Associatie Examenopgaven - Associatie voor examinering

advertisement
Kostencalculatie niveau 5
Examenopgaven
Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met
het online examen.
Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten:
• examenopgaven
• correctiemodel
Het aantal te behalen punten is 43.
Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten er behaald kunnen worden.
De beschikbare examentijd is 2 uur.
De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn:
• woordenboek
• rekenmachine
© 2017 Nederlandse Associatie voor Examinering
Vraag 1
1 punt
Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?
De technische voorraad…
a is de economische voorraad plus de voorverkopen minus de voorinkopen.
b is de aanwezige voorraad plus de reeds bestelde maar nog niet ontvangen goederen.
c is gelijk aan het verschil tussen de voorinkopen en voorverkopen.
Vraag 2
1 punt
Een onderneming maakt producten van drop en chocolade.
De directie van de onderneming is van mening dat zij zich moet gaan richten op de
chocolade-industrie. Dit betekent dat een aantal afdelingen die drop produceren, moet
worden afgestoten.
Van welk verschijnsel is sprake in deze onderneming?
a
b
c
d
Vraag 3
integratie
differentiatie
specialisatie
parallellisatie
1 punt
Wat is het verschil tussen de kostenplaatsenmethode en de opslagmethode?
a Bij de kostenplaatsenmethode bestaat de kostprijs alleen uit directe kosten, terwijl de
kostprijs bij de opslagmethode uit directe en indirecte kosten bestaat.
b De kostenplaatsenmethode gaat uit van afdelingen, terwijl de opslagmethode
gebruikmaakt van opslagpercentages van indirecte kosten ten opzichte van directe
kosten.
c De kostenplaatsenmethode gaat uit van afdelingen, terwijl de opslagmethode
gebruikmaakt van opslagpercentages van directe kosten ten opzichte van indirecte
kosten.
Kostencalculatie niveau 5
2 / 11
Vraag 4
2 punten
Rationele overcapaciteit
Een onderneming produceert onder andere het product P2 . De normale productie en
afzet is 120.000 producten P2 per jaar. De producten P2 kunnen om logistieke redenen
niet op voorraad worden geproduceerd. De rationele capaciteit is 350.000 producten P2
per jaar.
Voor de productie van het product P2 zijn de volgende machines beschikbaar:
Machine
B
C
D
Capaciteit in producten P2 per jaar
250.000
350.000
450.000
Constante kosten per jaar
€ 375.000,-€ 480.000,-€ 580.000,--
De onderneming heeft machine D in gebruik.
Wat is de totale overcapaciteit in producten P2 per jaar? Geef ook de berekening.
Vraag 5
2 punten
Rationele capaciteit
Een productieonderneming fabriceert het product R3.
De onderneming heeft gekozen voor een machine van het type D.
De normale productie is 200.000 producten R3 per jaar.
De rationele capaciteit is 600.000 producten R3 per jaar.
De proportioneel variabele kosten zijn € 4,-- per product R3.
Bij de start van dit productieproces had de onderneming de keuze uit de volgende
machines met de daarbij horende constante kosten.
Type machine
A
B
C
D
Capaciteit in producten R3 per jaar
200.000
250.000
600.000
800.000
Constante kosten per jaar
€ 200.000,-€ 260.000,-€ 500.000,-€ 600.000,--
Wat is de standaardkostprijs per product R3? Geef ook de berekening.
Vraag 6
2 punten
Afschrijving
De aanschafprijs van een machine is € 620.000,--. De geschatte restwaarde van de
machine is € 20.000,-- bij een economische gebruiksduur van 4 jaar. De afschrijvingen
dalen elk jaar met € 20.000,--.
Wat is de afschrijving in het vierde gebruiksjaar? Geef ook de berekening.
Kostencalculatie niveau 5
3 / 11
Vraag 7
2 punten
Voorraadkosten
Een handelsonderneming verkoopt alleen het product XC met de volgende kenmerken:
• de maandelijks gelijkblijvende afzet van producten XC is 1.000 stuks.
• de afzet is volkomen gelijkmatig in de tijd gespreid.
• de inkoopprijs van één product XC is € 40,--.
• per bestelling worden 200 producten XC ingekocht.
• de voorraadkosten van product XC bestaan uit bestel- en opslagkosten.
• de vaste bestelkosten zijn € 48,-- per bestelling.
• de variabele bestelkosten zijn € 1,-- per product XC.
• de vaste opslagkosten zijn € 3.000,-- per maand.
• na ontvangst worden de producten XC tijdelijk opgeslagen in het magazijn. De
variabele opslagkosten exclusief vermogenskosten zijn € 2,-- per product XC per
maand.
• de vermogenskosten zijn 1% per maand op basis van enkelvoudige interest.
• de vermogenskosten worden berekend over het in de voorraden geïnvesteerd
vermogen.
• de levertijd van de producten XC is 6 dagen.
• de handelsonderneming houdt een veiligheidsvoorraad aan van 50 producten XC.
• voor de berekeningen kan een maand worden gesteld op 30 dagen.
Wat zijn de maandelijkse voorraadkosten van de producten XC? Geef ook de berekening.
Vraag 8
2 punten
Berekeningen met normale en werkelijke bedrijfsdrukte, constante en variabele kosten
Een dienstverlenende onderneming organiseert het evenement X.
De totale kosten van het evenement zijn € 50.000,-- op basis van 8.000 bezoekers.
Bij 12.000 bezoekers zijn de totale kosten van het evenement X € 70.000,--.
De totale kosten van het evenement X bestaan uit vaste kosten en proportioneel variabele
kosten.
Het normale aantal bezoekers van het evenement X is 10.000.
Wat is de standaardkostprijs per bezoeker van het evenement X? Geef ook de
berekening.
Vraag 9
2 punten
Budgettering
De kostenplaats Fabricage heeft een gemengd budget, gerelateerd aan machine-uren.
De jaarlijkse constante kosten bedragen € 3.000.000,-- gebaseerd op 80.000 normale
machine-uren.
De variabele kosten zijn voor jaar 1 begroot op € 4.300.000,--.
Het verwachte aantal machine-uren voor jaar 1 is begroot op 86.000.
Het dekkingstarief van de kostenplaats Fabricage is per machine-uur € 87,50.
In december van jaar 1 is het werkelijke aantal machine-uren 9.000.
Wat is het gemengd budget van de kostenplaats Fabricage over december van jaar 1?
Kostencalculatie niveau 5
4 / 11
Vraag 10
2 punten
Bezettingsresultaat bij seizoensinvloeden
Een onderneming bewaakt de kosten van de afdeling Productie met een gemengd budget.
Omdat de productiekosten vooral in de maanden augustus tot en met december worden
gemaakt, wordt een seizoenindex gehanteerd. De seizoenindex per maand is voor de
maanden augustus tot en met december 1,7 en voor de overige maanden 0,5 per maand.
Het gemengd budget voor de maand augustus is vastgesteld op € 19.000,--. Hierbij is
geen rekening gehouden met seizoensinvloeden.
De constante kosten voor de afdeling Productie zijn per jaar € 120.000,--. De variabele
kosten zijn bij de normaalbezetting € 60.000,-- per jaar. De normaalbezetting is 12.000 uur
per jaar.
In augustus zijn in totaal 1.800 uren besteed aan de productie.
Wat is het bezettingsresultaat van de afdeling Productie over de maand augustus? Geef
aan of het een voordelig of nadelig resultaat is. Geef ook de berekening.
Vraag 11
2 punten
Efficiencyresultaat
De standaardfabricagekostprijs van product Y in jaar 1 is als volgt samengesteld:
Proportioneel variabele kosten:
Materialen
2,5 kg à € 10,-Arbeid
0,1 arbeidsuur à € 20,-machinekosten 0,6 machine-uur à € 10,--
€ 25,-€ 2,-€ 6,--
Constante kosten:
Machinekosten 0,3 machine-uur à € 60,-Integrale standaardfabricagekostprijs
€ 18,-€ 51,--
De werkelijke productiegegevens van product Y over jaar 1 van de fabricageafdeling zijn:
productie:
28.000 producten Y
materiaalkosten:
74.000 kg à € 9,-- =
€
666.000,-arbeidskosten:
3.000 arbeidsuren à € 22,-- =
€
66.000,-Wat is het efficiencyresultaat op materiaalkosten van de fabricageafdeling in jaar 1? Geef
aan of het resultaat voor- of nadelig is. Geef ook de berekening.
Vraag 12
2 punten
Afval/uitval
Voor de productie van 1m2 spiegelglas is netto 0,95 kg spiegelzand nodig. Het normale
afvalpercentage is 5%. Van het afval kan 80% worden verkocht voor € 1,50 per kg. Het
spiegelzand wordt ingekocht voor € 5,-- per kg.
De standaarduitval is 5% van het geproduceerde spiegelglas. Het afgekeurde spiegelglas
kan volledig worden hergebruikt.
Voor de maand mei zijn de volgende gegevens bekend:
• de productie is 30.000 m2 spiegelglas.
• er is 1.600 kg spiegelzand afval.
• de kwaliteitscontroleur heeft 28.800 m2 spiegelglas goedgekeurd.
Wat is in euro’s het afvalresultaat op spiegelzand voor de maand mei. Geef aan of dit
resultaat voordelig of nadelig is. Geef ook de berekening.
Kostencalculatie niveau 5
5 / 11
Vraag 13
2 punten
Directcosting
De standaardkostprijs van product C is als volgt samengesteld:
Vaste kosten:
Variabele kosten
Standaardkostprijs
€
€
€
4,-6,-10,--
De vaste kosten per jaar bedragen € 480.000,--; de normaalbezetting is 120.000
producten C per jaar.
Op 1 oktober van jaar 1 is er een voorraad van 5.000 producten C.
In het 4e kwartaal van jaar 1 zijn 34.000 producten C geproduceerd en 32.000 producten
C verkocht.
De onderneming past de directcostingmethode toe.
Wat is het bedrag van de voorraad op de balans per 31 december van jaar 1? Geef ook
de berekening.
Vraag 14
2 punten
Direct costing en absorption costing
De commerciële kostprijs van product Z is als volgt samengesteld:
Vaste fabricagekosten
Vaste verkoopkosten
Variabele kosten
Commerciële kostprijs
€
€
€
€
2,-1,-3,-6,--
Van het product Z zijn de volgende gegevens bekend:
• De vaste fabricagekosten per jaar zijn € 480.000,--;
• De vaste verkoopkosten per jaar zijn € 240.000,--;
• De normale productie en afzet per jaar is 240.000 producten Z;
• Op 1 januari van jaar 1 is de voorraad 2.000 producten Z;
• In het eerste kwartaal van jaar 1 zijn 64.000 producten Z geproduceerd en 62.000
producten Z verkocht;
• De vaste verkoopprijs van een product Z is € 9,-- exclusief omzetbelasting.
Het perioderesultaat over het eerste kwartaal van jaar 1 op basis van de
directcostingmethode is € 192.000,--.
Het perioderesultaat over het eerste kwartaal van jaar 1 op basis van de
absorptioncostingmethode is € 196.000,--.
Waarom bestaat er een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de
directcostingmethode en de absorptioncostingmethode? Geef ook de berekening van het
verschil.
Kostencalculatie niveau 5
6 / 11
Vraag 15
2 punten
Break-evenanalyse
De standaardkostprijs van product H is als volgt samengesteld:
Vaste fabricagekosten
Vaste verkoopkosten
Variabele kosten
Commerciële kostprijs
€
€
€
€
2,-1,-4,-7,--
• De break-evenomzet over jaar 1 is € 1.600.000.
• De vaste verkoopprijs van product H is € 20,-- exclusief 21% omzetbelasting.
Wat zijn de totale constante kosten over jaar 1? Geef ook de berekening.
Vraag 16
2 punten
Differentiële calculatie
Een onderneming produceert en verkoopt het product G1.
De standaardkostprijs van product G1 is als volgt samengesteld:
Vaste productiekosten:
Variabele kosten
Standaardkostprijs
€
€
€
4,-5,-9,--
De onderneming ontvangt een incidentele order om op korte termijn 1.000 producten G1
te leveren. De afnemer wil voor deze 1.000 producten niet meer dan € 8.000,-- betalen.
De controller heeft berekend dat als de incidentele order wordt geaccepteerd, rekening
moet worden gehouden met extra kosten voor vervoer en verpakkingen van € 1,50 per
product G1.
De incidentele order kan binnen de beschikbare productiecapaciteit worden uitgevoerd.
Wat is het bedrag waarmee het resultaat toe- of afneemt als de incidentele order wordt
geaccepteerd? Geef ook de berekening.
Kostencalculatie niveau 5
7 / 11
Vraag 17
3 punten
Activity based costing
Een onderneming produceert de producten Z1 en Z2.
De verwachte directe kosten per product zijn:
Variabele directe grondstofkosten
Variabele directe loonkosten
Z1
€
€
Z2
350,-- € 600,-175,-- € 420,--
Om de indirecte kosten te verbijzonderen, wordt de activitybasedcostingmethode
toegepast.
De normale en verwachte jaarproductie van de producten Z1 is 1.000 producten.
De normale en verwachte jaarproductie van de producten Z2 is 1.500 producten.
De drie activiteitencentra met de daarbij behorende indirecte kosten per jaar zijn:
• productie € 260.000,-• onderhoud € 90.000,-• vervoer
€ 70.000,-De producten Z1 en Z2 maken op jaarbasis als volgt gebruik van de volgende costdrivers:
Cost-driver
Z1
Directe productie-uren
Aantal onderhoudsuren
Vervoerafstand in kilometers
Z2
400
100
20.000
600
200
15.000
Bereken de standaardkostprijs per product Z1. Geef ook de berekening.
Kostencalculatie niveau 5
8 / 11
Vraag 18
3 punten
Leasing versus kopen
Een onderneming overweegt voor de aanschaf van een auto twee
financieringsmogelijkheden, te weten:
• het afsluiten van een banklening;
• financial leasing.
Koop en het afsluiten van een lening
De aanschafprijs van de auto met een economische gebruiksduur 4 jaar is op 1 januari
van jaar 1 € 80.000,--.
De verwachte restwaarde na het verstrijken van de gebruiksduur is € 30.000,--.
Op de auto wordt lineair afgeschreven.
De verwachte kosten van onderhoud, wegenbelasting en overige vaste kosten zijn in jaar
1 € 5.000,- en in elk volgend jaar € 1.000,- meer dan in het voorafgaande jaar. Alle
betalingen vinden jaarlijks plaats op 31 december van het desbetreffende jaar.
Als de onderneming besluit om tot de koop over te gaan, moet de aanschaf op 1 januari
van jaar 1 worden gefinancierd met een banklening van € 80.000,-- tegen 8% interest per
jaar. De lening wordt afgelost in vier jaarlijks gelijke termijnen. De interest en aflossingen
worden jaarlijks achteraf op 31 december betaald.
Financial leasing
Als de onderneming besluit om over te gaan tot financial lease , moet steeds aan het
begin van een jaar het leasebedrag van € 21.000,- worden voldaan.
De eerste betaling vindt plaats op 1 januari van jaar 1.
De onderhoudskosten, wegenbelasting en andere vaste kosten worden door de
leasemaatschappij betaald.
De duur van de leaseovereenkomst is 4 jaar.
Met belastingen hoeft geen rekening te worden gehouden.
In het geval van koop en het afsluiten van een banklening wordt voor het einde van elk
jaar van de economische gebruiksduur de netto uitgaande kasstroom berekend aan de
hand van onderstaand model.
Vervolgens worden de netto-uitgaande kasstromen contant gemaakt tegen de kostenvoet
van 9%.
Jaar
Interest
lening
Aflossing
lening
Onderhoud
enz.
restwaarde
Netto-uitgaande
kasstroom
1
2
3
4
In geval van leasing moeten de jaarlijkse leasetermijnen contant worden gemaakt tegen
9% samengestelde interest per jaar.
casus
Moet de onderneming kiezen voor ‘kopen en het afsluiten van een banklening’ of voor
financial leasing? Geef ook de motivatie en de berekeningen.
Kostencalculatie niveau 5
9 / 11
Vraag 19
4 punten
Economische gebruiksduur
Een onderneming overweegt de aanschaf van een machine voor de fabricage van product
H1. De machine kan worden aangeschaft voor € 320.000,--.
Van de machine zijn onderstaande geschatte gegevens bekend:
Jaar
1
2
3
4
5
6
Restwaarde aan het einde
van het jaar:
€
160.000,-€
130.000,-€
100.000,-€
70.000,-€
40.000,-€
10.000,--
Complementaire
kosten
€
50.000,-€
60.000,-€
70.000,-€
80.000,-€
90.000,-€
100.000,--
Productie in stuks H1
25.000
24.000
23.000
22.000
20.000
18.000
De interestkosten zijn 7% per jaar over het gemiddeld per jaar in de machine
geïnvesteerde vermogen.
Wat is de economische gebruiksduur van de machine? Vul hiertoe onderstaand model in.
Jaar
Afschrijving
Complementaire
kosten
Interestkosten
Totale
kosten
Productie
Kosten per
product H1
1
2
3
4
5
6
De economische gebruiksduur is:
Kostencalculatie niveau 5
10 / 11
Vraag 20
4 punten
Absorption costing
Een onderneming produceert in massa onder meer het product SR3.
Voor de standaardkostprijsberekening van het product SR3 zijn de volgende gegevens
bekend:
•
•
•
•
•
•
de normale productie en afzet is 40.000 producten per jaar;
de normale productie en afzet is gelijkmatig over het jaar verdeeld;
de constante productiekosten zijn € 100.000,-- per kwartaal;
de constante verkoopkosten zijn € 40.000,-- per kwartaal;
de proportioneel variabele productiekosten zijn € 11,-- per stuk;
de proportioneel variabele verkoopkosten zijn € 4 ,--per stuk.
Op 1 april van jaar 1 zijn 6.000 producten SR3 in voorraad.
In het tweede kwartaal van jaar 1 zijn 13.000 producten SR3 verkocht en 9.000 producten
SR3 geproduceerd.
Er hebben zich in het tweede kwartaal van jaar 1 geen prijs- en efficiëncyresultaten
voorgedaan.
De verkoopprijs van een product SR3 is € 48,-- exclusief 21% omzetbelasting.
Wat is het perioderesultaat voor het tweede kwartaal van jaar 1 bij toepassing van de
absorptioncostingmethode?
Geef ook de berekeningen. Geef aan of het resultaat voordelig of nadelig is.
Einde examen
Kostencalculatie niveau 5
11 / 11
Download