Herhaling leerstof / maatwerk Les PLANTEN (Ontwikkeling van bloemen en zaden) Opdracht 1: Met hoofdletters zijn links een aantal verschillende bloemen afgebeeld. Rechts, met cijfers de vruchten van deze bloemen. Onderdelen van deze vruchten zijn met kleine letters aangegeven. A is de bloem van koolzaad, B is de bloesem van een appel, C is een kersenbloesem, D is een roos, E is het bloempje van een aardbeiplant. Zet in onderstaande tabel het nummer van de vrucht bij de juiste plant. Let op dat je alle nummers (1 t/m 5) invult. bloem: A koolzaad B appel C kers D roos E aardbei vrucht (nummer): Opdracht 2: De delen van de vruchten zijn aangegeven met de letters a t/m o. In de tabel op je antwoordvel staat links de naam van het deel van de vrucht en rechts van welk deel van de bloem het afkomstig is. Maak de tabel af door de juiste namen in te vullen. Deel van de vrucht: Afkomstig van: A vruchtvlees (wand van het) vruchtbeginsel B pit / zaadje zaadbeginsel C "steeltje" D E bloembodem (en steeltje) F pit / zaadje bloembodem G pit / zaadje H vruchtvlees I kelkbladeren J vruchtvlees K zaadbeginsel L M kelkbladeren / "kroontje" kelkbladeren N pit / zaadje O (deel van het ) klokhuis (wand van het) vruchtbeginsel Opdracht 3: Kleur alle delen van de bloem op eenzelfde manier: Kroonbladeren: geel of paars Kelkbladeren: groen Bloemstelen en bloembodems: groen Vruchten: oranje of rood Zaadjes: bruin of grijs Opdracht 4: a Hoeveel pitjes kunnen er in de appel ontstaan? Leg je antwoord uit. __________________________________________________________________________ b Op welke plaats zit er bij een erwtenplant de erwten, als je dit gaat vergelijken met de vrucht van koolzaad? __________________________________________________________________________