DE TEELT VAN AARDBEIEN. HET PLANTEN

advertisement
DE TEELT VAN AARDBEIEN.
Door CLAESEN WILLY




Gewezen teeltleider Tuinbouwschool te Sint-Truiden
Lesgever Landelijke Gilden en Volkstuinen.
Erkend staalnemer, Bodemonderzoeker bij de Bodemkundige Dienst van
België te Heverlee.
Teler van aardbeien en houtig klein fruit.
HET PLANTEN VAN AARDBEIEN
De aardbei (Fragaria splendens) is een doorlevende winterharde, schijnvruchtdragende plant, die tot de familie van de Roosachtigen behoort. Zij wordt alleen
voor de vlezige vruchten geteeld en wordt meer tot het klein fruit dan wel tot de
eigenlijke groenteteelt gerekend. De vraag naar dit product neemt geregeld toe
en ook de teelt heeft de jongste jaren een zeer sterke uitbreiding genomen.
Alhoewel zij een doorlevende plant is,blijft de aardbei slechts één of twee jaar in
teelt. Momenteel wordt in de beroepsteelt vooral het ras Elsanta geteeld. Een
nieuw veelbelovend ras is Darselect en Elegance. De liefhebber kan verder nog
kiezen uit oude rassen zoals Souvenir de Charles, Red Gauntle! Senga Sengana,
Glasa, Bavo, Tago, Regina en nadien Gorella.
Bij de doordragende of remonterende rassen hebben we Ostara en Selva. Nieuwe
rassen zijn Portola en Murano.
Indeling van de aardbeiplanten.
a. Junidragers: ook korte-dag plant genoemd (korter dan 12 uur daglicht),
geeft de meeste aardbeien in mei-juni. Vanaf de 2de week van september
wordt de plant gestimuleerd om bloemknoppen aan te leggen. De
doordragers: tevens bekend als dagneutrale plant, produceert de meeste
aardbeien van juli tot sept-oktober.
Deze aardbei variëteiten hebben als
eigenschap dat ze tijdens de lente en
de zomer steeds nieuwe
bloemstengels ontwikkelen, bloeien
en vrucht zetten en daarmee
doorgaan tot in de herfst.
GROND EN BEMESTING.
Zand- en leemgronden en zwarte, vochthoudende zandgronden voldoen voor
aardbeien zeer goed. Vochtige, ondoordringbare gronden komen omwille van het
gevaar voor wortelziekten niet in aanmerking. Elsanta plant men best op jonge,
nieuwe en goed doorlatende grond. Door Elsanta te planten op gronden waar
reeds meerdere jaren aardbeien gestaan hebben, neemt men grote risico's.
Planten op verhoogde bedden, zorgen voor een goede bodemstructuur, niet
ploegen of spitten in slechte omstandigheden, bodemontsmetting uitvoeren b.v.
zaaien van Tagetes tegen aaltjes,geen aardappelen als voorvrucht … zijn
maatregelen die verbeterend kunnen werken.
Toediening van organisch materiaal kan in ruime mate en vooral op zware
gronden de structuur en de doorlaatbaarheid gunstig beïnvloeden. Het is
wenselijk 3 à 4 maanden voor de planting kort verteerde stalmest, b.v. koemest,
toe te dienen. We zouden 3 à 400 kg per are durven aanraden.
Aardbeien hebben een zeer oppervlakkig wortelgestel, zodat het inwerken van
kort verteerde mest, vlak voor de planting, gepaard kan gaan met beschadiging
van de wortels. aardbeien gedijen het best op gronden met een licht zure pH,
voor leemgronden ligt dit rond 6,5. Liefst geen kalk toedienen vlak voor de
planting. Stikstof speelt een voorname rol. Bij een tekort aan dit element is de
groei gering en de opbrengst onvoldoende; de bladeren blijven klein en sterven
vroeg-tijdig af. Te veel stikstof is echter evenzeer nadelig.
Eerst en vooral worden de planten gevoeliger voor ziekten o.a. witziekte; daarbij
zijn de vruchten weker met meer kans op rot. Bij gebruik van kalkcyanamide of
kalkstikstof aan een dosis van 5 kg per are, moet u deze 2 maanden voor de
planting toedienen, wegens gevaar voor verbranding.
Fosfor werkt vooral op de wortelontwikkeling en het afspenen van de vruchten.
Potas of kali heeft een belangrijke invloed op de goede smaak, de kleur en de
dikte van de vruchten. Potas en fosfor worden vóór de planting toegediend. Men
kan hiervoor gebruik maken van patentkali en tripelsuperfosfaat. Evenals voor
andere gewassen is het moeilijk de gepaste bemestingsformule op te geven. Een
grondontleding vóór de planting geeft de mogelijkheid juist en doelmatig te
bemesten. Men kan hiervoor terecht bij de Bodemkundige Dienst te Heverlee tel
OI6/ 31 09 22 of bij uw plaatselijke staalnemer.
Teelttechnieken
a. Telen van aardbeien in volle grond.
b. Telen onder beschutting. Grote tunnel, kleine tunnel, flodderfolie en
vliesdoek.
c. Teelt in serres.
d. Verlate teelt met frigo-planten.
e. Doordragende teelt.
HET PLANTMATERIAAL
Zeer belangrijk is " gezond" plantmateriaal aan te planten. Het best is de jonge
moederplanten, bestemd voor vermeerdering, zo vroeg mogelijk te planten. Op
vermeerderingsbedrijven worden de jonge planten eind augustus, begin
september uitgeplant op rijen met een afstand van 1 m à 1,2 m tussen de rijen.
Vervolgens worden bij deze planten in het voorjaar de bloemen weggenomen
zodat de voedings-stoffen volledig ten goede komen aan de later te vormen
uitlopers. Sommige jaren zien we dat Antracose niet alleen voorkomt op de
vruchten maar ook op de planten. Dit uit zich dan door de aanwezigheid van
zwarte vlekken op de ranken, waardoor de groeipunten min of meer wegrotten.
Het gevolg is dat er weinig of geen planten meer bijkomen.
Een andere vermenigvuldigingswijze is het stekken in perspotjes, stekbakken
enz… Dit systeem houdt nochtans gevaren in voor het optreden van
Phytophthora cactorum of stengelbasisrot, gezien de aanwezigheid van veel
vocht en een hoge temperatuur onder de afdekking met witte plastic folie.
Tevens is het gevaar groot dat er vertrokken wordt met slecht uitgangsmateriaal,
hetgeen duidelijk een terugdraaien van de klok betekent .Als het kan raden wij
aan te vertrekken met het allerbeste plantmateriaal, en dit zeker voor een ras als
Elsanta.
HET PLANTEN
Het planten van aardbeien gebeurt best rond 15 augustus. Dit planttijdstip is
bedoeld voor de teelt in open lucht, teelt onder flodderfolie of gaatjes plastiek en
teelt onder kleine tunnel. Onder grote plastiekkap kan later geplant worden. Te
vroeg planten geeft meer kans op kleinere vruchten, te laat planten geeft
productieverlies. Om het hervatten van de groei te vergemakkelijken, plant men
best bij betrokken weer. Ook de juiste plantdiepte is heel belangrijk. Men plant
zodanig dat het rhizoom (dit is het verdikt gedeelte waarop de stengels en de
bladeren staan ingeplant), vlak onder de grond komt. Na de planting moet u
voldoende en regelmatig water geven. Belangrijk is ook dat u ervoor zorgt dat de
tijd die verloopt tussen het rooien van de jonge scheuten en het her inplanten zo
kort mogelijk is. Uitgedroogde planten slaan immers veel moeilijker aan. De
planting in volle grond gebeurt op 60 tot 80 cm afstand tussen de rijen en 30 cm
in of op de rij. Men kan ook planten op zwarte plastic. Deze is meestal 1 m breed
met een dikte van 0,015 mm. Hij wordt vlak en bolvormig met de hand of
machinaal gelegd en komt aan weerszijden ongeveer 15 cm in de grond.
Hierdoor bekomt men ruggen van ongeveer 70 cm. Hierop worden 2 rijen
geplant met een afstand van 35 cm tussen de rijen en 25 à 30 cm in de rij.
Bolvormige ruggen hebben het voordeel dat het water beter afloopt. Het plastic
strak aanspannen en goed aandrukken, zo niet bestaat het gevaar voor
loswaaien. Sommige telers werken met hoge rechte ruggen van 1 7 à 20 cm.
Hierbij is zwarte plastic nodig met een breedte van 1,2 m. Hoge ruggen hebben
het voordeel dat de toppen van de aardbeien niet in aanraking komen met het
grondwater, minder vlug bevuild zijn en gemakkelijker te plukken.
Zwarte plastic heeft als voordeel dat het onkruid weert, met als gevolg
arbeids-besparing. De vruchten blijven zuiver en de grond iets warmer, waardoor
men enkele dagen vroeger oogst. Ook de vochtigheid blijft beter bewaard, met
als resultaat een hogere opbrengst. Zwart plastic heeft als nadelen dat er meer
risico is voor nachtvorst en groter brandgevaar bestaat voor de vruchten, vooral
bij hoge temperaturen. Naar het milieu toe stelt zich na het opruimen van de
plastic het probleem van verwerken. Onder het zwart plastic kan men
tegelijkertijd een vloeislang of beter nog een druppelslang b.v. T-tape leggen
waarlangs water en eventueel meststoffen druppelsgewijs worden toegediend.
Let er evenwel bij gebruik van scheikundige meststoffen op dat ze voldoende
oplosbaar zijn in water, zo niet geeft dit aanleiding tot verstopping van de
druppelaars. Meststoffen die voor oplossing in water gebruikt kunnen worden zijn
o.a. Kristalon, Albatros, Kalknitraat, Potasnitraat.
Witte plastic daarentegen geeft door de lichtreflectie koelere bodemtemperaturen
met in het voorjaar een tragere start van de plantengroei. Een probleem is
echter vaak de groei van onkruiden en dan vooral vogelmuur. Gecoëxtrudeerde
plastic, wit bovenaan en zwart onderaan, kan dan een goede oplossing zijn.
Nadeel is dat deze plasticsoorten heel wat duurder zijn dan de klassieke zwarte
plastic.
De plantgaten in het plastic worden gemaakt met een ronde of vierkante gaten
border. Nadelen hierbij zijn de ronddwarrelend stukjes plastic en meer kans op
onkruiden in het plant gat. Daarom gebruikt men tegenwoordig een kleine brede
plantschop waarmee evenwijdige sneden worden gemaakt in het plastic en de
grond.
Onkruidbestrijding.
De onkruiden tussen de stroken plastic kunnen mechanisch of scheikundig
bestreden worden. Scheikundig kan dit met een combi-natie van Basta of
Priglone of Aramo plus Devrinol. Spuit steeds bij windstil weer.
Toepassing over het gewas kan met Dianal 471 plus Dual Gold. Steeds toepassen
op kleine onkruiden.
Gewasbescherming.
Aardbeiplanten kunnen door heel wat ziekten en insecten aangetast worden, als
daar zijn:
Insecten: luizen, rupsen, rode spin, aardbeibloesemkever, Drosophila suzuki.
Ziekten: vruchtrot, witziekte, wortel- en verwelkingszi ekten.
Phytophthora cactorum
(stengelbasisrot)
Verwelkingsziekte
Drosophila suzukii
De Aziatische fruitvlieg
1. Verticillum (Verwelkingsziekte).
Verticillium is een schimmel en verwekker van de aardbeiverwelking. Aangetaste
planten groeien slecht. De binnenste bladeren blijven klein, zijn brons-geelachtig
gekleurd en soms verwelkend. De buitenste bladeren sterven af en hebben op de
blad-stelen zwart-rood gekleurde ingezonken plekken. De planten vertonen een
sterke vermindering aan vitaliteit. In de bloei en vooral in de plukperiodes
bemerkt men vaak planten die volledig verwelken. In de volksmond noemt men
dit ook het "gaan liggen" van de planten. De vruchten van aangetaste planten
blijven klein, worden noodrijp en verdrogen. Bepaalde factoren gaan de
aantasting door verticillium ernstig beïnvloeden. Zo zal overvloedige regen in
herfst en winter gevolgd door droogte in periode bloei-vruchtzetting ideaal zijn
voor aantasting. Bepaalde voorvruchten en waard-planten zijn te mijden; in het
bijzonder aardappelen, rode klaver en natuurlijk ook aardbeien. Ook een
toenemend gehalte aan organisch materiaal bevordert de ziekte. Bij een stijgend
stikstofgehalte krijgen we een sterkere groei van de planten, doch ook een
groter gevaar voor verticillium. De stikstof daarom het liefst toedienen onder
vorm van ammonium. Alkalische gronden of gronden met een hoge pH of
zuurheids-graad geven meer kans op aantasting. Tracht ook koude, natte, slecht
doorlatende gronden zoveel mogelijk te mijden.
2.Phytophthora cactorum
(Stengelbasisrot).
Stengelbasisrot kenmerkt zich door het plots afsterven van de planten. Infecties
treden voornamelijk op kort na 't planten in augustus, of in de lente vanaf mei.
Tijdens de herfst en in de wintermaanden is er geen gevaar. Deze ziekte is in
België algemeen verspreid. De ziekte kenmerkt zich door een inwendige
roestbruin verkleuring van het rhizoom (dit is het verdikt gedeelte waarop de
stengels en bladeren staan ingeplant.).De bladeren verliezen glans en worden
dofgroen. Bij het uittrekken van de plant breekt het bovenste gedeelte
gemakkelijk af; wortels en wortelstok blijven in de grond achter. De wortels zelf
zijn normaal gezond. De ziekte treedt vooral op kort na een warme vochtige
periode,( t°C van boven de 15°C). Het langdurig beregenen van pas geplante
percelen houdt grote risico's in. Vooral de plantingen op zwarte plastiek lopen
dan groot gevaar. In het plant gat vormt er zich gemakkelijk een plas water rond
de wortelstok, zodat de kans op besmetting zeer groot wordt. Daarom doet men
er goed aan meerdere keren per dag te beregenen gedurende korte perioden.
3. Phytophthora fragariae
(Roodwortelrot).
Een infecties door roodwortelrot gebeurt pas tijdens de herfst. Deze schimmel is
actief bij lagere bodemtemperaturen. Aangetaste planten vertonen een"
blauwgroen doffe" kleur. In de lente blijft het gewas slap. In vele gevallen
sterven de planten niet af, maar blijven klein en ineengedrongen. Het
wortelgestel van zieke planten bestaat enkel uit onvertakte hoofdwortels, ook "
rattestaarten" genoemd. Bij doorsnede is de centrale cilinder van zieke wortels
roestbruin verkleurd. In tegenstelling tot stengelbasisrot komt deze ziekte eerder
plaatselijk voor, vooral in de Noorder Kempen. Deze schimmel leeft in diepere
grondlagen en koel en vochtig weer zijn optimale ontwikkelingsvoorwaarden voor
besmetting.
4. Bestrijding.
Als onrechtstreekse bestrijding is het aanplanten van gezond plantmateriaal
uiterst belangrijk. Ook het aanplanten op goed gedraineerde gronden en het
telen op verhoogde ruggen kan zeer gunstig werken. Scheikundig is de
bestrijding van beide phytophthora-schimmels, net zoals verticillium, gebaseerd
op het aangieten van elke plant.
Download