Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 vervallen: het gelijknamige bericht, datumnr 0908-802 De WIA-beoordeling, Informatie en adviezen over de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling bronnen overdruk brochure ‘De WIA-beoordeling, Informatie en adviezen over de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling’, juni 2006, uitgave van Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA) en Stichting Pandora Met het opnieuw publiceren van dit bericht wordt tot uitdrukking gebracht dat de inhoud ervan zijn actualiteit / geldigheid heeft behouden [zomer 2012; redactie R&V]. Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1 Wat u moet weten over de WIA 5 1.1 Geldt de WIA voor mij? 1.2 Een WIA-uitkering aanvragen 1.3 Wat is arbeidsongeschiktheid? 1.3.1 Arbeidsongeschiktheid volgens de WIA 1.3.2 Volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt 1.4 Heb ik recht op een WIA-uitkering? 1.5 Van wie krijg ik de uitkering? 1.6 Rechten en plichten Hoofdstuk 2 De WIA-beoordeling 2.1 Het bezoek aan de verzekeringsarts 2.1.1 De functionele mogelijkhedenlijst 2.1.2 Het gaat niet om uw ziekte maar om uw beperkingen 2.1.3 Volledig arbeidsongeschikt om psychische redenen 2.1.4 Dubbele beoordeling 2.1.5 Het oordeel van de verzekeringsarts 2.1.6 Duurzaam arbeidsongeschikt of niet 2.1.7 Adviezen 2.2 Het bezoek aan de arbeidsdeskundige 2.2.1 Gangbare arbeid 2.2.2 Regels bij het selecteren van functies 2.2.3 Het oordeel van de arbeidsdeskundige 2.2.4 Re-integratievisie 2.2.5 Adviezen 2.3 De beslissing van het UWV Hoofdstuk 3 Klachten, bezwaar en beroep 3.1 Niet eens met de uitslag van de beoordeling 3.1.1 Bezwaar maken 3.1.2 In beroep gaan 3.2 Een klacht indienen Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Schema WIA De WIA-uitkeringen: IVA en WGA De functionele mogelijkhedenlijst Val ik onder de WAO of de WIA? Lijst met afkortingen Meer informatie op internet Belangengroepen van arbeidsongeschikten 1 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen Inleiding U bent al geruime tijd ziek en u krijgt binnenkort een beoordeling van uw arbeidsongeschiktheid: de WIA-beoordeling. De WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) is een regeling voor arbeidsongeschikte werknemers. Hoewel vaak het begrip keuring wordt gebruikt gaat het niet om een echte keuring, maar om de beoordeling of u recht heeft op een uitkering. Voor die beoordeling wordt onder andere gekeken naar uw medische klachten en beperkingen. Afhankelijk van de uitkomst daarvan zult u recht hebben op een WIA-uitkering of niet. De beoordeling is dus erg belangrijk. Met deze brochure geven wij u informatie over wat u kunt verwachten en adviezen over wat u zelf kunt doen, onder meer als het gaat om het voorbereiden van de beoordeling. U vindt het antwoord op de volgende vragen: • Wat is de WIA? • Wat gebeurt er bij de WIA-beoordeling? • Hoe kan ik mij voorbereiden op de beoordeling? • Wanneer krijg ik een uitkering? • Hoe hoog wordt mijn uitkering? • Hoe lang kan ik een uikering krijgen? • Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de uitslag van de beoordeling? Ook voor mensen met psychische klachten Voor mensen met psychische klachten staan in de tekst op veel plaatsen specifieke informatie en adviezen. Meer vragen? Mocht u na het lezen van deze brochure nog vragen hebben, dan kunt u altijd contact opnemen met één van de steunpunten in het land. De Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA) kan u doorverwijzen naar het steunpunt het dichtst bij u in de buurt. U kunt uw vraag ook stellen aan de Helpdesk van het Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W) en bij psychische klachten aan de Helpdesk van Stichting Pandora. Op de achterkant van deze brochure staat hoe u deze organisaties kunt bereiken. ! Deze informatie is bedoeld voor wie met de WIA te maken krijgt. Heeft u met de WAO te maken, dan is er een andere brochure beschikbaar, getiteld ‘Beoordeling arbeidsongeschiktheid. Informatie en tips over de WAO-, Wajong- en WAZ-keuring’. Vraag ernaar bij de organisaties die staan vermeld achterop de brochure. Weet u niet of u onder de WAO of onder de WIA valt? Kijk dan in Bijlage 4. Hoofdstuk 1 Wat u moet weten over de WIA Vanaf 1 januari 2006 geldt een nieuwe arbeidsongeschiktheidswet: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA is in de plaats gekomen van de WAO en regelt een uitkering bij arbeidsongeschiktheid en hulp om weer aan het werk te komen. 1.1 Geldt de WIA voor mij? De WIA geldt voor iedere werknemer die op of na 1 januari 2006 aanspraak maakt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Om aanspraak te kunnen maken op de WIA moet u op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden en gedurende twee jaar (104 weken) zijn gebleven. ! Had u minder dan vijf jaar geleden een WAO-uitkering, dan kan het zijn dat u niet onder de WIA valt maar onder de WAO. Dat geldt ook als u nog een gedeeltelijke WAO-uitkering heeft. Zie voor meer informatie Bijlage 4. 1.2 Een WIA-uitkering aanvragen U moet altijd zélf de WIA-uitkering aanvragen. Dit doet u bij het UWV, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Als u ongeveer twintig maanden ziek bent, krijgt u van het UWV een aanvraagformulier voor de WIA. Dit vult u in en stuurt u terug naar het UWV. ! De meeste werkgevers hebben de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verzekerd via het UWV. Uw werkgever kan de verzekering ook hebben afgesloten bij een verzekeringsmaatschappij. Is dat het geval, dan moet u de aanvraag tóch indienen bij het UWV. 1.3 Wat is arbeidsongeschiktheid? Arbeidsongeschiktheid is niet hetzelfde als de ziekte of de handicap. Arbeidsongeschiktheid heeft te maken met uw mogelijkheden om te werken. Met andere woorden, een bepaalde ziekte of een bepaalde handicap geeft niet automatisch recht op een uitkering. Als u wegens ziekte of handicap uw werk niet kunt doen, wil dat niet altijd zeggen dat u geen ander werk zou kunnen doen. Als u bijvoorbeeld na een auto-ongeluk aan een rolstoel gebonden bent, kunt u geen staand werk doen maar waarschijnlijk wel zittend werk. Het is dus niet zo dat iedereen die ziek is of gehandicapt automatisch ook arbeidsongeschikt is. Een kantoormedewerker die bijvoorbeeld in een rolstoel is beland, zou na enkele aanpassingen zijn oude werk weer kunnen oppakken. Iemand die depressief is kan soms, bijvoorbeeld met flexibele werktijden, nog goed functioneren. 2 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 1.3.1 Arbeidsongeschiktheid volgens de WIA Om te bepalen of u recht heeft op een WIA-uitkering kijkt het UWV bij de WIAbeoordeling welke mogelijkheden u heeft om te werken; in uw oude functie of in een andere functie. Nadat is vastgesteld of u nog werkzaamheden zou kunnen verrichten, wordt bekeken wat u daarmee zou kunnen verdienen. Met andere woorden: het UWV stelt vast wat uw capaciteit is om met werk nog inkomen te verdienen. Dat heet uw verdiencapaciteit. ! Bij de beoordeling moet het UWV enkele functies selecteren die u, ondanks uw beperkingen, zou kunnen uitoefenen. Het is niet zo dat u dit ook echt moet doen, alleen het feit dat u het zou kunnen is al voldoende. Het UWV hoeft ook niet te bewijzen dat er vacatures zijn of dat u dat werk ook echt kunt krijgen. 1.3.2 Volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt Met het vaststellen van uw verdiencapaciteit is bepaald hoeveel u (in theorie) nog zou kunnen verdienen. Uw verdiencapaciteit wordt vergeleken met uw oude loon. Het verschil bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit wordt uitgedrukt in procenten: uw arbeidsongeschiktheidspercentage. Voorbeeld Meneer Jansen verdiende 3000 euro voordat hij ziek werd. Het UWV heeft vastgesteld dat hij, ondanks zijn aandoening, met ander werk (in theorie) nog 1500 euro zou kunnen verdienen (zijn verdiencapaciteit). Meneer Jansen heeft dan een verlies aan verdienmogelijkheid van 3000 – 1500 = 1500 euro. Hij kan dus de helft, of 50%, van zijn oude loon niet meer verdienen. Meneer Jansen is dan 50% arbeidsongeschikt. Het UWV maakt onderscheid tussen volledige en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Als u volgens het UWV minder dan 20% van uw oude loon zou kunnen verdienen, heeft u een verlies aan verdiencapaciteit van meer dan 80%. U bent dan meer dan 80% arbeidsongeschikt. Als u ten minste 80% arbeidsongeschikt bent, heet dat volledig arbeidsongeschikt . Als u volgens het UWV meer dan 20% van uw oude loon zou kunnen verdienen, bent u minder dan 80% arbeidsongeschikt. Dat heet gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Het maakt voor uw recht op een WIA-uitkering veel verschil of u volledig arbeidsongeschikt bent of gedeeltelijk arbeidsongeschikt. 1.4 Heb ik recht op een WIA-uitkering? Om recht te hebben op een WIA-uitkering moet u ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn. ! Als u minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, gaat men ervan uit dat u in dienst blijft bij uw werkgever of op zoek gaat naar ander werk. U krijgt geen arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als u geen werk heeft, kunt u mogelijk wel in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Voor wie méér dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft de WIA twee verschillende uitkeringsregelingen: • De IVA (Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten) • De WGA (Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) Om te bepalen welke regeling voor u geldt, zal het UWV bekijken welke van de drie volgende situaties op u van toepassing is. 1. U bent volledig arbeidsongeschikt en er is geen of weinig kans op herstel In dat geval heeft u recht op een IVA-uitkering van 70% van het loon dat u verdiende voordat u ziek werd. Deze uitkering kan maximaal doorlopen totdat u 65 jaar wordt. U wordt niet meer opnieuw gekeurd, tenzij er (tegen de verwachting in) medisch herstel optreedt of u in de praktijk bewijst dat u toch in staat bent om meer dan 20% van uw oude loon te verdienen. ! Heeft het UWV bij de beoordeling vastgesteld dat er twijfel is over de vraag of er nog uitzicht is op herstel, dan wordt u de eerste vijf jaar ieder jaar opnieuw gekeurd. Als uw situatie onveranderd is, blijft uw IVA-uitkering gewoon doorlopen. Als er sprake is van (enig) herstel, dan wordt uw IVA-uitkering gestopt. U heeft dan waarschijnlijk nog wel recht op een WGA-uitkering. 2. U bent volledig arbeidsongeschikt maar er is kans op herstel In dat geval heeft u recht op een WGA-uitkering van 70% van het loon dat u verdiende voordat u ziek werd. Omdat er kans bestaat dat u geheel of gedeeltelijk herstelt, zal het UWV u van tijd tot tijd oproepen voor een herbeoordeling. Als uw situatie onveranderd is, blijft uw uitkering gewoon doorlopen. Verbetering van uw situatie kan gevolgen hebben voor uw uitkering. Als u gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard, heeft u mogelijk nog recht op een andere WGA-uitkering. Het kan ook zijn dat u het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest, omdat u minder dan 35% arbeidsongeschikt bent of volledig geschikt wordt verklaard voor arbeid. 3. U bent gedeeltelijk (maar ten minste 35%) arbeidsongeschikt In dat geval heeft u recht op een WGA-uitkering. De hoogte daarvan is afhankelijk van de vraag of u naast uw uitkering inkomen heeft uit arbeid en hoe hoog dat inkomen is. U moet uw best doen om aan het werk te blijven of om weer aan het werk te komen. Als uw medische situatie of inkomen verandert, kunt u worden opgeroepen voor een herbeoordeling. ! Bij de uitkering is altijd sprake van een maximumloon dat verzekerd is. Over het bedrag dat u meer verdiende krijgt u geen uitkering. 3 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen 1.5 Van wie krijg ik de uitkering? De IVA-uitkering wordt altijd uitbetaald door het UWV. De WGA-uitkering wordt meestal uitbetaald door het UWV, maar het kan ook zijn dat uw werkgever dat doet. Het laatste is het geval als uw werkgever ervoor heeft gekozen om het risico van de WGA-uitkering zelf te dragen. Meestal zal hij dat risico dan verzekeren bij een private verzekeringsmaatschappij. Uw werkgever kan u hierover inlichten. 1.6 Rechten en plichten In de WIA is geregeld dat u rechten en plichten heeft. Dat geldt niet alleen voor u maar ook voor uw werkgever en voor het UWV. We zullen hier een paar belangrijke punten noemen waarmee u rekening kunt houden. • Ontvangt u een WGA-uitkering, dan heeft u recht op ondersteuning bij uw re-integratie. Van wie u deze ondersteuning kunt krijgen, hangt af van de volgende situaties. - Als uw werkgever het risico bij het UWV onderbrengt, dan ontvangt u uw uitkering van het UWV en is het UWV verantwoordelijk voor uw re-integratie. - Als uw werkgever zelf het risico draagt en u wordt gedeeltelijk arbeidsongeschikt, dan betaalt hij een aantal jaren zelf uw uitkering en is hij al die tijd zelf verantwoordelijk voor hulp bij uw re-integratie. • Volgens de WIA bent u verplicht om uw herstel zoveel mogelijk te bevorderen en te voorkomen dat uw gezondheid achteruitgaat. Dat wil niet zeggen dat het UWV of uw werkgever u kan verplichten om bepaalde medicatie te nemen of een bepaalde therapie te volgen; ook niet als deze in de reguliere geneeskunde gebruikelijk zijn. U moet wel kunnen aantonen dat u zich echt inspant om te herstellen. Een bezoekje aan de huisarts is niet voldoende. Het is verstandig specialistische behandeling te zoeken. • Volgens de WIA bent u verplicht om alles te melden dat van invloed kan zijn op uw uitkering. Bijvoorbeeld veranderingen in uw gezondheid, het resultaat van een therapie of een operatie, maar ook veranderingen in inkomen uit arbeid. • Het UWV kan u een boete geven of een korting op uw uitkering opleggen (een sanctie). In ernstige gevallen kan het UWV uw uitkering zelfs stopzetten. Bijvoorbeeld als u zich niet voldoende inspant om weer (gedeeltelijk) aan het werk te komen of als u belangrijke informatie over uw gezondheid achterhoudt. Heeft uw werkgever ervoor gekozen om zelf het risico te dragen, dan heeft hij ook de bevoegdheid een sanctie op te leggen. • Beslissingen van het UWV vallen onder de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht. Dit betekent onder andere dat het UWV de beslissing over uw uitkering of over het opleggen van een sanctie zorgvuldig moet motiveren. Bovendien is het UWV gebonden aan termijnen waarbinnen een beslissing moet worden genomen. • U heeft het recht om bezwaar te maken tegen een beslissing. Bij een beslissing van het UWV gaat u in bezwaar bij het UWV. Het UWV heeft een bezwaarprocedure. U wordt daar standaard bij elke beslissing op gewezen. Bij een beslissing van uw werkgever gaat u in bezwaar bij uw werkgever. Uw werkgever moet hiervoor zelf een bezwaarprocedure inrichten. Uw werkgever of het UWV moet een formele uitspraak doen over uw bezwaar en u hiervan schriftelijk in kennis stellen. Als u het niet eens bent met deze uitspraak, dan kunt u hiertegen in beroep gaan bij de rechtbank. Voor meer informatie: zie Hoofdstuk 3. • U heeft het recht om uw dossier in te zien. Bovendien mag u wijzigingen aanbrengen als iets niet klopt of niet compleet is. Dat wil zeggen dat het UWV of uw werkgever uw opmerkingen als aanvulling zal opnemen in het dossier. Als u in bezwaar of in beroep gaat, kunt u, of kan uw vertegenwoordiger (een hulpverlener of advocaat) een kopie van uw dossier opvragen. • Als u klachten heeft over de behandeling door het UWV, de gang van zaken, het gebrek aan informatie of hoe u bent bejegend, kunt u een klacht indienen. Hoofdstuk 2 De WIA-beoordeling Hoewel vaak wordt gesproken over een keuring gaat het in feite om een beoordeling van uw recht op een uitkering. Het UWV moet beoordelen of u volgens de WIA arbeidsongeschikt bent en voor hoeveel procent. Dit bepaalt of u recht heeft op een volledige uitkering, een gedeeltelijke uitkering of dat u helemaal geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Om de mate van uw arbeidsongeschiktheid te beoordelen, krijgt u twee gesprekken. Eerst heeft u een gesprek met de verzekeringsarts en vervolgens met de arbeidsdeskundige van het UWV. Uiteindelijk krijgt u van het UWV een offi ciële beslissing over uw arbeids(on)geschiktheid en over uw recht op een uitkering. 2.1 Het bezoek aan de verzekeringsarts De verzekeringsarts van het UWV is geen arts die een diagnose stelt en een behandeling voorschrijft. De verzekeringsarts heeft tot taak uw medische situatie in kaart te brengen en uw belastbaarheid vast te stellen. Met belastbaarheid wordt bedoeld hoeveel werk u aankunt en wat voor werk. De verzekeringsarts bekijkt of u zich goed kunt concentreren, of u kunt tillen, staan, lopen, enzovoort. Bij de WIA-beoordeling wordt dus uw medische situatie onderzocht om te beoordelen wat uw beperkingen en mogelijkheden zijn voor het verrichten van betaald werk. De verzekeringsarts doet dit aan de hand van uw dossier, eigen onderzoek en/of medische gegevens van uw huisarts of specialist. 4 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 Om vast te stellen wat uw belastbaarheid is, zal de verzekeringsarts vragen naar uw huidige dagbesteding. Wat doet u zoal vanaf het moment dat u opstaat tot het moment dat u naar bed gaat? Bij deze vraag kunnen zaken als werk, uw hobby’s, vrijwilligerswerk of het huishouden aan de orde komen. Daarom is het belangrijk om u goed op dit gesprek voor te bereiden. ! Als u de indruk krijgt dat de verzekeringsarts niet zorgvuldig genoeg naar uw situatie kijkt, breng dit dan meteen in het gesprek naar voren. Ook daarvoor is het belangrijk dat u zich goed voorbereidt. Wat u mee moet nemen Wanneer u naar de verzekeringsarts gaat, neemt u dan in ieder geval mee: • de uitnodigingsbrief; • een identiteitsbewijs (paspoort of identiteitskaart) (let op: geen rijbewijs!); • de naam en het adres van uw huisarts; • de naam en het adres van andere behandelaars, zoals specialist, therapeut, psychiater, als u daar onder behandeling bent (geweest); • medicijnen die u gebruikt (in originele verpakking); • een lijstje met punten waar u het zelf over wilt hebben. 2.1.1 De functionele mogelijkhedenlijst Bij de vaststelling en weergave van uw beperkingen maakt de verzekeringsarts gebruik van de functionele mogelijkhedenlijst. Deze lijst geeft een overzicht van uw mogelijkheden om in het algemeen gedurende een werkdag van acht uur te functioneren. De lijst is ingedeeld in zes rubrieken: 1. Het persoonlijk functioneren 2. Het sociaal functioneren 3. De werkplek (aanpassing aan fysieke omgevingseisen) 4. Bewegen 5. Statische houdingen 6. Werktijden Elke rubriek is weer onderverdeeld in een aantal aandachtspunten en over al deze punten moet de verzekeringsarts een oordeel geven. De verzekeringsarts geeft zijn voornaamste bevindingen weer op een samenvattend formulier. Uw functionele mogelijkhedenlijst is belangrijk voor de uitkomst van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Meer informatie over de functionele mogelijkhedenlijst vindt u in Bijlage 3. 2.1.2 Het gaat niet om uw ziekte maar om uw beperkingen De beperkingen, die in kaart worden gebracht, moeten samenhangen met ziekte, gebreken of een ongeval. Ze moeten medisch objectief aantoonbaar zijn. Het hebben van een bepaalde ziekte of handicap is op zichzelf dus niet voldoende om arbeidsongeschikt te zijn en recht te hebben op een uitkering. Ook een diagnose van de huisarts of specialist is niet genoeg. Het gaat om de beperkingen die u ondervindt bij het verrichten van arbeid als gevolg van de aandoening of de handicap. Bovendien zal het UWV moeten vaststellen of de gevolgen zijn te vermijden of te voorkomen. Bijvoorbeeld met medicatie, therapie of met aanpassing van de werkplek of werkomstandigheden. Als u bepaalde klachten heeft waarvan uw huisarts of specialist niet de oorzaak kan vaststellen, dan is het voor de verzekeringsarts moeilijk om te beoordelen of u arbeidsongeschikt bent. Daarom kan het belangrijk zijn dat uw behandelend arts nauwkeurig uw klachten beschrijft zoals hij die heeft kunnen vaststellen. De verzekeringsarts hoeft dan niet alleen op uw verhaal af te gaan. Bij sommige klachten is dat moeilijk precies vast te stellen, zoals bij pijn of vermoeidheid. Dat geldt zelfs als er wel een duidelijke diagnose is gesteld, zoals bij ME/CVS, whiplash, HIV of kanker. 2.1.3 Volledig arbeidsongeschikt om psychische redenen De verzekeringsarts kan mensen met psychische klachten alleen volledig arbeidsongeschikt verklaren als er sprake is van ‘persoonlijk en sociaal disfunctioneren’. Persoonlijk en sociaal disfunctioneren heeft betrekking op de rollen die iemand vervult op drie terreinen: • De zelfverzorging: De zelfverzorging in het dagelijks leven, het zelfstandig initiatief kunnen nemen tot noodzakelijke handelingen zoals hygiëne, dagritme en de structurering die iemand in zijn dagelijks leven aanbrengt. • Het samenlevingsverband: Relaties met onder andere partners, ouders of kinderen. • De sociale contacten buiten het gezin inclusief het onderhouden van werkrelaties: Relaties met vrienden of familie en omgang met minder vertrouwde omgeving, winkelen, hobby’s, sport, vakanties, verenigingen en uitgaan, en relaties op het werk of vrijwilligerswerk. Als u op geen van deze terreinen functioneert, verklaart het UWV u volledig arbeidsongeschikt. Het kan zijn dat u in dat geval eerst nog door een tweede verzekeringsarts moet worden beoordeeld. 2.1.4 Dubbele beoordeling U kunt te maken krijgen met een dubbele beoordeling. Dat is een beoordeling waarbij twee verzekeringsartsen, onafhankelijk van elkaar, een medisch oordeel geven over uw arbeidsongeschiktheid. Zo’n dubbele beoordeling geldt niet voor iedereen, maar vooral voor mensen met ziektebeelden waarvan bepaalde klachten moeilijk zijn vast te stellen en voor de meeste psychische klachten. Als een verzekeringsarts oordeelt dat iemand uit deze categorie volledig arbeidsongeschikt is of geen volle werkweek of werkdag kan werken, kan een dubbele beoordeling plaatsvinden. 5 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen 2.1.5 Het oordeel van de verzekeringsarts Blijkt uit uw functionele mogelijkhedenlijst dat er beperkingen zijn, dan beoordeelt de verzekeringsarts of er medisch gezien nog mogelijkheden zijn om duurzaam te werken. Is het antwoord ‘ja’, dan gaat de functionele mogelijkhedenlijst plus de rapportage van de verzekeringsarts naar de arbeidsdeskundige. U krijgt daarna een oproep voor een bezoek aan de arbeidsdeskundige. Het kan ook zijn dat de verzekeringsarts u op medische gronden volledig arbeidsongeschikt verklaart. Naar zijn mening heeft u dan geen mogelijkheid om betaald werk te verrichten. In dat geval hoeft u niet naar de arbeidsdeskundige. U kunt dan wel te maken krijgen met een dubbele beoordeling. 2.1.6 Duurzaam arbeidsongeschikt of niet Als u volledig arbeidsongeschikt wordt verklaard, moet de verzekeringsarts ook nog vaststellen of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Duurzaam wil zeggen dat er geen of maar een heel geringe kans is op verbetering van uw medische situatie. Dat is van belang om te kunnen bepalen of u in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. U moet dan namelijk niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt zijn. 2.1.7 Adviezen Bij de voorbereiding op het gesprek met de verzekeringsarts kunt u de volgende adviezen gebruiken. -» Advies: bereid u zorgvuldig voor Bereid u zorgvuldig voor op het gesprek met de verzekeringsarts. Ga voor uzelf na wat uw mogelijkheden en uw beperkingen zijn, niet alleen in uw dagelijkse bezigheden, maar ook als het gaat om werk dat u een hele dag moet doen. Wie langdurig ziek is, leert in zekere zin leven met sommige klachten. Ze worden min of meer ‘gewoon’ en je staat er minder bij stil. Toch kunnen de klachten het werken en andere activiteiten belemmeren. Als u nog tijd heeft voor de WIA-beoordeling kan het verstandig zijn om bijvoorbeeld een maand lang dagelijks op te schrijven wat uw klachten zijn en hoe ze u belemmeren bij uw bezigheden. Ook de hevigheid van de klacht is van belang. Noteer ook wat er gebeurt als u bepaalde handelingen heeft verricht. Moet u bijvoorbeeld rusten nadat u bent opgestaan en uzelf heeft gewassen en aangekleed? Kunt u uw (klein)kind optillen? Kunt u uw aandacht vasthouden bij bepaalde bezigheden of bent u snel afgeleid of moe? Heeft u moeite met bepaalde huishoudelijke werkzaamheden, met boodschappen doen? Ga hierbij niet alleen uit van uw ‘goede’ dagen, maar ook van de dagen waarop u zich wat minder voelt. Noteer het ook als uw klachten gedurende een dag sterk wisselen in aard en intensiteit. Een lijst met aandachtspunten vindt u in Bijlage 3. Deze kunt u gebruiken als hulpmiddel. -» Advies: wees realistisch Soms is het moeilijk te accepteren dat u door uw gezondheidstoestand (voorlopig) niet meer kunt werken. Sommige mensen houden zich erg groot; vooral als het gaat om psychische klachten. Wees realistisch en pas op met uitspraken als ‘ik wil heel graag weer werken’. U bent misschien geneigd dat soort dingen te zeggen omdat u natuurlijk graag weer gezond wilt zijn of omdat u niet wilt dat de verzekeringsarts denkt dat u overdrijft. De verzekeringsarts zal dergelijke uitspraken kunnen uitleggen alsof u in principe weer betaald werk aankunt. Aan de andere kant moet u uw klachten ook weer niet overdrijven. U zult dan zeker niet serieus worden genomen. -» Advies: oefen alvast het gesprek met de verzekeringsarts U kunt ook iemand vragen om u te helpen bij het oefenen van het gesprek. Vraag iemand die u redelijk goed kent om u kritische vragen te stellen. Zo oefent u het onder woorden brengen van uw klachten en het geven van voorbeelden. Ook went u er al wat aan te praten over onderwerpen die gevoelig liggen of moeilijk zijn uit te leggen. -» Advies: beschrijf uw ziektegeschiedenis Vergeet niet uw ziektegeschiedenis nog eens op een rijtje te zetten. Ook dat kan aan de orde komen. Neem gerust uw eigen notities mee, zodat u zo min mogelijk vergeet te vertellen. Het is belangrijk dat u kunt aantonen welke stappen u heeft genomen en dat u specialistische hulp heeft gezocht. Bedenk wel dat de verzekeringsarts niet alleen geïnteresseerd is in het verleden, maar vooral kijkt naar wat u op dit moment en in de toekomst nog kunt. Bent u langere tijd niet meer onder medische behandeling en/of controle, leg dan uit waarom dat is. Is het omdat u genezen bent of omdat genezing niet mogelijk is? -» Advies: neem iemand mee U mag iemand meenemen, niet alleen tot in het gebouw, maar ook naar het gesprek met de verzekeringsarts. Dit kan uw partner zijn, een kennis of uw sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Misschien wil een vrijwilliger van een belangengroep u wel vergezellen. Twee weten en horen altijd meer dan één. Bereid het gesprek voor met degene die meegaat. Welke punten zijn voor u belangrijk? Misschien bent u bang dat u door de arts wordt overdonderd en niet goed voor uzelf kunt opkomen. Of dat u erg emotioneel wordt en daardoor uw situatie niet goed kunt uitleggen of zaken vergeet. Bedenk hoe de ander u in deze situaties zou kunnen helpen. Maak duidelijke afspraken met de persoon die u vergezelt. U doet het woord, de ander luistert en kan hooguit een verduidelijkende vraag stellen als u bijvoorbeeld iets niet begrijpt of als uw standpunten niet duidelijk genoeg overkomen. De vertrouwenspersoon kan u ook steunen als u even de draad van het gesprek kwijt bent, als u een belangrijk punt vergeet te noemen of als u emotioneel wordt. Het kan gebeuren, dat de arts uw begeleider of vertrouwenspersoon verzoekt zich terug te trekken tijdens het gesprek of het onderzoek. De arts mag dat alleen doen als er een duidelijke aanleiding is dat zijn of haar (verdere) aanwezigheid het gesprek of het onderzoek verstoort. Zo komt het wel voor dat een begeleider uit betrokkenheid uitbarst in verontwaardiging, het gesprek overneemt en niet meer is te kalmeren. De verzekeringsarts kan uw begeleider of vertrouwenspersoon verzoeken zich terug te trekken tijdens het lichamelijk onderzoek. De arts kan dit echter niet verplichten. Als u dat wilt, mag deze persoon ook bij het lichamelijk onderzoek aanwezig zijn. 6 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 -» Advies: zoek deskundige informatie Een verzekeringsarts heeft niet van alle aandoeningen evenveel verstand. Bovendien ontwikkelt de medische wetenschap zich steeds verder. Daarom kan het belangrijk zijn om deskundige informatie te zoeken. Deze informatie kunt u dan aan de verzekeringsarts geven of u kunt hem erop wijzen. Zeker bij moeilijk te meten klachten als pijn en vermoeidheid is dat belangrijk, maar ook bij klachten die sterk wisselen gedurende de dag of per dag. U kunt voor deskundige informatie meestal goed terecht bij uw behandelaar en de betreffende patiëntenvereniging. Uw behandelaar of therapeut kan u helpen met het op een rijtje zetten van uw klachten. Hij kan ook, als u dat wilt, de verzekeringsarts informatie geven over uw psychische en lichamelijke gezondheid en over mogelijk herstel in de toekomst. Het is dan verstandig om dat eerst met u door te nemen. Dat geldt ook als u wilt dat de verzekeringsarts informatie opvraagt bij uw behandelaar. De verzekeringsarts moet uw toestemming hebben om contact te leggen met uw behandelaar. Geef alleen toestemming om informatie uit te wisselen over zaken die voor de beoordeling van belang zijn. ! Huisartsen, specialisten en andere behandelaars kunnen geen uitspraken doen over uw arbeidsgeschiktheid. Zij kunnen alleen een oordeel geven over uw medische situatie en eventuele behandeling en herstel. Alleen de verzekeringsarts bepaalt of u wel of niet kunt werken. -»Advies: vertel hoe u de beoordeling ervaart De WIA-beoordeling kan veel spanning opleveren. De meeste mensen zien er erg tegenop. Dat geldt zeker voor mensen met psychische klachten. Laat de verzekeringsarts weten wat de oproep met u heeft gedaan. Het kan bijvoorbeeld dat u overstuur bent geraakt. Dit kan betekenen dat u tijdens het gesprek nog erg gevoelig bent voor stress of druk of dat u zich erg onzeker voelt. -» Advies: vraag naar de uitslag Vraag aan de verzekeringsarts, bij voorkeur aan het begin van het gesprek, of hij de belangrijkste onderwerpen van het gesprek en de afspraken wil noteren. En vraag aan het eind van het gesprek wat de arts gaat adviseren. Mocht u na het gesprek van mening zijn dat u uw situatie onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken, aarzel dan niet om dit alsnog te laten weten aan de verzekeringsarts. U kunt dit schriftelijk doen (bewaar zelf wel een kopie!); uw reactie wordt dan aan uw dossier toegevoegd. Vraag ook of u de medische rapportage en de functionele mogelijkhedenlijst thuis gestuurd kunt krijgen. Geef aan dat u deze gegevens zo snel mogelijk wilt ontvangen; in ieder geval voor het gesprek met de arbeidsdeskundige, zodat u zich goed kunt voorbereiden op dat gesprek. Als de gegevens niet overeenkomen met uw eigen bevindingen, kunt u bovendien tijdig aan de bel trekken. 2.2 Het bezoek aan de arbeidsdeskundige Wanneer de verzekeringsarts verwacht dat u, ondanks uw beperkingen, nog mogelijkheden voor betaald werk heeft, volgt een afspraak met de arbeidsdeskundige van het UWV. De arbeidsdeskundige gaat na of u nog in staat bent geheel of gedeeltelijk in uw eigen inkomen te voorzien. Hij bepaalt ook uw arbeidsongeschiktheidspercentage. Als u mogelijkheden heeft om betaald werk te verrichten, zal de arbeidsdeskundige ook een re-integratievisie opstellen (zie ook 2.2.4). Hierin beschrijft hij welke kansen u nog heeft op werk en wat er nog kan of moet gebeuren om deze kansen te verbeteren. 2.2.1 Gangbare arbeid De arbeidsdeskundige beoordeelt in eerste instantie of u nog in staat bent uw eigen werk te doen. En of hiervoor aanpassingen nodig zijn. Daarnaast wordt bekeken welk ander werk u nog zou kunnen verrichten. Hierbij geldt het criterium van gangbare arbeid. Dit betekent dat alle functies in aanmerking komen die in Nederland gebruikelijk zijn op de arbeidsmarkt. Het kunnen ook functies zijn waarvoor een lagere opleiding is vereist dan uw eigen opleidingsniveau. De arbeidsdeskundige heeft de functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts. Hij gebruikt deze lijst om functies voor u te zoeken. Bovendien worden ook andere gegevens van u gebruikt, zoals uw opleidings- en beroepsniveau. Als de arbeidsdeskundige geschikte functies voor u heeft gevonden, dan zal hij deze weergeven op een arbeidsmogelijkhedenlijst. Per functie wordt een korte beschrijving gegeven van de handelingen die daarbij moeten worden verricht. Ook staat er op de lijst hoeveel u met deze functie zou kunnen verdienen. ! Op de arbeidsmogelijkhedenlijst staan alleen maar functies die u in theorie nog zou kunnen doen. Zij worden alleen gebruikt voor de beoordeling van uw arbeidsongeschiktheid en zijn niet direct bedoeld voor uw reintegratie. U hoeft dus ook niet op die functies te solliciteren. Misschien zijn er niet eens vacatures voor de genoemde functies. 2.2.2 Regels bij het selecteren van functies De arbeidsdeskundige moet zich aan een aantal regels houden, de arbeidskundige criteria, om te kunnen beoordelen of u nog zou kunnen werken. Belangrijke criteria zijn: • De arbeidsdeskundige moet minstens drie geschikte functies voor u vinden. • Er mogen functies worden geselecteerd waarvoor u zich met relatief weinig moeite en binnen zes maanden kunt kwalifi ceren (bijvoorbeeld met een taal- of computercursus). • Als u in deeltijd werkte mag de arbeidsdeskundige ook voltijdbanen voor u selecteren. Hierbij moet hij wel rekening houden met het maximale aantal uren per week of per dag dat u volgens de verzekeringsarts kunt werken. • Er mogen functies worden geselecteerd met een afwijkend of wisselend arbeidspatroon, zoals ploegendienst. Een uitzondering geldt voor arbeid tussen 00.00 en 06.00 uur, tenzij u dat werk al deed voordat u ziek werd. 7 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen 2.2.3 Het oordeel van de arbeidsdeskundige Als de arbeidsdeskundige geen of onvoldoende functies kan vinden, dan wordt u volledig arbeidsongeschikt verklaard. Wanneer er voor u wel geschikte functies zijn gevonden, gaat de arbeidsdeskundige verder aan de slag. Hij maakt dan een vergelijking tussen hetgeen u (in theorie) met die functies nog zou kunnen verdienen en het bedrag dat u zou hebben verdiend wanneer u niet arbeidsongeschikt was geworden. Als u werkt wordt gekeken wat u daarmee verdient. ! Als de arbeidsdeskundige u volledig arbeidsongeschikt verklaart, kunt u te maken krijgen met een dubbele beoordeling. Een andere arbeidsdeskundige zal u dan nogmaals beoordelen. Als het uiteindelijke oordeel is dat u volledig arbeidsongeschikt bent, zal de verzekeringsarts nog bekijken of er bij u sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. U wordt hiervoor echter niet meer opgeroepen. 2.2.4 Re-integratievisie In het gesprek met de arbeidsdeskundige komen ook uw mogelijkheden om weer aan het werk te gaan aan de orde. Op basis van het gesprek stelt de arbeidsdeskundige de zogenaamde re-integratievisie op, waarin hij aangeeft welke mogelijkheden u heeft of wat u nodig heeft om weer aan het werk te komen. Met behulp van de reïntegatievisie gaat u samen met het UWV of uw werkgever aan de slag, afhankelijk van wie verantwoordelijk is voor uw re-integratie. Is het UWV verantwoordelijk voor uw re-integratie, dan krijgt u een apart gesprek waarin u uw voorkeuren en wensen duidelijk kunt maken. Als u ondersteuning nodig heeft, kan het UWV een re-integratiebedrijf opdracht geven om u naar werk te begeleiden. Of u kunt met behulp van de individuele reintegratieovereenkomst (IRO) zelf uw eigen re-integratiebedrijf kiezen en uw eigen traject vormgeven. 2.2.5 Adviezen Bij het gesprek met de arbeidsdeskundige kunt u mogelijk de volgende adviezen gebruiken. -» Advies: neem iemand mee Wij adviseren u om iemand mee te nemen, liefst dezelfde persoon die ook bij het gesprek met de verzekeringsarts was. U voert het woord en uw begeleider stelt zonodig de verduidelijkende vragen. -» Advies: vraag om de arbeidsmogelijkhedenlijst Vraag of u de arbeidsmogelijkhedenlijst kunt krijgen. U kunt per functie ook vragen naar een uitgebreide beschrijving. Zo kunt u controleren of de functies waarvoor u geschikt wordt gevonden ook kloppen met uw beperkingen. U kunt dan bijvoorbeeld bekijken of u in zo’n functie niet te lang moet staan, te zwaar moet tillen of onder druk moet werken. Zaken die u in alle gevallen moet controleren, zijn: • Past de functie bij uw opleidingsniveau? De functie mag geen hogere opleiding vereisen dan uw werkelijke opleidingsniveau, (iets) lager mag wel. • Klopt het arbeidspatroon? Is een volledige werkweek mogelijk volgens de verzekeringsarts? Hoeveel uren per werkdag kunt u werken en is dat alle dagen hetzelfde? 2.3 De beslissing van het UWV Nadat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hun oordeel hebben afgerond, krijgt u de beslissing van het UWV thuisgestuurd. Meestal gebeurt dat binnen een paar weken. De offi ciële beslissing van het UWV is de brief waarin uw arbeidsongeschiktheidspercentage en de ingangsdatum van uw uitkering staat vermeld, als u daar tenminste recht op heeft. Ook staat in de brief dat u binnen zes weken bezwaar kunt aantekenen als u het niet met de beslissing eens bent. Hoofdstuk 3 Klachten, bezwaar en beroep De beslissing is gevallen. De rondgang langs instanties houdt echter vaak niet op bij de beslissing. Bijvoorbeeld als u het niet eens bent met de beslissing en bezwaar wilt maken. Of als u een klacht wilt indienen. 3.1 Niet eens met de uitslag van de beoordeling Als u het niet eens bent met de uitkomst van de beoordeling, kunt u bezwaar maken tegen de offi ciële beslissing van het UWV. Dat is de brief waarin uw arbeidsongeschiktheidspercentage en de ingangsdatum van uw uitkering staan vermeld. Na een bezwaarprocedure kunt u eventueel nog in beroep gaan. ! Voor zowel de bezwaarprocedure als de beroepsprocedure geldt dat deze geen zogenoemde opschortende werking heeft. Dit betekent dat de beslissing van kracht blijft totdat u de bezwaar- of beroepsprocedure heeft gewonnen. Pas dan wordt de beslissing ingetrokken of gewijzigd. Tot dat moment moet u dus uw verplichtingen nakomen. 3.1.1 Bezwaar maken Bent u het oneens met de beslissing, dan kunt u bij het UWV bezwaar maken. Dat moet gebeuren binnen zes weken na datum van ontvangst van de beslissing. Bezwaar maakt u door het schrijven van een brief, het bezwaarschrift. U moet dit bezwaarschrift sturen naar de afdeling Bezwaar en Beroep van het UWV in uw regio. Doe er een kopie bij van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. Zet op de envelop ‘bezwaarschrift’ en stuur de brief aangetekend op. In het bezwaarschrift moet minimaal het volgende staan. • uw naam, adres en telefoonnummer; • uw sofi -nummer of uw UWV-registratienummer; • de datum; 8 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 • u moet letterlijk schrijven: ‘bezwaarschrift’ of ‘ik maak bezwaar’; • een omschrijving van de beslissing waartegen het bezwaar zich richt, noem ook de datum en het kenmerk van de brief waarin de beslissing staat; • de redenen van het bezwaar; • uw handtekening. Voorbeelden van een bezwaarschrift kunt u krijgen bij de organisaties achterop deze brochure. -» Advies: bewaar zelf een kopie van uw bezwaarschrift -» Advies: vraag eerst uw dossier op Voor een goede voorbereiding van uw bezwaar is het verstandig vooraf inzage te vragen in uw dossier bij het UWV. U kunt uw bezwaar beter beargumenteren als u weet wat er in uw dossier staat. Houd wel de bezwaartermijn van zes weken in de gaten! Als u het niet redt binnen zes weken, kunt u eerst een voorlopig bezwaarschrift sturen waarin u schrijft dat u uw motivatie nog zult nasturen. -» Advies: Laat u bijstaan door een deskundige Dit kan bijvoorbeeld een deskundige vrijwilliger van een belangenorganisatie zijn, een medewerker van het Juridisch Loket of een advocaat met verstand van sociale zekerheid. Zij kunnen het bezwaarschrift voor u opstellen of u adviseren. Zij kunnen u ook begeleiden tijdens de bezwaarprocedure. Als u uw bezwaarschrift heeft opgestuurd, krijgt u van het UWV een ontvangstbevestiging. Daarna wordt u meestal uitgenodigd om tijdens een hoorzitting uw bezwaar te komen toelichten. U kunt een begeleider meenemen. Het UWV moet binnen 13 weken over het bezwaarschrift beslissen. De termijn van 13 weken geldt niet voor zaken waarbij uw bezwaar zich richt op de medische beslissing. In dat geval moet de afhandeling binnen 17 weken plaatsvinden. Als er medisch advies nodig is, is de termijn zelfs 21 weken. Het UWV kan de termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Verder uitstel is alleen mogelijk met uw instemming. 3.1.2 In beroep gaan Als u het niet eens bent met de beslissing over het bezwaarschrift, kunt u in beroep gaan bij de Arrondissementsrechtbank. De termijn waarbinnen u beroep moet aantekenen is zes weken na dagtekening van de beslissing over het bezwaarschrift. Om tijd te winnen kunt u een voorlopig beroepschrift indienen, waarin u vermeldt dat u uw argumenten nog zult nasturen. Een beroepsprocedure is niet gratis. U moet bijvoorbeeld griffi erecht betalen en juridische ondersteuning regelen. Als u (gedeeltelijk) in het gelijk wordt gesteld door de rechter, kunt u de proceskosten vergoed krijgen. -» Advies: Laat u bijstaan door een deskundige U kunt zelf het woord voeren, maar wij raden u aan juridische ondersteuning in te schakelen, zoals een gespecialiseerde advocaat. Als u een rechtsbijstandsverzekering heeft of lid bent van een vakbond, kunt u een beroep op hun dienstverlening doen. Als u een laag inkomen en weinig vermogen heeft, kunt u een beroep doen op gefinancierde rechtsbijstand via het Juridisch Loket. Afhankelijk van uw inkomen, moet u een eigen bijdrage betalen. In hoger beroep gaan Als u het niet eens bent met de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank, kunt u nog in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep. Het hoger beroep moet u binnen zes weken na de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank instellen. 3.2 Een klacht indienen Bent u ontevreden over de wijze waarop (een medewerker van) het UWV u heeft behandeld? U kunt dan een klacht indienen. Bij klachten gaat het meestal om situaties waarin: • u onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen; • u te lang heeft moeten wachten op een beslissing, de uitkering of voorziening; • u slecht bent behandeld; • de medewerkers van het UWV zich niet aan afspraken houden of onbeleefd zijn. ! Met het indienen van een klacht hoeft u niet te wachten tot het UWV een beslissing heeft genomen. Op elk moment gedurende de procedure kunt u een klacht indienen. U kunt uw klacht melden bij: het Centraal Klachtenbureau UWV, Postbus 58071, 1040 HB Amsterdam, tel. 0900 - 898 25 25. Uw klacht zal geen andere beslissing tot gevolg hebben, maar kan wel leiden tot maatregelen en verbeteringen binnen het UWV. 9 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen Bijlage 1 Schema WIA WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen 10 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 Bijlage 2 De WIA-uitkeringen: IVA en WGA De WIA maakt onderscheid in drie groepen die aanspraak kunnen maken op een WIA-uitkering: A. Volledig (meer dan 80%) én duurzaam arbeidsongeschikt B. Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt C. Gedeeltelijk arbeidsongeschikt (maar tenminste 35%) Wie minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, heeft geen recht op een WIA-uitkering. A. Meer dan 80% arbeidsongeschikt Geen of geringe kans op herstel (duurzaam arbeidsongeschikt) Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) IVA-uitkering: 70% van het laatst verdiende loon tot aan het pensioen. Om voor een IVAuitkering in aanmerking te komen, moet u volledig én duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Duurzaam wil zeggen dat er geen of maar een heel geringe kans is op verbetering van de medische situatie. Bij een geringe kans op herstel vindt de eerste vijf jaar een jaarlijkse herbeoordeling plaats. B. Meer dan 80% arbeidsongeschikt Uitzicht op herstel (niet duurzaam arbeidsongeschikt) Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) WGA-uitkering: 70% van het laatstverdiende loon. Eventuele verdiensten uit werk worden voor 70% gekort op de uitkering. De uitkering kan doorlopen tot aan het pensioen, maar omdat herstel mogelijk is, zal van tijd tot tijd een herbeoordeling plaatsvinden. C. 35 – 80% arbeidsongeschikt Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) WGA-uitkering: als aan de referte-eis wordt voldaan is er recht op een loongerelateerde uitkering. De duur daarvan hangt af van de leeftijd. Daarna is er recht op een vervolguitkering of (bij voldoende inkomen uit werk) een loonaanvulling. De hoogte van de uitkering is mede afhankelijk van het inkomen uit werk. Referte-eis Net als bij de WW wordt voor de WGA het begrip referte-eis gebruikt. Dat betekent dat u in de 36 weken voorafgaand aan uw eerste ziektedag ten minste 26 weken moet hebben gewerkt. Het hoeft niet om volledige werkweken te gaan. Als u bijvoorbeeld in een week maar één dag heeft gewerkt, is dat al voldoende om mee te tellen. Ook doorbetaalde vakantieweken tellen mee. WGA-uitkering De Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) maakt onderscheid in twee verschillende groepen: a. Volledig (80 – 100%) arbeidsongeschikt (maar met kans op herstel) b. Gedeeltelijk (35 – 80%) arbeidsongeschikt a. Volledig arbeidsongeschikt Bent u volledig arbeidsongeschikt verklaard, dan heeft u recht op een uitkering van 70% van het loon dat u verdiende voordat u ziek werd. Als u aan de referte-eis voldoet, is dat eerst een loongerelateerde uitkering en daarna een loonaanvullingsuitkering. Voldoet u niet aan de referte-eis, dan ontvangt u meteen de loonaanvullingsuitkering. Beide uitkeringen zijn even hoog. (Zie voor een loongerelateerde uitkering de tekst in het kader.) De uitkering kan doorlopen totdat u 65 jaar bent, maar het UWV kan u oproepen voor een herbeoordeling omdat er kans is op herstel. Deze herbeoordeling kan ertoe leiden dat u nog maar gedeeltelijk of helemaal niet meer arbeidsongeschikt wordt verklaard en dat heeft gevolgen voor uw uitkering. Als na verloop van tijd blijkt dat er geen uitzicht is op herstel, kunt u alsnog in aanmerking komen voor een IVA-uitkering. Mocht u naast uw uitkering nog (kleine) bijverdiensten hebben uit werk, dan mag u daarvan 30% houden bovenop uw uitkering. De rest (70%) wordt gekort. b. Gedeeltelijk arbeidsongeschikt Als u gedeeltelijk (maar wel méér dan 35%) arbeidsongeschikt bent verklaard, wordt eerst bekeken of u in aanmerking komt voor een loongerelateerde uitkering van 70% van uw laatstverdiende loon. U moet daarvoor aan de referte-eis voldoen. Als u werkt, krijgt u bovenop uw loon een uitkering van 70% van het verschil tussen uw oude loon en uw huidige loon. Loongerelateerde WGA-uitkering Als u aan de referte-eis voldoet heeft u recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Als u niet werkt is de uitkering 70% van het loon dat u verdiende voordat u ziek werd. Werkt u wel, dan krijgt u naast uw loon 70% van het verschil tussen uw oude en uw nieuwe loon. De loongerelateerde uitkering duurt tussen 6 maanden en 5 jaar. Dit is afhankelijk van uw leeftijd op de dag dat uw uitkering wordt toegekend. Voorbeeld 1: U werkt wel Uw oude loon was € 3.000,00 Uw verdiensten zijn € 1.200,00 Uw inkomen wordt dan als volgt: Uitkering: 70% van (€ 3.000 - € 1.200) = € 1.260,00 Bij: verdiensten € 1.200,00 -------------------------------------------------------------------Totaal inkomen € 2.460,00 11 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen Voorbeeld 2: U werkt niet Uw oude loon was € 3.000,00 U heeft géén verdiensten Uw inkomen is dan: Uitkering: 70% van € 3.000,00 € 2.100,00 Duur van de loongerelateerde uitkering Hoe lang u de loongerelateerde uitkering ontvangt, is afhankelijk van uw leeftijd op de dag met ingang waarvan de WGA-uitkering wordt toegekend: • 58 jaar of ouder 5 jaar • 53 jaar of ouder 4 jaar • 48 jaar of ouder 3 jaar • 43 jaar of ouder 2,5 jaar • 38 jaar of ouder 2 jaar • 33 jaar of ouder 1,5 jaar • 28 jaar of ouder 1 jaar • 23 jaar of ouder 9 maanden • jonger van 23 jaar 6 maanden Loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering Voldoet u niet aan de referte-eis of is de periode van de loongerelateerde uitkering afgelopen, dan krijgt u te maken met de loonaanvullingsuitkering of de vervolguitkering. Dat is afhankelijk van hoeveel u verdient met werk. Dit wordt de inkomenseis genoemd. Er wordt gekeken of u ten minste 50% van uw verdiencapaciteit verdient. Is dat het geval, dan heeft u recht op een loonaanvullingsuitkering. Verdient u minder of helemaal niets, dan heeft u recht op een (veel) lagere vervolguitkering. Uw verdiencapaciteit wordt bij de WIA-beoordeling bepaald. Er wordt dan bekeken welk werk u (in theorie) ondanks uw beperkingen nog zou kunnen doen en wat u daarmee zou kunnen verdienen. Met dat laatste wordt dus vastgesteld wat uw capaciteit is om met werk nog inkomen te verdienen. Voorbeeld: Stel dat is vastgesteld dat u nog t 2000, = in de maand zou kunnen verdienen. Dan moet u dus minstens t 1000, = met werken verdienen om in aanmerking te komen voor de loonaanvullingsuitkering. Loonaanvullingsuitkering en vervolguitkering Als u geen recht (meer) heeft op een loongerelateerde uitkering, krijgt u binnen de WGA te maken met de loonaanvullings- of de vervolguitkering. Welke uitkering u krijgt is afhankelijk van hoeveel u verdient met werk. Als u 50% of meer verdient van wat u volgens het UWV in theorie kunt verdienen (verdiencapaciteit), dan heeft u recht op een loonaanvullingsuitkering. Verdient u minder dan 50% of helemaal niet, dan krijgt u een vervolguitkering. Voorbeeld 1: U verdient meer dan 50% Voorbeeld 2: U verdient minder dan 50% Loonaanvullingsuitkering Uitkering: 70% van verschil oude loon en verdiencapaciteit Vervolguitkering Uitkering: minimumloon x uitkeringspercentage Bijvoorbeeld: Oude loon € 3.000,00 Huidig loon € 740,00 Verdiencapaciteit € 1.200, 00 Uitkering: 70% van (€ 3.000 – € 1.200) 70% van € 1.800 = € 1.260,00 Het uitkeringspercentage wordt bepaald door de mate van arbeidsongeschiktheid: 35 – 45% arbeidsongeschikt 28% uitkering 55 – 65% arbeidsongeschikt 42% uitkering 45 – 55% arbeidsongeschikt 35% uitkering 65 – 80% arbeidsongeschikt 50,75% uitkering Totaal inkomen: € 740 + € 1.260 = € 2.000,00 Bijvoorbeeld: Oude loon Huidig loon Verdiencapaciteit Mate van arbeidsongeschiktheid Uitkeringspercentage Uitkering: 28% van minimumloon 28% van € 1.272,- = € 356,16 Totaal inkomen: € 250 + € 356,16 = € 606,16 € 3.000,00 € 250,00 € 1.200,00 40% 28% Voor beide situaties geldt: • Maandelijkse toetsing van verdiensten. • De uitkering loopt door tot maximaal het 65e jaar. • De uitkering is niet afhankelijk van het gezinsinkomen en het vermogen. Sollicitatieplicht Bent u gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35 – 80%) en heeft u geen werk, of verdient u minder dan uw verdiencapaciteit? Dan heeft u een sollicitatieplicht net als in de WW. Ook moet u zich als werkzoekende inschrijven bij het CWI. Als u deze plichten niet of onvoldoende nakomt, kunt u een sanctie krijgen. 12 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 Bijlage 3 De functionele mogelijkhedenlijst In deze bijlage staan de punten van de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Hiermee kunt u voor uzelf nagaan aan welke punten in het gesprek met de verzekeringsarts met name aandacht besteed wordt. Gebruik deze punten om persoonlijke notities te maken. Deze kunt u dan meenemen naar het gesprek met de verzekeringsarts. Concentreert u zich op de punten waarvan u echt last heeft. Sla andere punten over. Zoek duidelijke, concrete voorbeelden bij de zaken waarmee u moeite mee heeft. Vraag als het kan iemand die u wat beter kent om u daarbij te helpen. Rubriek 1 Het persoonlijk functioneren Hier worden vragen gesteld met betrekking tot concentreren, verdelen van aandacht, fl exibiliteit en geheugen. Heeft u hier problemen mee, breng deze dan naar voren. Zet wat u wilt zeggen het liefst van tevoren op papier. Denk bij concentreren aan: • Hoelang u in een boek kunt lezen. • Hoelang u met volle aandacht een TV-journaal kunt volgen. • Of het doornemen van een reclamefolder al problemen oplevert. Bij verdelen van aandacht kunt u denken aan de volgende situaties: • Hoe gedraagt u zich in druk verkeer? Vermijdt u dit of kunt u zich daarin soepel bewegen? • Herinnert u zich wat u op een dag te doen heeft? • Moet u veel zaken met briefjes bijhouden? Verder wordt onderzocht of u zich bewust bent van uw mogelijkheden. Er wordt gekeken of: • U zelfstandig taken kunt uitvoeren, zoals op tijd opstaan, wassen, kinderen naar school brengen. • U ook initiatief daartoe neemt. • U de taken zo indeelt, dat u ook bereikt wat u wilt bereiken. Ten slotte kijkt de arts of u alleen onder speciale omstandigheden kunt functioneren. Hierbij moet u denken aan de behoefte aan een duidelijke structuur. Of misschien bent u erg langzaam of kunt u niet goed tegen tijdsdruk. Kunt u alleen iets doen als u niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen? Kunt u inspelen op wisselende omstandigheden? Geef ook duidelijk aan wat bovenstaande zaken van u vergen. Gaat het u vrij gemakkelijk af of heeft u veel tijd nodig te herstellen? Rubriek 2 Het sociaal functioneren In deze rubriek wordt gevraagd naar uw functioneren in het dagelijkse sociale leven. Daarbij komen diverse vragen aan de orde: • Heeft u problemen met zien, horen, spreken, schrijven en lezen? Zo ja, wat zijn die problemen? • Heeft u problemen met vervoer: autorijden, fi etsen en/of reizen met het openbaar vervoer? Heeft u hierbij hulp van anderen nodig? • Heeft u problemen met het uiten van uw gevoelens? Kunt u zich inleven in de gevoelens van anderen of heeft u daar problemen mee? • Hoe gaat u om met conflicten of agressie? Levert dit problemen op? • Kunt u samenwerken met anderen in een team of levert dat heel veel spanning op? Rubriek 3 De werkplek (aanpassing aan fysieke omgevingseisen) In deze rubriek wordt gekeken naar omstandigheden op de werkplek. De volgende vragen kunnen hierbij aan de orde komen: • Kunt u goed tegen kou of hitte? • Welke gevolgen heeft het voor u als u bij een heel lage of hoge temperatuur moet werken? • Kunt u goed tegen temperatuurwisselingen? Zo nee, welke invloed hebben wisselingen van temperatuur op u? • Heeft u last van tocht, stof, rook en/of gassen en dampen? Zo ja, waar heeft u last van en kunt u een voorbeeld geven? • Heeft u een allergie? • Bent u extra bevattelijk voor infecties? • Kunt u goed tegen trillingen? • Kunt u werken bij hard/intensief geluid? • In sommige werksituaties moeten beschermende middelen worden gedragen, zoals een bril, een masker, een helm. Is dat een bezwaar voor u? Zo ja, waarom? • Zijn er zaken waardoor u voor uzelf of voor anderen een risico vormt op de bedrijfsvloer? Rubriek 4 Bewegen (dynamische handelingen) In deze rubriek komen alle aspecten van het bewegen aan de orde. Per aspect geven we voorbeelden van het type vragen dat aan de orde komt. Bij al deze aspecten moet u zich ook afvragen of en welke beperkingen u in een werksituatie kunt ondervinden. Bij alle bewegingen beginnen de beperkingen op het moment dat er pijn, stijfheid of vermoeidheid ontstaat. Bedenk dus ook hoe lang het duurt voordat u daar last van krijgt en wat de gevolgen zijn. Lopen: • Heeft u problemen met lopen? • Heeft u problemen met het traplopen? • Wanneer krijgt u last van pijn, stijfheid, vermoeidheid, kortademigheid of hartkloppingen? Denk bij lopen aan een stevige wandeling, een blokje om en alleen binnenshuis lopen. • Heeft u hulpmiddelen nodig bij het lopen? 13 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen Gebruik van de handen: • Bent u rechts- of linkshandig? • Heeft u beperkingen bij het vastpakken van voorwerpen, het geven van een hand, het vastgrijpen aan een leuning? • Kunt u knijpen? • Kunt u uw vingers goed bewegen, zodat u fi jne/kleine bewegingen kunt maken? • Kunt u regelmatig met uw hand of vinger dezelfde beweging maken? • Heeft u voldoende gevoel in uw vingers (tasten)? • Heeft u beperkingen bij het bedienen van een toetsenbord en het hanteren van de muis? • Bent u beperkt in de hoeveelheid tijd die u achter een computer kunt door brengen? Gebruik van de armen: • Kunt u met een gestrekte arm iets aanreiken? • Kunt u met een gebogen arm iets aanreiken? • Kunt u gedurende langere tijd deze reikbewegingen uitvoeren? • Kunt u met een schroevendraaier een schroef in draaien? • Levert reiken boven schouderhoogte met uw armen problemen op? Gebruik van de rug: • Heeft u problemen met buigen of draaien? Zo ja, geef hiervan een voorbeeld. • Kunt u vaker achter elkaar buigen of draaien gedurende een bepaalde periode? • Heeft u problemen met gebogen werk? • Hoe lang kunt u gebogen werk volhouden zonder klachten te krijgen? Denk hierbij bijvoorbeeld aan afwassen of onkruid wieden. Tillen, dragen, sjouwen en verplaatsen: • Heeft u problemen met tillen en dragen? • Bij welk gewicht krijgt u problemen en waar voelt u de pijn? • Hoe lang kunt u een voorwerp van een bepaald gewicht zonder problemen dragen of verplaatsen? • Heeft u problemen met duwen of trekken? Denk aan problemen met het gewicht en de afstand. Voorbeelden hiervan zijn een deur met dranger openen, de kurk uit een fles trekken of een aanhanger verplaatsen. • Kunt u vaker achtereen gedurende langere tijd met een voorwerp van ruim 1 kilo werken? Denk aan het vakken vullen in supermarkt. • Kunt u gedurende een bepaalde tijd herhaaldelijk zware voorwerpen tillen? Kunt u bijvoorbeeld volle kratten bier stapelen of verplaatsen? Gebruik van het hoofd en de nek: • Heeft u last van uw nek? Zo ja, welke klachten heeft u? • Welke beperkingen ondervindt u van deze klachten? • Kunt u uw hoofd ongehinderd bewegen? Gebruik van knieën: • Heeft u problemen met klimmen? Denk hierbij ook aan het lopen op een helling. • Kunt u een ladder of een verdieping op en af? • Kunt een keukentrap gebruiken? • Levert een klein opstapje problemen op? • Heeft u problemen met knielen en kruipen? Kunt u een voorbeeld van deze problemen geven? • Hoe lang kunt u zonder problemen knielen of kruipen? Rubriek 5 Statische houdingen In deze rubriek worden vragen gesteld over situaties waarin u zich niet verplaatst terwijl u actief bent. Ook hier geldt weer dat het belangrijk is na te gaan hoe eventuele beperkingen die u ondervindt een rol kunnen spelen in een werksituatie. Zitten en staan: • Heeft u problemen met zitten of staan? • Hoe lang kunt u zitten of staan zonder dat u zich moet verplaatsen? • Welke problemen doen zich voor wanneer u langdurig moet zitten of staan (pijn, stijfheid, kramp, enzovoort)? Denk aan voorbeelden uit het leven van alledag, zoals het staan langs het voetbalveld of het zitten kijken naar TV. • Kunt u langere tijd achtereen zitten? Denk bijvoorbeeld aan het zitten achter een kassa. • Kunt u tijdens een werkdag langere tijd achtereen staan, zoals bijvoorbeeld een verkoper in een winkel doet? • Heeft u problemen met geknield of gehurkt werken? Denk bijvoorbeeld aan tuinieren. Gebruik rug, schouder en hoofd: • Kunt u gebogen of gedraaid staande werken? Denk hierbij aan stoepvegen of schoenveters strikken. • Heeft u problemen met het werken boven uw schouder? • Bent u in staat om uw hoofd gedurende langere tijd (een hele werkdag, vier uur of een uur) in een bepaalde stand te houden? • Kunt u langere tijd naar een punt kijken? Denk hierbij aan controlewerk en beeldschermwerk. • Zijn er andere zaken met betrekking tot uw houding die problemen oproepen? Denk hierbij aan wisseling van houdingen en specifieke aanpassingen. Rubriek 6 Werktijden Door middel van deze rubriek wil de verzekeringsarts vaststellen of en wanneer u kunt werken. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel psychische als lichamelijke klachten. 14 Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.4.43 • Zijn er beperkingen per dag? Kunt u niet ’s nachts of niet ’s avonds werken? • Zijn er beperkingen in uren? Kunt u gemiddeld geen 8 uur per dag werken? Hoeveel uur wel? Kan dit aaneengesloten? • Zijn er beperkingen in het aantal uren per week dat u kunt werken? Kunt u gemiddeld geen 40 uur per week werken? Hoeveel uur dan wel? • Zijn er nog andere beperkingen ten aanzien van de werktijden? Bijlage 4 Val ik onder de WAO of de WIA? Bij de invoering van de WIA is de volgende overgangsregeling vastgesteld. Aan de hand daarvan kunt u bepalen of u met de WAO te maken heeft of blijft houden of dat u onder de WIA valt. De hoofdregel is als volgt: 1. Wie vóór 1 januari 2006 al een arbeidsongeschiktheidsuitkering had, blijft deze houden en heeft dus niet te maken met de WIA. Dat geldt voor uitkeringen op grond van de WAO, de WAZ en de Wajong. 2. Wie op 1 januari 2006 of later een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend krijgt, heeft te maken met de WIA. Een uitzondering geldt voor jonggehandicapten. Voor deze groep blijft de Wajong van kracht. Maar wat gebeurt er als u al een WAO-uitkering had, maar deze geheel of gedeeltelijk verliest en vervolgens weer (meer) arbeidsongeschikt wordt? In de volgende twee situaties geldt een overgangsregeling. a. Wie gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt verklaard en de WAO-uitkering gedeeltelijk verliest, en • weer gaat werken en • daarna (opnieuw) volledig arbeidsongeschikt wordt, blijft onder de WAO vallen. Bij volledige arbeidsongeschiktheid wordt (weer) een volledige WAO-uitkering toegekend. b. Wie geheel arbeidsgeschikt wordt verklaard en de WAO-uitkering geheel verliest, en • weer aan het werk gaat en • daarna opnieuw arbeidsongeschikt wordt, valt weer terug in de WAO als wordt voldaan aan de volgende criteria: • de uitval heeft dezelfde oorzaak als voorheen én • dit gebeurt binnen 5 jaar Wie niet aan die criteria voldoet krijgt te maken met de WIA. Als u twijfelt welke situatie op u van toepassing is, kunt het beste contact opnemen met het UWV. Bijlage 5 Lijst met afkortingen CBBS Claim Beoordelings- en Borgingssysteem CWI Centrum voor Werk en Inkomen FML Functionele mogelijkhedenlijst IOAW Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers IOW Inkomensvoorziening oudere werkloze werknemers IRO Individuele re-integratieovereenkomst IVA Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten PRB Persoonsgebonden re-integratiebudget UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WGA Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen WW Werkloosheidswet WWB Wet werk en bijstand Bijlage 6 Meer informatie op internet www.bpv.nl Site van het Breed Platform Verzekerden en Werk. www.ehbw.nl Startsite voor vragen over werk, re-integratie, ziekte en arbeidsongeschiktheid. www.fnv.nl Site van de Federatie Nederlandse Vakbeweging. www.lva-nederland.nl Site van de Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten. www.stichtingpandora.nl Site van de stichting Pandora. www.minszw.nl Site van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. www.overheid.nl Site met wet- en regelgeving. 15 CODE 1.3.4.43 Regelingen en voorzieningen www.kennisring.nl Site van 2ZW onder meer [red. R&V] over sociale zekerheid. www.uwv.nl De site van het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen. www.waobank.nl Vacaturebank voor actief werkzoekende arbeidsgehandicapten. www.waocafe.nl Site waar de WAO-er centraal staat met alle actuele informatie en veel mogelijkheden tot contact met lotgenoten. www.wiacafe.nl Site zoals het WAO-café voor mensen met een WIA-uitkering. In ontwikkeling. www.waouitzendbureau.nl Site die personen met een arbeidshandicap en werk bij elkaar brengt. www.werk.nl Site om weer aan het werk te komen van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) met informatie-module ‘Werken met een arbeidshandicap’. www.werkennaarvermogen.nl Speciale site van met ministerie van SZW over de nieuwe wet WIA. Bijlage 7 Belangengroepen van arbeidsongeschikten Veel plaatselijke belangengroepen houden spreekuur waar u uw vragen over WAO en uitkering kunt stellen. Bel de provinciale groep voor een adres bij u in de buurt of kijk op hun website. Friesland Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden (FSU) t. 058-213 99 92 Keetwaltje 1, 8921 EV Leeuwarden, www.fsufriesland.nl Drenthe Vereniging Sociaal Drenthe Postbus 278, 9400 AG Assen, t. 0592-24 39 49 of 24 38 44 Overijssel Arcon Kievitstraat 15, 7557 AP Hengelo, www.arcon.nl Gelderland Gelders WAO Beraad (GWB) Postbus 8007, 6880 CA Velp, www.gelderswaoberaad.nl t. 074-24 26 520 t.026-38 46 200 Utrecht Cliënten Belang Utrecht Kaap Hoorndreef 38, 3563 AV Utrecht, www.clientenpleinutrecht.nl Noord-Holland Stichting Steunpunt Uitkeringsgerechtigden Noord-Holland (SUNH), www.sunh.nl t. 030-26 16 291 t. 0297-36 56 39 Zuid-Holland Arbeidsongeschiktenplatform Zuid-Holland p/a Arme Kant van Zuid Holland, Parkstraat 32, 2514 JK Den Haag, www.dmazh.nl t. 070-318 16 73 Zeeland Stichting Het Klaverblad Zeeland Postbus 2054, 4460 MB Goes, www.klaverbladzeeland.nl t. 0113-24 93 25 Noord-Brabant Brabantse Uitkeringsgerechtigden Samen (BUS) Lange Schijfstraat 109, 5038 TT Tilburg, www.debus.nl t. 013-46 09 060 Limburg Arbeidsongeschiktenplatform Limburg (APL) Postbus 1121, 6201 BC Maastricht t. 043-35 25 793 16