WDH Breda bijeenkomst wintercursus 9 en 12 januari 2012. Thema: Ondervoeding in de huisartsenpraktijk, uitwerking van de casus. Zie ook de bijbehorende powerpoint ‘ondervoeding in de huisartsenpraktijk’. Casus Mevrouw Pieterse Mevrouw Pieterse Mevrouw Pieterse is 75 jaar en woont zelfstandig, samen met haar echtgenoot. Hij is sinds kort na een CVA hulpbehoevend, reden waarom thuiszorg is ingezet. Dagelijks komt een (thuiszorg)-verpleegkundige meneer verzorgen. Mevrouw heeft een chronische darmaandoening, waarvoor ze onlangs is geopereerd. De situatie valt haar zwaar, daarom levert de thuiszorg ook huishoudelijke hulp. Ook legt de (thuiszorg)verpleegkundige wekelijks medicijnen voor beiden klaar. Sinds mevrouw uit het ziekenhuis is ontslagen heeft ze last van verminderde eetlust en darmproblemen. Beantwoord de vragen maar lees niet vooruit omdat eventuele antwoorden in het vervolg kunnen worden gegeven. 1) Wat zijn uw diagnostische overwegingen bij deze patiënten? Beiden zijn nog goed helder, maar de heer is vanwege zijn doorgemaakt CVA minder mobiel en kan niet voor zichzelf zorgen. Mevrouw is na ontslag uit het ziekenhuis erg moe, slap, misschien ook wat down en ziet overal tegenop. 2) Wat wilt u nog meer weten om de diagnose ondervoeding te kunnen stellen? Mevrouw Pieterse is de laatste maand drie kilogram afgevallen. Zij klaagt over gebrek aan kracht en conditie. Boodschappen doen en de trap op en af lopen lukt niet meer. U merkt op dat u een slappe handdruk kreeg bij binnenkomst. 3) Welk lichamelijk onderzoek doet u? 4) Wat is uw beleid? De thuiszorgverpleegkundige heeft een algemeen voedingsadvies (energierijke maaltijden en tussentijdse verstrekkingen) gegeven, schriftelijke informatie verstrekt en zij is van plan om het gewicht wekelijks te volgen. 5) Hoe stemt u af met de thuiszorgverpleegkundige? 6) Komt mevrouw Pieterse eventueel in aanmerking voor verwijzing? 7) Schrijft u ook dieetvoeding voor? Zo ja, welke, door wie voor te schrijven en in welke dosering? Casus Mevrouw Pieterse Achtergrondinformatie 1) Wat zijn uw diagnostische overwegingen bij deze patiënten? Bij het echtpaar Pieterse is sprake van een kwetsbare situatie. Omdat de heer hulpbehoevend is kan hij moeilijk alleen gelaten worden. Dat vraagt meer inzet van de mantelzorg, zijn echtgenote, die zelf nu ook kwetsbaar is vanwege haar recente ontslag uit het ziekenhuis. Meerdere problemen op het gebied van ADL vragen om aandacht. De thuiszorg is bij uitstek geschikt om de problemen in kaart te brengen en eventueel bij bepaalde onderdelen verdere diagnostiek te doen. Dat kan gaan om ADL, mentale achteruitgang en in dit geval ondervoeding. Als we kijken naar het onderdeel ondervoeding blijkt dat 25 tot 40 procent van de ziekenhuispatiënten, 20 tot 25 procent van de verpleeghuispatiënten en 15 tot 25 procent van de thuiszorgcliënten ondervoed is (Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen). De belangrijkste risicogroepen zijn: ouderen, chronisch zieken, oncologische patiënten en mensen die een operatie moeten of hebben ondergaan. Huisartsen en verpleegkundigen dienen alert te zijn op ondervoeding bij: ­ kwetsbare ouderen thuis, in een verzorgingshuis of woonzorgcentrum; ­ patiënten die meerdere ziekten hebben, chronisch ziek zijn of veel medicatie gebruiken; ­ patiënten met lichamelijke beperkingen; ­ patiënten met een niet-passende gebitsprothese, kauw- of slikproblemen; ­ patiënten (met name oudere en ernstig zieke) die recent ontslagen zijn uit het ziekenhuis; ­ patiënten met psychosociale problemen en verwaarlozing; ­ patiënten met alcohol- of drugsmisbruik. Van de chronische ziekten zijn met name van belang: COPD, CVA, decubitus, dementie, depressie, hartfalen, inflammatoire darmziekten, maligniteiten en reumatoïde artritis. . Het echtpaar Pieterse vormt onmiskenbaar een risicogroep voor ondervoeding. 2) Wat wilt u nog meer weten om de diagnose ondervoeding te kunnen stellen? Bij verdenking op ondervoeding is het aan te bevelen te vragen naar onbedoeld gewichtsverlies, de BMI te bepalen en te letten op signalen van ondervoeding. Een ingevallen gelaat, afgenomen spiermassa of -kracht, een apathische reactie of het ontbreken van belangstelling voor de omgeving kan passen bij ondervoeding. Overigens doen deze signalen zich pas in een laat stadium van ondervoeding voor. De thuiszorg maakt gebruik van een gevalideerde screeningsvragenlijst voor ondervoeding: de SNAQ65+. De vragenlijst is voor elke thuiswonende oudere te gebruiken. De SNAQ65+ omvat vier vragen: 1. Bent u onbedoeld 4 kg of meer afgevallen in de laatste zes maanden? 2. Meet de bovenarmomtrek minder dan 25 cm? 3a. Had cliënt afgelopen week een verminderde eetlust? 3b. Kan cliënt een trap op en aflopen zonder te rusten? Bij een bevestigend antwoord op de eerste twee vragen, is er sprake van ondervoeding. Bij uitsluitend een positief antwoord op vraag 3a én een negatief antwoord op vraag 3b loopt de cliënt risico op ondervoeding. Op basis van de definitie van (risico op) ondervoeding (tabel 1) wordt de grens voor onbedoeld gewichtsverlies getrokken bij > 5% in de afgelopen maand. Afhankelijk van het oorspronkelijke gewicht van mevrouw Pieterse is er bij dit gewichtsverlies sprake van ondervoeding. Onder overige cliënten, volwassenen tussen de 18 en 65 jaar, is ondervoeding met behulp de BMI en het percentage onbedoeld gewichtsverlies op te sporen. In het screeningsinstrument zijn alternatieven aangegeven voor het percentage gewichtsverlies in kilo’s en voor bovenarmomtrek in plaats van BMI. Het screeningsinstrument bevat een meetlint in de vorm van een keycord ( zie onder) om de bovenarmomtrek snel te kunnen meten. 3) Welk lichamelijk onderzoek doet u? U weegt mevrouw als zij een weegschaal heeft en meet zo mogelijk de lengte om de BMI te kunnen berekenen. Als u daarvoor geen mogelijkheden heeft kunt u de bovenarmomtrek meten met het meetlint. Samenvattend: Stap 1 Gewichtsverlies is 3 kilo in de afgelopen maand, officieel onvoldoende (geen 4 kg in 6 maanden). Stap 2 De bovenarmomtrek is 25,5cm, oftewel nog net voldoende: verder naar stap 3. NB: het is echter goed verdedigbaar om op basis van deze gegevens de voedingstoestand als onvoldoende te interpreteren. Dat betekent directe verwijzing naar de diëtist. Stap 3 Er is sprake van verminderde eetlust, de conditie gaat achteruit, cliënt kan de trap niet meer op en af zonder te rusten. Extra informatie over de slappe handdruk en boodschappen niet meer kunnen doen bevestigen de fysieke achteruitgang. Er is duidelijk sprake van risico op ondervoeding (code ‘oranje’). De toegevoegde waarde van verder lichamelijk onderzoek is beperkt. Figuur: Stappenplan bij gewichtsverlies, armomtrek, verminderde eetlust en functioneren. 4) Wat is uw beleid? Op basis van de screening zit mevrouw Pieterse tussen risico op ondervoeding en ondervoeding (zie figuur). Bij een risico op ondervoeding kunt u eerst zelf adviezen geven, maar wanneer het gewicht verder daalt is verwijzing naar de diëtist vereist. Tabel 1 Gebruikte begrippen en criteria (overgenomen uit de LESA Ondervoeding)Gewichtsverlies is onbedoeld gewichtsverlies. Ten minste één van de volgende criteria is aanwezig: Begrippen Ondervoeding Criteria Volwassenen tot 65 jaar Ouderen COPD-patiënten > 5% gewichtsverlies in de > 5% gewichtsverlies in de > 5% gewichtsverlies in de laatste maand laatste maand laatste maand > 10% in het afgelopen > 10% in het afgelopen > 10% in het afgelopen half jaar half jaar half jaar BMI < 18,5 BMI < 20 BMI < 21 Risico op gewichtsverlies tussen 5 gewichtsverlies tussen 5 gewichtsverlies tussen 5 ondervoeding en 10% in het afgelopen en 10% in het afgelopen en 10% in het afgelopen half jaar half jaar half jaar 3 dagen (vrijwel) niet 3 dagen (vrijwel) niet 3 dagen (vrijwel) niet gegeten hebben gegeten hebben gegeten hebben 1 week < normaal gegeten 1 week < normaal gegeten 1 week < normaal gegeten In dit geval van risico op ondervoeding geeft de thuisverpleegkundige eerst een algemeen voedingsadvies (energierijke maaltijden en tussentijdse verstrekkingen), verstrekt schriftelijke informatie, zoals de patiëntenbrief en is het zaak om het gewicht wekelijks te volgen. 5). Hoe stemt u af met de thuiszorgverpleegkundige? De verpleegkundige verwijst patiënten die ondervoed zijn naar de huisarts en/of de diëtist, afhankelijk van de lokale afspraken . Zij geeft daarbij de screeningsinformatie en andere voedingsgegevens mee. De huisarts informeert de verpleegkundige over het gekozen beleid. Het is belangrijk afspraken te maken hoe en wanneer overleg mogelijk is. Als de verpleegkundige een behandeling inzet en vervolgt is het van belang een tijdschema aan te geven en momenten van overleg te structureren. 6) Komt mevrouw Pieterse eventueel in aanmerking voor verwijzing? Het gaat hier om het onderscheid tussen risico op ondervoeding en daadwerkelijk ondervoeding (zie tabel 2). Als het gewicht van mevrouw Pieterse blijft dalen komt zij in aanmerking voor verwijzing naar de diëtist. De huisarts verwijst naar de diëtist met een concrete vraagstelling en geeft relevante informatie mee. Hieronder wordt verstaan: uitkomsten van anamnese en onderzoek gerelateerd aan het voedingsprobleem, eventueel eerdere of reeds ingezette voedingsbehandeling, relevante medicatie, comorbiditeit, prognose en achtergrondinformatie (bijvoorbeeld sociale aspecten). De huisarts verwijst patiënten met ondervoeding naar de diëtist, ook als nadere diagnostiek door een specialist nodig of gewenst is. De huisarts start alvast met de hierboven genoemde algemene adviezen. Bij ernstig gewichtsverlies en weinig voedselinname in de afgelopen week wordt bij de start van de voedingsbehandeling rekening gehouden met het risico op het refeeding syndroom. Dit is een ernstige metabole complicatie die wordt gekenmerkt door hypofosfatemie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie en thiaminedeficiëntie wat door preventieve suppletie, monitoring van bloedwaardes en langzaam starten van voeding voorkomen kan worden. Bij een hoog risico op refeeding is verwijzing naar de tweede lijn noodzakelijk. Tabel 2 Behandeling, verwijzing en consultatie Hulpverlener Risico op ondervoeding Ondervoeding Huisarts Algemene adviezen voor eiwit- en Verwijzing naar diëtist en tegelijkertijd energieverrijkte voeding en tussen- algemene adviezen voor eiwit- en maaltijden (NHG-Patiëntenbrief). energieverrijkte voeding en tussenmaaltijden. Consultatie diëtist indien Overleg diëtist bij stagnerend herstel. behandeldoel niet gehaald wordt. Diëtist Individueel voedingsbehandelplan. Individueel voedingsbehandelplan. Overleg met huisarts bij stagnerend Overleg met huisarts bij: herstel. ­ risico op refeeding syndroom Verwijzing naar huisarts bij ­ stagnerend herstel bijkomende ziekteverschijnselen. Verwijzing naar huisarts bij bijkomende ziekteverschijnselen. Verpleegkundige Algemene adviezen voor eiwit- en Verwijzing naar huisarts en/of diëtist. energieverrijkte voeding en tussen- Uitvoering voedingsbehandelplan en overleg maaltijden. met diëtist bij problemen. Overleg met huisarts bij: Overleg met huisarts bij: ­ bijkomende ziekteverschijnselen ­ bijkomende ziekteverschijnselen ­ stagnerend herstel ­ stagnerend herstel Overleg met diëtist bij stagnerend herstel. 7) Schrijft u ook dieetvoeding voor? Zo ja, welke, door wie voor te schrijven en in welke dosering? Dieetvoeding kan eventueel als aanvulling worden voorgeschreven. In eerste instantie verdient het de voorkeur om de voeding energie- en eiwitrijker te maken met normale voedingsmiddelen. Het zal echter vaak gewenst zijn de diëtist in consult te roepen. Zie ook de LESA Ondervoeding. Wanneer sondevoeding geïndiceerd is, vindt afstemming tussen huisarts, thuiszorgverpleegkundige en diëtist plaats over het te volgen beleid aangaande starten, verminderen of staken van de sondevoeding. De diëtist bepaalt de hoeveelheid en soort sondevoeding en het toedieningsschema. . Literatuur: Richtlijn ‘screening en behandeling van ondervoeding’ van de Stuurgroep Ondervoeding op de website: www.stuurgroepondervoeding.nl En ook voor informatie over: andere literatuur over ondervoeding in ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis en 1 e lijn richtlijnen over ondervoeding screeningsinstrumenten dieetverklaring behandeladviezen patiëntenbrieven sondevoeding in de 1e lijn verwijzingen naar andere websites bestellen screeningsinstrumenten