Jw AKDT week 2. - Portfolio Jan Willem van der Werf

advertisement
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
Inhoud
Theorie opdrachten week 2 .................................................................................................................... 2
Praktijkopdracht week 2.......................................................................................................................... 5
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
1
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
Theorie opdrachten week 2
1.
a. Feiten:
 Vulkanen
 Aardbevingen
b. Begrippen:
 Geboortecijfer: het aantal geboorten per jaar per 1000 inwoners
 Allochtoon: is iemand van wie 1of beide ouders in het buitenland
geboren is
c. Regels:
 In de Alpen ligt de sneeuwgrens op 3200 meter hoogte
 De sneeuwgrens ligt niet bij alle gebergten op dezelfde hoogte
2. Inhoudelijke kennis bestaat uit een piramide van drie onontbeerlijke elementen: feiten,
begrippen en regels, ook wel de leerstofpiramide genoemd . Hoe hoger je in de piramide
komt, des te moeilijker het wordt voor leerlingen. Het van buiten leren van feiten is het
makkelijkst, het herkennen, begrijpen en kunnen gebruiken van begrippen al een stuk
moeilijker, het toepassen van regels is nog weer moeilijker. Met de leerstofpiramide werk je
van breed (makkelijk) naar specifiek(moeilijk).
3.
a. Complexiteit van de leerstof: Als de leerstofcomplex is betekent dat het een
ingewikkelde en moeilijke stof is. “regen” is een eenvoudig begrip, er wordt maar 1 ding
bedoeld. “Neerslag” daarentegen is een complex begrip. Het is hoger in het
ordeningsschema van begrippen. Het woord “neerslag” bestaat immers weer uit
verschillende soorten: dauw, regen, sneeuw en hagel. Hierin blijkt dat hoe hoger het
begrip in de hiërarchie is, des te moeilijker het begrip is.
b. Abstractiegraad van de leerstof: Als de leerstof abstract is kan je je er van alles bij
voorstellen. Dit heeft vooral betrekking op de waarneembaarheid of de voorstelbaarheid
van iets. Bij een abstracte begrip kan je je van alles voorstellen. Het concrete begrip is
tastbaar en waarneembaar. Eigenlijk is er een continuüm van concreet naar abstract en is
er niet altijd een heldere tweedeling te maken.
4.
a.
Een abstract begrip als “bereikbaarheid” is niet zichtbaar. Het concrete “winkel” is
daarentegen tastbaar en waarneembaar. Eigenlijk is er een continuüm te maken:
 Geboorte – bevolkingsgroei – bevolkingsdruk
 Zon-straling-broeikaseffect
 Aardbeving-subductie-platentectoniek
 Asterix & Obelix en de ronde van Galië-reizen-toerisme
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
2
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
b.
Niveau 1
Welvaart
Loon
Arbeider
Machines
Ambtenaar
Minister
Journalist
Krant
Niveau 2
Economie
Niveau 3
Kapitalisme
Fabriek
Industrie
Partij
Politiek
Media
Publieke opinie
5.
a. Een begrip is geen geheugenactiviteit, maar een vereist inzicht. Een begrip moeten
wendbaar kunnen gebruiken, ze moeten voorbeeld kunnen geven en het begrip
herkennen en ze moeten het kunnen gebruiken in een context.
Ze moeten van een reeks goederen kunnen aangeven welke de kapitaalgoederen en
welke de consumptiegoederen zijn. (niet de definitie van kapitaalgoederen en
stukgoederen kunnen opschrijven.



Een reeksberoepen kunnen indelen naar economische sector: primair, secundair,
tertiair (en niet kunnen zeggen wat primair, secundair en tertiair zijn.)
Ze moeten de inrichtingselementen kunnen opsporen op een foto van een
landschap( en geen vage omschrijving van wat een inrichtingselement is kunnen
geven.)
Ze moeten kunnen beoordelen of in een gevalsbeschrijving sprake is van
discriminatie ( dus geen omschrijving van discriminatie van buiten geleerd
hebben).
b.
Concreet
Geen geld
Arme landen
Koude lucht
Nomaden
Akkers nat houden
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
Abstract
Armoede
Ontwikkelingssamenwerking
Hoge Druk
Sedentarisatie
Irrigatie
3
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
c.
a. Als het geboortecijfer groter is dan het sterftecijfer dan spreken wij over een
geboorteoverschot.
Geboorte- en sterftecijfer zijn de begrippen. En de relatie ligt er in dat door
de geboortecijfer groter is dan het sterftecijfer (oorzaak) het gevolg is dat er
sprake is van een geboorteoverschot (gevolg).
b. Door het verwarmen van de zee door de zon stijgt de lucht en vormt zich
waterdamp.
Zee en lucht zijn de begrippen. En de relatie ligt er in dat door de opwarming
van de lucht boven zee (oorzaken) waterdamp ontstaat (gevolg).
c. Een oase is een plek in de woestijn waar water is.
Oase en woestijn zijn de begrippen. En de relatie ligt er in dat door de
aanwezigheid van water in de woestijn (oorzaak) een oase heeft kunnen
ontstaan (gevolg).
d. Taxonomie is de wetenschap van het indelen. Taxonomie (taxon = groep) verwijst
naar zowel de classificatie van dingen als naar de methode die aan de basis van deze
classificatie ligt. Vrijwel alles kan taxonomisch worden ingedeeld: levende
wezens, plantengemeenschappen, dingen, plaatsen, gebeurtenissen, enzovoort. Zo
werk je dus van feiten naar begrippen en door naar regels. De indeling gaat dus van
makkelijk naar moeilijk. Het is een taxonomie omdat je de volgende stap pas kunt
doen als je de voorgaande beheerst. Je moet immers de feiten kennen wil je iets
kunnen begrijpen en je moet de begrippen doorgronden en wendbaar kunnen
gebruiken om de verbanden tussen die begrippen, dat zijn de regels, te kunnen
toepassen.
6. De volgende elementen haal je uit de leerstof in een methode als je een leerstofanalyse
maakt:
Je noteert alle belangrijke leerstofelementen:
a. relevante feiten
b. gebieden
c. begrippen
d. regels
Je ordent de leerstofelementen:
a. gebieden naar schaalniveau
b. begrippen van abstract naar concreet
c. regels uit welke samenstellende delen (begrippen) ze bestaan
Je structureert de leerstofelementen.
a. beschrijvend
b. chronologisch
c. oorzaak-gevolgpatroon
d. abstract-concreet
e. eenvoudig-complex
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
4
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
Praktijkopdracht week 2
1. Leerstofanalyse:
a. Notatie leerstofelementen:
i. relevante feiten:
1. De aarde is een bol
2. Zonnestralen/straling
3. Grondoppervlak
4. Temperatuurverschillen*
5. Hoogteverschillen*
6. Neerslag
7. Lucht
8. IJzel
9. Sneeuw
10. Mist
11. Waterdamp
12. Regen
13. Druppelvorming
14. Loefzijde (zijde waar neerslag valt)
15. Lijzijde (droge zijde)
* Zijn feiten die al bij de leerlingen bekend zouden moeten zijn
ii. gebieden:
1. straling
2. temperatuur
3. neerslagvorming
4. waterkringloop
iii. begrippen:
1. atmosfeer
2. waterkringloop
3. stijgingsregen
4. stuwingsregen
5. Tropische temperaturen*
* Zijn begrippen die al bij de leerlingen bekend zouden moeten zijn
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
5
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
iv. regels:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
op hogere breedte is het kouder dan op lagere breedte
door straling van de zon wordt eerst het grondoppervlak verwarmd
de warme grond verwarmt de lucht.
naarmate je hoger van het aardoppervlak komt wordt het kouder
door warmte van de zon verdampt er water uit de zee
waterdamp stijgt op en koelt af en vormen wolken met kleine
druppeltjes water
7. het gaat pas regen als druppeltjes samenklonteren met andere
druppeltjes en te zwaar worden
8. aan de loefzijde van een berg regent het en aan de lijzijde is het
droog
9. met neerslag worden alle vormen van vocht uit de lucht bedoelt
b. Ordening leerstofelementen:
i. Straling:
1. Zon > straling> Aardoppervlak
2. Breedteligging op de Aarde> Temperatuurverschillen
3. Hoogteverschillen> Temperatuurverschillen
ii. Atmosfeer*
1. Wat is een atmosfeer
2. Welke luchtlagen zijn er
3. Welke kenmerken hebben de luchtlagen
iii. Wolkenvorming:
1. Opwarmen zee> Verdamping> Waterdamp
2. Waterdamp> Druppelvorming> Wolkenvorming> Regen
3. Neerslagvormen (sneeuw, regen, mist en ijzel)> Neerslag
iv. Waterkringloop:
1. Tropische temperaturen> Opstijgen lucht> Afkoelen
lucht>Druppels>Stijgingsregen
2. Hoogteverschillen> Opstijgen lucht> Afkoelen lucht>Druppels>
Stuwingsregen
3. Stuwingsregen> Loefzijde (zijde waar neerslag valt) >Lijzijde (droge
zijde)
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
6
Vakdidactiek Aardrijkskunde Week2
c. Structureren leerstofelementen:
i. Straling:
1. De aarde is een bol
2. Breedteligging op de Aarde
3. Zonnestralen/straling
4. Grondoppervlak
5. Temperatuurverschillen
6. Hoogteverschillen
ii. Atmosfeer*
1. Wat is een atmosfeer
2. Welke luchtlagen zijn er
3. Welke kenmerken hebben de luchtlagen
iii. Wolkenvorming:
1. Neerslag
2. Waterdamp
3. Regen
4. Druppelvorming
iv. Waterkringloop:
1. Tropische temperaturen
2. Stijgingsregen
3. Druppelvorming
4. Stuwingsregen
5. Loefzijde (zijde waar neerslag valt)
6. Lijzijde (droge zijde)
* Staat niet in het artikel, maar verdient wel een aparte behandeling i.v.m. uitleg
neerslagvorming en waterkringloop.
2. Bepalen welke onderdelen van de leerstof klassikaal behandelt wordt: In principe willen wij
alle leerstofelementen behandelen (zie 3). Verantwoording voor de keuze van de stof die
behandelt gaat worden:
De stof die in het artikel is genoemd is te omvattend voor 1 les van pak hem beet 50
minuten. In principe willen wij alle leerstofelementen aan bod komen. De leerstof zal
daarom geknipt moeten worden over meerdere lessen. Daaruit volgt dus de
volgende lessen (zie 1b en 1c):
1. Straling en temperatuur
2. Atmosfeer
3. Wolkenvorming
4. Waterkringloop
De neerslagvormen zullen wij niet in detail behandelen i.v.m. vermoeden niveau leerlingen.
Of anders zal er een extra les m.b.t. neerslagvormen moeten worden gegeven.
Jan Willem van der Werf & Saliha Aygün
7
Download