Draaiboek neonatale gehoorscreening JGZ samenvatting versie 2.0 Sinds 2006 krijgt elke pasgeboren baby in Nederland een gehoortest aangeboden. De gehoortest maakt deel uit van het uniforme deel van het basistakenpakket van de Jeugdgezondheidszorg. De financiering van de uitvoering vindt plaats via de gemeentes. Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM voert de landelijke coördinatie en regie uit van dit gehoorscreeningsprogramma. Kinderen die minimaal 24 uur opgenomen zijn op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) krijgen de gehoorscreening vanuit de NICU aangeboden. Deze gehoorscreening maakt geen deel uit van het screeningsprogramma vanuit de JGZ, maar is deel van de zorg die in het ziekenhuis geboden wordt. De neonatale gehoorscreening heeft als doel om 1.kinderen met een permanent (=blijvend) gehoorverlies van minimaal 40 Decibel (dB) aan één of beide oren op te sporen; 2.een dubbelzijdig gehoorverlies zo vroegtijdig op te sporen dat vóór de leeftijd van een half jaar gestart kan worden met een behandeling. Aangetoond is dat dit een gunstig effect heeft op de taalspraakontwikkeling. Jaarlijks worden in Nederland vanuit de JGZ en de NICU’s ongeveer 190 kinderen met een dubbelzijdig gehoorverlies opgespoord. De kinderen met een eenzijdig gehoorverlies behoren ook tot de doelgroep omdat: 1.het gehoorverlies kan verergeren in de loop van de tijd 2.gehoorverlies aan het andere oor op kan treden 3.hiermee rekening gehouden moet worden bij de opvoeding, en bij de plaats van een kind in de klas Jaarlijks worden in Nederland vanuit de JGZ en de NICU’s ongeveer 115 kinderen met een eenzijdig gehoorverlies opgespoord. Kinderen met een licht gehoorverlies (25 – 40 dB) behoren niet tot de doelgroep. Daarom wordt altijd gesproken van een voldoende of een onvoldoende screeningsresultaat en niet van een normaal of mogelijk afwijkend gehoor. Permanent gehoorverlies Een gehoorverlies kan tijdelijk of permanent zijn. De oorzaak van een tijdelijk gehoorverlies kan bijvoorbeeld een prop oorsmeer in de gehoorgang zijn, of vocht in het middenoor. Een blijvend gehoorverlies wordt meestal veroorzaakt door een niet goed functionerend binnenoor (slakkenhuis), bijvoorbeeld door defecte haarcellen. Dit zijn de cellen die zorgen voor de omzetting van geluidstrillingen in elektrische signalen die naar de hersenen worden voortgeleid. Minder vaak ligt de oorzaak van het gehoorverlies in de zenuwen zelf die het geluid vanuit het binnenoor vervoeren naar de hersenen (auditieve neuropathie). Een blijvend gehoorverlies kan ook veroorzaakt worden door aanlegstoornissen in het voortgeleidingstraject. Voordat geluid ons binnenoor bereikt, passeert het de gehoorgang en het trommelvlies, en komt het via de gehoorbeentjes in het middenoor aan bij het ovale venster, de ingang van het slakkenhuis. In dit traject waarin het geluid voornamelijk wordt voortgeleid kunnen ook oorzaken liggen van een permanent gehoorverlies. Bijvoorbeeld als de gehoorgang (deels) niet is aangelegd, of als er afwijkingen bestaan aan de gehoorbeentjes. Als hiervan sprake is kunnen chirurgische ingrepen mogelijk verbetering van het gehoor geven. Wanneer het binnenoor en/of de gehoorzenuw niet goed functioneren, dan spreekt men van een perceptief gehoorverlies. Ligt de oorzaak in afwijkingen in het middenoor of gehoorgang, dan spreekt men van een permanent conductief (=geleidings)verlies. Oorzaken van slechthorendheid Recent is in Nederland onderzoek gedaan naar de oorzaak van slechthorendheid op de jonge kinderleeftijd. Hieruit bleek dat met de huidige diagnostische mogelijkheden bij 76% van de kinderen een diagnose kon worden gesteld. Bij 39% van de kinderen ging het om erfelijke oorzaken, bij 30% om verworven oorzaken (zoals een infectie met het Cytomegalo-virus tijdens de zwangerschap of zuurstoftekort rond de geboorte). Bij 7% was de oorzaak divers. Screeningsmethodes en diagnostiek Gehoorverlies kan worden opgespoord met twee testmethodes: op basis van Oto Akoestische Emissies (OAE) of met geautomatiseerde auditieve hersenstam responsen (AABR). In de JGZ wordt in de eerste twee rondes gebruik gemaakt van de OAE methode, en in de derde ronde van de AABR methode. OAE (Oto Akoestische Emissies) methode Bij de OAE methode worden emissies geregistreerd in de gehoorgang als reactie op zacht geluid. Deze emissies zijn afkomstig van haarcellen in het binnenoor die de zachte geluiden versterken. Anders kunnen ze niet worden omgezet in elektrische activiteit. Iets van deze versterkingsenergie lekt weg naar de gehoorgang. AABR (Automated Auditory Brainstem Response) methode Ook bij de AABR methode wordt een geluid aangeboden aan het oor. Op hersenstamniveau wordt vervolgens gekeken of de elektrische signalen als reactie op dit geluid kunnen worden gemeten. Diagnostiek Als kinderen vanuit de neonatale gehoorscreening worden verwezen, dan gebeurt dit naar een Audiologisch Centrum. Binnen de Audiologische Centra wordt een protocol gehanteerd dat is opgesteld door de Federatie van Nederlandse Audiologische Centra (FENAC). Behandeling Als sprake is van een dubbelzijdig gehoorverlies dan is behandeling mogelijk met hoortoestellen. Als een kind hier onvoldoende gehoorresten voor heeft, dan kunnen cochleaire implantaten een optie zijn. Daarnaast kan het nodig zijn dat een kind (samen met de mensen uit zijn directe omgeving) gebarentaal leert. Voor de begeleiding van ouders bij de opvoeding van hun slechthorende kind, en voor de stimulatie van de taal/spraak- ontwikkeling kan een gezinsbegeleidingsdienst worden ingeschakeld. Als sprake is van een enkelzijdig verlies krijgen de ouders informatie over hoe ze hiermee rekening moeten houden. Het gehoor van deze kinderen wordt ook langere tijd gecontroleerd. Het neonatale gehoorscreeningsproces De neonatale gehoorscreening is een drietrapsscreening. In de eerste twee rondes wordt hiervoor de OAE methode gebruikt en in de derde ronde de AABR methode. Het gehoorscreeningsproces ziet er als volgt uit: Uitnodiging • In het laatste trimester van de zwangerschap ontvangen de (as) ouders een folder met algemene informatie over de neonatale gehoor- en hielprikscreening. Bij de aangifte van de geboorte van hun kind bij de Burgerlijke Stand ontvangen de ouders deze folder opnieuw. Deze folder is in samenwerking met alle betrokken organisaties en professionals ontwikkeld, en wordt aan de gemeentes en verloskundige zorgverleners geleverd via de Regionale Coördinatie Programma’s (RCP’s, de voormalige Entadministraties) van het RIVM. • Vanuit de JGZ wordt een afspraak gemaakt voor de uitvoering van de gehoorscreening. Omdat niet altijd een telefoonnummer van de ouders beschikbaar is, komen screeners soms ook zonder afspraak langs bij de ouders. • In de provincies Zuid-Holland en Gelderland wordt in sommige JGZ organisaties de hielprik uitgevoerd door verloskundigen. Dan is geen gecombineerd aanbod van gehoor- en hielprikscreening mogelijk. In die organisaties wordt de gehoorscreening aangeboden op het consultatiebureau. De ouders ontvangen hiervoor een uitnodiging. Aanlevering bronbestand • De Naam Adres Woonplaats gegevens worden ingevoerd in het neonatale gehoorscreeningsinformatiesysteem. Deze gegevens zijn afkomstig van de JGZ organisaties die ze op hun beurt ontvangen van de RCP’s of GGD. Het screeningsonderzoek • De neonatale gehoorscreening wordt zo spoedig mogelijk na 96 uur en in ieder geval binnen 168 uur na de geboorte uitgevoerd. De gehoorscreening wordt in het ziekenhuis uitgevoerd als het kind na vier tot vijf weken nog steeds is opgenomen (zie het Ziekenhuisprotocol hierna). • De screening wordt uitgevoerd volgens de OAEmethode. De uitslag van de screening is direct bekend. • Als de eerste screening onvoldoende is (er wordt aan één of beide oren geen voldoende gehoor aangetoond), wordt een afspraak gemaakt voor een tweede screening: een herhaling van de OAE-methode. • Als de tweede screening onvoldoende is wordt een afspraak gemaakt voor een derde screening. In deze derde screeningsronde wordt gebruikgemaakt van de AABR-methode. Ook bij deze methode is de uitslag direct bekend. • Bij een langdurige ziekenhuisopname (4 à 5 weken) of als kinderen een verhoogde kans hebben op auditieve neuropathie (zie het Ziekenhuisprotocol hierna) wordt uitsluitend gescreend met de AABR methode. In dat geval zijn er maximaal twee screeningsrondes waarna een kind zo nodig verwezen kan worden naar een audiologisch centrum. Verwijzing • Als na drie screeningsrondes (of in geval van toepassing van het ziekenhuisprotocol na twee screeningsrondes) nog steeds geen voldoende gehoor kan worden aangetoond aan één of beide oren, wordt het kind verwezen naar een audiologisch centrum. De ouders krijgen dan een andere folder met informatie. De regiocoördinator zorgt voor het maken van de afspraak en de benodigde informatie. De huisarts fiatteert de verwijzing achteraf. In het audiologisch centrum wordt verder diagnostisch onderzoek gedaan en kan zonodig gestart worden met een behandeling. • Als een kind slechthorend blijkt te zijn, dan kan in één van de academische centra verder onderzoek worden gedaan naar de oorzaak van de slechthorendheid. Het ziekenhuisprotocol bestaat uit twee delen: I Als kinderen drie weken na de geboorte nog in het ziekenhuis liggen neemt de JGZ contact op met de ouders. In geval van thuiskomst op korte termijn kan het kind op de gewone manier, zoals gebruikelijk vanuit de JGZ, worden gescreend. Zo niet, dan wordt het kind na toestemming van ouders en kinderarts rond de 4-5 weken in het ziekenhuis gescreend volgens de AABR methode. II Als kinderen na de geboorte opgenomen waren in het ziekenhuis (vanwege ziekte van het kind) wordt onderzocht of ze tot het NICU gehoorscreeningsprogramma behoren of een verhoogde kans hebben op auditieve neuropathie. Dit laatste is het geval als één van de volgende vragen positief wordt beantwoord: • heeft uw kind een wisseltransfusie ondergaan • heeft uw kind een hersenvliesontsteking gehad Beperkingen van de neonatale gehoorscreening In de JGZ wordt gescreend met de OAE methode. Hiermee kan worden aangetoond of een oor goed functioneert tot op het niveau van de buitenste haarcellen in het binnenoor (slakkenhuis). Het traject vanaf de binnenste haarcellen richting centrale zenuwstelsel wordt hiermee echter niet getest. Wanneer de slechthorendheid daar zijn oorsprong heeft wordt dit met de OAE methode niet opgespoord. Niet altijd is in zulke gevallen sprake van risicofactoren. Verder kan een gehoorverlies zich ook pas na de neonatale periode manifesteren. Daarom moeten ouders en professionals ook na een voldoende uitslag bij de neonatale gehoorscreening alert blijven op gehoorverlies. De uitvoerders 1 De OAE-screener De eerste twee screeningsrondes worden uitgevoerd door de OAE screener. Om te mogen screenen dient iemand geautoriseerd te zijn. Of iemand voldoende vaardig is om geautoriseerd te worden beoordeelt de regiocoördinator nadat de kandidaat-screener een training heeft gevolgd en ervaring in de praktijk heeft opgedaan. Na een periode van vijf jaar beoordeelt de regiocoördinator of de screener geherautoriseerd kan worden. De OAE screeners dienen jaarlijks minimaal 150 kinderen te screenen. Wordt dit niet gehaald, dan wordt onderzocht of hier de kwaliteit van screening onder te lijden heeft (zie hiervoor bijlage F in het Draaiboek). 2 De regiocoördinator De regiocoördinator voert het AABR screeningsbezoek uit en de procesbewaking (inclusief de registratie van alle relevante gegevens), de eventuele verwijzing naar het audiologisch centrum, de coaching van OAE-screeners, de tussentijdse monitoring van de kwaliteit van de gehoorscreening, de nascholing van screeners, de regionale coördinatie van de neonatale gehoorscreening, en de terugkoppeling van de screeningsgegevens naar de JGZ. Een regiocoördinator dient hiervoor een opleiding gevolgd te hebben en geautoriseerd te zijn voor de uitvoering van de OAE- en AABR-screening. Na een periode van vijf jaar wordt beoordeeld of de regiocoördinator geherautoriseerd kan worden. Jaarlijks worden door de regiocoördinator minimaal 50 OAE screeningen verricht, evenals minimaal 90 AABR screeningen. Als hieraan niet wordt voldaan is het nodig aan te tonen dat de kwaliteit van de activiteiten van de betreffende AABR screener hieronder niet te lijden heeft. Informatie en voorlichting Voor de neonatale gehoorscreening zijn twee folders ontwikkeld: 1 ‘Gehoorscreening en hielprikscreening bij pasgeborenen’; deze folder wordt uitgereikt door verloskundig zorgverleners in het laatste trimester van de zwangerschap en door ambtenaren van de burgerlijke stand als ouder(s) de geboorte van hun kind komen aangeven. De folder is door verloskundig zorgverleners en gemeenten te bestellen bij de RCP’s via de website: www.rivm.nl/pns/folders-bestellen. 2 ‘Gehoorscreening onvoldoende, het vervolg’; deze folder wordt in geval van verwijzing naar een audiologisch centrum uitgereikt door de regiocoördinatoren die deze folders bijbestellen bij het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM. Er is een website met informatie voor ouders: www.rivm.nl/gehoorscreening en een website voor professionals: www.rivm.nl/pns/gehoorscreening Voor meer informatie over de neonatale gehoorscreening (o.a. over de kwaliteitsbewaking), wordt verwezen naar het draaiboek dat te vinden is op: www. rivm.nl/pns/ gehoorscreening. zie voor het complete Draaiboek www.rivm.nl/pns/gehoorscreening Dit is een uitgave van: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Postbus 1 | 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl 007562 RIVM. De zorg voor morgen begint vandaag