IAS Monitor: Kerncijfers over asbest en mesothelioom

advertisement
IAS Monitor: Kerncijfers over asbest en mesothelioom
Hoe gaat het met de ontwikkeling van het aantal asbestslachtoffers met mesothelioom? Neemt het aantal toe?
Waar komt de ziekte het meest voor? Hoe zit het met de leeftijdsverdeling? In welke beroepen en sectoren
hebben ze gewerkt? En hoe zit het met het asbestgebruik, in Nederland in het verleden, en in andere delen van
de wereld? In samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Integraal Kankercentrum Nederland
heeft het IAS een aantal relevante cijfers over het asbestgebruik en de ontwikkeling van de ziekte op een rijtje
gezet. Daarbij is gebruik gemaakt van gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en uit de
databanken van het IAS en de SVB. Een deel van de figuren is interactief. Bij deze interactieve figuren kunt u
aangeven voor welke groep u de gegevens wilt zien. In de figuren zelf kunt u de aantallen per kolom of lijn zien
als u daar met de cursor overheen gaat.
Definities
Aantal/incidentie: het aantal nieuwe diagnoses of sterfgevallen van mesothelioom in een bepaalde periode,
absoluut (aantal) of relatief per aantal inwoners (incidentie).
Latentietijd: tijd tussen moment van asbestblootstelling en moment waarop de ziekte mesothelioom zich
manifesteert
Lokalisatie: de plek in het lichaam waar de ziekte is ontstaan
Overleving: het percentage patiënten dat een bepaald aantal maanden na de diagnose nog in leven is.
Sterfte: het aantal mensen dat overlijdt in een bepaalde periode.
[ top ]
Belangrijkste gegevens























In Nederland krijgen momenteel per jaar meer dan 500 mensen (merendeels man: 85-92%) de
diagnose mesothelioom.
Asbestgebruik was in Nederland in het midden van de jaren 70 het grootst. In 1993 werd alle asbest
verboden.
Nederland staat tweede op de wereldranglijst van het aantal mensen dat jaarlijks aan mesothelioom
overlijdt.
Meer dan driekwart van de mesothelioompatiënten is op het moment van diagnose boven de 65.
De diagnose mesothelioom wordt op steeds hogere leeftijd gesteld.
De meeste mesothelioompatiënten wonen in Zuid-Holland, maar de ziekte komt relatief het vaakst
voor in Zeeland.
Mesothelioom ontstaat meestal in het longvlies en bij 6% van de mannen en 11% van de vrouwen in
het buikvlies.
Een kwart van de mesothelioompatiënten overlijdt binnen drie maanden na diagnose, tweederde
binnen een jaar.
Het aantal aanvragen voor een tegemoetkoming is tussen 2000 en 2011 sterk toegenomen.
80% van de aanvragers is als werknemer met asbest in aanraking geweest.
Er is sprake van onderaanmelding door vrouwen met mesothelioom
Vrouwen zijn jonger bij aanmelding dan mannen en vallen voor het grootste deel onder de (niet
loondienstgerelateerde) TNS-regeling.
Aanvragers TNS (niet-werknemers) leven langer dan aanvragers TAS (werknemers).
Asbestblootstelling vond vooral plaats in de bouwnijverheid/installatiebouw en in de industrie.
Door de jaren is een verschuiving te zien van asbestblootstelling in de scheepsbouw en transport te
water naar bouwnijverheid in het algemeen.
Voedings- en genotsmiddelenindustrie: asbestrisico met name in zuivel, suiker en bier en mogelijk in
brood.
Meest risicovolle asbestberoepen: timmerman en monteur.
Meest risicovolle beroepen in de metaal-, machine- en elektrotechnische industrie: monteur,
machinebankwerker en lasser.
Meest risicovolle beroepen in de textiel/confectie/papier en karton: stoffeerder, drukker en
garenspoeler.
Meest risicovolle beroepen in de scheepsbouw: machinebankwerker, scheepsijzerwerker en
scheepstimmerman.
Automonteur: meest risicovolle beroep in de handel.
Timmermannen, verwarmingsmonteurs en isoleerders krijgen op jongere leeftijd mesothelioom dan
andere beroepsgroepen.
Buikvliesmesothelioom treft vooral isoleerders.
[ top ]
1. Hoe vaak komt mesothelioom voor?
Hoewel asbest in Nederland al sinds 1993 is verboden, neemt het aantal mensen dat jaarlijks mesothelioom krijgt
nog niet af. Dat heeft vooral te maken met de lange latentietijd (gemiddeld ca. 40 jaar): de tijd tussen het moment
waarop de asbestblootstelling plaatsvond en het moment waarop de diagnose mesothelioom wordt gesteld. Lag
het absolute aantal mesothelioompatiënten tussen 1999 en 2004 op 400 per jaar, sinds 2005 is er een stijging
richting de 500 per jaar, iets meer dan 1% van alle mensen die in Nederland jaarlijks de diagnose kanker krijgen.
Internationaal vergeleken is dat veel. Dat is te zien in de figuren hierna onder 1.3 over het voorkomen van deze
ziekte in Europa en wereldwijd. Als verklaring geldt enerzijds het omvangrijke asbestgebruik in Nederland, vooral
in de jaren 70. Daarnaast verschilt de betrouwbaarheid van de registraties in de verschillende landen. Dit
verklaart waarom de ziekte in bepaalde andere landen veel minder voorkomt, terwijl in die landen soms meer
asbest is gebruikt dan in Nederland (zie onder 1.4).
[ top ]
1.1 Toename mesothelioom in Nederland tussen 1989 en 2010
De eerste figuur toont het aantal mesothelioomdiagnoses per jaar, totaal en per geslacht voor de periode 19892010, de tweede figuur de incidentie, het aantal per miljoen inwoners. Tussen 1989 en 2005 is een stijging van
diagnoses in absolute aantallen te zien van 274 in 1989 tot 502 in 2005. Sinds 2005 ligt dit aantal rond de 500 per
jaar. Mannen vertegenwoordigen 85 tot 92% van het totaal. De absolute aantallen zijn sterker toegenomen dan
de aantallen per miljoen inwoners (incidentie) die in de tweede figuur worden getoond.
[ top ]
Aantal mesothelioom naar geslacht en diagnosejaar: 1989-2010
[ top ]
Incidentie mesothelioom naar geslacht en diagnosejaar: 1989-2010
[ top ]
1.2 Vergelijking ontwikkeling asbestgebruik en mesothelioom in Nederland (1960-2010)
In ons land is vrijwel alle asbest na de tweede wereldoorlog verwerkt, met als zwaartepunt de zeventiger jaren
(43%). Hierna loopt het gebruik sterk terug. In de jaren ‘80 is de totale verwerking nog maar 10% van het totaal
en in de jaren ‘90 is dit gedaald tot 2%. In 1975 bereikte het asbestgebruik in Nederland een piek (1). Hoewel de
absolute aantallen mesothelioomslachtoffers per jaar zijn toegenomen, lijkt de mesothelioomsterfte-incidentie (per
100.000 inwoners) sinds 1999 (24 jaar later) gestabiliseerd. Nog onduidelijk is of nu een definitieve daling wordt
ingezet (2).
[ top ]
1.3 Nederland een na hoogste sterfte mesothelioom internationaal vergeleken (mannen,
1996-2007)
De hierna volgende figuren geven een impressie van het aantal sterfgevallen (per miljoen inwoners per jaar) aan
mesothelioom in Europa en wereldwijd (3). Te zien is dat de sterfte in Groot Brittannië en Nederland bijzonder
hoog is (rond de 30 per miljoen per jaar). Dit in vergelijking met omringende landen (variërend van 2 tot 13
overledenen per miljoen per jaar). Aangezien de overlevingskans gering is, zijn incidentie- en sterftecijfers vrijwel
gelijk. Verrassend lage aantallen worden in Europa gezien in Oost Europa, o.a. in Polen en Litouwen. Buiten
Europa valt de verhoudingsgewijs geringe incidentie in Brazilië op, een land dat zowel veel asbest produceert als
gebruikt en dat tot op de dag van vandaag doet. Grote asbestproducenten als Rusland en China ontbreken zelfs
helemaal in de cijfers.
Als u in de kaart van Europa met de cursor over het land gaat, verschijnt het sterftecijferaantal links boven in de
kaart. In de staven van het staafdiagram kunt u via de cursor de aantallen zien. De cijfers zijn gecorrigeerd voor
leeftijdsopbouw met behulp van de wereldstandaard (wereldbevolking van het jaar 2000).
[ top ]
Europa
[ top ]
Wereldwijd
[ top ]
1.4 Vergelijking asbestgebruik en ontwikkeling mesothelioom wereldwijd (1920-2005)
Landen die in het verleden het meeste asbest gebruikten hebben niet automatisch de meeste
mesothelioomslachtoffers. De volgende figuur toont de ontwikkeling in het wereldwijd asbestgebruik per land
sinds 1920. Bij vergelijking met de twee figuren onder 1.3. valt op dat Nederland op de tweede plaats in aantal
mesothelioomslachtoffers staat, maar per inwoner veel minder asbest heeft gebruikt dan landen als
België/Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Japan en de Verenigde Staten. Opvallend is dat België, de
grootste asbestgebruiker tussen 1960 en 1980, niet in de mesothelioomsterftestatistieken staat vermeld. België
was in 1975 verantwoordelijk voor een kwart van het totale asbestgebruik in Europa: 6 kg per inwoner op haar
piek in 1975. In Nederland lag het gebruik in hetzelfde piekjaar op ca. 2,5 kg per inwoner (3).
[ top ]
2. Op welke leeftijd wordt de diagnose mesothelioom gesteld?
De eerste figuur laat zien dat in 2010 meer dan driekwart (78%) van de patiënten boven de 65 was op het
moment dat de diagnose mesothelioom werd gesteld. In het algemeen duurt het lang voordat deze ziekte zich
manifesteert. Voor deze latentietijd of anders gezegd, de tijd tussen het moment waarop de asbestblootstelling
plaatsvond en het moment waarop de diagnose mesothelioom wordt gesteld, kan volgens internationaal
onderzoek gemiddeld een periode van ruim 40 jaar worden aangehouden(4). Meestal wordt daarbij het eerste
moment van blootstelling als basis van berekening genomen. Niet vast te stellen is echter op welk moment de
fatale blootstelling heeft plaatsgevonden, aangezien veel mensen langere tijd en/of op verschillende locaties met
asbest in aanraking zijn geweest. De latentietijd geeft dus geen haarscherp beeld, en zal in werkelijkheid vaak
korter zijn.
[ top ]
Aantal mesothelioom naar leeftijd, per geslacht en totaal (1989-2010)
Deze figuur laat zien dat in 2009 meer dan driekwart (78%) van de patiënten boven de 65 was op het moment dat
de diagnose mesothelioom werd gesteld. Dit is een interactieve figuur.
Onder de figuur kunt u aangeven of u de gegevens wilt zien voor mannen, vrouwen of voor de totale groep wilt
zien. In de figuur zelf kunt u de aantallen per leeftijdsgroep per jaar zien door met de cursor over de lijnen te
gaan. Recht van de figuur kunt u met vinkjes aangeven van welke leeftijden uit de gegevens wilt zien.
[ top ]
Ontwikkeling in leeftijd mesothelioompatiënten bij diagnose (1989-2010)
Deze figuur laat zien dat de gemiddelde leeftijd waarop de diagnose mesothelioom bij mannen wordt gesteld over
de periode 1989 t/m 2010 is toegenomen. Een mogelijke verklaring is dat mensen in het algemeen ouder worden.
Een andere verklaring is dat de latentietijd steeds langer wordt onder invloed beperkingen in gebruik (omvang) en
toepassing (soort werk en product) van asbest. Hoe intensiever de blootstelling, hoe korter de latentietijd is, en
omgekeerd. De incidentie onder oudere mannen stijgt (de 75-84 jarigen stijgen, de 65-74 jarigen stegen tot 2005).
Er zijn maar weinig mannen van 85 jaar en ouder waardoor de incidentie onder 85-plussers erg grillig is. De
incidentie onder 50-64 jarigen neemt langzaam af. De incidentie onder vrouwen is tien keer zo laag als onder
mannen en zo grillig, dat er geen trends in zitten.
Onder de figuur kunt u aangeven of u de gegevens wilt zien voor mannen, vrouwen of voor de totale groep wilt
zien. In de figuur zelf kunt u de aantallen per jaar zien door met de cursor over de lijnen te gaan. Rechts van de
figuur kunt u met vinkjes aangeven van welke leeftijden uit de gegevens wilt zien.
[ top ]
3. Waar wonen asbestslachtoffers met mesothelioom?
Conform de verwachting wonen asbestslachtoffers met mesothelioom veelal in gebieden waar in het verleden
met asbest is gewerkt op scheepswerven, in asbestproductie, isolatie- en asbestverwerkende bedrijven.
Onderstaande figuren geven het aantal (3.1) en de incidentie (3.2) weer per provincie en geslacht voor de jaren
1989-2010. Kijkend naar absolute aantallen per provincie, worden in afnemende volgorde vooral veel patiënten
gezien in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg. Provincies met een hogere
incidentie (aantal per miljoen inwoners) zijn (in afnemende volgorde) Zeeland, Limburg, Zuid-Holland, NoordHolland, Overijssel en Flevoland. De totalen in deze figuur zijn hoger dan in de figuren onder 1.1 omdat ook
patiënten zijn meegeteld met longvlieskanker zonder een zekere diagnose mesothelioom. Dit betreft vooral
oudere patiënten waarbij men het te belastend vindt om weefsel af te nemen voor nader onderzoek.
Met behulp van de knoppen onder de figuren is het mogelijk om de figuur aan te passen naar het geslacht van de
patiënt (man, vrouw of totaal) en de provincie. In de figuren zelf kunt u de aantallen per jaar zien door met de
cursor over de lijnen te gaan.
[ top ]
Aantal mesothelioom naar provincie, geslacht en diagnosejaar: 1989-2010
[ top ]
Incidentie mesothelioom naar provincie, geslacht en diagnosejaar: 1989-2010
[ top ]
4. Om welke typen mesothelioom gaat het (1989-2010)
Mesothelioom ontstaat meestal in het longvlies en zelden in het buikvlies. Bij vrouwen is het aandeel
buikvliesmesothelioom groter (11%) dan bij mannen (6%). Patiënten met mesothelioom zijn vooral mannen,
tussen de 55 en 80 jaar. De figuur hierna geeft het aantal mesothelioomdiagnoses per leeftijdsgroep, geslacht en
locatie van de ziekte weer over de periode 1989 t/m 2010.
Met behulp van de knoppen onder de figuur is het mogelijk om de figuur aan te passen naar het geslacht van de
patiënt (man, vrouw of totaal) en het type mesothelioom (buikvlies of longvlies). In de figuur zelf kunt u met de
cursor de aantallen per leeftijdsgroep zien.
[ top ]
5. Hoe lang leven mensen met mesothelioom (1989-2010)
Bijna een kwart van de mesothelioompatiënten overlijdt binnen drie maanden na diagnose en tweederde binnen
een jaar. Na de diagnose mesothelioom leven patiënten met longvliesmesothelioom gemiddeld langer dan
patiënten met buikvliesmesothelioom en jongere patiënten gemiddeld langer dan oudere patiënten. De tijdsduur
na diagnose waarin patiënten in leven zijn wordt overlevingsduur genoemd. De figuur hierboven geeft de
overlevingsduur in maanden weer van patiënten naar getroffen orgaan en leeftijd. Dit gaat om statistische
gemiddelden. Voor een individuele patiënt is de overlevingsduur ook afhankelijk van de grootte van de tumor, de
conditie van de patiënt en de reactie op behandeling.
Met behulp van de knoppen onder de figuur is het mogelijk om de figuur aan te passen naar het type
mesothelioom en de leeftijd van patiënten. In de figuur zelf kunt u met de cursor de aantallen per leeftijdsgroep
zien.
[ top ]
6. Hoe vaak wordt TAS/TNS aangevraagd en waarin verschillen de aanvragers?
Het IAS adviseert de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over het recht op een tegemoetkoming van € 18.907
(2013) voor (ex-) werknemers met de ziekte mesothelioom op grond van de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers (TAS) of voor niet-werknemers (sinds 1 december 2007) op grond van de Regeling
tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Hierna volgen drie figuren.
6.1. laat de ontwikkeling in de instroom voor beide regelingen zien, per geslacht en totaal. Figuren 6.2. en 6.3.
geven informatie over bepaalde kenmerken van de TAS en TNS-aanvragers: woonprovincie (6.2) en de verdeling
van de aanvragers naar leeftijdsgroep en lokalisatie van de ziekte (6.3).
[ top ]
6.1 Instroom IAS naar TAS, TNS, jaar aanvraag, per geslacht en totaal (2000-2011)
Het aantal aanvragen voor een tegemoetkoming is sterk toegenomen sinds de start van het IAS in 2000. Hiervoor
zijn verschillende verklaringen te geven: vereenvoudiging van de procedure (o.a. door invoering voorschot in
2003), uitbreiding van de reikwijdte (met name door invoering TNS in 2007), een algehele toename van het aantal
mesothelioompatiënten en een grotere bekendheid van het instituut. 2000 en 2008 zijn piekjaren in aantal
aanvragen. Dit komt door de terugwerkende kracht van de TNS-regeling die tot een jaar na de invoering van
kracht was. De figuur laat zien dat TAS het grootste aandeel aanvragen vertegenwoordigt (ca. 80%). Wat verder
opvalt is dat voor vrouwen sinds 2008 vaker een TNS is aangevraagd dan een TAS. Een verklaring is dat
vrouwen in het verleden nauwelijks gewerkt hebben in een typisch mannen-asbestrisicoberoep zoals timmerman
of monteur. Vrouwen en mannen die niet weten hoe ze met asbest in aanraking zijn geweest, komen vaak in
aanmerking voor TNS.
Met behulp van de knoppen onder de figuur is het mogelijk om de figuur aan te passen naar geslacht (man,
vrouw, totaal) of type aanvraag (TAS, TNS of TAS en TNS samen). In de figuur zelf kunt u met de cursor de
aantallen per jaar zien.
[ top ]
6.2 Waar wonen TAS/TNS-aanvragers (2000-2011)
Aanvragers van een tegemoetkoming via de Regeling TAS en TNS wonen vooral in de Randstad. De
belangrijkste provincies zijn voor TAS en TNS: Zuid-Holland gevolgd door Noord-Holland. Daarna is
respectievelijk Limburg de belangrijkste provincie voor TAS en Overijssel voor TNS. Opmerkelijk is dat in
Friesland en Overijssel bijna een kwart van de mannelijke aanvragers een TNS-tegemoetkoming aanvroeg, terwijl
in andere provincies het percentage TNS lager lag.
Vergelijking IAS-gegevens per provincie (6.2) met Nederlandse Kankerregistratie (3)
In vergelijking tot de gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR, zie onder 3) is te zien dat sinds 2007
voor mannen de aantallen TAS en TNS per provincie ongeveer overeenkomen met de aantallen
mesothelioompatiënten volgens de NKR. Voor de vrouwen verschilt dit per provincie. In Drenthe, Overijssel en
Zeeland is het totaal voor TAS en TNS samen bijna gelijk aan de NKR-aantallen. In Friesland en Flevoland zijn
de aantallen vrouwen met TAS en TNS minder dan de helft van de NKR-aantallen. In de overige provincies liggen
de aantallen vrouwen met TAS en TNS tussen 50-70 procent van de NKR-aantallen. Dit betekent waarschijnlijk
dat een aanzienlijk deel van de vrouwen met mesothelioom zich niet aanmeldt bij het IAS.
Met behulp van de knoppen onder de figuren is het mogelijk om de figuur aan te passen naar provincie, geslacht
(man, vrouw of totaal) en type aanvraag (TAS, TNS of TAS en TNS samen). In de figuren zelf kunt u de aantallen
per jaar zien door met de cursor over de lijnen te gaan.
[ top ]
6.3 Verdeling TAS/TNS naar geslacht en leeftijd (2000/2007-2011)
De figuren hierboven en hieronder tonen een verdeling van aanvragers TAS/TNS per leeftijdsgroep en geslacht
van de ziekte over de periode 2000 t/m 2011 voor TAS en 2007 t/m 2011 voor TNS. Opvallend is dat TNS-ers en
vrouwen op jongere leeftijd een aanvraag indienen dan TAS-ers en mannen. Bij een vergelijking met de NKR (zie
onder 2.1) valt op dat verhoudingsgewijs minder jongere asbestslachtoffers (jonger dan 65 jaar) een aanvraag
voor een TAS of TNS bij het IAS doen.
Met behulp van de knoppen onder de figuur is het mogelijk om de figuur aan te passen naar het geslacht van de
patiënt (man, vrouw of totaal) en de regeling TAS of TNS. In de figuur zelf kunt u met de cursor de aantallen per
leeftijdsgroep zien.
[ top ]
Aantal TAS naar geslacht en leeftijd: 2000-2011
[ top ]
Aantal TNS naar geslacht en leeftijd: 2007-2011
[ top ]
6.4 Verdeling TAS/TNS naar overlevingsduur (2000/2007-2011)
Overlevingduur na diagnose
TAS
TNS
25 of meer mnd
Overlevingsduur
13 t/m 24 mnd
10 t/m 12 mnd
7 t/m 9 mnd
4 t/m 6 mnd
0 t/m 3 mnd
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Overlevings %
De figuur laat zien dat aanvragers van een TNS-tegemoetkoming na diagnose gemiddeld langer leven dan
aanvragers van een TAS-tegemoetkoming. Verklaringen zijn nog niet duidelijk. Voor TNS is gemiddeld op jongere
leeftijd een aanvraag ingediend dan voor TAS. Aangezien jongere mesothelioompatiënten na diagnose
gemiddeld langer leven dan oudere, verklaart dat mogelijk de langere overlevingsduur van mensen voor wie een
TNS-tegemoetkoming is aangevraagd. Mogelijk is de asbestblootstelling bij TNS’ers minder intensief geweest.
Veel aanvragers TNS weten namelijk niet hoe ze met asbest in aanraking zijn geweest. Bij TAS-aanvragers gaat
het vaak om mensen die werkzaam zijn geweest in typische asbestrisicoberoepen met intensieve
asbestblootstelling. Een andere mogelijke verklaring ligt in het hogere aandeel vrouwen in de TNS. Vrouwen met
mesothelioom melden zich op jongere leeftijd aan dan mannen. In het algemeen leven jongere
mesothelioompatiënten langer dan oudere. Bij de huidige resultaten moet aangetekend worden dat de aantallen
TNS in het IAS-bestand aanzienlijk lager zijn dan de aantallen TAS. Slechts 20% van de jaarlijkse aanvragen
betreft een TNS. Verder is de TNS pas sinds eind 2007 in werking, de TAS al vanaf 2000.
[ top ]
7. In welke sectoren en beroepen hebben asbestslachtoffers gewerkt?
Een onderdeel van de aanvraagprocedure bij het IAS is het onderzoek naar het arbeidsverleden. Het IAS legt van
elke aanvrager gegevens over alle dienstverbanden vast en of men in dat dienstverband aan asbest is
blootgesteld. Dat wordt vastgelegd in een verslag. Een aantal gegevens over elk dienstverband zijn voor
aanvragen vanaf 2005 ook systematisch vastgelegd in de IAS-databank. Dat geldt onder andere voor het beroep
en de sector waarin iemand werkzaam is geweest. Voor de codering zijn de CBS standaarden uit 1984 voor
beroepen aangehouden (SBC-84) en 1974 voor sectoren (SBI-74) (5). De hierna volgende figuren zijn gebaseerd
op de gegevens over dienstverbanden van aanvragers waar ‘zeker’ of ‘misschien’ asbestblootstelling heeft
plaatsgevonden (totaal 9.159 dienstverbanden van 5.561 aanvragers). Toelichtingen over asbest in bepaalde
beroepen en sectoren komen van asbestkaart.nl (6) of uit het rapport Asbest in kaart (1).
[ top ]
7.1. Asbestblootstelling naar sector (1950-1993)
De figuur laat zien in welke sectoren IAS-aanvragers sinds 1950 hebben gewerkt en zeker of mogelijk (misschien)
aan asbest zijn blootgesteld. De CBS/SBI-74 indeling in bedrijfsklassen is als standaard gebruikt. Over alle jaren
heen is de bouwnijverheid en installatie de belangrijkste sector, gevolgd door: 2.Industrie, 3. Handel en zakelijke
dienstverlening, 4. Transport-, opslag en communicatie, 5. Defensie, 6. Delfstoffen, 7. Energie en 8. Landbouw,
veeteelt en visserij. Ook is te zien dat door de jaren heen een verschuiving plaatsvond van de industrie (vooral
scheepsbouw) naar de bouw. In de jaren ’50 was de Industrie, met name de Scheepsbouw verhoudingsgewijs het
grootst, in de jaren ’70 de Bouw en Installatie. Als gekeken wordt naar de groep die verklaard heeft zeker in een
bepaald dienstverband te zijn blootgesteld, dan hebben de meeste asbestblootstellingen in de jaren ’60 en ’70
plaatsgevonden (resp. 58 en 50%).
Linksboven kunt u aangeven welke verdeling u wilt zien: voor de hoofdsectoren of afzonderlijk de verdeling per
hoofdsector over de subsectoren. Onder de figuur kunt u aangeven of u de gegevens wilt zien voor alle jaren
samen (totaal) of per periode dienstverband (in 10- of 5-jaarsperioden van 1950 t/m 1993). Linksboven kunt u per
sector een verdeling zien naar subsector. In de figuur zelf kunt u de aantallen bij ‘zeker’ en ‘misschien’
blootgesteld per sector zien door met de cursor over de staven te gaan.
[ top ]
7.2 Asbestblootstelling in de voedings- en genotsmiddelenindustrie
Voeding
Zeker
Misschien
Voeding algemeen
Zuivel
Suiker
Bier
Cacao
Brood
Gist/spiritus
Frisdrank
0
10
20
30
40
50
60
Aantal functies met asbestblootstelling per bedrijfstak
Uit de figuur komt naar voren dat meeste zekere blootstellingen van asbestslachtoffers zijn opgelopen in de
algemene voedingsindustrie, en de productie van zuivel, suiker en bier. In de broodproductie waren veel
mogelijke blootstellingen. In broodfabrieken en bakkerijen is asbest vooral gebruikt als isolatiemateriaal rond de
ovens, vaak in de vorm van asbestmatrassen en asbestkoord. Daarnaast zijn asbesttextielproducten gebruikt,
zoals handschoenen en kleding.
In laboratoria van de voedingsindustrie is het decennia lang gebruikelijk geweest om zuurkasten te bekleden met
asbestcementplaat. Tot het begin van de negentiger jaren is tijdens onderhoud, reparatie en sloop van ketels,
ovens, pompen, turbines en pijpen waarschijnlijk regelmatig asbestblootstelling opgetreden door het verwijderen
van asbestkoord, asbestkous en diverse asbestpakkingen. Vooral technisch onderhoudspersoneel is mogelijk
aan asbest blootgesteld.
[ top ]
7.3 Asbestblootstelling naar beroep (1950-1993)
De figuur laat de 20 belangrijkste beroepen zien waarin IAS-aanvragers sinds 1950 hebben gewerkt en zeker of
mogelijk (misschien) aan asbest zijn blootgesteld. De CBS/SBC-84 is als standaard voor de codering gebruikt.
Timmerman (algemeen- en scheeps-) en monteur (algemeen, verwarming-, elektro-) zijn de meest risicovolle
beroepen, gevolgd door: machinebankwerker, loodgieter, lasser, isoleerder en mijnwerker. Een beroep
als mijnwerker komt vooral in de beginjaren voor. Later is een toename te zien van bijvoorbeeld
aannemers/uitvoerders in de bouw.
Onder de figuur kunt u aangeven of u de gegevens wilt zien voor alle jaren samen (totaal) of per periode
dienstverband (in 10- of 5-jaarsperioden van 1950 t/m 1993). In de figuur zelf kunt u de aantallen bij ‘zeker’ en
‘misschien’ blootgesteld per beroep zien door met de cursor over de staven te gaan.
[ top ]
7.4 Asbestrisicoberoepen in de metaal-, machinebouw en elektrotechniek
Monteurs, machinebankwerkers en lassers waren de meest risicovolle beroepen in de metaal-, machine- en
elektrotechnische industrie. In de basismetaalindustrie zijn gietmallen van asbestcement gebruikt. Asbest kwam
ook voor als verontreiniging in talk. Specifieke toepassing van frictiemateriaal in remvoeringen van de vele persen
en walsen is ook bekend. Daarnaast moet worden gedacht aan de pakkingen en isolatiemateriaal in
aanvoerleidingen van deze persen en walsen en asbestkoord als geleidemateriaal op rollen. In de
metaalproductenindustrie en machinebouw is gebruik gemaakt van asbesthoudende remvoeringen,
koppelingsplaten en trilbanden. Vanaf 1985 is op grote schaal asbestvrij frictiemateriaal ingevoerd. Ter
bevordering van de slijtvastheid is asbest ook toegevoegd tijdens de productie van banden en canvasriemen.
Asbest is ook gebruikt in ruwe vorm als verpakkingsmateriaal van kranen en als bekledingsmateriaal van
ketelonderdelen. In een aantal industrietakken, waaronder de machinebouw en elektrotechniek, treedt
asbestblootstelling op door onderhoud, reparatie en sloop. Tot het begin van de negentiger jaren is tijdens
onderhoud, reparatie en sloop van ketels, ovens, pompen, turbines en pijpen waarschijnlijk regelmatig
asbestblootstelling opgetreden door het verwijderen van asbestkoord, asbestkous en diverse asbestpakkingen.
Vooral technisch onderhoudspersoneel is daarbij mogelijk aan asbest blootgesteld.
[ top ]
7.5 Asbestrisicoberoepen in de textiel en papierindustrie
Stoffeerders, garenspoelers en naaisters waren specifieke asbestrisicoberoepen in de textielindustrie.
Stoffeerders en naaisters kwamen met asbest in contact door bewerking van asbesttextielproducten.
Garenspoelers wikkelden asbestvezels.
Asbesttextiel
Halverwege de negentiende eeuw zijn in Engeland de eerste commerciële asbesttoepassingen geïntroduceerd
als brandwerend materiaal (doek, dakbedekking) en textiel (pakkingen en hittebestendige pakken). In schepen
werd op beperkte schaal de asbestmatras, een asbestdoek gevuld met los asbest, als isolatiemateriaal gebruikt.
Rond 1920 is de kleinschalige productie van asbesttextiel in Nederland gestart, onder andere bij Kooy Isolatie in
Enschede. In Nederland heeft het spinnen en weven van asbesttextiel op kleine schaal plaatsgevonden. Van een
asbestisolatiebedrijf is bekend dat asbestdoek voor asbestmatrassen werd geproduceerd vanaf 1920 tot
waarschijnlijk medio zestiger jaren. Asbesttextiel is grotendeels ingevoerd, vooral uit Engeland en de Verenigde
Staten.
Asbestpapier/karton
De grootste producent van asbesthoudend papier/vilt was Van Gelder-Wormer. De productie kwam pas goed op
gang in 1968 toen aan Forbo-Krommenie de asbestvilt-onderlaag van de nieuwe Novilon-vloerbedekking werd
geleverd. De grootste fabriek van asbesthoudende vloerbedekking staakte haar productie definitief in 1982. Een
tweede bedrijf heeft sinds 1984 geen asbest meer in vloerbedekking toegepast. In de papier- en kartonindustrie is
verder veel asbestisolatiemateriaal toegepast rond leidingen. Daarnaast is sprake van asbesthoudend
frictiemateriaal in onder andere remvoeringen en koppelingsplaten van walsen en persen.
[ top ]
7.6 Asbestrisicoberoepen in de Scheepsbouw
Machinebankwerker, scheepstimmerman en scheepsijzerwerker waren de meest risicovolle beroepen in de
scheepsbouw. In schepen werd op beperkte schaal de asbestmatras, een asbestdoek gevuld met los asbest, als
isolatiemateriaal gebruikt. In de scheepsbouw is geruime tijd op grote schaal asbest gebruikt. In de scheepsbouw
en -reparatie werd veel personeel direct of indirect blootgesteld aan asbest tijdens de afbouw van de schepen
alsmede in de diverse werkplaatsen op scheepswerven zoals de machinefabriek en de timmerfabriek. Dit heeft tot
medio zeventiger jaren geduurd. In de scheepsreparatie en -sloop is asbestblootstelling tot vandaag de dag aan
de orde.
[ top ]
7.7 Asbestrisicoberoepen in de handel en diensten
Automonteur komt in de IAS-databank naar voren als meest risicovolle beroep in de handel en diensten (zie
figuur). In de opkomende automobielindustrie werden rond 1910 nieuwe vindingen ontwikkeld, zoals
asbesthoudende remvoeringen en koppelingsplaten. Het be- en verwerken van asbesthoudende remvoeringen,
koppelingsplaten heeft lange tijd plaatsgevonden tijdens onderhoud van personenauto’s, vrachtwagens en
autobussen. Vanaf 1980 zijn bedrijven langzamerhand overgeschakeld naar de invoering asbestvrij
frictiemateriaal. Het reinigen van remsystemen met perslucht was tot nagenoeg 1990 een gebruikelijke routine in
garages. Risico’s zijn ook ontstaan bij het afklinken van de oude remvoering, opklinken en pas maken van de
nieuwe remvoering, en het aanbrengen van trilbanden rond remtrommels bij autobussen, vrachtwagens en allerlei
machines. Vanaf 1985 zijn steeds betere werktechnieken ingevoerd om de asbestblootstelling sterk te reduceren.
[ top ]
7.8 Ontwikkeling regionale asbestblootstelling: Jaren ’60 en ’80
Het IAS onderzoekt het arbeidsverleden van alle aanvragers, onder andere wanneer, bij welk type bedrijf en de
locatie van het bedrijf waar men gewerkt heeft en of men daar aan asbest is blootgesteld. De volgende figuur laat
in een plattegrond de omvang van de regionale asbestblootstelling zien in de jaren ’60 en in de jaren ’80. In de
jaren ’60 was de blootstelling relatief het hoogst in Limburg, Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland en
Overijssel. In de jaren ’80 staken alleen Zeeland en Zuid Holland er bovenuit. In vergelijking tot de jaren ‘60 is in
de jaren ’80 in alle provincies de blootstelling gedaald. Mogelijk verandert dit beeld nog doordat een aantal in de
jaren ’80 aan asbest blootgestelde mensen, door de lange latentietijd nog niet ziek is geworden.
[ top ]
Jaren 60
[ top ]
Jaren 80
[ top ]
8. Is er een verband tussen beroep/sector en medische kenmerken van
asbestslachtoffers?
Is er een verband tussen het beroep of de sector waarin iemand gewerkt heeft, de leeftijd waarop men ziek wordt,
de overlevingsduur na diagnose of het type mesothelioom dat men krijgt? In de volgende figuren wordt dit nader
geanalyseerd.
[ top ]
8.1 Asbestslachtoffers naar beroep en leeftijd bij aanmelding
Voor de groep die verklaard heeft in een bepaald beroep zeker aan asbest te zijn blootgesteld is onderzocht op
welke leeftijd men zich bij het IAS aanmeldde. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de leeftijd bij aanmelding vrijwel
zal overeenkomen met de leeftijd waarop de diagnose mesothelioom is gesteld. In de figuur valt op dat een
verhoudingsgewijs grotere groep timmermannen, net als de verwarmingsmonteurs en de isoleerders op jonge
leeftijd de diagnose mesothelioom kreeg. Mogelijk komt dit doordat men in deze beroepen intensiever aan asbest
is blootgesteld waardoor het korter duurde voordat men ziek werd. Dit zal nader onderzocht moeten worden. Dit
zal nader onderzocht moeten worden.
[ top ]
8.2. Asbestslachtoffers naar beroep en type mesothelioom
Volgens de wetenschappelijke literatuur (8) treedt buikvliesmesothelioom vooral op de voorgrond in beroepen met
een hoge blootstelling aan asbest, bijvoorbeeld isoleerders. Dat komt ook naar voren uit de IAS-data. In de figuur
hierna is te zien dat de ziekte buikvliesmesothelioom vooral deze beroepsgroep treft. Isoleerders hielden zich
onder andere bezig met het verspuiten van asbest waarvoor zowel de meest gevaarlijke amfibooltype bruine als
blauwe asbest werd gebruikt. De spuitisolatie werd meestal aangebracht door gespecialiseerde bedrijven. Vanaf
ongeveer 1935 is blauw asbest verspoten, voornamelijk in schepen en grote industriële installaties. Door
introductie van een goedkope verspuitingstechniek met amosiet in 1955 ligt de piek van deze toepassing in de
periode 1956-1970. Na 1970 daalde het asbestspuiten snel en vanaf 1975 werd deze toepassing in de
commerciële scheepsbouw nauwelijks meer gesignaleerd. Het verspuiten van asbest is sinds 1977 verboden.
Van de 3.000 verschillende toepassingen van asbest waren de meeste voor isolatie bedoeld. De toepassing
varieerde van vulmiddel in diverse rubberproducten tot asbestmatrassen die vrijwel geheel met een
asbestmengsel werden gevuld. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd het gebruik van asbest in de
isolatieindustrie snel minder. Er kwamen vervangende middelen op de markt, zoals steenwol en glasvezel,
waardoor het toen al omstreden asbest steeds minder werd gebruikt (1).
[ top ]
Bronnen
(1) Harmsma (2006). Asbest in Kaart. Historisch onderzoek Asbestgebruik Methode Asbestkansenkaart.
Register Historisch onderzoekbureau.
(2) Nederlandse Kankerregistratie, januari 2012: www.cijfersoverkanker.nl
(3) Nishikawa, K. e.a., 2008. Recent Mortality from Pleural Mesothelioma, Historical Patterns of Asbestos.
Use, and Adoption of Bans: A Global Assessment . Environmental Health Perspectives, volume 116, number
12, december 2008.
(4) Marinaccio, A e.a. (2007). Analysis of latency time and its determinants in asbestos related malignant
mesothelioma cases of the Italian register. European Journal of Cancer. Dec. 43 (18):2722-28.
(5) Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Standaard Bedrijfstakindeling 1974 en Standaard Beroepen
Classificatie 1984. Rijswijk: H. van Hooff
(6) Instituut Asbestslachtoffers: www.asbestkaart.nl : een elektronisch systeem voor het beoordelen van
historische asbestblootstelling in bedrijfstakken en beroepen in de periode 1945-1994.
(7) Gezondheidsraad (2010). Asbest: Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling (nr 2010/10).
(8) Burdorf, A., e.a., (1997). Schatting van asbestgerelateerde ziekten in de periode 1996-2030 door
beroepsmatige blootstelling in het verleden, Vuga, ‘s Gravenhage.
©Instituut Asbestslachtoffers: Simone Aarendonk
Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 14 januari 2013
[ top ]
145975
zoek

Disclaimer
(c) 2009-2012 Instituut Asbestslachtoffers - Telefoon: (079) 750 71 50 - E-mail: [email protected]
Fotografie: Riccardo van der Does
website powered by Primosite
Download