de ouders van de katholieke scholen bijeenbrengen, zijn een brug tussen de opvoedingsgemeenschap en de omringende werkelijkheid. Ze kunnen de band verstevigen tussen de school en de maatschappij door de opvoedingsgemeenschap open te houden op de meer brede sociale gemeenschap. 50. Ook op kerkelijk vlak moet de gemeenschap gezien vanuit de katholieke school zich openen op de bredere gemeenschap van de parochie, van het bisdom, op de kerkelijke bewegingen en op de universele Kerk. Dit impliceert dat de leken en de religieuzen deelnemen aan het leven van de lokale Kerk. Op hun beurt moeten de diocesane clerus en de leken die behoren tot de lokale christelijke gemeenschap, de katholieke school beschouwen als de school van de christelijke gemeenschap. 51. De kerkelijke dimensie van de opvoedingsgemeenschap van de katholieke school mag zich niet beperken tot de verhouding tot de lokale christelijke gemeenschap. Ze staat ook open op de universele Kerk. In dit perspectief biedt de internationale dimensie van vele religieuze congregaties aan de religieuzen de rijkdom van een gemeenschap met al degenen die met hen dezelfde zending delen over de hele wereld. Ze biedt tegelijkertijd het getuigenis aan van de kracht die een een charisma heeft over de verschillen heen. De rijkdom van zo’n gemeenschap in de universele Kerk moet deel uitmaken van vormingsactiviteiten en van ontmoetingen zowel op regionaal als op mondiaal vlak. 52. Aldus beschouwd is de gemeenschap van de katholieke school een gemeenschap die getuigt van Christus’ aanwezigheid: daarom opent ze op een dieper verstaan van de werkelijkheid en op een meer overtuigd begin van vernieuwing in de wereld. 53. Deze gemeenschap is doordrongen van de geest van het evangelie. Zo’n omgeving van gemeenschap is een geprivilegieerde plaats van vorming van de jongere generatie voor de opbouw van een wereld gebaseerd op de dialoog en het zoeken naar gemeenschap, en niet op tegenstellingen.Op het samenleven van de verschillen eerder dan op hun tegenstelling. Het is bouwen aan een nieuwe mens. BESLUIT 54. In een wereld waarin de cultuur de uitdaging is met de belangrijkste gevolgen, is de katholieke school zich bewust van de uitdagingen waarvoor ze staat. 55. Wanneer de katholieke school bezield wordt door leken en religieuzen die in oprechte eenheid dezelfde opvoedingszending beleven, dan toont ze het gelaat van een communiteit die gericht is op een steeds diepere gemeenschap. Als deze gemeenschap tegenover de jongeren hartelijk is, dan laat ze hun voelen dat God het leven van elkeen in zijn hart draagt. Deze gemeenschap betrekt de jongeren in een globale vormingservaring door hun zoektocht naar zin – die onder onuitgegeven vorm, en soms kronkelend verloop maar toch onrustig en dringend is - te oriënteren en te begeleiden in het licht van de Blijde Boodschap. Een gemeenschap die Christus erkent en verkondigt aan iedereen als de ene ware meester. 56. Wij dragen alle katholieke scholen op aan de Heilige Maagd Maria, moeder en opvoedster van Christus en van de mensen. Zij was het die zei op de bruiloft van Cana: “Doe wat Hij u zal zeggen”. 8