Getuigenissen van de Grote Oorlog 1914-1918

advertisement
WIJ@ 0
Getuigenissen van de Grote Oorlog 1914-1918
G. Vandegoor
Uit het boek: "1914 in de regio Haacht, kleine dorpen in de Grote Oorlog"1•
Inhoudelijke structuur
In het tweede gedeelte van dit boek schreef ik een reeks bijdragen die telkens geordend werden
onder de naam van de lokaliteit waar de oorlogsfeiten plaatsvonden. De bijdragen zijn zeer
gevarieerd wat de behandelde onderwerpen betreft. Het zijn geschiedenissen van menselijke
lotgevallen, ooggetuigenverhalen, belevenissen, verslagen, anekdotes en soms kleine details, die dit
gemeen hebben dat ze hoofdzakelijk plaatsgrepen in augustus en september van het eerste
oorlogsjaar 1914. Het werk vormt een relaas in woord en beeld van deze droevige periode uit het
bestaan van onze ouders en grootouders. Om zoveel mogelijk geschreven documentatie aangaande
deze relatief korte periode van de oorlog te verzamelen, werden gedurende meer dan twee jaar
talrijke militaire, burgerlijke en kerkelijke archieven geraadpleegd. Dit leverde ons een overvloed
aan documentatie op. Als voornaamste bronnen voor dit tweede deel van het boek, vermelden we
oorlogsdagboeken en verhalen, novellen, rapporten, verslagen, dagbladartikels en losse notities
zowel van militairen en geestelijken als van burgers. Talrijke gegevens werden vaak reeds
genoteerd tijdens de eerste dagen en maanden van de Eerste Wereldoorlog. Deze gegevens boden
het voordeel dat ze meestal kort na de feiten werden opgeschreven, soms zelfs clandestien
gepubliceerd tijdens de Duitse bezettingstijd l Vooral wordt echter het leed van de kleine man
beschreven en de negatieve invloed van de krijgsverrichtingen op zijn dagelijks leven. Zodoende
noteerden we de gebeurtenissen in het spoor van de aanvalsas van het Duitse veldleger in 1914. Dit
betekent concreet dat eerst de oorlogsgebeurtenissen te Werchter beschreven worden en dat de
gemeente Boortmeerbeek het laatst aan bod komt. Met het beleg van Antwerpen verdween de
oorlog uit onze gewesten, wat niet wil zeggen dat alle leed geleden was.
Voor zoveel als mogelijk werd de chronologische volgorde van de gebeurtenissen in acht genomen.
Dit was niet altijd eenvoudig aangezien het krijgsgebeuren, enerzijds tussen de Leuvense vaart en
de Dijlelinie, en anderzijds tussen Wilsele en Boortmeerbeek, gekenmerkt werd door herhaaldelijk
aanvallen en terugtrekken van verschillende legereenheden. Sommige bijdragen vermelden soms
identieke gebeurtenissen doch anders weergegeven volgens de getuige of de auteur in kwestie. Dit
bewijst de authenticiteit van de feiten. De getuigenverslagen van recente datum vullen het
geschreven bronmateriaal harmonisch aan. Deze verhalen werden met de nodige omzichtigheid
weergegeven en vergeleken met andere gegevens.
Ons besluit om getuigenverhalen en belevenissen in verband met de Eerste Wereldoorlog te
verzamelen en deze gegevens op schrift te stellen, wekte ruime belangstelling. Talrijk waren zij die
ons uitnodigden voor een interview of zelfs hun bijdragen bezorgden voor publicatie. Wij danken
hen voor hun daadwerkelijke medewerking aan de samenstelling van dit boek.
1 R. CASTEELS en G. VANDEGOOR, 1914 in de regio Haacht. Kleine dorpen in de Grote Oorlog, Haacht, publikatie gepland op 1
oktober 1993.
86
Enkele tekstfragmenten
... Wij vervolgden onze weg en bereikten het kanaal Leuven-Mechelen, aldus dokter W. Jacobson,
die in augustus 1914 als militair geneesheer verbonden was aan het lste bataljon van het 9de
Pruisisch Infanterieregiment, een onderdeel van het Eerste Duitse Leger onder het bevel van
generaal von Klück. De artillerie van een infanterieregiment dat ons voorafging, had een
schermutseling met de vijand. Ondertussen wachtten wij in de schaduw van de bomen om verder op
te rukken. Tot algemene verbazing van mijn makkers nam ik zelfs een fris bad in het kanaal. Gezien
de traagheid waarmee de opmars gepaard ging, bezochten we te Tildonk een inrichting waar o.m.
verschillende jonge Poolse meisjes een opleiding genoten. Daar werden we zeer hartelijk begroet.
Aan deze juffrouwen brachten wij troost en aanmoediging en ook goed nieuws uit het verre
vaderland, zij het dan slechts in geringe mate. Gedurende ons bezoek viel er een granaat die enkele
ruiten van het klooster deed sneuvelen. De veroorzaakte schade was zonder belang, doch de
prachtige tuin werd door de soldaten onder de voet gelopen. De inwoners uit de omgeving kwamen
met honderden in de gebouwen van het klooster schuilen onder bescherming van de rodekruisvlag.
Deze vlag zou beslist niet volstaan hebben om de vluchtelingen een veilig onderkomen te bieden
indien de weerstand van de Belgische troepen nog langer geduurd had. De overtocht van het kanaal
werd geforceerd door het regiment dat ons voorafging. Daarbij vielen enkele honderden doden en
gewonden. Ondanks onze voortdurende, snelle opmars konden wij zelf geen contact krijgen met dit
zogezegde vijandelijke leger van één miljoen soldaten dat sinds Diest voor ons vluchtte en waarvan
de achterhoede een wanhopige weerstand bood. In feite zagen we nergens sporen van de doortocht
van belangrijke legerafdelingen. Wat we in werkelijkheid bemerkten, waren sporen van kleine
eenheden die zich in allerijl terugtrokken. Het vijandelijk leger maakte zich onder onze neus uit de
voeten. De bewering van de Poolse leerlingen te Tildonk, dat slechts één enkele compagnie de
overtocht van het kanaal belet had en dat nog andere troepen in de omgeving aanwezig waren, werd
door onze oversten als kletspraat afgedaan.
De veronderstelling dat we in de richting van Antwerpen oprukten, werd niet bevestigd. Wij
sloegen onverwacht zuidelijk af naar Vilvoorde. Onderweg ontvingen wij uitgebreide en strenge
bevelen die als volgt luidden : "Het is verboden te stelen of opeisingen te verrichten, alsook op de
bevolking te schieten. Brandstichters zullen met de dood gestraft worden. Verbod de kwanieren te
verlaten". ...
De ondergang van rijk Werchter
Een uittreksel van het verslag van 10 januari 1915 van de onderzoekscommissie inzake geleden
schade door de bevolking van Werchter ingevolge oorlogshandelingen.
. . . De helft van de inwoners hebben have en goed verloren omdat hun woningen vernield werden.
Een �Ijftigtal
families zijn bij andere gezinnen ingetrokken. Sommige huizen herbergen meer dan
..,
twin�g personen, soms meer dan vier gezinnen. Een dertigtal gezinnen hebben een onderkomen
gezodht in afhankelijkheden van hun vernielde woningen : stallen, varkenshokken en bakhuizen.
Het bakhuis, toebehorende aan Jan Vermeulen, herbergt drie huisgezinnen of twaalf personen.
Mannen, vrouwen en kinderen slapen daar op stro. De weduwe Van Espen-Van Vlasselaar betrekt
een stal van drie op vier meter, het gezin telt vier personen. De zoon slaapt op de hooizolder, die,
naar de moeder zegt "meerdere centimeters per dag wegzakt". De lucht is er verpest en er bestaat
groot gevaar dat de stal op één of andere dag instort.
87
Afb. 1 : Belgische Lansiers in 1914.
Afb. 2 : Belgische ruiterij bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog (lste regiment Gidsen).
Afb. 3 : Een kanonnier in mobilisatiekledij (m.d.a. Luc Devos).
88
•
De genaamde Van Roy heeft bezit genomen van een huisvleugel die nog recht staat : op de vloer
bemerkt men kalkpuin, in een hoek brandt er een kachel die 's avonds voor verlichting zorgt. Een
geit staat nabij de kachel, de regen sijpelt druppel na druppel door het plafond. De echtgenote, die
alleen thuis is, komt vanuit een donkere hoek al wenend in onze richting. De familie Van
Leemputten betrekt een ruimte die vroeger dienst deed als ezelsstal, terwijl de familie van Frans
Gooren in een varkensstal slaapt. Dergelijke toestanden vormen geen uitzondering.
Deze slachtoffers van de brandstichtingen zijn des te meer beklagenswaardig, aangezien velen onder
hen voor de oorlog eerlijk de kost verdienden met de aspergecultuur. Het valt de bezoeker op dat de
vernielde woningen van een recente bouwdatum zijn. De huizen werden niet vernield tijdens de
gevechten, de schade werd nadien veroorzaakt door het stelselmatig atb randen van de gebouwen. . ..
Getuigenis van een ballingschap in Duitsland
Het verhaal van Franciscus Moons uit Wezemaal, door hem reeds vele jaren geleden opgetekend,
werd ons bezorgd door zijn achterkleinzoon en bestuurslid van HAGOK, Dirk Van Elderen. Hierna
volgen enkele alinea's uit zijn belevenissen
... Het was zeer duister. Met alweer de geweren aan onze zijde werden we in een zijstraat geleid
waar we een uur moesten wachten. Ik begon alsdan de toestand donker in te zien. Omstreeks lOu.
30 kwam een trein het station binnengereden. Het volk zette zich in beweging. Wij moesten de trein
op in wagons waarvan de bodem bedekt was met een laag paardemest. Rond elf uur 's avonds
vertrok de trein. We moesten recht blijven staan. Waar we naartoe reden wisten we nog niet. Om 2
uur 's nachts bereikten wij Leuven. Het was een treurig schouwspel. We zagen daar het verbrande
Blauwput waar in de duisternis hier en daar nog een vlam opsteeg. Na een korte halte van de trein
reden wij verder langs Tienen. Een donkere nacht. Allerlei droevige gedachten doorkruisten mijn
geest. We zagen alleen maar soldaten die ons bewaakten.
Eindelijk brak de dag aan en omtrent 7u. 30 kwamen wij te Luik toe. Daar weerklonk de muziek
van een Duitse militaire kapel. De muzikanten waren uitgedost in groot ornaat. Vanuit onze
paardestal bekeken wij droevig gestemd het schouwspel. We ontvingen een weinig drank, doch geen
eten. Omstreeks 9 uur reden we weer verder in de richting van Herbestal. Zonder twijfel werden
we naar Duitsland gebracht. Wat zou er van ons geworden? Moesten we naar de gevangenis of naar
het slagveld ? Eén van onze bewakers vroeg water in het station van Herbestal doch het verzoek
werd geweigerd. Wij moesten toch doodgeschoten worden zei een bediende. Op aandringen van een
soldaat werd ons toch water gegeven. Om één uur werd de reis vol angst voortgezet naar
Düsseldorf.
Onderweg sprong een man van de trein. Het was Louis Neefs uit de Heikant. Wij dachten dat hij
dood was, doch later zouden we hem terugzien. Onderweg werden we uitgejouwd door vrouwen en
kinderen en aangezien voor moordenaars. In Düsseldorf ontvingen we een eerste maal eten, een
stukje brood met worst en daarbij stampen en sabelslagen. Ik was er nog goed vanaf gekomen doch
sommigen onder ons werden ten bloede toe geslagen. Vervolgens moesten we weer de trein in, op
weg naar Bassim. Onderweg werd een man uit Herent doodgeschoten. Nog altijd uitgejouwd door
de menigte kwamen we op onze bestemming aan waar wij rijstsoep kregen met daarin rauwe
aardappelen. Na een kort oponthoud in het station reed de trein weer verder zonder dat wij onze
bestemming kenden. De trein reed zeer langzaam om de personen die ons uitjouwden als
"Franctireurs aus Löwen" de gelegenheid te geven ons te bewonderen. Het werd stilaan avond. Wij
kwamen weer in een station toe rond 7 uur, het was bijna donker. We konden nog juist lezen in
89
\WJ(Q) 0
welk station wij toegekomen waren. Het was Münster. Zijn we nu ter bestemming gekomen ? Wij
mochten uitstijgen, nogmaals werden we tussen een dubbele haag soldaten weggeleid. Onderweg
werden wij voor de gek gehouden. Er waren oude mannen tussen onze groep, die niet goed konden
volgen. Jozef Adams van Beversluis kreeg een stamp waaraan hij later zou overlijden. Wij kwamen
uiteindelijk aan enkele barakken waarin we binnengejaagd werden als varkens. Men noemde ons
trouwens varkens ! Nauwelijks waren we onder dak of Duitse soldaten kwamen binnen als leeuwen
en begonnen ons te schoppen en te slaan. Het volk kroop verschrikt dicht bijeen, velen waren
waanzinnig van de honger. Ik lag in een vertrek waar de soldaten niet zo brutaal optraden. Een
verschrikkelijke nacht volgde. Er werden mensen doodgeschoten. Frans Feyaerts van Wezemaal
werd ook door een kogel getroffen waaraan hij later overleden is. Zo brak voor ons de ochtend van
de volgende dag aan, het hart vervuld van angst voor nieuwe bevelen. ...
De Duitsers te Wijgmaaldries
... de volgende nacht werd mijn vader brutaal gewekt door luid gebons op de voordeur. Hij stond
dadelijk op want hij lag tijdens die dramatische dagen steeds aangekleed op zijn bed. Hij opende de
deur en een overste stond met een revolver in de hand voor hem en zei : "Sofon mitgehen ". Hij
wilde nog zijn vest van de kapstok achter de deur nemen, doch dit werd hem niet toegelaten. In de
ene hand werd hem de fiets van de officier geduwd en in de andere een brandende stallantaarn. In
de duisternis bemerkte hij vaag een stilstaande rij veldgeschut die uit de richting van Rotselaar
kwam. Uit een ingewikkelde uitleg, deels in het Duits, deels in het Nederlands, bleek dat de
Duitsers komende uit Werchter zich in de duisternis vergist hadden en in Rotselaar de weg naar
Wijgmaal ingeslagen waren in plaats van deze te volgen die via de Stationsstraat naar de
Aarschotsesteenweg leidde. Mijn vader moest hen de weg wijzen om te Wilsele weer op de
Aarschotsesteenweg te geraken want de colonne was op weg naar Leuven. Met de officier op kop
werd de tocht aangevat en de ganse rij kanonnen zette zich langzaam opnieuw in beweging. Te
Wilsele zond de officier zijn gids weg zonder een woord van dank. Zo stond mijn vader daar alleen
in de nacht. Overal lagen Duitsers die hun intrek genomen hadden in de huizen. Wat gedaan ? In
geval hij tegengehouden werd kon hij niet eens een behoorlijke uitleg geven voor zijn aanwezigheid
zo laat in de nacht op die plaats. Meermaals diende hij zich in het veld te laten vallen wanneer een
vijandelijke patrouille aangereden kwam. Eens over de Dijlebrug, die de grens vormt tussen Wilsele
en Wijgmaal, voelde hij zich wat geruster. Hij vermeed het dorp en zette zijn weg voort langs de
rand van het bos achter het kerkhof van Wijgmaal. Daar hadden de Duitsers de vorige dag langs de
buitenzijde van de kerkhofmuur een rij gesneuvelden voorlopig ter aarde besteld. Op ieder graf
stond een eenvoudig kruisje met daarop de pinhelm van de gedode soldaten. In het vale ochtendlicht
zag hij dat reeds alle pinhelmen van de graven verdwenen waren ! Hij geraakte uiteindelijk weer
thuis en legde zich uitgeput te rusten.
Uit het gevechtsdagboek van het Deutsches Jägerregiment nr. 126
Op 12 september rukte het detachement van kolonel van Schimf, het Jagersregiment nr. 126,
bestaande uit de bataljons 99 en 126, alsook het 8ste Jagers op tegen de vijand.
De Belgen hadden vanuit Antwerpen een zware aanval ingezet tegen de spoorweg Leuven-Brussel.
Het detachement zou aan de gevechten deelnemen nabij de steenweg Leuven-Brussel.
Ons bataljon en het 99ste trokken op het geluid van het gevecht af dat waarnee_mbaar was in de
verte. Nadat we wegens het vijandelijk artillerievuur het kanaal (de Leuvense vaart) overgestoken
waren via ter plaatse liggende lastschepen, kwam het bevel door te stoten richting Grootmolen (de
90
Rotselaarse watermolen). De opdracht luidde
aanvallen.
de flank van de vijandelijke verdedigingslinie
Om 10 uur in de voormiddag trok het bataljon voorwaarts langs beide zijden van de steenweg
richting "Drie Linden". Weldra werd het in de nabijheid van Wilsele in een gevecht betrokken op
de plaats waar het Marineregiment nr. 7 reeds strijd leverde. Nadat "Drie Linden" veroverd werd
sloegen we links af. Met de rechtervleugel steunend op de steenweg naar Rotselaar (de
Stationsstraat), werd er verder gemarcheerd in de richting van de Rotselaarse molen. Nergens bood
de Belgische infanterie lang weerstand. Het was vervelend zich zo in de nabijheid van de vijand te
bevinden zonder hem krachtdadig te kunnen bestoken. 's Namiddags was Rotselaar veroverd. De
noord-westuitgang vari het dorp was bezet. Het zeer storend artillerievuur van de vijand
veroorzaakte bij ons onrust.
Terwijl we tijdens gans de dag slechts één gewonde telden, hadden we hier door de
artilleriebeschieting vijf doden en negen gewonden.
's Avonds maakten de lste en de 3de compagnies kwartier in Rotselaar-dorp terwijl de 4de Cie
Grootmolen (de Rotselaarse watermolen) bewaakte.
Genoteerd uit het dagboek van burggraaf Guillaume de Spoelberch (Wespelaar)
De jachtwachter van het kasteel en zijn vier zonen hadden de toelating gekregen om in hun huis aan
de vaart te verblijven. Voor de Duitse bezetting had hij op mijn bevel al zijn wapens verwijderd en
leefde hij sinds vijftien dagen zonder conflicten voortdurend in contact met de Duitse troepen. Op
maandag 7 september rond zes uur ··s avonds beval een Duitse soldaat Maertens en zijn twee zonen
Louis (21 jaar) en Leon (13 jaar) naar buiten te komen en met de handen in de lucht op de vaartdijk
te gaan zitten. Onmiddellijk opende een patrouille aan de overkant van de vaart het vuur op de drie
mannen. Leon die niet geraakt werd, vluchtte en ging zich verstoppen op het kasteel. Louis werd op
slag gedood. August Maertens vluchtte zijn huis binnen, sloot de deur en ging zich verstoppen
onder het hooi. De Duitse soldaat die hem achtervolgde slaagde er niet in hem te vinden en stak het
huis in brand. Pas als de duisternis ingevallen was verliet Agust zijn woning en ging zich verbergen
in de vijver nabij het kasteel. Hij was erg verbrand aan aangezicht en handen. Burggraaf Guillaume
de Spoelberch had vanop het kasteel de schoten en de kreten gehoord en had het huis zien branden.
Tijdens de nacht haalde hij de jachtwachter en diens zonen in huis. 's Anderendaags, op çlinsdag 8
september in de namiddag, kwam de officier die de fusillade bevolen had met een patrouille het
kasteel doorzoeken. Door zijn tussenkomst slaagde de burggraaf erin voor de vier mannen genade te
bekomen. De officier en zijn soldaten leken ervan overtuigd dat men, vanuit het huis van de
jachtwachter, op de Duitse troepen geschoten had. Het is absoluut zeker dat dit niet waar is en dat
degene die deze vergissing begaan heeft de oorzaak is van de dood van een onschuldige en, op een
haar na, van de dood van vier andere mannen.
Een fragment uit de belevenissen van Virginie Kestens
. . . Tijdens de hierboven beschreven gevechten dachten de bewoners van de Wespelaarse Hoek die
daar toen nog verbleven, dat ditmaal hun laatste uur geslagen was. Fik van de Hagelander had zich
verscholen in de waterput. Zijn moeder werd doorgeschoten in de nabijheid ervan en bovendien
stond hun woning in brand. Sander Kestens, de broer van Nie, had zich verscholen onder de
bakoven van de ouderlijke woonst. Op een gegeven ogenblik wilden de Duitsers, alvorens zich in
91
Afb. 4 : Belgische infanteristen in tirailleurslinie (m.d.a. kol. M. Terlinden).
Afb. 5 : Toen het militaire vliegwezen nog in zijn kinderschoenen stond bombardeerden de Duitsers reeds met hun Zeppelins (m.d.a. L.
Devos).
92
de richting van de vaart terug te trekken, boven het hoofd van Sander de stropoppen tussen de
pannen van de broodoven in brand steken. Zodra hij geen Duitsers in de onmiddellijke omgeving
van de ou4erlijke woning meeJ.'. gewaar werd, kwam hij uit zijn schuilplaats en bluste nog tijdens de
gevechten het vuur op gevaar van zijn leven. Ook bij Fiene Verhoeven hadden de vijandelijke
soldaten reeds het bakhuis in brand gestoken alvorens zich terug te trekken. Toen kwam er ook een
andere buurtbewoner, Viktor Maes, te voorschijn en samen met Sander Kest doofde hij het vuur,
anders zou die woning ook afgebrand zijn. Op dit ogenblik woedden reeds de gevechten in de
nabijheid van de Kampenhoutse brug. Belgische soldaten van het 14de Linieregiment komende uit
de richting van de Laar te Boortmeerbeek, naderden eveneens al schietend de vaartbrug. Zij
beschoten de Duitsers die zich verschanst hadden op het "Kasteel de Fierlant", destijds gelegen op
de plaats waar zich nu het grootwarenhuis Covee bevindt. ...
De afslachting van de familie Valckenaers te Tildonk
Getuigenis van Alfons Valckenaers, 23 jaar, zoon van Isidoor2
Ik was thuis met mijn oom Edward toen de Karabiniers in de aftocht moesten vechten. Ik had
geholpen de kogelhulzen te verbergen en intussen waren de Duitsers zo dicht genaderd dat ik niet
meer kon vluchten. Ik bevond mij alleen in huis en vluchtte naar de zolder achter enkele planken. Ik
had me nauwelijks verborgen toen een Duitser naar de zolder klom maar hij bemerkte mij niet. Hij
keerde terug en zei "Hier is niemand". Ik zag hem dan in een andere kamer gaan en er enkele
seconden zoeken. Daarna hoorde ik een salvo afschieten en het huis stond in brand. Ik ben dan van
de zolder gekomen en in de stal gevlucht totdat de muur waartegen ik stond te heet werd. De stal
was vol rook en de beesten loeiden. Ik deed de stalpoort open en een vaars ging op de loop. Omdat
haar vlucht niet werd opgemerkt door de Duitsers besloot ik eveneens uit de stal te komen. Ik stak
dan op handen en voeten de tuin over en verborg me achter een struik. Vandaar zag ik op enkele
meters afstand van mij, gezeten op het gras mijn moeder, mijn broers Hendrik, Jozef en Juul, mijn
zusters Louise, Hortense, Bertha, Jeanne, Victorine en Gabrielle. Ook mijn tante en mijn nichtje
Clemence met haar kind evenals mijn neef Jozef zaten daar. Ze baden en weenden om hun leven te
mogen behouden. Terzelfdertijd zag ik een Duits soldaat, een gegradueerde volgens mij, die met
zijn bajonet de takken van de haag verwijderde en vroeg : "Zijn er hier geen mannen ? " Op de
kreten en tranen van de vrouwen, zei hij een witte vlag te hijsen, wat onmiddellijk gebeurde door
een zakdoek aan een stok te binden die mijn zus Louise vervolgens omhoog stak. De soldaat trok
zich dan tot op het veld terug, daarna werd een salvo afgevuurd en doodden ze mijn neef Jozef, 14
jaar, mijn zuster Louise, 18 jaar, Hortense, 16 jaar, Victorine, 2 jaar, Jeanne, 6 jaar en mijn broer
Jozef, 14 jaar. Mijn moeder kreeg een kogel in het aangezicht maar ze viel niet, ook mijn zus
Victorine die ze op de arm droeg werd getroffen. De Duitsers kwamen dan naar de haag en riepen :
"Kom hier !". Wie nog kon moest zich dan naar hen begeven. Mijn zus Hortense die op de grond
lag maar nog niet dood was, bemerkte mij dan achter de struik, ze deed mij met haar arm teken dat
ik me moest terugtrekken. Op dat teken keken de Duitsers overal rond. Ik heb mijn schuilplaats dan
verlaten en ben naar mijn zuster Hortense gegaan die inmiddels stierf. De Duitsers vroegen mij
vanwaar ik kwam. Ik toonde hen mijn schuilplaats. Ze vroegen mij : "Kent gij deze hier ?" Ik
antwoordde : "Ja, het zijn mijn zusters". Ze wilden me vervolgens een gracht doen graven, waarop
ik antwoordde dat ik verkoos dat ze mij ook neerschoten. Ze gaven me het bevel te maken dat ik
wegkwam. Ik stak de koer over en bij de poort zag ik mijn vader dood op de grond liggen alsook
mijn twee neven; hun kleren smeulden al. Ik ben dan naar de herberg van Victor Vandegoor
2 Met dank aan de Hertogelijke Aarschotse Kring voor Heemkunde.
93
gegaan. Toen ik daar enkele minuten was, kwam een officier binnen die onder doodsbedreiging en
met de revolver in de hand aan Vandegoor vroeg : "Is hier iemand van de hoeve ?" "Neen"
antwoordde de waard. Hij vroeg dan hoe het kwam dat er zoveel personen in huis waren. De
herbergier antwoordde dat het een huisgezin betrof dat boven hem woonde. De officier zei
vervolgens : "Iedereen van de hoeve is dood, de beesten zijn voor u ". De soldaten waren, voor
zover ik onthouden heb, van het 38ste en het 77ste Regiment. Dit oorlogsdrama speelde zich af op
26 augustus 1914 in de Hambosstraat op het grondgebied van de gemeente Tildonk.
HAACHT 1914 - Een dorp in de branding.
Een paar fragmenten uit de bijdrage van Jéróme Bouthé.
Getuigenis van Jozef Mertens (1906-1992) :
Wij woonden toen in de hoeve van Loncin gelegen aan de Keerbergenstraat tegenover de
Denneberg. De Belgen hadden op de berg loqpgraven gemaakt. Ik heb er als kleine jongen later nog
dikwijls gespeeld. De loopgraven waren uitgerust met al wat de soldaten hadden kunnen vinden in
het dorp : stoelen, banken en veel vensterluiken om de zandwanden wat te versterken. Het waren de
soldaten van de Denneberg die een Duits verkenningsvliegtuig hebben neergeschoten met hun
geweer. Het is te Rijmenam gevallen. Na de gevechten heb ik gezien hoe men de gesneuvelden
heeft begraven. Dit gebeurde in de hofgracht rond de hoeve. Het was geen schoon zicht. Zoiets
vergeet men nooit.
We waren naar de omgeving van Muizen gevlucht maar zijn teruggekomen als het hevigste van de
gevechten voorbij was. Haacht lag er verslagen bij. Ons huis ook. De Duitsers hadden de balken
van de grote schuur gebruikt om de Hansbrug te herstellen. Toch waren er plunderaars in het dorp
aan het werk, mannen van over het water en vanuit de bossen. We kenden ze goed genoeg :
leurders en zandverkopers. Maar ook een Haachtse boer deed goed mee. Hij reed met zijn ossekar
naar het dorp en maakte de ganse winkel van drukker Van Loo leeg, een schuur vol. Maar de
volgende dag kwam "Rosse Tee" kijken waar het gestolen goed allemaal verborgen was en 's nachts
werd de ganse schuur opnieuw leeggemaakt. Dat heet dan : "de dief bestolen" !
Getuigenis van Fons De Coster aan Gust De Coster
Tijdens de Tweede Uitval uit Antwerpen werd er op het gehucht Sint-Adriaan hevig en hardnekkig
gevochten. In de Eikestraat, aan de beek, vocht men man tegen man met de bajonet. De Duitsers
werden teruggedreven.
"Ik woonde toen aan de Eikestraat en rond het huis werd er hevig gevochten. We bleven natuurlijk
binnen. Opeens werd de voordeur opengestoten en een Belgische soldaat viel het huis binnen. Ik
zag dat hij zwaar gewond was. Een Duitser, die in hinderlaag lag achter een berm had hem
neergeschoten. De soldaat vroeg ons om een stoel in de deuropening neer te leggen. Met behulp van
deze steun legde hij aan en schoot zijn belager neer. Een beetje later stierf hij. Zo zaten we met
twee lijken.
De Belgische soldaten achtervolgden de Duitsers en liepen in een hinderlaag in het Schoonbroek. Er
vielen veel doden. Toen het gevecht voorbij was en de Belgen zich teruggetrokken, voerden de
94
Duitsers hun doden naar het kerkhof met een grote wagen getrokken door twee paarden. De wagen
was volgeladen met lijken.
Mondelinge mededelingen vanwege Leopold Gillemot
De Duitse Gefreiter Pieter Lückerath was afkomstig uit Krefeld in Noord-Rijnland Westfalen. Hij
woonde daar aan de Auwerdeich nr. 11. Deze vijandelijke soldaat was nog de slechtste niet en
bewees meer dan eens goede diensten aan de bevolking van Haacht en omgeving. Hij vertrok nogal
regelmatig voor enkele dagen met verlof naar Krefeld. Hij fungeerde dan als koerier tussen de in
Duitsland verblijvende Belgische krijgsgevangenen en hun familie in de streek. Zijn systeem werkte
als volgt. De krijgsgevangenen die de gelegenheid hadden, lieten via betrouwbare bewakers hun
brieven bestemd voor het thuisfront, op het adres van Pieter te Krefeld bezorgen. Op het einde van
zijn verlof bracht hij deze mee naar België. Bij een volgende gelegenheid nam hij dan weer de
brieven van de familieleden mee bestemd voor de krijgsgevangenen in Duitsland. Leopold Gillemot,
nu 92 jaar oud, werd destijds reeds op jeugdige leeftijd ingeschakeld in het klandestiene
correspondentiecircuit. Zo moest hij meer dan eens brieven naar adressen te Mechelen brengen. Om
het gevaar te ontlopen op de trein afgetast te worden, ging hij veilig te voet door de bossen van
Rijmenam en Bonheiden naar Mechelen. Nadien kwam hij met de trein terug naar Haacht-Station.
Tijdens één van deze treinreisjes bemerkte Leopold de plaats waar een Belgische onbemande
locomotief op een Duitse militaire trein was ingereden. Dit gebeurde niet ver van de overweg van
de Hanswijkstraat, nu de Kapitein Armand Tobbackstraat te Boortmeerbeek. Deze sabotagedaad
vond plaats op een paar honderd meter afstand van de overweg in de richting van Hever. De
onbemande locomotief was door de Belgen in het station van Muizen in de richting van Leuven
gestuurd. Aangezien de aangerichte ravage zeer groot was, legden de Duitse spoorwegtroepen
gewoon een nieuw stuk spoorlijn aan dat evenwijdig liep met de spoorweg Mechelen-Leuven ten
einde het verkeer alzo om te leiden. In de nabijheid van het nieuw stuk spoorweg bevond zich ook
het platform waarop de 42cm-houwitser stond, die het fort van Sint-Katelijne-Waver in puin schoot.
Leopold Gillemot heeft in latere jaren nog dikwijls teruggedacht aan Pieter Lückerath, de man die
gewoon uit dienstbaarheid als brievensmokkelaar tussen zijn vaderland en het bezette België optrad,
dit met alle gevaren daaraan verbonden voor zijn persoon. Op zekere dag kwam Pieter Lückerath
uit het cafe bij Noene buiten. Hij zag een vrouw naar de tramhalte gaan, die de gewoonte had nog
iets bij te verdienen met smokkelwaar naar Brussel te brengen. Hij sprak haar aan en vroeg waar zij
haar smokkelwaar verstopt had. Ze hief haar lange rokken omhoog en toonde haar verborgen
schuilplaatsen waarop Pieter Lückerath zegde : "Haten Sie sich doch unterwegs vor der Deutschen
Feldgendarmerie" ("Past onderweg toch maar op voor de Duitse veldgendarmen"). Enkele
Haachtenaars zijn hem na de oorlog nog eens in Krefeld gaan bezoeken, waar hij het beroep van
hovenier uitoefende. Ook hij kwam nog éénmaal na de oorlog terug naar België, om zaad van rode
rozen te gaan kopen bij de bloemkwekerij van de familie Op de Beeck in Putte.
De geschiedenis van Pieter Lückerath bevestigt ongetwijfeld het volksgezegde dat er ook goede
Duitsers waren.
Oorlogsbelevenissen van Louis Vandesande
Louis Vandesande, landmeter, werd te Haacht geboren op 22 januari 1897. Hij overleed op 8
september 1992. Op 7 november 1991 had zijn neef dr. Jo Vandesande nog de gelegenheid hem te
interviewen over de gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Omdat zijn oudere broers,
Remy en Rafaël Vandesande, oorlogsvrijwilligers waren, mocht hij in 1914 als 17-jarige met zijn
95
jongere broer Edmond bij zijn ouders Karel Vandesande en Maria Mertens blijven. Hij herinnerde
zich nog zeer levendig de inval van de Duitsers te Haacht en de twee uitvallen van het Belgisch
leger aldaar. In verband met de Eerste Uitval vertelde Louis Vandesande het volgende :
Op 25 en 26 augustus voerde het Belgisch leger een tegenaanval uit. De Slag van twee dagen. Toen
hebben ze de Duitsers er goed van langs gegeven. De mensen van Haacht dachten dat de Belgen
gingen winnen. Kanonniers van het 5de Linieregiment stelden twee batterijen op. Twee kanonnen
stonden aan het nieuw kerkhof en nog twee kanonnen stonden aan de Stationsstraat; waar later
dokter Eraly zou wonen. Ze beschoten een Duitse batterij nabij Kampenhout-Sas, waar de Duitse
staf zich teruggetrokken had op het kasteel de Fierlant. De officieren verbleven boven de
wijnkelder. De Duitse koks namen de tulpebollen uit de tuin voor Zwiebeln en draaiden ze tussen de
Kartojfeln. Ze werden er allemaal ziek van.
De Belgische kanonnen schoten roos; ze konden het Duits geschut uitschakelen. Het was de batterij
aan 't kerkhof, die de Duitse batterij trof. Medeschutter was de Haachtse kanonnier Theofiel
Kiebooms. Karel Thirion uit Wespelaar was bij de kanonniers die de batterij aan de Stationsstraat
bemanden. De Duitsers schoten onnauwkeurfg en niet gericht terug. Twee granaten doorboorden de
kerktoren van Haacht. Maar er werd vooral gevochten met het geweer. De Belgen zaten in de
bomen van het Schoonbroek, de Duitsers ten zuiden van de spoorweg. De Belgen schoten drie linies
Duitsers af tussen Haacht en Haacht-Station. Er vielen veel gesneuvelden aan beide kanten. Veel
Duitsers vielen aan de brouwerij van Haacht. Meer dan 50 Belgische soldaten werden begraven in
een grote put in het Schoonbroek.
De tweede dag, 26 augustus, kregen de Duitsers versterking vanuit Herent. Ze kregen snel de
overmacht met veel kanonnen en snel schietende machinegeweren. De Belgen trokken zich terug
over de Hansbrug. Er waren weinig burgerlijke slachtoffers. Dokter Schultser uit Hamburg
verzorgde zowel Duitse als Belgische gewonden. Dat was een goed man.
Een ooggetuigeverhaal van Leontine Asselberghs
In september 1991 vertelde Leontine Asselberghs ons nog op 97-jarige leeftijd haar herinneringen
aan de Eerste Wereldoorlog. Hier volgt een fragment van haar belevenissen
De ouderlijke woning van Leontine Asselberghs staat nog steeds aan de Wespelaarsesteenweg. Het
is een wit geschilderd gebouw dat gelegen is aan de overkant van de vijver van het gemeentehuis
van Haacht. Vóór dit huis, zei Leontine, stond er een colonne Duitse transport- en
bevoorradingswagens, bespannen met paarden. Deze colonne reikte zover men zien kon, d.w.z. van
Wespelaar tot voor de vernielde Hansbrug. Terwijl een vijandelijke eenheid van de genie bezig was
de brug te herstellen, maakten de voerlieden en de begeleidende soldaten van het oponthoud gebruik
om de huizen langs de weg te plunderen. Ingevolge de beroering die deze rooftocht op de
Wespelaarsesteenweg veroorzaakte, vluchtte Frans Asselberghs (de vader van Leontine) met zijn
gezin en enkele buren naar de woning van de echtgenoten Jan-Baptist Steens-Thys. Deze personen
woonden op een wat meer afgelegen plaats genaamd "In 't Ven", niet zover van de
Wespelaarsesteenweg. Aan de overkant van de boerderij van Jan-Baptist Steens woonden drie
bejaarde vrijgezellen in een kleine hoeve. Het waren de gebroeders Demeyer. Daar, in de woonst
van Jan-Baptist Steens, overleed plotseling Karel Ververs. Hij was de buurman van het gezin
Asselberghs. De man stierf waarschijnlijk ten gevolge van de doorstane emoties tijdens de intocht
van de Duitsers.
96
�
OI
�
.i
"
c.
�·
�
Fort Bornem
.g
�
g
�
•
Dendermonde
S:
c.
5Î
�
f
N
Wolvertem
[.
1
"c.
III R.L.K.
�­�
�
<J'�·
0
-
\0
-..l
..
!Okm
1
Aangezien het gezin van Karel Verstraeten en Philippina De Cock ook een onderkomen bij Jan­
Baptist Steens had gezocht was het onmogelijk van daar een lijk in huis te houden. Wat verderop
langs de weg in de richting van het Haardbos stond er destijds nog een klein huisje waar eens twee
oude mensen gewoond hadden. Daarheen werd het stoffelijk overschot met de kruiwagen gevoerd.
De toenmalige pastoor-deken Edmond Laurent werd verwittigd van het schielijk overlijden van één
van _zijn parochianen. De deken was ingevolge de oorlogsomstandigheden niet bereid een lijkdienst
op te dragen, noch het stoffelijk overschot naar het kerkhof te vergezellen. Hij beperkte er zich toe
bij de afgestorvene te komen bidden. Het waren uiteindelijk August Ververs, zoon van de
overledene, Frans Asselberghs en Jan-Baptist Steens die het lijk naar het nieuw (het huidige)
kerkhof overbrachten en het ter aarde bestelden.
Duits schrikbewind te Reist-Kampenhout
Enkele Duitse ruiters hadden op een gegeven ogenblik halt gehouden voor een herberg nabij de
Vierstraten op de steenweg Leuven-Mechelen. De herbergierster bediende hen met drank en ging
juist terug de gelagzaal binnen met een schenkbord beladen met ledige bierglazen. Plotseling
weerklonken vuurschoten achter haar rug. De soldaten namen de voorgevel van haar herberg onder
vuur en de kogels vlogen haar om de oren. Vlug als de wind liep ze naar een nabijgelegen vertrek
waar haar zoontje sliep. Nauwelijks had ze de kleine vastgegrepen of ook vanuit de tuin
weerklonken geweerschoten. De soldaten hadden reeds de woning omsingeld. De herbergier, zijn
vrouw en drie kinderen verscholen zich daarna in een kleine kelder aan het einde van een donkere
gang. Plotseling hoorden zij boven hun hoofden het geluid van soldatenlaarzen. Vervolgens vroeg
een soldaat of er nog iemand in de woning aanwezig was. Op het negatieve antwoord van een
andere militair vervolgde de voor hen onzichtbare soldaat : " 't Is goed, zoniet hebt ge ze maar te
doden."
De ongelukkigen dienden zich gedurende gans de nacht te beschermen tegen de brand die in hun
woning woedde en die hen ieder ogenblik dreigde te verstikken of te verbranden. Met stokken
duwden ze brandende brokstukken weg die via de trap in de kelder vielen. Wanneer ze uiteindelijk
de volgende morgen uit hun netelige toestand konden ontsnappen werden ze door vijandelijke
soldaten opgepakt en bleven ze gedurende meerdere dagen gevangen.
Getuigenis over de Eerste Wereldoorlog te Winksele-Delle
Een fragment uit de bijdrage van J. Goeseels.
Als jongeling van 18 jaar heeft mijn vader, Pieter Goeseels, de ellende van de Eerste Wereldoorlog
meegemaakt te Winksele-Delle, meer bepaald aan de Mechelsesteenweg. Hij was steeds zeer
ontroerd wanneer hij vertelde over het pachthof van de gebroeders Staes. De vier mannen werden
naar voren gesleurd en de Duitsers vroegen aan de jongste : "Kent gij die man ?" "Ja, mijnheer,
dat is mijn oudste broer" antwoordde hij. En met een knal legden ze hem neer. "En deze man, kent
ge die ?", vroegen ze weer. "Ja, mijnheer, dat is nog een broer van mij", zei hij weer. Een tweede
knal velde ook deze broer. Dat ging zo driemaal door tot de jongste in elkaar zakte en riep : "Schiet
mij nu ook maar dood mijnheer !"....en dat hebben ze niet gedaan. Er zijn mensen die tot zeven
weken lang in de bossen van Veltem of van Bertem geleefd hebben. Het doden was nochtans
voorbij.
98
9('
De heldhaftige dood van luitenant Ferdinand Marissal te Boortmeerbeek3
Op het ogenblik dat het 14de Linieregiment de aanval inzette in de richting Kampenhout-Sas rukten
drie secties Hotchkiss-machinegeweren, de één na de andere voorwaarts. De 2de sectie stond onder
het bevel van luitenant Marissal. Deze sectie rukte op tot aan de Groenstraat, destijds nog een
veldweg. Ze ging vervolgens in stelling in de gracht langs de weg, juist naast een hoeve gelegen op
ongeveer 300 meter ten noordwesten van de steenweg naar Haacht (de Provinciesteenweg).
Volgens een getuigenis zou een pelotonoverste van het 14de Linieregiment dat opgesteld stond naast
de 2de Sectie Machinegeweren gesneuveld zijn. Fernand Marissal zou dan het bevel van het peloton
overgenomen hebben en de aanval op een nabijgelegen huis ingezet hebben. Ongelukkiglijk zou hij
niet tot op het einde gevolgd geweest zijn door de infanteristen die hem nauwelijks kenden. Hij
drong alleen de woning binnen en zou er de vijandelijke verdedigers van het gebouw in bedwang
gehouden hebben zolang hij nog patronen in de lader van zijn pistool had. Vervolgens zou hij een
kolfslag in de nek gekregen hebben van een Duits soldaat, waardoor hij een vreselijke hoofdwonde
opliep.
Korporaal Mawet, verantwoordelijke voor het machinegeweer nr. 49, soldaat Avicenne, schutter­
richter, en soldaat Crab, lader van het stuk, hadden hem zien neervallen. Soldaat Crab heeft dan een
voorlopig verband aangebracht terwijl soldaat Avicenne de luitenant in zijn armen hield.
Vervolgens heeft soldaat Crab de gewonde neergelegd op de bodem van de gracht waar hun
machinegeweer stond, derwijze dat zijn hoofd op een munitiekistje rustte.
Wanneer na de slag de aftocht bevolen werd lag onderluitenant Marissal nog steeds in de gracht. De
bedienaars van het machinegeweer hebben nog getracht hem te laten drinken, doch zijn daarin niet
meer geslaagd. Korporaal Mawet zegt dat op dit ogenblik de luitenant geen teken van leven meer
gaf. Aangezien de positie van het machinegeweer kritiek werd zagen zij zich verplicht terug te
trekken ten einde hun stuk in veiligheid te brengen. Luitenant Marissal werd zieltogend door de
Duitsers gevonden en overgebracht naar het hospitaal te Schaarbeek. Op 17 september 1914 stierf
hij in de ouderdom van 23 jaar.
Het hoofdkwartier van generaal von Beseler te Tildonk
Generaal von Beseler was de opperbevelhebber van het 3de Duitse Reservelegerkorps, belast met de
belegering van Antwerpen. Het hoofdkwartier van deze generaal bevond zich in het klooster van de
Zusters Ursulinen te Tildonk. Om zijn opdracht uit te voeren, beschikte de generaal over 173
kanonnen van verschillend kaliber. Daaronder bevonden zich twaalf reuzemortieren die golden als
het zwaarst bestaande belegeringsgeschut. Dit enorme artilleriepark stond onder het bevel van
generaal Borckenhagen. Deze had als stafmedewerkers de majoors Schabel, Ziethen, Banke en de
Oberst-Leutnant Shaubode.
De twaalf reuzemortieren stonden opgesteld als volgt
Batterij nr. 2, stukoverste Becker, twee kanonnen van 42cm, type "Y" opgesteld te Boortmeerbeek
nabij de spoorweg met als doelwit het fort van Sint-Katelijne-Waver.
3 Met dank aan dr. Henri Vannoppen, burgemeester van Kortenberg.
99
Batterij nr. 3, stukoverste Erdmann, twee kanonnen van 42 cm, type "M" (bijgenaamd "Die Grosse
Bertha", zo genoemd naar Bertha Krupp-von Bohlen, de toenmalige hoofdaandeelhoudster van de
Krupp-Werke in Essen). Beide stukken stonden opgesteld te Werft, ten westen van Heist-op-den­
Berg : doelwit het fort van Lier.
Batterij nr. 8, stukoverste Amann, vier Oostenrijkse mortieren Skoda van 30,5 cm, opgesteld op het
gehucht Doornlaar ten noorden van Keerbergen : doelwit het fort van Koningshooikt.
Batterij nr. 1 stukoverste Neumann, twee Schwere Küsten Mörser van 30,5 cm, opgesteld tussen
Hever en Rijmenam op de linkeroever van de Dijle : doelwit het fort van Sint-Katelijne-Waver.
Batterij nr. 5, stukoverste Scharf, twee Schwere Küsten Mörser van 30,5 cm, opgesteld ten noord­
oosten van Hofstade : doelwit het fort van Walem.
Na de beleg van Antwerpen hadden de Duitsers verwacht dat ons veldleger zich zou overgeven. Het
had zich echter nog voor de overgave van de stad onder dekking van de vestingstroepen achter de
Uzer teruggetrokken. Generaal von Beseler zag zich verplicht de overgave van Antwerpen te
regelen met de burgerlijke autoriteiten. Zijii verwondering over de ontsnapping van het Belgisch
leger blijkt uit zijn woorden : "Eine solche Festung und kein Genera[ ! "
Om te besluiten nog een tijdsbeeld van onze regio :
Op het einde van december 1914 schreef een Noorse dame die in België woonde aan een vriendin in
Christiania de volgende brief :
"Wij maakten onlangs met de trein in 3de ldasserijtuigen een lange en akelige reis van Antwerpen
naar Leuven; 1 ste en 2de ldassewagens waren nur fUr Offiziere. Langs de ganse lengte van de
spoorweg Mechelen-Leuven bemerkten wij het ene graf naast het andere ... venrappelde velden,
grote gapende bomtrechters, een ware chaos. Al de huizen aan weerszijden van de spoorweg zijn
vernield en de bossen gekapt !"
Tot daar, beste lezer, in enkele pagina's, een zeer korte inhoud van wat het tweede gedeelte van het
boek "1914 in de regio Haacht. Kleine dorpen in de Grote Oorlog" u te bieden heeft.
100
Download