Les 2 Hygiëne, levensverwachting, millenniumdoelstellingen Jullie

advertisement
Les 2 Hygiëne, levensverwachting, millenniumdoelstellingen
- Jullie kennen een aantal opvattingen rondom hygiëne in verschillende culturen.
De builenpest of Zwarte Dood eiste in de Middeleeuwen miljoenen levens en dat zorgde voor paniek
en menselijke drama’s. Rare hypotheses werden opgesteld om de epidemie te verklaren. Parijs:
bijzondere samenstand (conjunctie) van Saturnus, Jupiter en Mars op 20 maart 1345. Anderen:
warme winden vanuit de tropen, straf van God of de Joden. Maar in het Joodse getto van Straatsburg
kwam geen pest voor doordat arts Balavignus de reinigingswetten uit Leviticus naleefde. De
bevolking klaagde hem aan als één van de hoofdverdachten en na folteringen erkende hij dat hij
christelijke waterputten had vergiftigd met gif van Joden uit Frankrijk. Het gevolg waren pogroms op
de joden (1348/1349). Later kregen ze pas door dat Joden weinig last hadden van epidemieën door
hun hygiëne. 1377 Artsen in Venetië bedachten de quarantaine (afzondering) onder zeelieden.
Hygiënische maatregelen (zoals goede sanitaire voorzieningen) zijn belangrijk voor een samenleving.
De gemiddelde levensverwachting daalt als ze er niet zijn en dat heeft gevolgen (weinig bestuur land,
veel zieken).
Millenniumdoelen (2000) van 189 regeringsleiders. Voor het eerst beloofden alle landen –arm en rijk
– zich in te zetten voor de armoede in de wereld met concrete, meetbare en tijdgebonden (voor
2015) afspraken.
-
Jullie kunnen de impact van natuurwetenschap op de samenleving illustreren aan de hand
van het thema ‘gezondheidszorg’.
Door natuurwetenschap zijn we erachter gekomen dat hygiëne en quarantaine belangrijk zijn voor
het ‘in toom houden’ van epidemie. Zo sterven er veel minder mensen en kan de levensverwachting
hoog worden gehouden.
Les 3
De natuurwetenschappelijk onderzoeksmethode
De natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode begint altijd met een hypothese, een
veronderstelling. Deze veronderstelling kan onwaar blijken: dan is de hypothese gefalsificeerd. Als de
veronderstelling bevestigd wordt door een onderzoek, is het geconfirmeerd. Dit betekent dat de
hypothese bruikbaar is, maar hij is nog niet bewezen. Zodra er iets in een onderzoek naar voren komt
dat niet met de hypothese spoort, is de hypothese al gefalsificeerd.
Een natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode bestaat meestal uit twee fases:
- Inductieve fase
Loopt van waarnemen van verschijnselen tot het opstellen van een hypothese. Een beschrijving van
een waarneming is een natuurwetenschappelijk feit. (voorbeeld van een natuurwetenschappelijk
feit: water bevriest bij 0 graden C)
Op grond van de beschreven waarnemingen bedenkt de natuurwetenschapper een hypothese. Deze
hypothese probeert hij zo breed mogelijk te maken, zodat het voor meerdere situaties geldt. Dit
noemt men de inductieve methode. Het wordt ook wel aangeduid met de term generaliseren, omdat
wordt geprobeerd het zo algemeen mogelijk te maken.
Van een hypothese staat niet bij voorbaat vast of hij waar of onwaar is, je moet het nog toetsen.
Men spreekt van een zwakke schakel in de inductieve keten.
Natuurwetenschappers willen pas spreken van een feit als het reproduceerbaar is. Dus als er bij een
herhaling van het experiment dezelfde resultaten uitkomen.
- Deductieve fase
Na het formuleren van de hypothese, volgt de deductieve fase. Deductie betekent: men gaat van
algemeen naar het bijzondere. Er worden stellingen gezocht voor bijzondere gevallen. Men gaat uit
van axioma’s, algemeen aanvaarde, duidelijke uitspraken. Bijvoorbeeld: door 2 punten gaat maar 1
rechte lijn. Vanuit daar worden andere stellingen afgeleid door middel van logische redeneringen.
Het einde van de inductieve fase wordt bereikt met een hypothese. Daarna begint de deductieve
fase. De hypothese wordt onderworpen aan strenge toetsingen en dient dus als axioma.
Het toetsen van de hypothese is erg belangrijk. Dit gebeurt door middel van experimenteren en
waarnemingen verrichten. Hieruit kunnen 2 mogelijke resultaten komen: De hypothese is
gefalsificeerd / de hypothese is (nog) niet gefalsificeerd. Als de resultaten niet kloppen met de
hypothese, is het gefalsificeerd. Als het gefalsificeerd is, wordt het verworpen en wordt geprobeerd
een betere hypothese op te stellen, die op zijn beurt weer getoetst moet worden.
Als de resultaten van de experimenten wel kloppen met de hypothese kun je zeggen dat deze (nog)
niet gefalsificeerd is. Het is onmogelijk om te bewijzen dat een hypothese waar is. Dan zou je alle
mogelijke consequenties moeten testen, zonder uitzondering. Dat is onmogelijk. Men kan slechts een
deel van de consequenties testen. Als deze overeenkomen met de hypothese, noemen we deze
geconfirmeerd. De hypothese is bruikbaar gebleken, zij is waarschijnlijk. Het blijft echter altijd een
mogelijkheid dat in de toekomst een experiment wordt gedaan wat leidt tot falsificatie, waarna de
hypothese weer moet worden bijgesteld.
Als een hypothese vaak genoeg geconfirmeerd wordt, wordt het een natuurwet, een door de mens
geformuleerde regelmatigheid in de schepping. Het blijft nog steeds een mogelijkheid dat hij ooit
gefalsificeerd zal worden. (stenen, die je van een bepaalde hoogte loslaat, vallen naar beneden.
Natuurwet.)
Een theorie legt verband tussen natuurwetten. Omdat natuurwetten alleen maar geconfirmeerd
kunnen worden, kunnen theorieën dat ook alleen maar zijn. Je kan dus niet zeggen dat ze absoluut
waar zijn, hoogstens bruikbaar of waarschijnlijk.
Een empirisch onderzoek betekent een onderzoek gebaseerd op waarnemingen. Dit (en ik neem aan
een natuurwetenschappelijk onderzoek ook) bestaat uit 5 fasen: waarneming, inductie, deductie,
toetsing en evaluatie. Dit noemen we de empirische cyclus.
Door het herhalen van deze cyclus worden hypotheses verbeterd en theorieën verfijnd. Zo komt de
natuurwetenschap stap voor stap verder.
Op sommige gebieden in de natuurwetenschap verloopt de cyclus iets anders. Hier kan ook kennis
verkregen worden uit niet-reproduceerbare waarnemingen. Dit op het gebied van bijvoorbeeld
astronomie, meteorologie en geologie. Hier heeft men te maken met eenmalige gebeurtenissen. Of
vanwege extreem hoge kosten, dat een experiment niet kan worden herhaald.
Verder wordt er vooral in de medische wetenschap gebruikt gemaakt van epidemiologisch
onderzoek. Er wordt geprobeerd een verband te leggen tussen een omgevingsfactor en een ziekte,
op grond van statistiek.
De sociale onderzoeksmethode
Bij natuur/sociale methode: hypotheses en bij beiden heb je een inductieve fase en deductieve fase.
De methoden waaróp onderzoek wordt gedaan verschilt.
Natuurwetenschappelijk
Proeven
Sociaal
Enquête/vragenlijst
Bij de sociale methode werkt men met kwantitatieve en kwalitatieve methodes.
Kwantitatief
Gegevensverzamelen a.h.v. statistische
methoden, gesloten vragen
Gericht op feiten
Meestal gericht op grote groepen
Kwalitatief
Open vragen
Beschrijvend van aard
Meestal gericht op kleine groepen
Waarom vinden mensen iets?
Wetenschapscommunicatie
Wetenschappelijke gegevens kunnen gepresenteerd worden:
- Als artikel in een tijdschrijft
- Poster met inhoudelijke bespreking van onderwerp
- Boek
- Mondelinge presentatie
Officiële literatuurverwijzingen (APA6-style)
In de tekst worden de namen van de auteurs vermeld en het jaar van publicatie:
(Ifenthaler, Masduki, & Seel, 2011)
In de literatuurverantwoording komt de volledige info te staan, volgens dit patroon:
auteur, initialen (jaar). Titel artikel. Naam van het tijdschrift, jaargang (afleveringsnummer),
pagina’s.
Les 4: Semmelweis, Koch, Pasteur, Jenner, Fleming
Semmelweis
Ignaz Semmelweis werkte op de kraamafdeling in het algemeen ziekenhuis van wenen, waar veel
vrouwen stierven na de bevalling. De nonnenafdeling van het ziekenhuis kent niet zo’n hoog
sterftecijfer als de afdeling waarop Semmelweis werkt. Semmelweis accepteert dit niet, en
onderzoekt alle gegevens en cijfers die er bekend zijn. Hij gaat mogelijke oorzaken af voor de grote
sterfte, en komt uit bij het feit dat op de ene afdeling dokters in opleiding werken, en op de andere
vroedvrouwen in opleiding. Semmelweis komt erachter dat bacteriën de oorzaak zijn, en verplicht
iedere dokter zijn handen met zeep en chloorwater te wassen, nadat ze in lijken hebben gesneden.
Semmelweis werd uitgelachen, maar zette door. Hij gebruikte bij het ontdekken van de oorzaak van
de hoogte sterfte, de natuurwetenschappelijke methode; je stelt een oorzaak, een hypothese, die je
vervolgens toetst, als hij klopt is het bewezen, als hij niet klopt begin je overnieuw. Semmelweis
kwam uiteindelijk in het gekkenhuis terecht, waar hij sterft aan bloedvergiftiging door een
uitgeschoten mes. Hij werd in zijn tijd niet erkend, maar later kwam men erachter dat het werk wat
hij had gedaan voor de hygiëne van levensbelang is.
Jenner
Jenner was de eerste die een vaccin bedacht en ontwikkelde. Hij ontwikkelde de hypothese dat
waneer mensen besmet zijn met een klein beetje van een virus, ze later het virus niet meer krijgen.
Hij ontwikkelde dit na aanleiding van het feit dat melkmeisjes die koeien met koepokken hadden
gemolken, geen pokken meer kregen. Hij infecteerde, in 1796, een jongen met de koepokken,
waarna hij hem besmette met de pokken. Er gebeurde niets, de jongen was immuun geworden.
Jenner durfde het pas twee jaar later te publiceren en werd net als Semmelweis, niet echt volledig
erkend.
Pasteur
Pasteur probeerde aan te tonen dat kippen cholera krijgen door een bacterie, door bacteriën uit
cholerakippen op te kweken en die in te spuiten bij gezonden kippen, die als gevolg hier van cholera
kregen. Pasteur gebruikte in een van de proeven perongeluk een kweek die hij twee weken lang op
tafel had laten staan, waarna de kippen niet ziek werden, en als ze later werden geïnfecteerd met
‘verse’ cholerabacteriën ze immuun bleken te zijn tegen cholera. Pasteur trok hieruit de conclusie dat
de kweek die twee weken op tafel had gestaan, verzwakte cholerabacteriën moest bevatten, die de
kippen resistent maakten tegen de cholera. Pasteur ontdekte dus dat je ziektes kan bestrijden door
vaccineren, net als Jenner bedacht, maar hij wist ook hoe deze vaccins gemaakt moesten worden,
namelijk door met verzwakte bacteriën te vaccineren. Deze methode wordt tot vandaag nog
gebruikt.
Koch
Robert Koch ontdekte in 1882 dat tuberculose werd veroorzaakt door een bacterie. Na deze
ontdekking werd er een antibiotica uitgevonden waarmee tuberculose bestreden kon worden. Koch
was de eerste arts die ontdekte dat één specifieke ziektekiem te maken had met één specifieke
ziekte. Koch verwerkte deze ontdekking in vier stellingen:
- De ziektekiem moet in ongewoon grote hoeveelheden in de patiënt of plant worden
aangetroffen
- De ziektekiem moet kunnen worden geïsoleerd en verder gekweekt
- Een proefdier of dezelfde soort plant dat met de gekweekte kiem besmet wordt, moet
dezelfde ziekte krijgen
- De ziektekiem moet uit het proefdier of de proefplant geïsoleerd kunnen worden, en moet
gelijk zijn aan de ziektekiem in het lichaam van de patiënt.
Het afweersysteem
Als er indringers in je lichaam zijn, komt je afweersysteem in actie. Witte bloedcellen gaan met je
bloed mee naar de plek des onheils. Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen, macrofagen eten
de binnengedrongen cellen op, T-cellen herkennen de binnengedrongen cellen en vernietigen die,
waarna ze B-cellen aanmaken, die de aantasting herkennen en ‘opslaan’. Elk type B-cel kan één
aantasting herkennen. Als de infectie weer toeslaat kan deze door de B-cellen snel worden verslagen,
je bent dan immuun.
Antibiotica
Een ontsteking die veroorzaakt wordt door bacteriën kun je bestrijden met antibiotica, die de
bacteriën dood maken en bestrijden. Toch is er ook een nadeel aan antibiotica, bacteriën worden op
een gegeven moment resistent tegen de gebruikte antibiotica, waarna er weer een verbeterde versie
ontwikkeld moet worden.
Fleming
Alexander Fleming ontdekte in 1928 penicilline, de eerste antibacteriële stof, die het eerste
bruikbare antibioticum opleverde. Fleming onderzocht stafylokokbacteriën, toen hij op een
voedingsbodem de schimmel penicilliumnotatum aantrof, en rondom deze schimmel waren alle
bacteriën verdwenen, hij scheidde dus een bacteriedodende stof af. Fleming noemde deze
bacteriedodende stof penicilline. Pas tien jaar later werd er door een groep wetenschappers onder
leiding van Howard Florey en Ernst Boris Chain, begonnen met het isoleren van kleine hoeveelheden
penicilline, die te zuiveren om uiteindelijk grote hoeveelheden te verkrijgen. De Amerikaanse
regering stak veel geld in de zaak, en op D-Day, 1944, was er voor elke gewonde soldaat genoeg
penicilline beschikbaar.
Natuurwetenschappelijke methode:
Les 5
Lesdoel 1. Je kunt de belangrijkste ontwikkelingen vinnen de medische biotechnologie beschrijven.
Biotechnologie houdt zich bezig met de technieken om biologie te gebruiken voor praktische
doeleinden.
Lesdoel 2. je kunt de methode voor stamceltherapie beschrijven:
Een bevruchte eicel kan nog uitgroeien tot allerlei verschillendcellen. Een cel die dat kan noem je een
stamcel. Ze worden onderzocht om de ontwikkeling ervan te doorgronden. Ze kunnen relatief
gemakkelijk tot verschillende gespecialiseerde soorten celtypen, zoals hartspiercellen, worden
ontwikkeld. Toch is het nog moeilijk om zuivere celkweken te maken. Het overbrengen van het ergelk
materiaal van een patiënt naar een lege eicel, zou een oplossing bieden. Volwassen stamcellen,
bijvoorbeeld uit het beenmerg, kunnen wel uitgroeien tot allerlei bloedcellen, maar niet meer tot
hersencellen. Er wordt onderzocht of transplantaties door o.a. gentherapie kunnen worden
verbeterd.
Lesdoel 3. Je kunt moderne biotechnologische technieken beschrijven
Klassieke biotechnologie: bestaat al sinds er zo ongeveer mensen bestaan. Fokken van dieren en
veredelen van planten vallen hier onder, maar ook bijvoorbeeld brouwen van bier.
Moderne biotechnologie: bestaat nog maar enkele tientallen jaren. Bijvoorbeeld genetische
modificatie, veredeling en celfusie. Grote doorbraak was het analyseren van DNA. Sinds 1975 sterk
ontwikkeld, want er was zoveel kennis verworven, dat het mogelijk werd om specifieke
eigenschappen van cellen te beïnvloeden. Dit maakte een aantal processen winstgevender, en
sommige producten werden kwalitatief beter. Er zijn ook negatieve gevolgen hierdoor voor
gezondheid en milieu. Dus genetisch gemanipuleerde producten (GGO’s) worden eerst uitvoerig
getest alvorens ze (grootschalig) geproduceerd worden.
Grote vraag hierbij is of alle technische processen die hierbij komen kijken wel ethisch verantwoord
zijn. Wat zijn hier de consequenties van? Er wordt nu dus voortdurend een afweging gemaakt of het
maatschappelijk nut opweegt tegen de risico’s van biotechnologische ontwikkelingen. Bij genetische
modificatie onderscheid tussen
- Transgenese, waarbij soortvreemd DNA wordt bijgevoegd
- En cisgenese, waarbij soorteigen DNA wordt bijgevoegd.
Biotechnologie en voeding: Biotechnologie wordt veelvuldig gebruikt bij voedselbereiding. Enkele
belangrijke toepassingen:
- Soja en Maïs zijn genetisch gewijzigd zodat ze bestand zijn tegen insecten of
onkruidbestrijdingsmiddel
- Chymosine wordt voor kaas gebruikt en dat komt uit kalverenmagen. Micro-organismen
kunnen dit nu echt ook produceren.
- Aroma’s die smaak toevoegen worden, net als enzymen, geproduceerd door microorganismen
In NL houdt de RIKILT zich bezig met de veiligheid van voedsel en ze testen ook de genetisch
gewijzigde producten.
Andere toepassingen: biotechnologie houdt zich bezig hoe ze inefficiënte processen of ouderwetse
productiewijzen kunnen overgenomen worden door micro-organismen. Zo proberen ze vaccins te
ontwikkelen en eiwitten, dit ten behoeve van medicijnen, maar bijvoorbeeld gist- of
melkzuurbacteriën ten behoeve van de voedselproductie
Onderzoek naar ontwikkeling en werking van het lichaam: verschillende dieren worden onderzocht
naar genen en afwijkende genen om dit zo te kunnen onderzoek bij mensen. Muizen hebben
bijvoorbeeld een sterk overeenkomend gen met de mens, en zo kunnen afwijkende genen van
muizen onderzocht worden ten behoeve van het menselijke lichaam.
Veranderen van grootte of groeisnelheid van dieren: sommige dieren worden beïnvloed zodat ze
groter zijn en wij als mens meer kunnen consumeren. Bijvoorbeeld bij de Tilapia of bij de zalm. Of
bijvoorbeeld kippen, die zo gewijzigd zijn dat ze maanden eerder dan vroeger hun slachtgewicht
hebben.
Kweken van organen: Zie stuk van Xenotransplantatie
Maken van proteïnen en polypeptiden: bij sommige schapen zijn menselijke genen ingeplant die er
in de melk weer uitkomen, zodat de melk eigenlijk een soort medicijn vormt voor bepaalde ziekten.
Bij insuline is het andersom: vroeger werd dat gewonnen uit dierenmagen, nu uit micro-organismen,
waardoor de kans op immuniteit minder groot is.
Correctie genetische afwijkingen: sommige ziekt worden veroorzaakt door een bepaald kapot gen.
Door het inbrengen van een goed gen is het probleem opgelost.
Bescherming gewassen: op twee manieren worden gewassen genetisch gemodificeerd:
- Sommige worden zo gemodificeerd dat de vrucht na rijping langer vers blijft
- Of zodat ze niet gevoelig zijn voor sommige bestrijdingsmiddelen.
Toch is dit wel omstreden, in sommige gevallen neemt de plaatselijke biodiversiteit af.
Ethische vraagstukken+ economische en politieke effecten
Ethische discussie omtrent dit punt. Zie blz 27-28
Lesdoel 4. Je kent de voor- en nadelen van xenotransplantatie.
Xenotransplantatie is de overdracht van organen, weefsels of cellen tussen verschillende
diersoorten. Bijvoorbeeld een varkenslever overplanten naar een mens.
Voordelen:
- Het aanbod van menselijke donorweefsels en –organen kan de vraag niet meer bijhouden.
Xenotransplantatie is dus een interessant alternatief.
- Meer tijd om een patiënt medisch en psychologisch voor te bereiden op de ingreep dan bij
donortransplantatie.
- Kan een overbrugging zijn totdat er een menselijk donororgaan is.
- Patiënten hebben soms problemen met het gevoel verder te leven dankzij de dood van een
ander. Ook kan bij menselijke donortransplantatie geen tijdstip worden gepland. Bij dierlijke
wel. (wel kan het psychologisch effect zijn dat iemand zich ‘dierlijk’ voelt).
Nadelen:
De biologische technieken die succesvolle xenotransplantatie mogelijk moeten maken, staan nog niet
op het punt om geïntroduceerd te worden. Er zijn drie grote soorten problemen:
- Afstoting. Het immuunsysteem herkent altijd afwijkende weefselkenmerken van het
donormateriaal. De ernst van de afstotingsreactie hangt af van de mate waarin deze
kenmerken van de donor en de patiënt verschillen. Daarin worden dierlijke organen sneller
afgestoten dan dierlijke cellen. Afstotingsonderdrukkende middelen zijn nog niet sterk
genoeg.
- Functieverlies. Organen moeten zich aanpassen aan het menselijke organisme, zoals aan de
groeisnelheid van het lichaam. Cellen werken dan weer eenvoudiger dan organen.
- Infectiegevaar. Er is een gevaar dat bekende en onbekende infecties van dier op mens
zouden overgaan. Virussen die zich bevinden in het erfelijk materiaal van varkens zijn in staat
om menselijke cellen binnen te dringen – blijkt uit onderzoek.
Verdere nadelen:
- Kosten. Afstotingsremmende medicicatie moet het hele leven lang worden ingenomen.
Levenslange opvolging van xenotransplantatie en het opslaan van alle medische gegevens,
vormen een extrabelasting op de financiering van de gezondheidszorg.
- Ethische aspecten.
- Dierenwelzijn. Mag je dieren gebruiken voor medische toepassingen?
Xenotransplantatie en de behandeling van diabetes wordt in het boek als voorbeeld beschreven.
Les 6
1. Je weet wat het BRCA-1 gen is en wat voor effect het heeft.
Het BRCA-1 gen is een gevaarlijke mutatie in een gen op chromosoom 7. Dit
veroorzaakt borstkanker. Het is erfelijk, zowel mannen als vrouwen kunnen drager
zijn van dit gen, het doorgeven aan hun kinderen, waaarvan de vrouwen dan weer
borstkanker kunnen krijgen.
2. Je hebt inzicht gekregen in de maatschappelijke en persoonlijke effecten die
genetisch onderzoek kan hebben.
Genetisch onderzoek heet naast een positieve kant ook een keerzijde. Als er in de
familie een CBRA-1 gen zit, zou het goed kunnen zijn om je te laten testen of jij ook
drager bent van het gen, zodat je eventuele maatregelen kunt treffen (preventionele
borstamputatie of behandeling). Maar ik denk dat het soms beter is om niet te
weten. Je hele leven gaat dan in het eken staan van de ziekte in plaats van dat je je
focust op leven met God en op je roeping. Er zijn ook veel mensen die depressief
worden, ook al zijn ze geen drager van het gen. (Ze voelen zich schuldig omdat hun
hele familie behalve zij het hebben).
3. Je hebt geleerd dat aan ontdekkingen en wetenschappelijke vorderingen
verschillende kanten zitten die niet per se natuurwetenschappelijk van aard zijn.
?
4. Je kunt verschillende toekomstscenario’s beschrijven m.b.t. verbeteren van de
menselijke soort.
Zie vooral het plaatje op blz. 44 in het boek. We kunnen nu al embryo’s selecteren op
een erfelijke ziekte. Als de vorderingen zo snel vooruit gaan, kunnen we over een
paar jaar onze embryo’s uitkiezen op oog- of haarkleur. Of een PGD-methode voor
intelligentie en zwaarlijvigheid. Wil je een kind met een hoog iq en blauwe ogen? Je
verzint het zelf, de embryo’s die dat niet hebben gooi je weg (designer baby’s dus!)
Maar ook voorspelt het figuur medicijnen om je gewicht op peil te houden of om
nooit meer iets te vergeten. En kunnen wij 150 jaar worden..?
Stamceltherapie: beschadigde weefsels of organen door inbrengen van stamcellen van
embryo’s herstellen. Stamcellen van volwassenen zijn niet meer geschikt. Moet je hiervoor
een embryo laten groeien, wat en mens zou kunnen worden..?
Therapeutisch klonen: het DNA uit de cel van de patiënt wordt overgebracht in en eicel
zonder kern. Deze eicel groeit uit tot een blastocyst (daaruit kunnen stamcellen gekweekt
worden).
P.G.D. methode: embryo’s selecteren op erfelijke ziektes, zie pag. 43
Les 7: Hedendaagse medische aandachtsvelden
Doelen:
1. Je krijgt inzicht welke medische velden momenteel in de belangstelling staan en waarom dat
zo is.
2. Je vormt een onderbouwde mening over medische, sociale en ethische vraagstukken die
hieromtrent bestaan.
Medische velden momenteel in de belangstelling en waarom.
- Obesitas
- DSM-V
o Autisme/Autisme Spectrum Stoornissen
o Dyslexie
o Verslavingen
o Dementie
o Psychologie en psychiatrie
o Opvoeding
o Brain-body-mind
o Medicalisering
Obesitas = overgewicht
- Sinds jaren ’60 vorige eeuw lijdt een groot deel van de (wereld-)bevolking hieraan
- Percentage mensen met overgewicht neemt toe; hoe lang nog? Dit deel van de bevolking
heeft lagere levensverwachting, kleinere kans op nageslacht, steeds kleinere sociale
acceptatie
DSM-V = Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
- Handboek, waarin ‘ziektes’ worden omschreven
- Het gaat hier niet om lichamelijke gezondheid, maar om geestelijk welzijn
Autisme/Autisme Spectrum Stoornissen
- Verzamelnaam voor groep ontwikkelingsstoornissen
- Personen die hieraan lijden hebben verschillende (sociale) problemen
- Gekenmerkt door:
o Verminderend vermogen sociaal contact
o Verminderend vermogen communiceren
o Verminderend gebruik fantasie
o Star patroon van steeds terugkerende stereotiepe bezigheden
Dyslexie (woordblindheid)
- Betekent letterlijk: iemand heeft moeite met taal
- Lezen, spellen en schrijven gaat veel te moeizaam, terwijl iemand wel gemiddelde
intelligentie heeft
- In grote mate erfelijk bepaald
- Hersenaandoening
Verslavingen
- Toestand waarin persoon fysiek en/of mentaal van stof of gewoonte afhankelijk is
Dementie
- Betekent in Latijn ont-geestelijking, ontdaan van geest
-
Niet aangeboren blijvend verlies van functies van het verstand
Geleidelijk achteruitgang geestelijk functioneren
Niet-aangeboren afwijkingen in hersenen
Verzamelnaam voor aantal ziekte verschijnselen, bijvoorbeeld
o Alzheimer = hersenziekte met psychiatrische symptomen, gevolg van fysiek verval
van de hersenen
 Vergeetachtigheid, veranderingen in persoonlijkheid, desoriëntatie en verlies
spraak
o Parkinson = hersenziekte waarbij zenuwcellen langzaam afsterven
 Dopamine tekort  hersenkernen die betrokken zijn bij centrale
bewegingen slechter functioneren
 Een aantal erfelijke vormen van Parkinson
o Korsakov = aandoening waarbij een gedeelte van de hersenen wordt aangetast 
geheugenverlies
 Oorzaak: ernstig gebrek aan thiamine = vitamine B1 (alcoholmisbruik)
Alzheimer & Parkinson zijn typische ouderdomsziekten
Psychologie en psychiatrie
Psychologie:
- Een samenstelling van psyche (ziel) en logos (woord);
- Academische discipline die zich bezighoudt met het innerlijk leven en het gedrag van
mensen;
- Doel: het gedrag van mensen beschrijven, begrijpen en van daaruit kunnen voorspellen;
- Het bestuderen van hersenprocessen speelt hierbij een belangrijke rol. De psychologie
gebruikt natuurwetenschappelijke methoden, zoals MRI.
Psychiatrie:
- Samenstelling van psyche (ziel) en iatros (arts) – geneeskunde van de ziel;
- Medisch specialisme dat zich met vier gebieden bezighoudt:
o Preventie (Epidemiologie)
o Wetenschappelijk onderzoek (Epidemiologie)
o Diagnostiek (Therapie)
o Behandeling (Therapie)
- Doel: ‘’Het verlichten van het psychisch lijden ten gevolge van psychiatrische aandoeningen
en het vergroten van het psychisch welbevinden van de psychiatrisch patiënt en diens
omgeving.’’
Effectiviteit van medicatie verschilt per persoon, proefbehandeling is de enige manier om
het te testen, medicijnen die genezen in de zin dat ze ‘de oorzaak’ van de ziekte verhelpen
bestaan nog niet.
Opvoeding
Levensbelangrijke lessen die de rest van je leven gaan beheersen. De staat heeft de grote
verantwoordelijkheid om te controleren of kinderen wel de juiste opvoeding krijgen.
Brain-body-mind
Ben jij baas over je eigen lichaam? Een opdrachtje bewijst van niet: ledenmaten aan dezelfde kant
van je lichaam (bv. rechtervoet en rechterhand) zijn niet in staat tegelijkertijd een ronddraaiende
beweging te maken in tegenovergestelde richting, dit komt door het corpus callosum of de
hersenbalk.
Medicalisering
Het proces waarbij steeds meer verschijnselen in het menselijk bestaan binnen de invloedssfeer van
de medische wetenschap worden gebracht. Oftewel: normale dingen worden ineens tot medisch
gebied verklaard, met name bepaald gedrag en bepaalde risico’s.
Wat betekent dit in de praktijk? Het leven van gewone mensen en de daaraan normaal gesproken
verbonden risico’s worden het terrein van medische deskundigen, met als gevolg dat we het risico
lopen de controle kwijt te raken over ons eigen bestaan. Wat hebben we zelf nog te beslissen?
En wie hebben hier vooral belang bij? Producenten van geneesmiddelen. Hoe geloofwaardig is dit
dan, kun je je afvragen. Je moet er rekening mee houden dat producenten vooral hun eigenbelang
nastreven.
En wat kunnen wij zelf hiertegen doen? Proberen te de-medicaliseren en weer controle te krijgen
over onze eigen levens, door kritisch te zijn en kritische informatie op internet op te zoeken zodat we
ons afvragen of we sommige dingen wel echt nodig hebben.
Les 8
Er zijn verschillende meningen over het broeikaseffect. De één vindt dat de economie gesteund moet
worden in tijden van crisis en dus vrij zijn gang moet kunnen gaan. De ander vindt dat we daar iets
aan moeten doen, zij maken zich zorgen over de ontwikkelingen rondom het broeikaseffect als
stijgende zeespiegels, natte zomers met stevige buien, landen die zullen overstromen en meer
hongersnoden zoals in de Hoorn van Afrika.
Hierbij komt ook nog dat er mensen zijn die twijfelen of de opwarming wel door de CO2 uitstoot
komt. Dit wordt uitgelicht in de film ‘The Great Global Warming Swindle’. Deze film uit zijn twijfels
over de gedane beweringen in An Inconvenient Truth, het klimaatonderzoek en de bijbehorende
scenario’s van het IPCC.
In’ The Great Global Warming Swindle’ wordt gesteld dat de stijging van de concentratie CO2 wordt
veroorzaakt door een stijging van de temperatuur en niet andersom. De film zet vraagtekens bij de
invloed die de mens zou hebben op het klimaat op Aarde. Gewezen wordt op de relatief warme
Middeleeuwen en het niet stijgen van de mondiale temperatuur tussen 1940 en 1970. De stijging van
de temperatuur op Aarde zoals die zich volgens de temperatuurcurve voordoet sinds begin jaren 70
wordt in de documentaire verklaard door een verhoogde zonneactiviteit en een stijging van het
aantal zonnevlekken. Verder suggereert ‘The Great Global Swindle’ dat de wetenschappers die kritiek
hebben op de IPCC-bevindingen systematisch worden genegeerd of zelfs bedreigd worden door
milieuorganisaties, politici en andere wetenschappers.
Er is ook kritiek op de documentaire. Per punt een standpunt van de documentaire en dan een
kritiekpunt. Lees die even door en vorm een mening.
1. De temperatuur in de Middeleeuwen was hoger dan nu. → De documentair verwijst naar
grafiek uit rapport van IPCC uit 1990. Deze grafiek toont echter alleen temperaturen tot 1975
en is nu achterhaald vanwege nieuw onderzoek.
2. Gemiddelde temperatuur van Aarde nam sterk af tussen 1940 en 1980. → De documentaire
laat grafiek zien van de NASA. Probleem: NASA heeft nooit zo’n grafiek gepubliceerd.
3. Troposfeer warmt sterker op dan wat verwacht kan worden op basis van modellen, en is dus
niet door mensen veroorzaakt. → de US Climate Change Science Programme zegt dat de
modellen soms boven, soms onder de geobserveerde temperatuur zitten. Er wordt
geconcludeerd: er is geen conflict tussen de geobserveerde veranderingen en de resultaten
van klimaatmodellen. (sorry deze snap ik niet)
4. Vulkanen produceren meer CO2 dan mensen. → Hiervan wordt gwn geen bron gegeven. Het
klopt ook gewoon niet.
5. In verleden volgde na een stijging van concentratie CO2 een stijging van temperatuur. Dus is
de huidige stijging van de temperatuur niet het gevolg van het gevolg van toename CO2. →
Dit staat lijnrecht tegenover huidige wetenschappelijke inzichten volgens peer-reviewed
journals.
6. Oceanen stoten grote hoeveelheden CO2 uit bij opwarming, menselijke emissies dus niet
verantwoordelijk voor stijging temperatuur. → Emissie van CO2 uit de oceaan kan wel een
bijdrage leveren een bijdrage leveren maar is een positieve terugkoppeling, geen oorzaak.
7. Variatie in de zonnecyclus kan de stijgende temperatuur verklaren. → De grafiek die gebruikt
wordt, loopt maar tot 1975, is niet afkomstig uit bekend wetenschappelijk werk en een bron
wordt niet gegeven. Onderzoek in de laatste decennia wijst uit dat er geen goede correlatie
is tussen activiteit van de zon en de temperatuur op Aarde.
Les 9: Duurzaamheid, energiebronnen en alternatieve energie
Doelen:
Je bent opnieuw geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het leven op de planeet aarde. Je kunt die
kwetsbaarheid illustreren met voorbeelden uit Afrika, Ecuador, Brazilië, USA en Engeland.
?
Ontbossing in Afrika en Zuid-Amerika
Werken met een eenvoudig model waarmee de toename op de fictieve planeet Broeikastia verklaard
kan worden.
Temperatuurverandering principe:
Als er meer CO2 in de oceaan oplost, verdwijnt dat dus uit de atmosfeer. Maar dan wordt die
atmosfeer ook weer kouder, want er zit dan minder broeikasgas in. En als de atmosfeer kouder
wordt, dan volgt de oceaan die temperatuurverandering ook weer, en wordt dus ook kouder. Dan
kan er weer minder CO2 in opgelost blijven, en gaat er dus CO2 de oceaan weer uit, de atmosfeer in.
En die wordt daardoor weer warmer, en de oceaan volgt dan weer, enz. Uiteindelijk komt het tot een
evenwichtstemperatuur.
Je hebt je eigen bijdrage aan energie- en grondstoffengebruik kritisch bekeken.
jwz.
Je kunt het begrip ecologische voetafdruk omschrijven.
De ecologische voetafdruk voor een bepaald jaar is een getal dat weergeeft hoeveel biologisch
productieve grond- en wateroppervlakte een bepaalde bevolkingsgroep in dat jaar gebruikt om zijn
consumptieniveau te kunnen handhaven en zijn afvalproductie te kunnen verwerken.
Je hebt een beeld gekregen van energiegebruik, grondstoffengebruik en de impact daarvan op de
aarde. Je bent je meer bewust geworden van je eigen rol en de persoonlijke gevolgen daarvan en kun
dat onder woorden brengen.
Nederland is een rijk land met een hoge levenstandaard. We zijn gewend aan een luxe levensstijl. De
gemiddelde Nederlander heeft hierdoor een voetafdruk van 4,1 hectare. Dat is 41.000 m2 ofwel 8
voetbalvelden.
Als we alle beschikbare ruimte op aarde eerlijk verdelen over alle mensen, zonder dat de aarde
uitgeput raakt, dan is er 1,8 hectare (3 voetbalvelden) per persoon beschikbaar. De gemiddelde
voetafdruk van alle mensen op de wereld is nu 2,7 ha. Dat is dus een stuk meer dan het Eerlijk Aardeaandeel van 1,8 ha! We verbruiken met
z’n allen dus meer dan de aarde te
bieden heeft.
Anders gezegd: we maken de natuurlijke
reserves van de aarde op.
En helaas kan de natuur deze reserves
niet meer op tijd aanvullen. Er zijn
grenzen aan het gebruik van de aarde en
aan onze manier van leven. Die grenzen
worden iedere dag overschreden. We
leven op een te grote voet!
Je kunt de rol van de Club van Rome
onder woorden brengen.
De Club van Rome is een particuliere stichting die in April 1968 werd opgericht door Europese
wetenschappers, om hun bezorgdheid over de toekomst van de wereld voor het voetlicht te
brengen. Zij hebben in totaal 33 rapporten geschreven die gaan over de toekomst van de mensheid
en de natuur.
Hoofdstuk 10: Bevolkingsgroei
Artikel dhr. van den Eynde:
‘Samen met de bevolkingsgroei neemt de vraag naar natuurlijke grondstoffen, zoals hout, olie, gas,
papier en water, toe. Deze grondstoffen zijn niet onuitputtelijk. Bevolkingsgroei zorgt ook voor een
economische groei en dus voor meer milieuverontreiniging. Als laatste breidt de bewoonde wereld
zich uit waardoor andere bewoners van deze planeet moeten plaatsmaken.
Nog nooit was het verschil in bevolkingsgroei tussen de verschillende werelddelen zo groot. In de
laatste 30 jaar hebben de minst ontwikkelde landen 95% van de bevolkingsgroei voor zich genomen.
In 1960 woonde 70% van de wereldbevolking in de minder ontwikkelde landen, ondertussen is dat
80% geworden. De Afrikaanse bevolking groeit het snelst.
De laatste 40 jaar is de wereldbevolking verdubbeld. Oude mensen worden onnodig in leven
gehouden. Het euthanasiebeleid moet versoepeld worden. Ook genetische manipulatie moet onder
de loep genomen worden, straks zijn we allemaal een Übermensch geworden en worden we 120 jaar
oud.’
Geboortecijfer
Toename
levensverwachting
Fors
Kenia
Hoog
Japan
Laag
Forse toename na
WOII. Nu vlakt de
toename af.
WestEuropa
Laag
Sinds 1900 forse
toename. Toename
vlakt nu af.
Problemen
Wat te doen?
Grote groei steden
Stijging werkloosheid
Verlies natuurgebieden
Vergrijzing
Woningnood
Milieuproblemen
Investering uit
buitenland
Geboortebeperking
Langer werken
Kinderen krijgen
stimuleren
Robots
Meer uren maken
Later met
pensioen.
Vergrijzing
Les 11: Egypte, sterrenbeelden en kalenders
 Waaraan kun je zien dat oude culturen al nauwkeurig de sterren bestudeerden?
De piramides die de egyptenaren bouwden zijn verbonden aan de stand van de sterren. Zo zijn de
gangen bijvoorbeeld gericht naar
bepaalde sterren. Ook is er tussen de
plekken van de piramides en de
plaats van de sterren een bijzondere
overeenkomst te zien. Dit geeft aan
dat de egyptenaren al een bijzonder
goede kennis hadden van de sterren.
Ook de Inca’s en de Maya’s hadden
veel kennis van de sterren. Dit
kunnen we zien aan bouwwerken als
Machu puchi, Teotihuacan, Chichen
Itza (Mexico).
 Hoe kunnen door nauwkeurige bestudering voorspellingen worden gedaan?
Oude culturen geloofden dat de stand van de sterren gebeurtenissen voorspelden. Zo zagen de
Egyptenaren een verband tussen de ster Sirius en de overstroming van de Nijl. 15 dagen nadat de
Sirius opkwam in het oosten (juli/augustus) overstroomde de Nijl. Tegenwoordig weten we dat hier
geen causaal verband tussen is.
Door een nauwkeurige berekening kan ook de paasdag worden berekend. Het concilie van Nicea
besloot in 325 dat de eerste dag van het paasfeest valt op de eerste zondag die volgt na de eerste
volle maan na het begin van de lente (21 maart).
 Hoe zijn kalenders ontstaan en hoe werken ze?
Kalenders hebben een natuurlijke indeling van jaren, maanden en dagen. Het aantal dagen in de
week en het aantal uren, minuten en seconden is door mensen zelf bepaald. We gebruiken de zon
om de duur van een jaar te bepalen. De maan bepaalt de duur van een maand. Een zonnejaar heeft
365 dagen in een jaar (zoveel dagen duurt het voordat de aarde een rondje om de zon heeft
gedraaid). Één keer in de vier jaar is er een schrikkeljaar want eigenlijk duurt een zonnejaar 365,25
dagen. De omlooptijd van de maan om de aarde is 29,53 dagen. Het duurt 354,36 dagen voor er 12
‘manen’ verlopen zijn. Een maanjaar heeft dus 11 dagen minder dan een zonnejaar. De maanden in
onze zonnekalender lopen niet gelijk met de maanstanden.
 Waar komen de namen van de dagen en de namen van de maanden vandaan?
De namen maandag en zondag komen van de zon en de maan. De andere dagen zijn afgeleid van
Germaanse goden.
De namen van de maanden komen van verschillende bronnen. Sommige maanden zijn vernoemd
naar keizers of goden, andere naar hun (Latijnse) nummer. Het Romeinse jaar kende 10 maanden te
beginnen bij maart. Januari en februari zijn er later bij gekomen.
februari: van het Latijnse februare, dat 'reinigen' betekent. Letterlijk 'de maand van het
reinigingsfeest'. In deze laatste maand van het oude Romeinse jaar werden reinigingsoffers gebracht
maart: naar Mars, de god van de oorlog
april: niet bekend
mei: naar Maia, in de Romeinse mythologie de moeder van Mercurius, maar oorspronkelijk de godin
van de groei.
Juni:naar Juno, de beschermgodin van de vrouw, het huwelijk en de geboorte.
 Hoe werkt de islamitische
kalender?
De islamitische jaartelling begint
met de verhuizing van Mohammed
van Mekka naar de stad Medina (op
16 juli 622 n. Chr.). In 638 n. Chr.
werd de datum van deze verhuizing
- in het Arabisch hidjra (‫ )ةَرْ ِجه‬genoemd - door kalief Omar ibn al-Chattab uitgeroepen tot het eerste
jaar van de islamitische jaartelling.
Moslims volgen een zuivere maankalender. De maand begint bij de nieuwe maan. Het moslimjaar
telt 12 maanmaanden van afwisselend 29 en 30 dagen, in totaal 354 dagen. Hierdoor valt het elk jaar
circa 11 dagen vroeger in het zonnejaar van 365 dagen (de internationale, westerse kalender).
Men hanteert een cyclus van dertig jaar, de jaren 2, 5, 7, 10, 13, 16, 18, 21, 24, 26 en 29 zijn
schrikkeljaren. Er wordt dan een dag toegevoegd aan de twaalfde maand Dhu 'l-Hijja. Op 24 juli 1990
is een nieuw cyclus van dertig jaar begonnen. De koran verbiedt extra maanden, daarom zijn
schrikkeljaren ingesteld.
 Vaardigheid: je kan omgaan met de eeuwigdurende kalender.( pg. 71)
Les 12
Schijngestalten van de maan :
Bij
volle maan wordt het licht van de zon die over de aarde schijnt, weerkaatst door de hele maan.
Hierdoor ziet men op aarde een volle maan. Bij een halve maan (eerste kwartier en laatste kwartier)
schijnt de zon tegen de zijkant van de maan. Wij zien daardoor een half maantje. Bij nieuwe maan
schijnt de zon tegen de achterkant van de maan waardoor de maan geen licht richting de aarde
weerkaatst en er dus nauwelijks/geen maan is waar te nemen. Mocht je het nog niet begrijpen, hier
volgt een link naar een handig filmpje: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071101_maan01
Modellen
Een model is een theoretische weergave van een proces of gebeurtenis doormiddel van tekst,
afbeeldingen of voorwerpen. Met een model door middel van voorwerpen (denk aan een model voor
de maanfasen aan een globe, lamp als zon en tennisbal als maan) kun je theorie visueel maken en
daardoor makkelijker onthouden. Ook kan de theorie schematisch worden weergegeven waardoor
het overzichtelijker wordt en eenvoudiger te begrijpen is. Bij een model ben je echter wel altijd
beperkt omdat het geen werkelijkheid is. Het is een (poging tot) afbeelding van de werkelijkheid. Bij
het model met
de tennisbal en
globe is de
verhouding
bijvoorbeeld
niet correct, ook
zijn de
afstanden in
zo’n model bijna
onmogelijk om
1 Verhoudingen van formaten planeten
weer te geven. Een model maakt dus vaak
een onderdeel van de theorie extra
duidelijk. Hieronder zijn drie
verschillende modellen
van ons zonnestelsel
weergeven.
2 Afstand tussen planeten
3Banen van planeten om de zon
Geocentrisch en Heliocentrisch model
Het geocentrische model houdt in dat wordt gedacht dat alle planeten om de aarde heen draaien.
Geocentrisch model
Heliocentrisch model
Het heliocentrische model gaat er vanuit dat de zon het middelpunt van ons zonnestelsel is.
Een wetenschappelijk model is een vereenvoudigde voorstelling, beschrijving of nabootsing van (een
deel van) de werkelijkheid. Een model kan formeel zijn (bijvoorbeeld een wiskundige vergelijking,
een diagram of een tabel) of informeel (een beschrijving in woorden). Een wetenschappelijk model
heeft net zulke beperkingen als een gewoon model.
Leven op aarde
De atmosfeer maakt het in combinatie met de temperatuur, water en organisch materiaal mogelijk
dat er leven op Aarde is. De atmosfeer is ongeveer 100 km dik, maar ruim driekwart van de atomen
bevindt zich op minder dan 15 km hoogte. Dit betekent dat de rest een heel lage concentratie heeft.
De atmosfeer bestaat voor ruim 78% uit stikstof, N2, en voor bijna 21% uit zuurstof, O2. De laatste
procent bestaat uit argon, waterdamp, koolstofdioxide, neon, helium, methaan, krypton en
waterstof. De atmosfeer zorgt ook voor de filtering van het zonlicht, de Ozonlaag houdt UV-straling
tegen, en het zorgt voor de verspreiding van het zonlicht en houdt ’s nachts warmte vast. De andere
planeten in ons zonnestelsel zijn te heet, te koud, te droog of te zwaar om leven mogelijk te maken.
Van nature komen daar dus geen mensen voor. Op de aarde is het precies warm en nat genoeg om
leven mogelijk te maken.
Waarom zoeken naar leven buiten de aarde
Mensen zoeken naar leven buiten de aarde om antwoord te vinden op de vraag hoe leven ontstaat.
Wanneer ergens anders leven wordt ontdekt kunnen de aarde en die planeet worden vergeleken.
Wanneer verklaard kan worden hoe leven bestaat zijn we ook een stap dichter bij hoe het komt dat
we hier op aarde zijn en wat we met ons leven moeten/kunnen doen. Verder is het natuurlijk een
spannende ontdekkingstocht naar mensen als wij op een andere planeet. En stel er wordt intelligent
leven ontdekt, hoe zouden zij zich dan hebben ontwikkeld?
Aardas en het verband tussen dag en nacht
De aardas is de as waar de aarde dagelijks omheen draait. Omdat de aarde steeds een andere zijde
naar de zon keert ontstaan dag en nacht. De aardas loopt door het zwaartepunt van de aarde.
De punten waar de aardas door het aardoppervlak gaat heten de geografische noordpool en
de zuidpool. Iemand die precies op een van die polen zou staan draait tijdens een etmaal eenmaal
volledig om zijn of haar as. De magnetische noord- en zuidpool liggen ergens anders; zij hebben geen
direct verband met de aardas.
Ook daar is een filmpje van: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060208_dagennacht01
Aardas en het verband tussen
seizoenen
De aarde draait in één jaar om de zon.
Omdat de as een beetje scheef staat
wordt telkens een ander deel van de
aarde verlicht. Wanneer er veel zon op
Europa is gericht (rond 21 juni) is het
zomer. Rond 21 december is het winter
omdat er dan lange nachten zijn en
korte dagen omdat de zuidpool het
meest belicht wordt.
Les 14: ruimtevaart
Je hebt gezien hoe ver mensen gaan voor wetenschappelijke kennis
De mens heeft al heel lang de wens gekoesterd om te kunnen vliegen. Bij piramides zijn al modellen
gevonden die lijken op vliegtuigen. In 1865 publiceerde Jules Verne al zijn verhaal over een reis naar
de maan. Een drijvende kracht achter de ontwikkeling van ruimtevaartuigen was de koude oorlog. De
ruimtewedloop culmineerde in 1969 uiteindelijk in de eerste landing op de maan door Neil
Armstrong, Edwin Aldrin en Michael Collins.
Je hebt gezien dat ruimtevaart ons tot nieuwe wetenschappelijke kennis brengt
“Ruimtevaart levert meer geld op dan het kost. Een voorbeeld. De markt voor toepassingen van
satelliet-navigatie-informatie (een techniek die mogelijk is gemaakt door de ruimtevaart) wordt voor
de komende 10 jaar geschat op 240 miljard euro. Ter vergelijking, het totale ESA-budget is 4 miljard
euro per jaar.
Vergelijkbare berekeningen bestaan er voor weerinformatie, niet alleen voor je dagje strand maar
bijvoorbeeld ook om de landbouw in staat te stellen de maximale opbrengst te realiseren op een stuk
land. Of er wordt berekend wat de besparing is van goede en snelle informatie bij rampenbestrijding
– of beter nog – voorkoming. Vorig jaar heeft de Nederlandse overheid ook negen zogenoemde
topsectoren geïdentificeerd voor innovatie. Voorbeelden daarvan zijn transport, landbouw, energie
en water. De ruimtevaart draagt bij aan alle negen van die sectoren.
De grootste ESA-vestiging ligt in Nederland. Hier in Noordwijk bevindt zich het technische hart van de
Europese ruimtevaartorganisatie. Er werken zo’n 2500 mensen.
De onderzoeken concluderen dat elke in ruimtevaart geïnvesteerde euro tientallen euro’s oplevert.
De OESO is het meest conservatief en komt op een ‘terugverdienfactor’ van tussen 1.5 en 4.9. Van
elke euro komt er dus minstens 1,50 terug en waarschijnlijk is dat meer.
Het is daarbovenop bijna zeker dat Nederland relatief nog veel meer profiteert. Door de
aanwezigheid van ESA-onderzoekscentrum ESTEC in Noordwijk besteedt ESA enkele honderden
miljoenen meer in Nederland dan de Nederlandse bijdrage aan ESA zou rechtvaardigen.”
Download