Handboek `Groeikrachtsysteem`

advertisement
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’
26 januari 2009, Zundert
Inge Mols
Stagebedrijf: Groeibalans, Zundert
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
1
Samenvatting
Groeibalans streeft samen met haar klanten naar een optimaal teeltsysteem waarin praktisch
toepasbare technieken worden gebruikt om zo gezonde en weerbare planten te kweken.
Na jarenlang onderzoeken en het opdoen van ervaringen heeft Groeibalans een teeltsysteem
ontwikkeld; het ‘Groeikrachtsysteem’. Hierin staat de holistische aanpak van Groeibalans centraal:
hierdoor wordt het systeem als één geheel bekeken en worden geen mogelijkheden uitgesloten. Het
draait om de balans tussen biologie, energie en chemie.
Zo kunnen planten geteeld worden die weerbaarder zijn, minder uitval geven en met meer biologie
geproduceerd zijn.
Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dit houdt in dat micro-organismen de bodem
beschermen tegen verstoringen en dat er minimale nutriëntenverliezen optreden. Wanneer een
bodem uit balans is krijgen ziekteverwekkers de kans om binnen te dringen en schade aan te
richten.
Iedere keer wanneer een schadelijke werkzaamheden worden uitgevoerd is dit een aanslag op de
bodem. In gangbare teelsystemen wordt veel gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen
en kunstmest, hierdoor raakt het bodemleven verstoord en wordt het milieu aangetast.
Groeibalans werkt actief aan de volgende onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’:
- Opleiding
Groeibalans biedt een cursus aan over bodembiologie. De cursisten krijgen inzicht in problemen die
zich afspelen in bodems en hoe de ziekteweerbaarheid en de efficiëntie van een bodem vergroot
kan worden. Op deze manier krijgen de cursisten inzicht in de bodemgezondheid en wat hiermee
samenhangt.
Tijdens de cursus worden tips gegeven over hoe men de bodem op een goede manier kan beheren
en hoe bodembiologie in de praktijk kan worden toegepast.
- Planning
Door middel van analyses wordt een compleet beeld verkregen van de chemische, biologische en
fysische samenstelling van de bodem en kan gericht bemest worden.
De Chemische samenstelling wordt beoordeeld door middel van de bodembalans analyse. Hiermee
worden de hoeveelheden en verhoudingen tussen mineralen en sporenelementen beoordeeld.
De Nova Bioscan is een analyse die inzicht geeft in het bodemleven. Het geeft een overzicht van
verschillende soorten organismen en de hoeveelheid van deze organismen.
Een Chroma geeft aan hoe de humustoestand van de bodem is, de toestand van het bodemleven, de
doorluchting en het vochtvasthoudend vermogen van de bodem en de algemene bodemvruchtbaarheid. Dit geeft aan of er bodemleven kan leven in de bodem.
- Grond
De grond dient de juiste eigenschappen te bezitten; de balans tussen de juiste structuur, chemie en
biologie is erg belangrijk. Dit kan aangestuurd worden, onder andere door middel van
organische/chemische bemesting, grondbewerking, ontwatering en beregening.
- Onderhoud
Tijdens de teelt worden onderhoudsactiviteiten uitgevoerd om de groei van de plant te
ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van het spuiten van compostthee en/of bladvoedingen. Aan
de hand van het sap en het blad van de plant kan de balans van nutriënten in de plant beoordeeld
worden door verschillende analyses, zo kan tussentijds indien nodig een correctiebemesting worden
uitgevoerd.
Het opbouwen van een bodembiologisch systeem is niet altijd even vanzelfsprekend. Het is
belangrijk om goed na te denken over de te ondernemen stappen en hierbij te denken in temen van
“leven”. Het is belangrijk om de bodem als één geheel te zien; het één kan niet zonder het ander!
Planten die gekweekt worden volgens het ‘Groeikrachtsysteem’ zullen uiteindelijk weerbaarder zijn
en minder uitval geven. Hierdoor zijn er minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest nodig, dit
scheelt uiteindelijk in de portemonnee!
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
2
Voorwoord
Voor u ligt het handboek van het door Groeibalans ontwikkelde ‘Groeikrachtsysteem’. Dit handboek
is het eindresultaat van de stageopdracht die ik vervuld heb als onderdeel van mijn studie Dier- en
Veehouderij aan de HAS Den-Bosch. Tijdens mijn stage heb ik vaak de vraag gekregen; wat deze
stageopdracht nou precies met mijn opleiding te maken heeft?
Eigenlijk heel eenvoudig; dieren moeten eten en dat eten moet ergens vandaan komen en daar
heeft de bodem heel veel mee te maken.
Tijdens mijn studie ben ik me steeds meer gaan interesseren in de relatie bodem-plant-dier. Ik
wilde graag meer over dit onderwerp leren en ben zo bij René Jochems terecht gekomen.
Groeibalans heeft een heleboel onderzoeken gedaan op het gebied van bodembiologie. Uit de
kennis en ervaringen die zijn opgedaan heeft Groeibalans een teeltsysteem ontwikkeld; het
‘Groeikrachtsysteem’.
Het doel van de stageopdracht was om alle informatie van dit systeem samen te voegen tot een
praktisch handboek.
Tijdens mijn stage heb ik samen met de medewerkers van Groeibalans veel verschillende bedrijven
bezocht en meegelopen op verschillende proeven. De kennis en informatie die ik hierbij heb
opgedaan zijn erg nuttig geweest bij het uitwerken van het verslag.
Ik heb inhoudelijk erg veel geleerd over het thema bodem en hoe hier op een goede manier mee om
te gaan binnen verschillende bedrijfssystemen.
Het was voor mij een erg leerzame maar vooral ook leuke stageperiode, hiervoor wil ik graag René
Jochems en de rest van het team van Groeibalans bedanken.
Inge Mols
26 januari 2009
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
3
Inhoudsopgave
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
1.2 Doelstelling
1.3 Opbouw
5
6
6
2 Achtergrondinformatie Groeibalans
2.1 Organisatie
2.2 Advies en begeleiding
2.3 Onderzoeken
2.4 Cursussen
2.5 Partners van Groeibalans
2.6 ‘Groeikrachtsysteem’
7
7
7-8
8
9
10-11
3 Bodem
3.1 Biologie
3.2 Chemie
3.4 Fysiologie
3.5 Vitaliteit/energie
3.6 Plant
12
12-13
14
14
15
4 Planning / Analyse mogelijkheden
4.1 Bodembalans analyse
4.2 Nova-Bioscan
4.3 Chroma
16
16
17-18
19-22
5 Problemen die we tegenkomen
6 Aanpak
6.1 Grond
6.2 Onderhoud
7 Niet grondgebonden teelt
8 Ervaringen bedrijven
23-27
28-31
32-34
35-39
10 Tot slot
40
Bijlagen
1
2
3
4
5
6
7
Bronnenlijst
Rapport proef Groeikrachtsysteem
Achtergrond informatie
Bodemvoedselweb
Bodembalans analyse
Nova-Bioscan
Blad analyse
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
42-43
44-66
67-76
77
78
79
80
4
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
Groeibalans richt zich op het geven van adviezen in de groensector. Daarnaast biedt het bedrijf
cursussen aan en worden teelttechnische proeven verzorgd.
Samen met haar klanten streeft Groeibalans naar een optimaal teeltsysteem met praktisch
toepasbare technieken om zo gezonde en weerbare planten te kunnen kweken.
Om dit te kunnen bereiken heeft Groeibalans het ‘Groeikrachtsysteem’ ontwikkeld, dit is een
teeltmethode met een holistische aanpak. De balans tussen Biologie, en energie (vitaliteit) en
Chemie,( kunstmatige menselijke inbreng) staat hierbij centraal. Bedrijven die volgens deze
werkwijze produceren, maken producten die weerbaarder zijn, minder uitval geven en met meer
biologie geproduceerd zijn.
In de gangbare tuinbouw wordt veel gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen, hierdoor
raakt de bodem verstoord. Dit heeft als gevolg dat veel ‘goede’ organismen worden vergiftigd en de
stoffen komen vaak door stromingen op andere plekken in de bodem, grond- en oppervlaktewater
terecht, zo raken andere dieren en planten vergiftigd en lopen zelfs mensen gevaar.
Ook wordt in gangbare teelten veel gebruik gemaakt van kunstmeststoffen, deze lossen makkelijk
op in water met als gevolg dat hier veel verliezen optreden door uitspoeling. Daarnaast groeien
planten vaak in een korte tijd heel snel waardoor de plant mogelijk verzwakt en is er meer kans op
verbranding. De zouten in de kunstmest tasten micro-organismen in de bodem aan (in tegenstelling
tot organische meststoffen) wat negatieve gevolgen heeft voor het belangrijke bodemleven.
Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dat wil zeggen dat verschillende micro-organismen in
de bodem zorgen voor voldoende weerstand tegen verstoring. Ook horen minimale nutriëntverliezen
op te treden naar bijvoorbeeld grondwater door uitspoeling of lucht door emissie. Wanneer een
bodem in balans is kan deze zichzelf herstellen wanneer er een verstoring optreedt, wanneer dit
niet het geval is, krijgen ziekteverwekkers de kans om binnen te dringen en schade aan te richten.
Iedere keer wanneer schadelijke werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt een aanslag gepleegd
op het leven in de bodem. Dit kan bijvoorbeeld komen door kunst- of drijfmest, chemische
middelen of verkeerde grondbewerking. Een natuurlijk systeem kan zichzelf reguleren en is niet
door de mens maakbaar. Toch kan met behulp van een goed management het bodemvoedselweb
worden onderhouden.
Om dit te realiseren heeft Groeibalans het ‘Groeikrachtsysteem’ ontwikkeld, om geïnteresseerden
kennis te laten maken met dit systeem biedt Groeibalans cursussen aan voor onder andere
ondernemers en medewerkers van kwekerijen. Tijdens de cursus wordt uitgelegd wat het systeem
inhoudt en hoe het praktisch is toe te passen binnen verschillende bedrijfssystemen.
Om de samenstelling van de bodem inzichtelijk te krijgen en gericht te kunnen bemesten worden
analyses gemaakt van de bodem. Daarnaast geeft Groeibalans advies over het gebruik van
substraten en wordt gedurende de teelt onderhoud uitgevoerd, zo worden onder andere
plantsapmetingen gedaan zodat gericht kan worden bijgestuurd met bijvoorbeeld bladvoeding en
compostthee.
Een groot voordeel van een gezond teeltsysteem is dat er minder chemische bestrijdings- en
gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn. Dit scheelt uiteindelijk in de portemonnee en is beter voor
de gezondheid van mensen, dieren en planten en is daarnaast milieuvriendelijker. Ook kan gerichter
bemest worden waardoor veel efficiënter wordt omgegaan met voedingsstoffen. Er gaat minder
verloren en de plant kan de voedingsstoffen veel beter benutten waardoor een gezonde groei
ontstaat. Een gezonde groei betekent een gezonde, weerbare plant van een goede kwaliteit.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
5
1.2 Doelstelling
Groeibalans voert al jaren proeven uit ten behoeve van het ‘Groeikrachtsysteem’. Daarnaast zijn er
verschillende bedrijven die gebruik maken van dit teeltsysteem. Door het toepassen van dit
teeltsysteem zijn veel positieve resultaten behaald. Daarom is het tijd geworden om de kennis en
informatie die binnen het bedrijf aanwezig is, inzichtelijk te maken en over te brengen aan
geïnteresseerden. Hiervoor is dit handboek ontwikkeld, het handboek geeft een praktische
omschrijving van het ‘Groeikrachtsysteem’ en biedt nuttige informatie voor mensen die werkzaam
zijn binnen de agrarische sector.
Het ‘Groeikrachtsysteem’ is nog steeds in ontwikkeling, het is daarom een flexibel handboek dat in
de toekomst kan worden uitgebreid met eventuele nieuwe of aanvullende informatie.
1.3 Opbouw
In het verslag wordt eerst in hoofdstuk 2 een introductie gegeven van het bedrijf Groeibalans, hierin
wordt omschreven wat Groeibalans doet, met wie zij samenwerkt en de werkwijze van Groeibalans.
Vervolgens worden in hoofdstuk 3 in het kort de vier onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’
samengevat, later in het verslag wordt hier dieper op ingegaan. Omdat de gezonde bodem in dit
systeem centraal staat, wordt eerst omschreven wat een gezonde bodem precies is.
Bij de start van een teelt is het vooral belangrijk om inzicht te verkrijgen in de samenstelling van de
bodem en eventuele problemen, daarom worden in hoofdstuk 4 verschillende analysemogelijkheden
omschreven. In hoofdstuk 5 worden voorbeelden van problemen toegelicht en de achterliggende
oorzaken hiervan. Hoofdstuk 6 beschrijft mogelijkheden voor praktische toepassingen waarmee een
goed leefmilieu voor biologie kan worden gecreëerd en onderhouden.
Ook in de niet- grondgebonden teelt wordt het ‘Groeikrachtsysteem’ toegepast, hier wordt extra
aandacht aan besteed in hoofdstuk 7.
Verschillende bedrijven maken gebruik van dit teeltsysteem, om een indruk te geven van hoe het
systeem op verschillende bedrijven wordt toegepast en wat de ervaringen van ondernemers zijn,
wordt in hoofdstuk 8 de ervaringen van twee bedrijven omschreven.
Momenteel verzorgt Groeibalans een proef waarin het ‘Groeikrachtsysteem’ wordt vergeleken met
het gangbaar teeltsysteem. De omschrijving van deze proef en de resultaten die tot nu toe
geanalyseerd zijn, zijn in het rapport: ”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit”
in bijlage 2 te lezen. In bijlage 3 is meer achtergrondinformatie te vinden, hier wordt dieper
ingegaan op de bodem en de functies.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
6
2 Achtergrondinformatie Groeibalans
2.1 Organisatie
Bij Groeibalans zijn vier mensen werkzaam, René Jochems is de eigenaar van het bedrijf. Voorheen
heeft René als technisch commercieel medewerker bij van Nederkassel gewerkt. In mei 1996 is het
bedrijf Groeibalans opgestart en vanaf 2008 is het bedrijf gevestigd aan de Moersebaan 8g in
Zundert, in een monumentaal pand tegen de bosrand. De werkplek is ingericht als kantoor en
werkplaats waar verschillende proeven kunnen worden uitgewerkt. Daarnaast is er een ruimte
ingericht als lokaal waar cursussen worden verzorgd.
René Jochems verzorgt teeltbegeleiding bij verschillende bedrijven en onderhoudt contacten met
klanten. Daarnaast verzorgt René cursussen over onder andere bodembiologie.
René van Gastel is teeltbegeleider en verzorgt daarnaast ook cursussen over onder andere
plantfysiologie en kasklimaat.
Fonny Tuijtelaars is projectleider van de onderzoeken. In de proeftuin in Zundert worden
verschillende proeven verzorgd gedurende het jaar. Fonny houdt zich onder andere bezig met het
onderhoud en beoordelen van de proeven.
Wim Jochems heeft een kwekerij op dezelfde locatie waar ook het kantoor van Groeibalans is
gevestigd, naast zijn werkzaamheden op de kwekerij zorgt hij voor het onderhoud van de proeven
en assisteert bij de teeltbegeleiding.
David is een collega van Groeibalans in Engeland. Hij is oud medewerker van de ADAS (dat is
vergelijkbaar met DLV in Nederland). Groeibalans werkt regelmatig samen met David Hutchinson.
Net als Groeibalans is David veel bezig met het thema bodembiologie, af en toe vinden er
wederzijdse bezoeken plaats.
2.2 Advies en begeleiding
Groeibalans geeft adviezen die gericht zijn op de totale teelttechnische bedrijfsvoering, zoals;
Bemesting, Gewasbescherming, Bedrijfsinrichting, Bodem- en wateronderzoek, Sortimentkeuze,
Geïntegreerde bestrijding, Waterkwaliteit en Bodembiologische zaken.
Om een advies op maat te kunnen geven neemt Groeibalans grond- of plantmonsters en aan de hand
van verschillende analyses zoeken de adviseurs naar duurzame oplossingen. De grond- en
plantmonsters voor deze analyses worden door Groeibalans genomen en vervolgens verwerkt of
doorgestuurd naar de onderzoekende instanties waarmee zij samenwerken. Aan de hand van deze
analyses wordt een advies opgesteld ter verbetering. Zelf beschikt Groeibalans over de mogelijkheid
om plantsap analyses uit te voeren en Chroma’s te maken, op deze analysemogelijkheden wordt
later in het verslag terug gekomen.
Het werkgebied van deze begeleiding is erg breed, dit zijn boomkwekerijen, vaste plantenkwekers,
landgoederen, groenvoorzieners, bedrijven in snijgroen, plantencentra en overheidsinstanties. Het
grootste werkgebied van Groeibalans ligt in Noord-Brabant, verder zijn er nog enkele klanten elders
in het land.
2.3 Onderzoeken
In opdracht van toeleveranciers van bijvoorbeeld meststoffen of bestrijdingsmiddelen en/of
individuele kwekerijen voert Groeibalans proeven uit. Dit zijn:
• Teelttechnische proeven:
Deze proeven zijn specifieke en op maat toegepaste onderzoeken. De insteek van deze proeven is
altijd gericht op het zoeken naar een duurzame oplossing en het minder afhankelijk zijn van het
gebruik van chemie.
• Demo proeven:
Voor zichzelf en in opdracht van derden voert Groeibalans demo proeven uit met chemie en
biologische gewasbescherming.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
7
• Gewasbeschermingsproeven:
Dit zijn proeven en onderzoeken ten behoeve van chemische en biologische gewasbescherming. Een
minimaal gebruik van chemische middelen staat centraal, regelmatig worden nieuwe of
experimentele gewasbeschermingsmiddelen getest op hun effectiviteit en gewasveiligheid. Ook
toelatingsonderzoeken voor gewasbeschermingsmiddelen worden verricht onder borging en in
samenwerking met Agro Research Int. (ARI).
• Bemestingsproeven:
Voor meststof-fabrikanten en composteerbedrijven voert Groeibalans onderzoeken uit en geeft
hierover advies op maat van het gewas en afgestemd op het betreffende bedrijf. Hierin wordt
continu gezocht naar een balans met de eventuele bodembiologie.
• Bodembiologie:
Groeibalans is in het kader van bodembiologie continu op zoek naar duurzame productiemethoden,
hiervoor worden toepasbaarheidonderzoeken uitgevoerd op onder andere Mycorrhiza-schimmels,
Microfarming, Geïntegreerde gewasbescherming en Waterkwaliteit.
• Bodemanalyse:
Naast de “traditionele” bemestingsonderzoeken werkt Groeibalans ook met Chroma-onderzoeken,
dit onderzoek wordt door Groeibalans zelf uitgevoerd en geeft vooral inzicht in de biologische
structuuropbouw van de grond.
• Geïntegreerde bestrijding:
De afgelopen jaren heeft Groeibalans ervaring opgedaan met een klimatologisch meeldauwmodel.
Dit geeft aan wanneer de klimatologische omstandigheden gunstig zijn voor een meeldauwinfectie
en ander plantziektes. Aan de hand van deze gegevens kan een gewasbeschermingsplan worden
opgesteld.
2.4 Cursussen
Groeibalans biedt cursussen aan over de volgende onderwerpen:
• Bodembiologie; In deze cursus komen problemen uit de praktijk aan bod en wordt uitgelegd
hoe hier op een goede manier mee kan worden omgegaan, zodat de ziekteweerbaarheid en
efficiëntie van de bodem vergroot kan worden. In de cursus worden praktisch toepasbare
oplossingen gegeven. Deze cursus maakt onderdeel uit van het door Groeibalans
ontwikkelde ‘Groeikrachtsysteem’.
• Plantfysiologie & kasklimaat en Klimaat; hierbij wordt ingegaan op de containerteelt en
alle facetten waarmee kwekers te maken hebben. Hierin wordt uitleg gegeven hoe door
klimaatregeling de groei van de plant kan worden beïnvloed.
• Klimaat, plant & gewasbescherming; tijdens deze cursus wordt ingegaan op de invloeden
van het weer bij de groei van plant en hoe optimale spuitmomenten worden bepaald aan de
hand van weersgegevens. Verschillende berekeningsmodellen en waarschuwingsmodellen
worden uitgelegd.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
8
2.5 Partners van Groeibalans
Voor het onderzoeken en adviseren werkt Groeibalans vaak samen met andere bedrijven, personen
en organisaties in de groensector.
• Treeport Zundert
Treeport Zundert is een samenwerkingsverband waarin kwekers, handelaren,
boomteeltkenniscentrum, een transportbedrijf, Rabobank en ABN-AMRO, leden van het SAG, Kamer
van Koophandel, ZLTO, CLTV, een mechanisatiebedrijf, de provincie en de gemeente Zundert samen
een cluster vormen. Op alle terreinen werken zij aan versterking van de boomkwekerij in Zundert.
• Boomteeltkenniscentrum
Wilma Windhorst (AgriPoli), Jan van Lavieren (Tree Consult International) en René Jochems
(Groeibalans) hebben samen het ‘Boomteeltkenniscentrum’ opgericht. Hiervoor is een website
opgemaakt waar actuele informatie te vinden is over ontwikkelingen in de boomkwekerij, het weer,
nieuws, onderzoek en handige links. Het doel van de website is het dienen als actuele kennisbron
voor professionele boomkwekers, tuincentra, hoveniers en mensen die werkzaam zijn in de
boomkwekerij. Deze drie bedrijven hebben een sterk samenwerkingsverband en doordat ieder zijn
eigen specialiteit heeft, kunnen zij samen oplossingen bieden voor specifieke problemen.
• Agro Research International (ARI)
Onder borging en in samenwerking met Agro Research International worden onderzoeken
uitgevoerd. ARI is een onderzoeksbedrijf in de agrarische sector. Zij voeren met name onderzoeken
uit op het gebied van chemische en biologische middelen, voedingsstoffen en verschillende
gewassen. ARI is GEP gecertificeerd en heeft in 2003 het ‘Endorsement of Compliance with the
OECD Principles of Good Laboratory Practice' (GLP) behaald.
• Uw licht op Groen
Uw licht op Groen is een samenwerkingsverband waarin Groeibalans samen met verschillende
bedrijven de klant ondersteunt met informatie en producten. Het is een verzameling van
specialismen waarmee iedere bedrijfsvoering in de groenbranche te maken krijgt. Om de klant zo
goed mogelijk te kunnen bedienen versterken deze bedrijven elkaar in dit collectief.
• Kernsupport
Danny Veraart is de oprichter van Kernsupport. Het bedrijf helpt ondernemingen bij het opstellen
van een ondernemingsplan, personeelszaken, crisismanagement en allerlei zaken waarbij
ondernemers hulp nodig hebben. Naast zakelijk advies geeft Danny ook persoonlijke begeleiding en
coaching. Samen met Danny heeft René Jochems Agrikompas opgericht, hiermee hebben zij een
programma ontwikkeld waarmee kostprijzen in de boomkwekerij berekend kunnen worden. Het
kantoor van Kernsupport is gevestigd in hetzelfde pand als Groeibalans.
• Horti-Nova
Adviesgroep Horti-Nova richt zich in vollegronds teelten op het verbeteren van de
bodemvruchtbaarheid waardoor een teelt gemakkelijker kan verlopen en een productie kan worden
behaald van hoogwaardige kwaliteit. Groeibalans werkt nauw samen met Horti-Nova, zij verzorgen
onder andere de Nova-Bioscan en samen zijn zij op zoek naar optimale teelttechnieken. Horti-Nova
heeft een computerprogramma opgezet waarvan adviseurs en klanten gebruik kunnen maken, hierin
kunnen onder andere gegevens van plantsap analyses verwerkt worden. Het programma maakt deze
gegevens inzichtelijk en via dit programma kunnen gemakkelijk onderling tussen adviseurs gegevens
uitgewisseld worden. Het programma wordt begin 2009 geïntroduceerd.
• Soil Tech Solutions B.V.
Soil Tech Solutions B.V. is een bedrijf van Van Iersel in Biezenmortel wat het Nutri Growing systeem
in West-Europa introduceert. Groeibalans werkt veel samen met Van Iersel op het gebied van
onderzoeken en adviseren. Via Soil Tech Solutions wordt de bodembalans analyse verzorgd.
Daarnaast bieden zij bodem- en bladmeststoffen aan en middelen om compost(-thee) te bereiden.
De andere tak van het bedrijf is Van Iersel compost welke behoort tot de grootste
groenafvalverwerkers van Nederland.
• ZLTO
Groeibalans werkt samen met ZLTO op projectbasis, het project van ‘Schoon Water Zundert’, dat
verderop in het verslag wordt omschreven is in samenwerking met ZLTO.
René van Gastel is oud medewerker van Lucel (onderdeel van ZLTO), René verzorgt de begeleiding
van studieclubs van ZLTO.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
9
2.6 ‘Groeikrachtsysteem’
Visie/Werkwijze
Groeibalans maakt gebruik van een holistische werkwijze, in plaats van naar aparte elementen te
kijken neemt Groeibalans alle elementen mee in haar werkwijze. Door deze holistische werkwijze
toe te passen wordt gestreefd naar een balans tussen Biologie, Chemie/kunstmatige menselijke
inbreng en de vitaliteit van het systeem; Biologie, Chemie en Energie. Het één kan namelijk niet
zonder het ander; zonder biologie is er ook geen opname van chemie, het is dus belangrijk om
verbanden te leggen en het systeem in het geheel te bekijken.
Figuur 2.2.1.: cirkelgedachte, holistische aanpak Groeibalans
Doel ‘Groeikrachtsysteem’
Het doel van het ‘Groeikrachtsysteem’ is; samen met de klant een optimale teeltmethode bereiken
in een gezond systeem waarin vitale planten geteeld worden die weerbaar zijn.
Kwekers die het ‘Groeikrachtsysteem’ toepassen kunnen zich certificeren wanneer zij planten
opkweken op een bodembiologische werkwijze. Hierbij staan vitaliteit, wortelvorming en
weerbaarheid centraal. Ook uitvoerende partijen die de beplanting aanleggen kunnen deze
benaderingswijze toepassen. De bedoeling hiervan is dat planten op meest vijandige plaatsen en
gronden kunnen aanslaan, dit kan geborgd worden door middel van dit certificaat.
Hierbij zijn voorbereiding van de teelt, grondbehandelingen en onderhoud tijdens de teelt
belangrijk.
Onderdelen ‘Groeikrachtsysteem’:
De onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’ waar Groeibalans zich actief mee bezig houdt zijn de
volgende:
• Opleiding
Groeibalans biedt een cursus aan voor kwekers of medewerkers
van kwekerijen die teelttechnisch bezig zijn met bomen en/of
planten. De cursus voor de grondgebonden teelt duurt drie
dagdelen.
Het doel dat Groeibalans wil bereiken is dat de cursisten
inzicht krijgen in problemen die zich afspelen in bodems en hoe
de ziekteweerbaarheid en de efficiëntie van een bodem
vergroot kan worden. Op deze manier krijgen de cursisten
inzicht in de bodemgezondheid en wat hiermee samenhangt.
Tijdens de cursus worden tips gegeven over hoe men de bodem
op een goede manier kan beheren en hoe bodembiologie in de
praktijk kan worden toegepast.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
10
Onderdelen die tijdens de cursus aan bod komen zijn:
- Structuurbederf
- Ziektes
- Plagen
- Bemesting
- Biologie
- Bemonstering
- Bodembiologie (organismen)
- Grondbewerking
- Stofwisseling
- Grondstoffengebruik
De cursus voor de grondgebonden teelt duurt drie dagdelen, hierin worden bovenstaande punten
behandeld. De cursus voor de niet grondgebonden teelt duurt vier dagdelen, bij de opleiding voor
de niet grondgebonden teelt komen dezelfde onderdelen aan bod, maar dan toegespitst op
potgronden. Extra onderdelen waar bij de cursus voor containerteelt aandacht aan wordt besteed
zijn:
- Waterbehandeling
- Toevoegingen aan potgronden
• Planning
Om gerichter te kunnen bemesten en een goed beeld te krijgen van de toestand van de bodem
neemt Groeibalans grondmonsters. Zo wordt een compleet beeld verkregen van de chemische,
biologische en fysische samenstelling van de bodem.
De Chemische samenstelling wordt beoordeeld door middel van de bodembalans analyse.
Deze analyse beoordeelt in tegenstelling tot gangbare mineralenanalyses naast de hoeveelheden
ook de verhouding tussen mineralen en sporenelementen. De balans tussen deze nutriënten is
namelijk erg belangrijk bij het opstellen van een bemestingsplan.
Het bodemleven speelt een belangrijke rol, deze maakt het voedsel voor de plant
beschikbaar. Hiervoor wordt een Nova-Bioscan gedaan, dit geeft een goed beeld van de
microbiologische populatie in de bodem. Hierdoor wordt inzicht verkregen in waar de microbiële
populatie moet worden aangevuld om de voedselketen zo compleet mogelijk te maken.
Een Chroma geeft aan hoe de humustoestand van de bodem is, de toestand van het
bodemleven, de doorluchting en het vochtvasthoudend vermogen van de bodem en de algemene
bodemvruchtbaarheid.
• Grond
Om de bodem voor te bereiden op een teelt kunnen verschillende behandelingsmethoden worden
toegepast. De grond dient de juiste eigenschappen te bezitten; de balans tussen de juiste structuur,
chemie en biologie is erg belangrijk. Dit kan aangestuurd worden, onder andere door middel van
organische/chemische bemesting, grondbewerking, ontwatering en beregening. Hiervoor zijn
allerlei mogelijkheden denkbaar.
• Onderhoud
Tijdens de teelt worden onderhoudsactiviteiten uitgevoerd om de groei van de plant te
ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld zijn door middel van het spuiten van compostthee en/of
bladvoedingen. Aan de hand het sap en het blad van de plant kan de balans van nutriënten in de
plant beoordeeld worden door verschillende analyses, zo kan tussentijds indien nodig een
correctiebemesting worden uitgevoerd.
René Jochems heeft de opleiding als Ecotherapeut voltooid, de kennis die hij hierbij heeft opgedaan
past hij ook toe in het ‘Groeikrachtsysteem’. Er wordt onderzoek gedaan naar de invloeden die
diverse behandelingen van Ecotherapie hebben op het ‘Groeikrachtsysteem’.
Bovenstaande onderdelen komen verder in het verslag uitgebreider aan bod.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
11
3 Bodem
Hieronder wordt in het kort een omschrijving gegeven van de bodem. Waaruit bestaat een bodem
en wat zijn de functies van deze onderdelen?
Voor meer uitgebreide informatie wordt u doorverwezen naar bijlage 3, hier wordt dieper ingegaan
op specifieke onderwerpen.
De bodem is een ecosysteem dat gevormd wordt door verschillende organismen, hun onderlinge
wisselwerking en hun leefomgeving. Voorbeelden van organismen die voorkomen in de bodem zijn
micro-organismen, planten en dieren, dit wordt ook wel het biotische deel genoemd. Het abiotische
deel van de bodem bestaat uit niet levende aspecten zoals gronddeeltjes, mineralen en lucht.
Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dit houdt in dat verschillende micro-organismen in de
bodem zorgen dat er voldoende weerstand is tegen verstoring. Op deze manier kan de bodem
zichzelf en de plant herstellen wanneer er een verstoring optreedt, de plant wordt door de
bodemorganismen beschermd tegen ziekteverwekkers.
Een gezonde bodem levert aan de plant mineralen “op maat”, waardoor de plant evenwichtig
groeit. Door dit evenwicht is er minder kans op stress en hiermee dus ook minder kans op ziektes.
Een plant zonder stress kan gemakkelijker produceren, door de evenwichtige opname van
voedingsstoffen zal het product van betere kwaliteit zijn. (Horti Nova, 2008)
De biologische, chemische en fysiologische onderdelen van de bodem zijn van invloed op elkaar en
dienen dus in balans te zijn. Om zicht te krijgen op de samenstelling van de bodemonderdelen zijn
verschillende analyses mogelijk, de mogelijkheden hiervan worden verderop in het verslag
beschreven.
3.1 Biologie
Het bodemleven is een belangrijke factor voor een goede structuur in de bodem, het zorgt onder
andere voor de aanmaak van humus. De gewasresten worden afgebroken waardoor mineralen
beschikbaar komen voor de plant. Door de opslag van voedsel in de lichaampjes van de
bodemorganismen kan het voedsel niet uitspoelen. Micro-organismen leven van de suikers die plant
met de wortels afgeeft, in ruil daarvoor leveren zij voedingsstoffen en water aan de plant.
Daarnaast scheiden deze diertjes slijm uit waarmee zij de bodemdeeltjes aan elkaar kleven,
hierdoor ontstaat een korrelige structuur wat belangrijk is voor het waterhoudend vermogen, de
voedingsleverantie en de luchtdoorlatendheid van de bodem.
Een andere belangrijke functie is het onderdrukken van ziekten en plagen. Wanneer een tekort
ontstaat aan nuttige bodemorganismen kunnen bodemziekten de overhand krijgen. Voor natuurlijke
ziekteonderdrukking zijn specifieke organismen nodig die ziekteverwekkers kunnen beconcurreren
om ruimte en voedsel of door ze op te eten, te parasiteren of te remmen in de groei.
Een gezond ondergronds voedselweb bestaat uit diverse groepen organismen; schimmels, bacteriën,
aaltjes, micro-geleedpotigen, kevers, springstaarten, pissebedden, duizendpoten en regenwormen.
In bijlage 4 staat het bodemvoedselweb afgebeeld.
Bodemleven heeft voedsel, water en lucht nodig. Door deze micro-organismen te vernietigen met
bijvoorbeeld grondontsmetting, ontstaat een tekort aan bodemleven dat de plant moet voeden en
beschermen tegen ziekten.
Ook grondbewerking heeft een negatieve invloed op de aanwezigheid van organismen, evenals natte
omstandigheden en hoge zoutconcentraties. Chemische gewasbeschermingsmiddelen hebben een
negatieve invloed op het bodemleven, na het toedienen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen
zijn bodemorganismen in mindere mate of zelfs helemaal niet meer aanwezig.
3.2 Chemie
De chemische bodemvruchtbaarheid dient als voedingsbron voor de plant. De fysische en biologische
bodemvruchtbaarheid hebben een grote invloed hierop: in een bodem met een goede vocht- en
luchthuishouding en goed bodemleven vindt een betere mineralisatie van voedingsstoffen plaats
door afbraak van organisch materiaal.
Het anorganische deel van de grond bestaat uit fijne deeltjes die adsorptie-eigenschappen bezitten.
Deze deeltjes kunnen onder andere voedingsstoffen vasthouden, hoe groter het adsorptievermogen,
hoe minder kans op uitspoeling van voedingsstoffen. De hele kleine deeltjes, ook wel lutumfractie
genoemd, zijn grotendeels negatief geladen waardoor ze goed kationen kunnen vasthouden: Ca2+,
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
12
Mg2+, K+ en Na+ ionen. Onder invloed van bemesting en opname door planten kunnen kationen
onderling worden uitgewisseld.
Het lutumgedeelte en stabiele humus bezitten samen het vermogen om de voedingsstoffen in de
grond te binden, dit wordt ook wel het adsorptiecomplex of klei-humuscomplex genoemd. Hierin
worden met name kationen vastgelegd maar ook in mindere mate anionen zoals NO3-, H2PO4- en
SO42.
Met name de Calcium Magnesium verhouding is belangrijk voor de structuur van de bodem, een
verhouding van 68% Calcium en maximaal 12% Magnesium is ideaal. Wanneer deze verhouding goed
is zorgt dit voor een open structuur waardoor meer water inspoelt dan afspoelt. Een open structuur
is ook nodig om de bodemorganismen in de grond een kans te geven om te overleven.
Aan de hand van een bodembalans analyse kan bepaald worden hoe de chemische samenstelling van
uw bodem is. In hoofdstuk 4 wordt de bodembalans analyse verder omschreven.
De ideale bezetting van kationen aan het klei-humuscomplex is als volgt:
Mineraal
Streefwaarde
Calcium
60 - 70 %
Magnesium 10 - 20 %
Kalium
3 - 5 % (afhankelijk van gewas)
Natrium
0,5 - 1,5 %
Aluminium 0,5 %
Waterstof 10 %
Fig. 3.1 Ideale bezetting kationen aan het Klei-humuscomplex. (Bron: SoilTech Solutions, 2008)
In totaal zijn er 17 essentiële elementen voor een plant, negen van die essentiële elementen zijn
macronutriënten, deze heeft de plant nodig in relatief grote hoeveelheden. Zes van deze grote
componenten zijn organische bestanddelen die de structuur van de plant vormen, namelijk:
Koolstof (C), Zuurstof (O), Waterstof(H), Stikstof(N), Fosfor(P) en Zwavel(S). De andere drie
macronutriënten zijn Kali(K), Calcium (Ca)en Magnesium(Mg).
De andere acht essentiële elementen zijn micronutriënten, deze heeft de plant in relatief kleine
hoeveelheden nodig. Dit zijn Chloor(Cl), IJzer(Fe), Mangaan(Mn), Borium(B), Zink(Zn), Koper(Cu),
Nikkel(Ni) en Molybdeen(Mo). Micronutriënten functioneren in planten voornamelijk als cofactoren,
ze helpen bijvoorbeeld bij enzymatische reacties. (Campbel, N. & Reece, J., 2005, pag. 757)
De verschillende hoofd- en spoorelementen vervullen belangrijk functies binnen de plant:
Calcium -> stevigheid
Magnesium -> fotosynthese (Chlorofyl > Suikers)
Kalium -> wateropname, stevigheid , afharden
Stikstof -> de blad- en stengelfunctie
Zwavel -> enzymen en vitamines
Borium -> bloemontwikkeling, fotosynthese
Koper -> verhoogt suikergehaltes
IJzer -> fotosynthese
Mangaan > vruchtuitgroei
(bron: SoilTech Solutions, 2008)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
13
3.4 Fysiologie
Het bodemleven heeft een belangrijke invloed op de structuur van de bodem en andersom.
De fysische bodemvruchtbaarheid wordt bepaald door de vocht- en luchtvoorziening, de
bodemtemperatuur, bodemstructuur en doorlatendheid.
Om voedingstoffen op te kunnen nemen heeft een plant water nodig, wanneer de vochtvoorziening
afneemt zal ook de groei afnemen. De meeste planten onttrekken zuurstof via de wortels, bij te
veel water treedt een tekort aan zuurstof op en wordt de ademhaling belemmerd welke nodig is
voor energie. Ook de meeste bodemorganismen leven in een zuurstofrijk milieu en zullen bij
extreme natte (en droge) omstandigheden problemen krijgen.
Wortels volgen de weg van de minste weerstand en zullen bij voorkeur zich vestigen in holten en
grote poriën, dichte grond is dus erg moeilijk doordringbaar. Wanneer grond bestaat uit op elkaar
geplaatste kluiten zal de beworteling erg plaatselijk zijn en zal maar een klein deel van de grond
benut worden. Voor een goede beworteling moet de structuur zo zijn dat deze gemakkelijk
verkruimelt en dichte lagen in de ondergrond niet of nauwelijks voorkomen.
Wortels en bodemorganismen produceren koolzuurgas, wanneer er veel CO2 voorkomt in de bodem
wordt de groei geremd. Daarom mag de bovenlaag niet te dicht zijn zodat het gas weg kan.
3.5 Vitaliteit/energie
Een correct wetenschappelijke beschrijving van dit onderdeel is niet te geven. Er is eenvoudig weg
niet genoeg onderzoek of wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de energie in planten en
bodems, zeker niet op een praktisch niveau. Binnen het Groeikrachtsysteem gaan we er vanuit dat
planten elektromagnetische-biochemische-reactie-systemen zijn, niet een passief systeem. Hierbij
wordt energie en informatie gebruikt. Het werd tot nu toe binnen de wetenschap als minder
relevant beschouwd en er werden geen financiële middelen voor vrij gemaakt om dit nader te
onderzoeken. Toch is er in het verleden door diverse mensen op eigen wijze onderzoek gedaan, wat
vaak op intuïtie en empirische basis werd uitgevoerd. Om een voorstelling te krijgen van energie
moeten we denken in termen van kracht / vitaliteit. Er zijn wat parameters beschikbaar zoals bijv.
Paramagnetisme, Bovis, Orgon e.d. Uit relatief nieuwe opleidingen als die tot Ecotherapeut (zie ook
www.ecotherapie.org) zijn nieuwe manieren van meten geïntroduceerd. René Jochems heeft deze
opleiding voltooid en past kennis, hieruit opgedaan, toe in het Groeikrachtsysteem. Er wordt
onderzoek gedaan naar de invloeden van diverse behandelingen op het Groeikrachtsysteem.
Er wordt door diverse kwekers gebruik gemaakt van Ecotherapie of andere energetische
behandelingen, bijvoorbeeld etherische oliën, homeopathische middelen en plantversterkers. Het
gebruik van deze producten en behandelingen helpt mee de vitaliteit van de planten te verbeteren
en daarmee ook het gebruik van chemische hulpmiddelen die belastend kunnen zijn verder terug te
dringen.
(Chroma’s worden gebruikt om naar een totaal systeem te kunnen kijken, ze kunnen voor het
onderdeel energie een goed gereedschap zijn. Een Chroma kan laten zien wat de invloeden zijn en
wat er eventueel aan blokkades zit). (Jochems, R., 2009)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
14
3.6 Plant
Planten beschikken over de mogelijkheid om anorganische stoffen te transformeren naar organische
stoffen, hiervoor hebben zij licht nodig als energiebron voor fotosynthese. In ruil voor synthetische
organische stof hebben planten ook grondstoffen nodig in de vorm van anorganische
voedingsstoffen: water, mineralen en koolstofdioxide. De meeste planten halen water en mineralen
uit de bodem, koolstofdioxide wordt uit de lucht gehaald. De vertakking van het wortelsysteem en
het uitschieten van de bovengrondse plantdelen vormen samen een netwerk waarin reservoirs
gevormd zijn van anorganische voedingsstoffen. (Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag. 756)
Wortels zijn belangrijk voor de opname van water, door een diepere wortelzone is er meer vocht
beschikbaar en kan in droge periodes uit diepere grondlagen water worden benut, hierbij zijn de
worteldichtheid en de worteldiepte van belang. (Hoving en Philipsen, 1999) Aan het uiteinde van de
wortel van een plant zitten haarwortels, via deze haarwortels kunnen nutriënten in het bodemvocht
worden opgenomen. Het aantal haarwortels wordt mede bepaald door de snelheid van de
wortelgroei, de wortels moeten continu kunnen presteren voor maximale groei, productie en
kwaliteit. (Horti Nova, 2008)
Doordat de plant wortelexudaten uitscheidt ontstaat een gevarieerd microleven rond de wortel.
Hierdoor worden onder- en bovengrondse delen van de plant beschermd tegen infecties met
ziektekiemen. Wanneer een grote verscheidenheid van microleven aanwezig is rondom de wortel,
worden ziekteverwekkers voortdurend aangevallen, beconcurreerd voor voedsel en opgegeten. Bij
aanwezigheid van ziektekiemen gaat de plant meer wortelexudaten uitscheiden, hierdoor worden
bacteriën gestimuleerd die op dat moment nodig zijn voor bescherming (Baars, 2000).
Fig. 3.1 De opname van nutriënten door een plant (bron: Campell, N. & Reece, J., 2005, pag. 757)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
15
4 Planning / Analyse mogelijkheden
Wanneer er problemen ontstaan is het goed om de achterliggende oorzaak te achterhalen. Daarom
is het handig om inzicht te krijgen in de samenstelling van de bodem. Door analyses te maken wordt
duidelijk hoe de chemische en biologische vruchtbaarheid is en of de bodem wel geschikt is om
biologie in te verkrijgen. Ook om de grond klaar te maken voor een nieuwe teelt dienen de juiste
voorbereidingen te worden getroffen, hierbij horen ook analyses. Zo kunnen de juiste bemestingen
en grondbewerkingen worden uitgevoerd om de bodem klaar te maken.
Hieronder staan verschillende analyses omschreven welke door Groeibalans worden aangeboden.
4.1 Bodembalans analyse
De bodembalans analyse geeft inzicht in de hoeveelheden en verhoudingen tussen de mineralen en
spoorelementen die in de bodem aanwezig zijn. Met name deze verhoudingen zijn belangrijk omdat
zo bepaald kan worden of de mineralen in de bodem in balans zijn. In bijlage 5 is een voorbeeld
ingevoegd waarin een voorbeeld wordt gegeven van een bodem die in balans is en een bodem die
niet in balans is.
Om de balans te bepalen wordt de Total Exchange Capacity (TEC) bepaald, dit geeft aan hoe groot
het klei-humuscomplex in de bodem is en daarmee de potentie waarin de grond in staat is om
mineralen vast te houden en aan de plant te leveren. De TEC is afhankelijk van de soort grond.
Daarnaast wordt bepaald wat de bezetting van de verschillende kationen is in het kleihumuscomplex, dit is de CEC, hieruit komen de verhoudingen tussen deze kationen. Dit is belangrijk
om te bepalen zodat de juiste nutriënten kunnen worden aangevoerd en er een balans kan ontstaan
tussen deze nutriënten.
De ideale bezetting van kationen aan het klei-humuscomplex staat omschreven in hoofdstuk 3.
Ook is het belangrijk om te weten welke absolute hoeveelheden hoofd- en spoorelementen
aanwezig zijn, deze nutriënten zijn namelijk belangrijk voor een aantal functies binnen de plant.
Aan de hand van deze gegevens kan door middel van een berekening een advies worden opgesteld
over welke meststoffen moet worden aangevoerd om de nutriënten in de bodem in balans te
krijgen. De juiste meststofkeuze is hierbij belangrijk. Een goede balans van nutriënten in de bodem
resulteert in een goede bodemstructuur en voldoende beschikbaarheid van nutriënten voor de
plant.
4.2 Nova-Bioscan
Met de Nova-Bioscan wordt de bodembiologie beoordeeld. De Nova-Bioscan geeft een beoordeling
van de aantallen en variatie van het bodemleven; schimmels bacteriën, protozoa en nematoden.
Met een lichtmicroscoop wordt in een oplossing van de bodem of compost gekeken, zo worden de
micro-organismen zichtbaar. Er wordt een onderverdeling gemaakt van zuurstofrijke microben en
zuurstofarme microben en een onderverdeling van soorten. Per onderdeel wordt gekeken of er
voldoende of een tekort aan is en of er genoeg variatie in is.
Het bodemleven is een belangrijke schakel in de opname van mineralen, de opbouw van structuur
en omzetting van organisch materiaal.
In bijlage 6 is een voorbeeld bijgevoegd van de Nova-Bioscan.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
16
4.3 Chroma
Een Chroma is een vloeibeeld op een rond filtreerpapier. Grond of compost wordt voorbehandeld in
een oplossing. Vanuit het middelpunt van het filtreeraarpapier wordt zilvernitraat opgezogen,
daarna wordt de grond of compost in oplossing opgezogen. Verschillende stoffen komen op
verschillende afstand van het middelpunt terecht en worden door reactie met het zilvernitraat
zichtbaar. Zo ontstaan er cirkels en lijnen waarvan informatie afleesbaar is.
Een Chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem of compost, de toestand
van het bodemleven, de doorluchting en het vochthoudend vermogen en de bodemvruchtbaarheid.
Het geeft een beeld van het “huis” van het bodemleven; of het dus mogelijk is om in deze bodem
een stabiel bodemleven op te bouwen.
Een Chroma kan bij compost beoordelen of er voldoende zuurstof is geweest bij de omzetting of er
misschien juist een tekort is geweest. Ook kan beoordeeld worden of de organische stof al is
omgezet in humus of niet.
Fig 4.1 zones Chroma
Een Chroma bestaat uit vier zones die elk een bepaald kwaliteitsaspect weergeven.
- A De buitenste zone geeft de humustoestand van de bodem en de toestand van organische
stof weer. Wanneer de rand lichtbruin/beige is en er wolkjes aanwezig zijn geeft dit aan
dat er een goede humustoestand is. Wanneer de organische stof vers en niet omgezet is of
verbrand, uit zich dit in een donker bruine rand.
- B De middelste zone geeft een beeld van het bodemleven. Wanneer de rand stekelig en
voldoende breed is, dan is het microleven goed ontwikkeld. De tanden dienen gelijk
verdeeld te zijn voor een goed ontwikkeld bodemleven.
- C De binnenste zone geeft de doorluchting en het vochthoudend vermogen weer. De
structuur dient te zijn opgebouwd door micro-organismen en niet door machines. Door de
Chroma behoren lijnen naar buiten te lopen, wanneer dit niet het geval is, is de grond
waarschijnlijk verdicht. Bij een compost-Chroma geven deze lijnen ook aan in wat voor
aërobe toestand de compost is gemaakt.
- D De centrale zone geeft een beeld van de algemene bodemvruchtbaarheid. Wanneer de
zone licht van kleur is geeft dit aan dat de bodemgesteldheid in orde is. Wanneer de
centrale zone te groot of klein is in verhouding met de andere zones geeft dit aan dat de
bodemgesteldheid niet in orde is. Als het centrale punt paars kleurt wil dit zeggen dat er
veel minerale (snel beschikbare) stoffen aanwezig zijn (kunstmest).
De zones dienen in een goede verhouding met elkaar te zijn, wanneer de ene nauwelijks zichtbaar
is en de andere erg breed dan is de bodem niet in balans. Ook dienen de zones vloeiend in elkaar
over te lopen zodat er geen duidelijke scheidingslijnen zichtbaar zijn.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
17
Fig. 4.2 Standaardreeks Chroma’s
Voor de beoordeling van een Chroma is een standaardreeks opgesteld van Chroma’s van nummer 1
(slechte grond) tot en met 12 (goede grond, een zelfregulerend systeem, bijvoorbeeld een bos)
waarmee een Chroma vergeleken kan worden.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
18
5 Problemen die we tegenkomen
Wanneer de bodem niet in balans is kunnen problemen ontstaan zoals structuurbederf, ziekten of
een verslechterde groei.
Vaak liggen aan een probleem meerdere oorzaken ten grondslag, daarom is het belangrijk om de
bodem in zijn geheel te bekijken. Een mogelijk gevolg van een verslechterde bodem is
structuurbederf, dit kan zijn omdat er bijvoorbeeld te weinig bodemleven aanwezig is of een
verslechterde voedingstoestand.
Verarming van het bodemleven wordt vaak veroorzaakt door verkeerde grondbewerking, door
structuurbederf ontstaan vaak anaërobe omstandigheden waardoor het bodemleven afsterft.
Hierdoor neemt ook de weerstand in de bodem tegen ziektes en andere bedreigingen af.
Bodembiologie maakt namelijk antibiotica en rooft op schadelijke organismen, door de afname van
de biologie neemt de ziektedruk toe. Daarnaast is de bodembiologie belangrijk bij de opname van
voedingstoffen, water, mineralen, vitamines, aminozuren, enzymen en eiwitten. Belangrijk is dus
ook dat er voldoende voeding beschikbaar is voor het bodemleven. Bij afname van de biologie zal de
plant minder goed voeding op kunnen nemen, hierdoor verslechtert de boven- en ondergrondse
groei en de kwaliteit van de plant. De bodembiologie werkt samen met de plantwortels en
stimuleert en beschermt de beworteling.
Hieronder staan verschillende problemen en oorzaken omschreven die we vaak in de praktijk
tegenkomen.
Ziekten en plagen
Ziekten en plagen kunnen voor veel problemen zorgen en kunnen een nadelig effect hebben op het
economisch resultaat. Vaak worden bestrijdingsmiddelen ingezet om de ziekte te bestrijden,
hiermee worden de symptomen bestreden maar wordt vaak geen aandacht besteed aan de oorzaak.
“Ziekten en plagen zijn geen schimmels of insecten, het zijn rollen die schimmels of insecten spelen
wanneer er teveel van één soort zijn op de verkeerde plaats”.(Professor Oldeman, 2000)
Specifieke organismen kunnen ziekteverwekkers beconcurreren om ruimte en voedsel of ze kunnen
ze opeten, parasiteren of remmen in de groei.
Door de energie in de vorm van suikers die planten afgeven aan micro-organismen, kunnen de
gunstige micro-organismen voedingsstoffen en bescherming geven aan planten.
Door hoge concentraties kunstmestzouten, pesticiden en ploegen kunnen deze gunstige microorganismen afsterven. De suikers van de plant die eigenlijk bedoeld waren voor deze organismen
worden dan ingenomen door ziekteverwekkers.
De enige manier om de problemen die dan ontstaan te voorkomen of op te lossen is de goede
organismen terug in de grond brengen. In een gezonde bodem, waar veel verschillende organismen
aanwezig zijn worden ziekteverwekkende schimmels en wortelaantastende aaltjes geremd en
onderdrukt.(Baars, 2000, pag. 33)
Ontsmetten
Het ontsmetten van de bodem is bedoeld om ziekteverwekkers en onkruidzaden te doden en de
bodem steriel te maken. Dit kan zowel op chemische als op biologische of fysische wijze gebeuren.
-Bij biologische bodemontsmetting worden grote massa’s organisch materiaal onder warme,
natte omstandigheden de grond ingewerkt, zo ontstaat een zuurstofloze fermenterende massa.
Hierdoor worden zowel nuttige als schadelijke bodemorganismen in deze zone gedood.
-Chemische bodemontsmetting doodt al het bodemleven. Bij het ontsmetten van de bodem
met chemische middelen blijven schadelijke stoffen achter in de bodem die moeilijk afgebroken
kunnen worden.
-Stomen is een duurder alternatief voor het ontsmetten van de bodem. Een nadeel is dat
hierbij de bodem steriel wordt en daarna extra gevoelig is voor ziekteverwekkers en plagen.
Een voordeel is dat hierbij geen schadelijke stoffen achterblijven.
Door het ontsmetten van de bodem breekt alle bodembiologie af, deze is juist belangrijk voor het
behoud van de bodem structuur, de biologie heeft namelijk onder andere als functie dat het
bodemdeeltjes aan elkaar kleeft. Het gevolg is dus dat er structuurbederf ontstaat. Ook is door het
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
19
afbreken van nuttige bodemorganismen de weerstand tegen ziekten weg. Bij het afdoden van
micro-organismen komt extra stikstof vrij.
Het kost enige tijd voordat het bodemleven opnieuw in de bouwvoor koloniseert, dit bodemleven
komt deels vanuit de ondergrond, deels via de compost, de wind en de grond die met nieuw
plantmateriaal mee komt. Soms kan het echter noodzakelijk zijn om een bodem te ontsmetten om
zo een nieuwe start te kunnen maken bij veel ziektes of onkruid. Daarna dient wel zo snel mogelijk
de natuurlijke weerstand opnieuw te worden opgebouwd door middel van bodembiologie.
Chemische samenstelling bodem
Een probleem bij veel gronden is dat er vaak te weinig inzicht is in de chemische samenstelling van
de bodem, er wordt vaak alleen naar hoeveelheden gekeken in plaats van naar de verhoudingen
tussen nutriënten.
Bij bemesting wordt meestal vooral gestuurd op fosfaat, stikstof en kali. Hierdoor worden andere
belangrijke elementen vergeten. Het is belangrijk dat een plant alle mineralen in voldoende mate
en in de goede verhouding krijgt en de bodem dus in balans is.
Om niet alleen naar de hoeveelheden maar ook de verhouding tussen mineralen in de grond te
bepalen kan een bodembalans analyse worden gedaan. Deze staat omschreven in het hoofdstuk
analyses.
Een bodemdeeltje klei of humus is negatief geladen, hieraan zitten positief geladen kationen.
Wanneer een bepaald kation overmatig aanwezig is, is er een tekort aan een ander kation. De plant
moet meer moeite doen om andere mineralen op te nemen die niet overmatig aanwezig zijn. Dit
kost extra energie waardoor de plant deze energie niet meer kan gebruiken om zich te weren tegen
ziekten en plagen.
Met name de Ca:Mg verhouding is belangrijk: Calcium zorgt voor open grond en een betere
waterdoorlaatbaarheid. Magnesium zorgt voor een compacte grond, die meer vocht vasthoud, dat is
positief in een droge zomer, maar wanneer deze elementen niet in evenwicht zijn is de grond in het
najaar te nat of in de zomer te droog.(Vromans, 2008)
Overmaat aan kunstmest
In de gangbare teelten wordt veel gebruik gemaakt van kunstmest, deze kunstmest is zout en bindt
aan water. Bacteriën hebben dit water nodig om te groeien maar als het water aan zout gebonden
is kunnen zij dit niet opnemen. De bacteriën gaan hierdoor dood of stoppen met groeien. De
organismen die bacteriën eten kunnen daarom ook niet aan voedsel komen. Zo komt de
voedselketen in het gedrang door een tekort aan voedsel. Ook de wortels van de plant kunnen
verbranden wanneer er teveel zouten aanwezig zijn.
Een ander nadeel is dat bij een overmaat aan kunstmest vaak een groot gedeelte uitspoelt naar het
grondwater en dus verloren gaat. Hierdoor komen de meststoffen in het oppervlaktewater terecht
met grote nadelige gevolgen voor het milieu.
Door gebruik te maken van langzaam vrijkomende meststof en organische meststoffen wordt minder
schade aangericht dan bij enkelvoudig werkende meststoffen die in een keer heel veel zout aan de
bodem geven. Een ander nadeel is dat de plant rechtstreeks de mineralen kan opnemen, hierdoor
wordt de symbiose met de plant en biologie (met name mycorrhiza) overbodig. Het gevolg is dat de
bodem hierdoor “lui” wordt, de micro-organismen hoeven geen moeite meer te doen om
voedingsstoffen voor de plant beschikbaar te maken. (Groeibalans, 2008)
Daarnaast groeien planten vaak in een korte tijd heel snel waardoor de plant mogelijk verzwakt en
is er meer kans op verbranding.
Berijden met zware machines
Sommige bedrijven maken gebruik van zware machines om mee over de grond te rijden, hierdoor
raakt de grond verdicht. Ook door in slechte, natte periodes van het jaar te werken kan schade
worden toegebracht aan de grond. Door een verkeerd bodemgebruik kan verdichting en versmering
van grond ontstaan. Hoe slechter de bodem is, hoe dieper dit effect doorwerkt. (Groeibalans, 2008)
Wanneer de grond verdicht raakt ontstaan anaerobe omstandigheden, de bodem kan niet meer
ademen waardoor bodemorganismen afsterven. Hierdoor wordt het organische omzettingsproces en
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
20
biologische opbouw in het najaar en in de wintel stilgelegd. Wortels hebben ruimte nodig om te
kunnen groeien, bij verdichtte grond wordt de groei beperkt.
Een grond waarop veel druk is uitgeoefend heeft vaak jaren nodig om op een natuurlijke manier te
herstellen. (In, Froehlich et. al., 1985)
Verkeerd mestgebruik
Vaak wordt gebruik gemaakt van mest van slechte kwaliteit, of wordt de mest diep ondergewerkt
waardoor anaërobe omstandigheden ontstaan.
Dierlijke mest bevat vaak voor de mens schadelijke pathogene organismen die, wanneer ze niet
goed gecomposteerd zijn, gevaar opleveren voor de volksgezondheid en daarom zeker niet in
bioteelten thuis horen. Daarnaast zijn er ook plant pathogene organismen in mest aanwezig
waardoor er grote kans op besmetting aanwezig is. Vaak blijft in mest onkruidzaad over dat niet
dood gaat, goede compost is echter wel onkruidvrij.
De herkomst van mest is niet altijd duidelijk. Gebruik van mest zonder compostering kan grote
risico’s voor de bodem met zich meebrengen, het is dus belangrijk om hier rekening mee te houden.
(Baars, 2000, pag.79)
Bij het gebruik van verkeerde mest en het inspuiten van mest in de bodem kan verzuring in de grond
ontstaan. De mest wordt ondergewerkt onder anaerobe omstandigheden, hierdoor ontstaan giftige
gassen. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld het toedienen van dierlijke mest of kunstmest. Deze
gassen kunnen niet weg en het bodemleven en de plantwortels worden aangetast. Via de wortels en
bladeren kunnen de verzurende stoffen binnen dringen in planten waardoor deze vatbaarder worden
voor ziekten. (milieuennatuurcompendium.nl, 2008)
Zuurgraad
Een bodem met een bijzonder hoge op lage pH geeft problemen. Een lage pH zorgt voor een slechte
bodemstructuur en een hoge pH veroorzaakt slechte opneembaarheid van een aantal
sporenelementen. De ideale pH van water is 6.3. (Groeibalans, 2008)
Bodemorganismen hebben een bepaalde pH nodig om goed te kunnen functioneren.
Door verkeerd mestgebruik kan er verzuring ontstaan in de bodem wat problemen oplevert. Door te
bekalken kan de natuurlijke verzuring gecompenseerd worden of eventueel de zuurgraad verhoogd
worden waardoor de structuur verbeterd wordt. (Groeibalans, 2008)
Fig. 5.1 opname elementen bij pH waarden. (Bron: orgaplus.nl, 2009)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
21
Verkeerde grondbewerking
Verkeerde grondbewerking is een belangrijke oorzaak van structuurbederf.
Door gebruik te maken van kerende grondbewerkingen raakt het bodemleven verstoord. Nuttige,
tere wormen kunnen slecht tegen grondbewerking, waaronder spitten en ploegen en houden ook
niet van kunstmest. Het bodemleven heeft als functie de grond open te houden. Wanneer het
bodemleven in een slechte staat verkeert krijgt een geploegde bodem de eigenschap om bij
regenval dicht te slaan. Een rijk bodemleven zorgt ook voor een betere waterhuishouding en
voedingsstoffen worden beter vastgehouden zodat deze niet uitspoelen. Ook zorgt het bodemleven
ervoor dat pesticiden sneller worden afgebroken. In plaats van ploegen is het beter om de grond
minder diep te bewerken.
Fig. 5.2 structuurbederf
Onkruiden
Onkruiden zijn ongewenste planten op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Onkruiden
geven vaak een indicatie van een overschot of tekort aan mineralen. Ook werkzaamheden die op
het veld worden uitgevoerd kunnen zich uiten in verandering of uitbreiding van onkruiden.
Het uitrijden van mest dient in een periode te gebeuren dat het materiaal goed verteert, dit is in de
vroege herfst of in de winter. Omdat onkruiden vaak niets moeten hebben van een goede
voedingstoestand blijven ze daarom weg of hun uitbreiding wordt daardoor tegengewerkt.
Diepwortelende onkruiden worden geactiveerd wanneer er een zuurstoftekort ontstaat bij
afbraakprocessen. Voorkom dus rotting of een verdichtende laag.
Goed uitgerijpte mest en compost zorgen ervoor dat er geen anaërobe omstandigheden ontstaan.
Ten tijde van grondbewerking dient de grond altijd te kunnen drogen.
De bodembiologie bepaalt voor een groot deel of er onkruiden kunnen groeien, met name schimmels
scheiden stoffen uit waardoor onkruiden “rustig” blijven. Een onbalans in elementen kan sommige
onkruiden een prikkel geven om te groeien. Problemen met onkruid treden vaak op bij laag
opneembaar Calcium, onvoldoende afbraak van organische stof, anaërobe grond en verzwakte
bodembiologie.
Wateroverlast
Vaak is op gronden de bovenste 25 tot 30 cm los, maar
als je dieper gaat graven is dit niet het geval. De laag
onder de bouwvoor is hard en droog en laat weinig of
geen water door. Wortels kunnen niet door deze
storende laag heen groeien. Doordat het water niet
weg kan, komen er plassen en ontstaan er zuurstofloze
omstandigheden, wortels kunnen niet groeien en
bodemorganismen gaan dood. Dit kan grote problemen
met zich meebrengen, de opbrengsten en kwaliteit van
het product zijn vaak slecht en er zullen veel
hulpmiddelen nodig zijn om ziektes tegen te gaan.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
22
6 Aanpak
Zoals eerder omschreven maakt Groeibalans gebruik van een holistische aanpak. Wanneer er
problemen voorkomen liggen hier vaak meerdere oorzaken aan ten grondslag, oplossingen dienen
daarom te worden gezocht op verschillende vlakken. Door op een holistische manier naar het gehele
systeem te kijken worden geen mogelijkheden uitgesloten.
Om problemen te voorkomen is het belangrijk de juiste volgorde van werken aan te houden.
Dit begint bij de basis: grondbewerking en voorbereiding door middel van analyses zodat inzicht
wordt verkregen in de samenstelling van de bodem. Als voorbereiding dient de bodem ontvankelijk
te worden gemaakt voor bodembiologie, dit is mogelijk met behulp van de juiste meststoffen,
compost en groenbemesters. Indien nodig kan een ruggengraat voor de bodembiologie in de grond
worden gebracht, bijvoorbeeld zeoliet. Gebruik sterk uitgangsmateriaal, de vitaliteit van een plant
wordt bepaald in het begin van de teelt en bepaald het uiteindelijke resultaat.
Het beste is om mycorrhizae zo vroeg mogelijk in het systeem aan te brengen, bijvoorbeeld door de
stek te behandelen.
Tijdens de teelt dient onderhoud te worden gepleegd aan de bodembiologie met behulp van
bijvoorbeeld bacteriepreparaten of compostthee.
Na de teelt kan de bodem hersteld worden door de grond aan te vullen met grondstoffen. Dit kan
bepaald worden door bodemonderzoeken te laten uitvoeren.
Het is belangrijk om op een juiste manier met de bodem om te gaan en bijvoorbeeld geen kerende
grondbewerking gebruiken. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met een goede
waterafvoer en het gebruik goede grondstoffen zoals goede stalmest en compost. Daarnaast is
vruchtwisseling belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid en voor de bodemstructuur. Ook om
schade van bodemplagen te voorkomen en onkruiden te onderdrukken is vruchtwisseling nodig.
6.1 Grond
Door de analyses wordt een beeld verkregen van de chemische, biologische en fysiologische
toestand van de bodem. Zo kan, wanneer ergens iets niet in orde is, gericht worden bijgestuurd.
Het kan soms nodig zijn om de grond te bewerken of iets aan de grond toe te voegen zodat de
toestand verbetert.
Het is belangrijk om dit op een verantwoorde manier te doen zodat er zo weinig mogelijk schade
wordt aangericht.
Ontsmetten
Het ontsmetten van een bodem kan soms noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld wanneer een bodem er
slecht aan toe is en schadelijke micro-organismen of onkruidzaden koloniseren in de bodem, kan
ontsmetten een uitkomst bieden. Het is wel de bedoeling om daarna zo snel mogelijk weer met
biologie op te bouwen zodat de bodem snel weer weerstand kan opbouwen.
Machinaal bewerken
De beste grondbewerking gebeurt met machines die de grond zo min mogelijk keren: te denken valt
aan een rotorkopeg of krukasspitmachine. Wanneer de grond zo min mogelijk wordt gekeerd komt
dit de bodembiologie ten gunste, deze is namelijk nodig voor de leverantie van mineralen en
natuurlijke weerstand. (Gastel, R. van, 2008)
Ontwatering/drainage
Vaak ontstaan plassen doordat er een storende laag wordt gevormd waar water op stagneert en
wortels niet doorheen kunnen dringen.
Er zijn verschillende oplossingen om deze storende laag te verhelpen. Wanneer de laag van 40 tot
60 centimeter verdicht is, is een woelpoot de beste keus. Er moet diep genoeg gewoeld worden om
goede resultaten te behalen. Dit is een goedkope oplossing, maar voor korte termijn.
Een duurdere oplossing voor de lange termijn is het aanleggen van ondiepe drainagebuizen. De
ondergrond zit dan nog steeds dicht maar het water wordt afgevoerd naar de sleuven met zand,
grind en drains. (Logt, van der, 2008)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
23
Wanneer een profielkuil wordt uitgegraven wordt de structuur van de bodem zichtbaar. Er kunnen
storende lagen gesignaleerd worden in de bodem waar wortels niet doorheen kunnen of waar water
op stagneert. Ook kan gezien worden hoe de grondwaterstand is in verhouding tot de ideale stand.
In de bovenlaag dient een voldoende kruimelige structuur aanwezig te zijn, dit geeft een indicatie
voor capillaire opstijging. Door de kluit te analyseren kan bepaald worden hoe de structuur is en de
bewortelingsmogelijkheden. Een juiste verhouding in de bodem tussen grond en lucht is belangrijk.
Regenwormen maken verticale gangen met humusbekleding die dienen als drainage, ook maken
wormen horizontale gangen die duiden op het rijke bodemleven.
Door vanaf heuphoogte een schep grond op een plaat te laten vallen wordt de structuur van de
bodem zichtbaar. Blokkige kluiten, compacte en gladde wanden geven een slechte structuur aan.
Wanneer de grond in ronde kruimels uit elkaar valt is de structuur goed te noemen. De kruimels
bevatten slijm die door micro-organismen is geproduceerd, dit dient als plakmiddel en verhoogt de
stabiliteit van de bodemdeeltjes. Wanneer schimmels zichtbaar zijn is dit goed, deze zorgen voor
een goede samenhang tussen de bodemdeeltjes en weerstand tegen ziekten. Grondbewerkingen
zorgen er vaak voor dat deze schimmels dood gaan.
Fig 6.1 Ronde kruimels en blokkige kluiten (Bron: Horti Nova, 2008)
Meststoffen
Om de juiste bemesting toe te dienen, dient te worden uitgegaan van een goede analyse zodat
gericht kan worden bijgestuurd. Een verkeerd gebruik van meststoffen kan veel schade toebrengen
aan de bodembiologie, daarom is het verstandig om bij de mestkeuze hierover na te denken. Er zijn
speciale meststoffen op de markt die gunstig zijn voor de biologie. Ook zijn langzaamwerkende
meststoffen beter voor de bodembiologie. Zeker in combinatie met mycorrhizaschimmels is
belangrijk dat bij het wortelgestel niet te hoge doseringen meststoffen aanwezig zijn, dit maakt de
symbiose met de schimmels overbodig. Met bladmeststoffen kan zeer gericht bemest worden,
hierbij dient de EC concentratie goed in de gaten te worden gehouden zodat deze laag blijft.
Mest en compost zijn organische bemesters en bevatten composteerbaar organisch materiaal.
Voordat planten dit organische materiaal kunnen gebruiken moet het omgezet worden in mineralen
welke door de wortels kunnen worden opgenomen. Organische meststoffen komen geleidelijk aan
vrij, terwijl mineralen in chemische meststoffen onmiddellijk vrijkomen maar niet lang door de
bodem kunnen worden vastgehouden. Overvloedige mineralen die niet door de wortels worden
opgenomen zijn meestal verspild omdat ze uitspoelen uit de bodem door regen of bevloeiing
waardoor het terecht komt in oppervlakte- en grondwater. (Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag.
762)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
24
Organische stof in de bodem is belangrijk voor de volgende zaken:
behuizing voor het bodemleven
vindplaats van voedsel voor bodemleven
opslagplaats van voedingsstoffen
binden van voedingsstoffen
vormen en stabiliseren van bodemstructuur
vasthouden van vocht in de bodem.
(Koch Bodemtechniek, 2009)
Compost
Het gebruik van compost maakt het mogelijk om chemische toevoegingen weg te laten. Compost
bevat alle microbiologische elementen die nodig zijn om ziekten en plagen in de bodem via het
natuurlijke ziektewerende vermogen te voorkomen.
Het gebruik van compost biedt veel voordelen voor de bodem:
Vochthuishuiding
• Verbetert het vochtvasthoudend vermogen
• Per % bodem-os vochtlevering van 4-6 mm
• Op droge zandgrond hoeft minder te worden beregend
• Verbetering van de structuur, dit betekend op zware kleigronden ook betere ontwatering bij
neerslag
Bodemstructuur
• Betere bewerkbaarheid (kleigrond)
• Betere beworteling
• Verminderde stuifgevoeligheid (zandgrond)
Ziektewerendheid
• Algemene ziektewerendheid: concurrentie om voedsel (bijv. Pythium)
• Specifieke ziektewerendheid: antagonisme (bijv. Rhizoctoria solani),
dit kan worden opgeroepen, vooral schimmels kunnen een symbiotisch verband aangaan via
het wortelsysteem van de plant.
Het gebruik van compost kan veel voordeel opleveren, door de weerstand tegen ziekten kan veel
bespaard worden op gewasbeschermingsmiddelen en ontstaat een betere droogteresistentie.
fig. 6.2 compost
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
25
Bij het aankopen van compost is het belangrijk te letten op de kwaliteit van de compost, de
voorkeur gaat uit naar goede groencompost op houtige basis. (Groeibalans, 2008)
Veel composteringsprocessen bereiken temperaturen boven de 70 graden waardoor het materiaal
verbrandt en vergruist, dit is herkenbaar door de stoffige losse structuur en zwarte/grijze kleur.
Goede gehumificeerde compost hoort kruimelachtig en sponzig te zijn van structuur en ruikt naar
zoete boslucht. Dit resultaat wordt alleen behaald met de aërobe methode, ook dan is de compost
onkruid en ziektevrij. Het is dus belangrijk te vragen naar het productieproces en de grondstof die
gebruikt is. Daarnaast is het raadzaam om bij het afnemen van compost te letten op keurmerken,
bijvoorbeeld: het BVOR-keurmerk. (Branche Vereniging voor Organische Reststoffen). De kwaliteit
van compost kan ook bepaald worden aan de hand van een Chroma.
Een teelt heeft een compost nodig die op haar bodembehoefte is toegespitst bijvoorbeeld
schimmel- of bacteriedominante compost, compost kan naar behoefte bacterie- of schimmelgedomineerd gemaakt worden. (Baars, 2000, pag.82)
Organische meststoffen
Organische mestkorrels zijn samengesteld uit plantaardige en dierlijke grondstoffen. De
voedingselementen uit deze meststoffen komen vrij wanneer de bodemorganismen de mestkorrel
afbreken. Door de geleidelijke vertering komen de voedingsstoffen langzaam beschikbaar voor de
plantenwortels.
Chemische stoffen zijn makkelijk oplosbaar en komen in een keer beschikbaar voor de wortels. Bij
een overmaat bestaat kans op beschadiging en uitspoeling naar grondwater.
Bij organische meststoffen komen voedingselementen vrij naar behoefte van de plant, hierdoor
blijft de voeding beter beschikbaar voor de plant en is een evenwichtige groei mogelijk. De
organische mestkorrels hebben een langere werkingsduur en dienen als onderhoud voor de
bodemstructuur en het bodemleven.(groen.net, 2009)
Dierlijke mest
Wanneer gebruik wordt gemaakt van dierlijke mest, is het verstandig om gebruik te maken van rijpe
stalmest. Drijfmest is van slechte kwaliteit en kan schade veroorzaken aan de bodem.
Stalmest kan licht worden ingewerkt en moet vervolgens door de bodemorganismen in de grond
worden omgezet.
Bij het opstellen van een bemestingsplan is het belangrijk te letten op de nieuwe normen van de
mestwet.
Champignonmest
Champignonmest bestaat uit paardenmest die met kippenmest en kalk is gecomposteerd, hierop zijn
champignons gekweekt. Na de oogst wordt deze sterk verteerde mest te koop aangeboden als
bodemverbeteraar en bemester.
Champignonmest werkt alkalisch, het verhoogt de pH van de bodem.(Overloop, R. van, 2001)
Mulching
Door een laag organisch materiaal aan te brengen op de bodem kunnen goede resultaten behaald
worden. Het bodemleven wordt gestimuleerd om het
mulchmateriaal af te breken en nestelen zich in de bodem.
Hierdoor wordt de groei van parasitaire schimmels geremd die
de plantwortels aantasten. Het organische materiaal wordt
omgezet en de vrijgekomen voedingsstoffen worden door de
plantwortels opgenomen. Doordat de bodem is afgedekt, wordt
ook het kiemen van onkruiden tegengegaan, daarnaast wordt
de bodem beschermd tegen verdamping en blijft de bodem
koel. Bij koude temperaturen worden de wortels beschermd
tegen deze kou. Bij een regenbui spat geen water op, dit
voorkomt dat pathogene schimmelsporen opspatten en op de
plant achterblijven. (tuinadvies.be, 2008) Afmulchen kan ook
na bijvoorbeeld het stomen van de bodem een goede oplossing
bieden.
Fig. 6.3 Mulching
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
26
Groenbemesters
Een groenbemester wordt vaak gezien als een kostenpost omdat het perceel een seizoen niet
gebruikt kan worden, toch kan het toepassen van een groenbemester juist geld opleveren doordat
groenbemesters een positief effect hebben op de bodemomstandigheden.
De reden voor het inzaaien van een groenbemester kan zijn aaltjesonderdrukking, verbetering van
de bodemstructuur, aanvoer van organische stof en het onderdrukken van onkruidgroei. Deze
factoren hebben vaak ook weer een gunstige invloed op het bodemleven.
Fig. 6.4 Tagetes en Soedangras
Soedangras/Sorghum
Soedangras is een groenbemester waarmee goede resultaten worden behaald, het gewas zorgt voor
de opbouw van bodemleven en mycorrhizaschimmels.
Voor de teelt is een minimale bodemtemperatuur nodig van minimaal 15°C voor een goede kieming
en ontwikkeling. Soedangras is gevoelig voor vorst dus dient pas na mei gezaaid te worden, voor een
goede groei heeft het een voldoende hoge temperatuur nodig, onder goede omstandigheden kan het
gewas wel twee tot drie meter hoog worden en de organische stof productie kan oplopen tot meer
dan 70 ton/ha. Daarnaast is het goed voor de luchtdoorlatendheid van de grond, de wortels maken
de storende laag in de grond open.
Bij de vertering van het gewas komen blauwzuurachtige verbindingen vrij, deze hebben een
bestrijdend effect op wortelknobbelaaltjes. (Wageningen, praktijk onderzoek plant&omgeving,
2004)
Afrikaantjes
Afrikaantjes (Tagetes) worden ingezet voor de bestrijding van wortellesieaaltjes. Er zijn vele
soorten te onderscheiden met verschillende werkingen. Tagetes draagt echter weinig bij aan de
opbouw van bodembiologie.
Afrikaantjes verhogen het organische stofgehalte met 5 tot 10 ton/ha en bieden een goed
alternatief voor chemische grondontsmetting en laten een mooie bodemstructuur na. Daarnaast
worden onkruidonderdrukking en aaltjesremming bereikt met deze groenbemester. Na de eerste
vorst sterft het gewas af waardoor een mulchlaag ontstaat. (Wageningen, praktijk onderzoek
plant&omgeving, 2004)
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
27
6.2 Onderhoud
Compostthee
Humuscompost heeft een bepaalde voedingswaarde waar de plant direct voedingsstoffen uit kan
halen. Een eenmalige compostgift is niet voldoende om de plant te blijven voorzien van
voedingsstoffen, de minerale fractie raakt op. In het bodemvoedselweb dient de één tot voeding
van de ander, er komen zo steeds kleine voedingspakketjes vrij. Als in het begin van de keten het
voedsel op is zal de rest van de keten ook niet meer kunnen functioneren. Door de eerste schakels;
de schimmels en bacteriën te voeden met compostthee wordt voeding toegebracht en het
natuurlijke ziektewerend vermogen in stand gehouden.
Daarnaast dient de thee als voedsel voor op en in het blad aanwezige organismen die het
binnendringen van ziekteverwekkers tegengaan. Door ruimte- en voedselconcurrentie gaan deze
gunstige organismen ziekteverwekkers tegen. (Baars, 2000, pag. 91)
Waarom wordt het gebruikt?
Door de vele chemicaliën die gebruikt worden in de land- en tuinbouw, worden micro-organismen
op de plant en in de bodem gedood. Deze micro-organismen zijn juist belangrijk voor de groei van
de plant en de afweer tegen bepaalde ziekten. Door compostthee over de planten te spuiten wordt
de schade van de chemicaliën hersteld en worden giftige stoffen sneller afgebroken door de
gunstige micro-organismen aan te vullen. Op deze manier kan het bodemvoedselweb worden
onderhouden en bijgestuurd. Door de CO2 productie van de micro-organismen op het blad, opent
het blad de huidmondjes waardoor voedingsstoffen beter kunnen worden opgenomen. Dit maakt het
gebruik van compostthee in combinatie met bladmeststoffen geschikt.
De compostthee biedt voedsel voor micro-organismen. Doordat het blad bedekt is met gunstige
micro-organismen hebben ziekteverwekkers minder kans om die plaats en het voedsel in te nemen.
Daarnaast stimuleert het de kieming, rijping en de wortelontwikkeling.
Waaruit bestaat compostthee?
Compostthee is een waterig extract van compost. Het uitgangsmateriaal dient goede en rijpe
gehumificeerde (bacterie- of schimmeldominante) compost te zijn, dit is het hoofdbestanddeel van
de compostthee. Tijdens de bereiding worden plantenextracten toegevoegd: Melasse, suikers,
eiwitten, koolhydraten, zeewier, steenstof, humus- en fulvo-zuren. Door middel van deze
samenstelling wordt de bodemstructuur, voedingsopname en beschikbaarheid bevorderd. In een
speciale brewer worden deze elementen in water belucht gedurende minimaal 24 Uur .
Fig 6.5 blad na bespuiting met compostthee
Hoe wordt het toegepast?
Bij het spuiten met compostthee moet gestreefd worden naar 70% bladbedekking. (Groeibalans,
2008)De compostthee kan ook op de bodem worden toegepast, dit gaat het beste wanneer rondom
de wortels humuscompost aanwezig is welke als huis dient voor de micro-organismen. De microorganismen voorkomen uitspoeling van voedingsstoffen en maken voedingsstoffen beschikbaar
wanneer de plant er behoefte aan heeft. Door de compostthee kan organische stof makkelijker
worden omgezet in humus, zo is er minder kans dat ziekten kunnen overleven op gewasresten. Door
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
28
de microbiologische activiteit wordt de lignine en cellulose in organische stof sneller afgebroken en
omgezet in humus. Dit is gunstig voor de bacteriën die organische zuren produceren welke
onoplosbare minerale en organische stoffen beschikbaar maken voor de plant.
In de compostthee is een koolstof bron aanwezig om de organismen te voorzien in de vorm van
hoogwaardige huminezuren en een bron in de vorm van micronutriënten en koolhydraten.
Het gebruik van chemische middelen brengt schade toe aan het bodemleven, dit dient daarom
zoveel mogelijk te worden vermeden. Indien een chemische ingreep toch nodig is, is het verstandig
om dan de compostthee een keer extra toe te passen.
Bij het gebruik van compostthee is het belangrijk dat gebruik wordt gemaakt van een samenstelling
van hoge kwaliteit, wanneer de compost beproefd is kan de kwaliteit worden geborgd.
Toevoegen van hulpmiddelen
Mycorrhizaschimmels
Mycorrhizaschimmels kunnen in het systeem worden gebracht door bijvoorbeeld schimmelsporen te
mengen door de stekgrond of in combinatie met compost.
De schimmel heeft een aantal belangrijke kenmerken:
• Levering van fosfaat
• Levering van stikstof in samenwerking met helper bacteria
• Bescherming van de wortels tegen pathogene schimmel aanvallen
• Bescherming tegen pathogene aaltjes
• Opslag van nutriënten in de plant
• Beschikbaarheid van nutriënten tijdens droogte of andere stress periodes in de teelt
• Transporteren van water door schimmeldraden
• Verbetering van structuur door schimmeldraden
• Voedsel voor geleedpotigen en springstaarten
(Baars, 2000,pag.50)
Mycorrhizaschimmels zorgen voor opname van water waardoor een plant minder snel last zal
hebben van droogte stress. Daarnaast dragen ze bij aan bodemstructuurverbetering door
aggregaatvorming door met hun schimmeldraden grond bij elkaar te houden, zo worden
macroaggregaten gevormd. Door de plant te beschermen tegen ziekteverwekkende schimmels
dragen de mycorrhizae ook bij aan ziektewering. Mycorrhizaschimmels vormen een bescherming
tegen aaltjes, die de wortels niet meer herkennen als wortels, maar als schimmel (Baars, 2000).
Wanneer men van plan is om mycorrhizae toe te dienen is het belangrijk om te zorgen dat de
bodem ontvankelijk is voor deze schimmel. Wanneer er bijvoorbeeld een verkeerde Calcium
Magnesium verhouding is, heeft het geen zin om bodemleven toe te dienen. Voor het toepassen van
mycorrhizaschimmels is het verstandig om te onderzoeken hoe de microbiologische toestand in de
bodem is en of er niet al mycorrhizae aanwezig zijn. Ook mag er geen overmaat van N of P aanwezig
zijn. Dit is te testen door een Chroma en bodembalans onderzoek te laten doen.
Ondersteuning Rhizobacteriën
Ook door middel van ondersteuning met bacteriën kunnen planten een gezonde en natuurlijke
weerstand opbouwen. Rhizobacteriën kunnen door middel van een bacteripreparaat worden
toegediend om de werking van de werking van de mycorrhizae te ondersteunen. Rhizobacteriën zijn
rondom de schimmeldraden van de mycorrhiza aanwezig wat de voedingsopname bevordert. De
schimmels werken voor de plant in ruil voor suiker, een deel van deze suiker die niet gebruikt
wordt, scheidt de schimmel zelf weer uit waardoor het ook de aanwezige Rhizobacteriën aantrekt.
(biogreen.nl, 2009)
Trichoderma
Bodemleven kan bepaalde ziekten specifiek onderdrukken. De schimmel Trichoderma harzianum is
daar een voorbeeld van. Deze schimmel kan de meeste bodemgebonden schimmelziekten
onderdrukken door antagonistische werking. Door hun aanwezigheid zorgen ze dat pathogenen geen
kans krijgen om de wortel aan te tasten.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
29
Door het toevoegen van de schimmelsporen aan het teeltsubstraat of het spuiten van een middel
dat sporen bevat kan Trichoderma worden toegepast in het systeem.
Huminezuren, fulvinezuren e.a. bodemverbeteraars
Huminezuur en fulvinezuur zijn organische eindproducten die gevormd worden in de bodem bij de
afbraak van plantaardige en dierlijke resten. Door het toevoegen van deze middelen wordt de
bodemvruchtbaarheid verbeterd.
Humus bestaat uit drie complexe mengsels:
humine, de niet in water oplosbare fractie;
fulvinezuren, de fractie die in verdunde base en zuur oplosbaar is;
huminezuren, de fractie die wél in base, maar niet in zuur oplosbaar is.
(Bodemloket Heerlen, 2009)
Huminezuur
Effect huminezuur:
- Verbetert de structuur
- Vergroot het CEC en verhoogt water- en voedingsbeschikbaarheid
- Neutraliseert de bodem door de hoge buffercapaciteit, zo komt meer voeding beschikbaar
- Huminezuur verhoogt het waterbufferingsvermogen van de bodem, hierdoor zullen planten minder
snel last hebben van droogtestress.
- Verhoogt organische substantie in bovenlaag waardoor sterkere wortelvorming ontstaat, stabiele
opbouw van klei-humus complex waardoor erosie-effect wordt verminderd.
- Huminezuur verbetert de effectiviteit van de werkstoffen van pesticides, herbicides en fungicides
en immobiliseert de schadelijke werking van de reststoffen.
Daarnaast heeft huminezuur positieve effecten op de plant, het vergroot de opnamecapaccateit van
de wortel. Verhoogt het drogestof gehalte van vruchten, verbetert de plantengroei en verhoogt de
kiemkracht bij zaadgoed. Daarnaast verbetert huminezuur de activiteit van planten waardoor de
plant zich beter kan weren tegen schadelijke organismen. Ook wordt de activiteit van nuttige
organismen gestimuleerd.
Fulvinezuur
Gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve invloed op het bodemleven, na het toedienen
van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen zijn bodemorganismen in mindere mate of zelfs helemaal
niet meer aanwezig. Wanneer fulvinezuur wordt toegevoegd wordt dit effect echter verminderd. Dit
zuur stimuleert bacteriën om schadelijke stoffen sneller af te breken, zonder dat het invloed heeft
op de werking van middelen. (Groeibalans, 2008)
Daarnaast verhoogt fulvinezuur de opname van mineralen in de plant via bladmeststoffen met 35%.
Het zuivert de gronden, buffert overmaat aan mineralen en verhoogt de fotosynthetische cyclus.
Ook wordt de efficiëntie van meststoffen verhoogd waardoor minder meststoffen nodig zijn. (Soil
Tech Solutions, 2009)
Zeoliet
Zeoliet is een 100% natuurlijk vulkanisch materiaal wat rijk is aan natrium, kalium, magnesium,
calcium en zwavel. Het herstelt de biologische balans van het bodemleven en houdt deze op peil.
Zeoliet heeft de eigenschap om 70% van haar eigen gewicht aan water en voedingsstoffen te
absorberen en vertraagd aan de plant af te geven wanneer deze hiernaar vraagt. Het versterkt de
vitaliteit, beworteling en wateropname van het gewas waardoor een betere kwaliteit ontstaat. Het
vergroot het klei-humus complex van de bodem.
Het voordeel van zeoliet is dat het zich niet in de bodem laat opsplitsen in verloop van tijd maar in
de grond blijft ter bevordering van het bodemleven. (zeolite-products.com, 2009)
Bladmeststoffen
Met bladmeststoffen kan nauwkeurig bijgestuurd worden gedurende de teelt. Eventueel kan door
middel van plantsap analyses of bladanalyses bepaald worden welke elementen toegevoegd moeten
worden zodat de plant sterk kan worden. Dit kan eventueel in combinatie met compostthee.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
30
Onderhoud analyses
Plantsap analyse
Met een plantsap analyse kan de huidige balans van nutriënten in het plantsap worden beoordeeld.
De monsters worden verdeeld over een veld genomen. Van de planten wordt het jonge,
onaangetaste blad genomen, hiervan worden de steeltjes afgebroken en verzameld in een spuitje.
De monsters dienen van vitale planten te worden afgenomen. Er dienen minimaal 36 steeltjes
genomen te worden om de proef uit te kunnen voeren.
De steeltjes worden in spuitjes gedaan en een dag in de vriezer gestopt. Wanneer dit ontdooid is
kan met het spuitje het sap uit worden geperst op de meters.
• Brix-meting
Het Brix-niveau wordt gemeten met een refractometer en zegt voornamelijk iets over het
suikergehalte van de plant maar ook over de minerale samenstelling (o.a. spoorelementen) en
vitamen. De refractometer bepaalt de brekingsindex van de vloeistof
Een laag Brix-niveau betekent een slechte smaak en vrij spel voor insecten. Een hoog Brix-niveau
geeft aan dat het plantsap zoeter is en er dus minder last is van insectenplagen.
Tevens geeft een laag Brix-niveau aan dat er minder beschikbaar Calcium en/of fosfaat aanwezig is.
Bij een hoog Brix-niveau is er een betere weerbaarheid en een betere bescherming tegen vorst.
• EC-meting
Met deze meting wordt het geleidingvermogen van het plantsap gemeten, dit geeft aan in welke
mate de plant ionen opneemt. Wanneer de geleidbaarheid laag is kan dit betekenen dat er een
tekort aan voedingselementen is, een hoge geleidbaarheid wil zeggen dat het plantsap teveel
zouten bevat. Wanneer er te veel minerale ionen aanwezig zijn in het sap worden ze niet goed
omgezet in organische vorm dat belangrijk is voor de bouw van de plantenstructuur.
• pH-meting
Met een pH meter kan de zuurgraad van het sap gemeten worden. De streefwaarde van het plantsap
is pH 6,0. Een te lage pH betekent vaak een tekort aan Ca, Mg of een overschot aan NH3. Een te
hoge pH-waarde kan betekenen dat er een tekort is aan fosfaten en sulfaten.
• Kalium meting
Hiermee wordt de hoeveel van de nutriënten gemeten die aanwezig is in de plant. Zo kan met de
bemesting makkelijk gestuurd worden naar het ideale niveau. Het kaliumgehalte is van belang voor
de wateropname van de plant, de stevigheid en het afharden.
Te veel Kalium houdt Magnesium, Borium, Mangaan en Calcium vast in de bodem.
• Nitraat meting
Hiermee wordt de hoeveelheid van de nutriënten gemeten die aanwezig is in de plant. Zo kan met
de bemesting gemakkelijk gestuurd worden naar het ideale niveau. Een tekort aan natrium uit zich
in een minimale groei en een te hoog gehalte maakt planten gevoeliger voor insecten en betekent
een verminderde opname van Mg.
Tijdens de teelt kan een eventuele correctiebemesting worden uitgevoerd. Zo kan efficiënt bemest
worden en kan bespaard worden op meststoffen.
Blad analyse
Wanneer een plantsap analyse niet voldoende informatie geeft kan een blad analyse worden
uitgevoerd. In bijlage 7 is een voorbeeld van een blad analyse bijgevoegd.
Hierbij kan nauwkeurig per nutriënt worden bekeken of er een tekort of juist teveel aan is.
Per plant wordt bepaald wat het ideale niveau is, dit wordt vergeleken met de werkelijke
aanwezige gehaltes. Zo wordt een beeld verkregen van hoe de voedingstoestand in de plant is en
waarom een bepaald element bijvoorbeeld niet wordt opgenomen.
Ook kan door dit inzicht efficiënter bemest worden waardoor bespaard kan worden op meststoffen.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
31
7 Niet grondgebonden teelt
Ook in de niet grondgebonden teelt is het mogelijk om gebruik te maken van toegepaste
bodembiologie.
Het werken aan bodembiologie in een pot is natuurlijk moeilijker, omdat een pot niet bepaald
natuurlijk is en iedere pot zijn eigen biologie moet opbouwen. Toch wordt hiermee al steeds meer
gewerkt in de niet grond gebonden teelt.
Ook in de niet grondgebonden teelten is het belangrijk om het gehele biologische systeem te
bekijken, hierbij is de waterkwaliteit extra belangrijk, dit is het bloed van de teelt. Zowel de
chemische als de biologische samenstelling is bij water van belang om bodemleven te verkrijgen en
te kunnen onderhouden. Daarnaast gelden er verschillende overheidsregels en verordeningen
waarmee rekening dient te worden gehouden.
Voorwaarden en mogelijkheden voor bodembiologie in de niet grond gebonden teelt zijn:
• Waterkwaliteit verbeteren.
• Introduceren van Mycorrhizae.
• Aanbrengen van een actieve koolstofbron.
• Onderhouden van bodemleven.
• Hulpstoffen en andere toevoegingen.
• Begeleiding aanpassingen aan de teelttechniek.
Waterbehandelingen
De kwaliteit van het water waarmee wordt beregend is van groot belang voor de groei van het
gewas en de kwaliteit van het gewas. Wanneer het water van slechte kwaliteit is heeft dit
negatieve effecten op het gewas; het gewas kan verkleuren waardoor de assimilatie, de groei en de
kwaliteit verminderen. Het gewas kan verbranden waardoor de groei beperkt blijft of het gewas
zelfs afsterft, dit kan grote financiële gevolgen met zich meebrengen. Daarnaast kan een slechte
waterkwaliteit zorgen voor een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen, vooral
schimmelziekten. (Weekblad groenten en fruit 1987, pag. 62)
Een goede waterkwaliteit is van belang voor de gewassen zodat deze minder snel gevoelig worden
voor ziektes. Om een goede bodembiologie te krijgen en behouden is een goede biologie in het
water een must, hiervoor is een goede behandeling noodzakelijk. Wanneer het water een stabiele
homogene kwaliteit heeft werkt dit zowel op chemisch als biologisch vlak positief door in de teelt.
Wanneer het water niet over de juiste kwaliteiten beschikt heeft bodembiologie weinig kans van
slagen. (Groeibalans, 2008)
Door een goed waterfiltersysteem in te passen kan de kwaliteit van het water verbeterd worden. Dit
is nodig voor de ontharding van het water, N- en P onttrekking en het onderdrukken van ziektes.
Een ander voordeel van een goed waterfiltersysteem is dat er efficiënter met water kan worden
omgegaan, dit levert uiteindelijk ook financieel voordeel op. Daarnaast kan door gebruik te maken
van een goed watersysteem efficiënter worden omgegaan met water wat uiteindelijk financieel
voordeel oplevert. Water is namelijk niet altijd ongelimiteerd in goede kwaliteit aanwezig.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
32
Behandelingen
Waterkwaliteitverbetering / ontharding
Door het toevoegen van lucht, daalt het HCO3- niveau waardoor het water minder hard wordt.
Hierdoor komt er meer zuurstof in het water.
Inzetten van planten en dieren
Door het inzetten van planten blijft het nitraat en fosfaat niveau op peil, dit voorkomt algengroei in
het water.
Gele Lis
Gele Lis ontrekt N en P uit het water en zorgt voor verdere beluchting. Hierdoor wordt actief
zuurstofrijk bacterieleven gevormd in het water waardoor ziektes worden onderdrukt.
Hoornblad
Doordat deze snel groeit neemt het zeer veel voedingsstoffen op uit het water. De plant vangt
gemakkelijk zweefvuil op.
Waterpest
Waterpest haalt kooldioxide uit het water in de vorm van carbonaat. Waterpest wordt ook vaak
toegepast om het water van meer zuurstof te voorzien.
Slakken
Slakken helpen het water zuiver te houden door het eten van rottende plantendelen en allerlei
algen.
Roofvissen
Deze vissen vangen insecten en larven, zo helpen ze het water te zuiveren.
(wikipedia.org, 2009)
Door een dunne laag water te creëren vindt er UV filtering plaats.
Fig 7.1 Watersysteem
Fig 7.2 UV filtering en verdere beluchting
Fig 7.3 Aanleg filtersloot inpassen in recirculatiesystemen
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
33
Fig. 7.3 Inrichting containerveld volgens de nieuwste regels
Introductie Mycorrhizae
Om het bodemleven te ondersteunen en plantwortels tegen indringers te beschermen kan potgrond
of compost worden geïnoculeerd met schimmels zoals Mycorrhiza of Trichoderma. Mycorrhiza heeft
echter tijd nodig (2-4 weken) om de plant te koloniseren terwijl nematoden al binnen enkele uren
wortels aanprikken. Daarom is inoculeren tijdens de opkweek noodzakelijk, na het planten is het
minder effectief. (Cuijpers, W., 2006)
Het beste kunnen Mycorrhizae zo vroeg mogelijk in het systeem geïntroduceerd worden bij het
stekmateriaal of in de zaaigrond.
Het is belangrijk erop te letten dat in het begin van de teelt zeker geen overmaat aan meststoffen
aanwezig is in de grond, de plant moet namelijk behoeftig worden gemaakt voor inoculatie. De
plantenwortel onttrekt in ruil voor suikers N en P aan de schimmel. Hoe minder N en P in de grond
voorkomt des te meer Mycorrhiza-ontwikkeling er optreedt. (Pol,van, 1995)
Zorg ervoor dat het toepassen van Mycorrhizae economisch verantwoord is, laat het aantal sporen
dat nodig is berekenen. Gebruik altijd beproefde producten en let op de bewaartijd.
Onderhoud bodemleven
Bij potplanten kan de balans verstoord raken doordat te vast wordt opgepot of gebruik wordt
gemaakt van een te fijn mengsel of verkeerde grondstoffen. In sommige gevallen wordt te nat
gekweekt, te veel compost gebruikt of compost met een te fijne tractie.
Om het voedselweb te voeden dient een koolstofbron aanwezig te zijn, hiervoor kan maximaal 10%
humuscompost worden gemengd door de potgrond. Zorg ervoor dat in de containerteelt alleen
schimmeldominante humuscompost of RHP gecertificeerde compost wordt gebruikt.
Om het bodemleven te behouden is het belangrijk om op te letten bij het gebruik van chemie, dit
breekt namelijk het bodemleven af, vooral fungicide. Zorg er ook voor dat het bemestingsniveau
laag blijft, te hoog niveau maakt bodemleven vaak overbodig. Om het bodemleven te onderhouden
kan gebruik gemaakt worden van onder andere compostthee, rhizobacteriën en nuttige schimmels.
In het vorige hoofdstuk ‘onderhoud’ staan enkele mogelijkheden omschreven waarmee de teelt kan
worden onderhouden, deze methoden gelden ook voor de niet grond gebonden teelt.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
34
8 Ervaringen bedrijven
Enkele bedrijven die het Groeikrachtsysteem toepassen zijn benaderd om een idee te geven van hoe
het systeem in de praktijk wordt toegepast en wat voor ervaringen de ondernemers hebben met dit
systeem.
Bedrijf 1
Algemene bedrijfsinformatie
Het bedrijf is opgedeeld in vollegrondsteelt van 12 ½ hectare en containerteelt van 3 ½ hectare.
De containerteelt van 3 ½ hectare en 1 hectare zaaibedden in de volle grond vormen samen één
bedrijfstak met bos- en haagplantsoen, hierop wordt het ‘Groeikrachtsysteem’ toegepast. De
andere bedrijfstak bestaat voornamelijk uit het kweken van spillen.
In 2003 is het bedrijf begonnen met het spuiten van compostthee op bepaalde soorten in de
pottenteelt die gevoelig zijn voor bladvlekken. In januari 2005 heeft de ondernemer een cursus
bodembiologie gevolgd bij Groeibalans.
Wat was de aanleiding om over te stappen op een ander teeltsysteem?
De reden om over te stappen op een ander teeltsysteem was voornamelijk de toename in het
gebruik van chemische middelen. Vooral in de zomer worden veel planten uitgeleverd. In deze
periode werd vaak met chemische middelen gespoten terwijl er daarna veel mensen moesten
werken tussen de planten. De chemische middelen zijn erg slecht voor de gezondheid.
In de volle grond worden spillen gekweekt, hier wordt nog wel chemie op toegepast. Hier hoeft
echter niet zo vaak in gewerkt te worden dus hierin zijn de werkzaamheden makkelijker in te
plannen. Het pottenseizoen is erg druk tussen mei en september, het valt niet mee om de
bespuitingen tussen de werkzaamheden door in te plannen.
Hoe wordt het Groeikrachtsysteem op het bedrijf toegepast?
Het bedrijf heeft één hectare zaaibedden in de volle grond, hierin wordt gewerkt met het toepassen
van bodembiologie. De voorbewerking van de grond gebeurt door het ontsmetten van de grond
zodat onkruiden en ziektes worden gedood. Daarna wordt schimmeldominante humuscompost
uitgereden over de grond waarna er gezaaid kan worden. Wanneer de planten opkomen beginnen ze
met het spuiten met compostthee, de bodem bouwt dan biologie op. Het bedrijf kweekt zelf
plantgoed op. De sporen die gevormd worden in de grond komen met het plantgoed mee en gaan
mee de pot in bij het overpotten. Door de potgrond wordt 10% schimmeldominante humuscompost
gemengd, zodat ook hierin bodemleven kan worden opgebouwd.
Het ‘Groeikrachtsysteem’ wordt tot nu toe alleen toegepast op de zaaibedden en in de potten, dit
vormt samen één bedrijfstak. De andere tak is voornamelijk het kweken van spillen, hier laat het
bedrijf wel iedere 2 á 3 jaar een bodembalansanalyse uitvoeren. Daarna wordt hier
schimmeldominante humuscompost over uitgereden. Er wordt hierop nog geen gebruik gemaakt van
compostthee, dit is wel de planning voor de toekomst.
Tot vorig jaar heeft het bedrijf gewerkt met mycorrhiza-schimmels, Daarna hebben ze het zaaien
uitbesteed aan een ander bedrijf, dat bedrijf werkt ook met mycorrhiza-schimmels, de sporen
komen dus al met het plantgoed binnen op het bedrijf.
Op het bedrijf is een waterfiltersysteem aanwezig, hierin zwemmen roofvissen en staan planten die
zorgen voor extra zuurstof. In de sloot zijn kleine watervalletjes gemaakt, hierdoor wordt een dun
wateroppervlak gecreëerd waardoor UV filtering en beluchting plaatsvindt. Ook is in het
waterbassin een beluchter geplaatst.
Het water wordt nog niet getest op biologie, het is wel de planning om hier in de toekomst mee aan
de slag te gaan.
In principe probeert het bedrijf zoveel mogelijk gebruik te maken van biologische toepassingen.
Alleen wanneer er ziektes opduiken wordt ingegrepen met chemische bestrijdingsmiddelen, het
liefst zo weinig mogelijk en alleen wanneer het echt nodig is.
Analyses
Een paar jaar geleden heeft het bedrijf voor het eerst een bodembalans analyse laten nemen, ook
zijn nu een aantal chroma’s genomen en de laatste keer is er een bioscan gedaan. Aan de hand van
deze analyse heeft Groeibalans een bemestingsplan opgesteld. Bij van Iersel Compost in
Biezenmortel wordt compost gemengd met alle benodigdheden, dit geeft de basis voor een goede
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
35
start van de teelt. De meeste teelten staan twee jaar in de volle grond, meestal wordt in het
tweede jaar van de teelt met organische mestkorrels aangevuld. Er wordt verder geen gebruik
gemaakt van kunstmest, dit is tot nu toe ook nog niet nodig geweest.
Aan de hand van analyses worden verschillende toepassingen verricht, zodra er nieuwe bruikbare
methodes zijn proberen ze dit samen met Groeibalans te introduceren in het systeem.
Wat zijn de ervaringen?
Een aantal jaren geleden waren er problemen met plantmateriaal dat niet goed tegen de vorst kon.
Ook bij het onderstoppen tegen de vorst waren er problemen. Toen zijn ze begonnen met het
toevoegen van schimmelsporen, dit had een goed effect. Nu hoeft het gewas zelf bij vorst niet meer
te worden ondergestopt en blijven de planten goed.
De ervaring met het ‘Groeikrachtsysteem’ is tot nu toe goed, het ene jaar is het iets beter dan het
andere jaar. In 2008 is de ondernemer op vakantie geweest, toen hij terug kwam van vakantie bleek
dat er veel aantasting was door meeldauw, daarom lag in 2008 het gebruik van bestrijdingsmiddelen
iets hoger. Na het bestrijden zijn de planten de rest van het jaar vrij gebleven van meeldauw. Het
gebruik van de middelen ligt nu ruim onder de helft ten opzichte van 2001, toen nog niet met
compostthee werd gewerkt.
Naast compostthee worden ook sporenelementen en fotofinish toegevoegd, hierdoor wordt een nog
beter resultaat gehaald, de gewassen worden harder. Komend jaar wil de ondernemer vanaf het
begin meer gaan sturen op deze toevoegingen, hij verwacht dat hiermee nog meer te behalen is en
dat er minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zijn.
Wat is veranderd aan de werkzaamheden?
Voordat het bedrijf ging werken met compostthee was er heel veel tijd nodig om te bespuiten met
chemische middelen. Compostthee kan over het hele veld worden uitgereden. Met chemische
middelen kan iedere keer maar een klein stukje veld worden bespoten, de spuit moet vaak worden
schoongemaakt en weer opnieuw gevuld met ander middel. Er moet dan ook veel op een neer
worden gereden naar van veld naar veld, dit neemt erg veel tijd in beslag.
1 bespuiting met compostthee duurt in totaal ongeveer 6 uur met voorbereidingen enz. Met het
spuiten van chemische middelen was de ondernemer vaak een paar dagen kwijt voordat alles was
gespoten. Nu hoeft hij nog maar een paar uurtjes te spuiten met chemische middelen.
Wanneer het nodig is om chemisch middel te spuiten, probeert de ondernemer dit zo in te plannen
dat hij dit ongeveer twee dagen spuit voordat met compostthee wordt bespoten. Zo kan de biologie
weer opbouwen. Ook zijn de producten die gebruikt worden allemaal vrij lichte chemische
producten die niet veel schade aanrichten aan het milieu.
Ook de manieren van grondbewerkingen zijn veranderd. Vroeger liet het bedrijf stalmest brengen,
dit werd dan ingefreesd en ondergeploegd. Met een sleuventrekker frees werden sleuven gemaakt
waarin de planten werden gezet.
Nu wordt compost uitgereden, met een grondwoeler wordt zowel in de breedte als in de lengte de
grond losgemaakt, op deze manier wordt ook de storende laag eruit gehaald.
Met een rotorkopeg wordt de grond fijngemaakt, de grond wordt niet gemaald maar meer
“geharkt”, hierdoor ontstaat geen storende laag.
Effecten
De ondernemer ervaart dat het toepassen van biologie het grootste effect heeft gehad op het
bestrijden van vlekkenziekte en meeldauw, dit komt nu veel minder voor.
Door het toepassen van de bodembiologie worden goede resultaten behaald, er is nu veel minder
uitval en de planten groeien veel makkelijker weg. Ook de lengte van de planten is goed, doordat
nu de grond overal hetzelfde is groeien de planten ook veel egaler zodat de kwaliteit gelijk blijft.
Vroeger was soms nog op enkele plekken structuurbederf waardoor de planten niet gelijk groeiden.
In de handel is niet direct een verschil merkbaar. Het bedrijf promoot niet met de wijze waarop de
planten geteeld zijn. Van tevoren was de kwaliteit ook zeker niet slecht, maar nu is de kwaliteit
merkbaar beter, het wortelgestel is bijvoorbeeld veel mooier.
Het is niet precies te zeggen hoe groot het financieel voordeel is met het gebruik van biologie in
plaats van chemie. De compostthee is minder duur dan de chemische bestrijdingsmiddelen.
Wanneer je veel gebruik maakt van chemische bestrijdingsmiddelen haal je weerstand weg en
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
36
wordt je afhankelijk van deze middelen waardoor je uiteindelijk veel meer nodig zult hebben, het
probleem wordt dan veel groter. Ook worden bestrijdingsmiddelen en kunstmest alleen maar
duurder en worden steeds meer middelen verboden om te gebruiken.
Voor het spuiten van vier hectare met compostthee is 200 liter nodig, dit kost ongeveer €90,-. Per
jaar zijn er zo’n 15 tot 20 bespuitingen nodig, dit komt neer op ongeveer €1700,-, daarbij komt
ongeveer €300,- aan toevoegingen bij. Volgens de ondernemer is het totaal van de bespuitingen met
compostthee zeker niet duurder dan chemische bestrijdingsmiddelen.
Hieronder is een overzicht gegeven van het gebruik van bestrijdingsmiddelen van het jaar 2001 tot
en met het jaar 2008.
In tabel 8.1 is een overzicht van het gebruik van bestrijdingsmiddelen gegeven per hectare. Het
totaal bestrijdingsmiddelen gebruik is onderverdeeld in insecticiden en fungiciden. In de tabel is
tevens te zien welk aandeel iedere groep heeft in het totale bestrijdingsmiddelengebruik.
jaar
gebruik bestrijdingsmiddelen per hectare
2001
2002 2003 2004 2005 2006
2007
2008
totaal bestrijdingsmiddelen(gr)
6386
8601
7439
6223
3606
2975
2914
3509
totaal insecticiden (gr)
1507
1710
2136
1329
1239
281
778
690
24%
20%
29%
21%
34%
9%
27%
20%
4802
6814
5303
4894
2326
2694
2136
2819
% fungicide t.o.v. totaal gebruik
75%
79%
71%
Tabel 8.1 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen totaal
79%
65%
91%
73%
80%
% insecticide t.o.v. totaal gebruik
totaal fungiciden (gr)
In tabel 8.2 is het verloop van bestrijdingsmiddelen weergegeven vanaf 2001. In 2003 is het bedrijf
begonnen met het spuiten met compostthee, van 2001 tot en met 2003 is duidelijk zichtbaar dat
gebruik van bestrijdingsmiddelen stijgt. Na het toepassen van de compostthee is duidelijk te zien
dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen ver naar beneden is gegaan. In 2008 valt op dat het
gebruik van fungiciden omhoog is gegaan. Dit verklaarde de ondernemer doordat hij in de
vakantieperiode de gewassen niet voldoende in de gaten heeft kunnen houden en hierdoor
meeldauw de kans heeft gehad om te ontwikkelen. Daarom zijn hier extra bestrijdingsmiddelen
voor nodig geweest.
jaar
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
gebruik middelen t.o.v. 2001
100%
135%
116%
97%
56%
47%
46%
55%
gebruik insecticide t.o.v. 2001
100%
113%
142%
88%
82%
19%
52%
46%
gebruik fungicide t.o.v. 2001
100%
142%
110%
Tabel 8.2 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2001
102%
48%
56%
44%
59%
In 2003 is het bedrijf begonnen met het bespuiten van compostthee. In tabel 8.3 wordt een
overzicht gegeven van hoe het verloop is van het gebruik van bestrijdingsmiddelen vanaf het
moment dat het bedrijf begonnen is met het spuiten van compostthee.
Wat opvalt is dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen na drie jaar al gehalveerd is. Tot en met
2007 is een dalende lijn te zien, in 2008 ligt het gebruik iets hoger, dit is te verklaren door de
besmetting met meeldauw die hierboven omschreven is.
jaar
2003
2004
2005
2006
2007
2008
gebruik middelen t.o.v. 2003
100%
84%
48%
40%
39%
47%
gebruik insecticide t.o.v. 2003
100%
62%
58%
13%
36%
32%
gebruik fungicide t.o.v. 2003
100%
92%
44%
Tabel 8.3 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2003
51%
40%
53%
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
37
Bedrijf 2
Het huidige bedrijf bestaat 7 jaar en is een containerteelt bedrijf, het bedrijf is opgedeeld in 1 ½
hectare overdekt met glas en ongeveer 3 hectare buiten.
Hoe wordt de bodembiologie toegepast op het bedrijf?
In het begin werd een gangbaar teeltsysteem toegepast, sinds ongeveer vier jaar wordt op het
bedrijf bodembiologie toegepast. De reden om over te stappen naar een meer biologisch systeem,
was dat de ondernemer graag op een schonere manier wilde gaan werken, het is beter voor de
planten en beter voor het milieu.
Het eerste jaar dat het bedrijf begonnen is met bodembiologie werd de stek behandeld met
mycorrhizae, het jaar daarna is het bedrijf gestart met het spuiten van compostthee.
Het spuiten met compostthee wordt in de winter één keer in de maand gedaan, in het voorjaar één
keer in de drie weken, in de zomer iedere twee weken en in het najaar worden de bespuitingen met
compostthee weer afgebouwd naar één keer per maand.
Sommige soorten worden opgepot in potgrond waar maximaal 10% humuscompost doorheen is
gemixt. Dit wordt niet toegepast op soorten die in kleinere potjes staan, uit ervaring is gebleken dat
deze een groeiachterstand opliepen wanneer compost werd toegevoegd.
Bij de soorten waar wel compost is toegevoegd is nog geen vooruitgang te zien in vergelijking met
voorheen, maar het is ook niet verslechterd.
De bemesting is al gezakt de laatste jaren maar toch is het nog moeilijk om dit goed te sturen. De
ondernemer geeft aan dat over bemesting nog veel geleerd moet worden, daarom worden
binnenkort proeven gedaan op het bedrijf om hier meer inzicht in te krijgen. Er zal gekeken worden
of het mogelijk is om een meer “bufferend systeem” in de potten te krijgen zodat ze meer op een
“bodem” gaan lijken, zodat uiteindelijk straks minder meststoffen gegeven hoeven te worden
omdat deze worden opgeslagen in de buffer in de pot.
Verder wordt BioPak meegegeven, dit is een biostimulator met nuttige wortelbacteriën en
sporenelementen.
Hoe zijn de ervaringen van de ondernemer?
Het werken volgens dit systeem bevalt de ondernemer goed, er worden nu veel minder
bestrijdingsmiddelen gebruikt en er wordt nu niet meer met chemische bestrijdingsmiddelen vooruit
gepland om aantastingen te voorkomen. Alleen nog wanneer er zichtbaar iets aan de hand is wordt
met chemie ingegrepen.
Hoe het verschil is in gebruik van bestrijdingsmiddelen durft de ondernemer niet precies te zeggen.
Hij verwacht dat er een dalende lijn zit in het gebruik van middelen, en dan met name
bestrijdingsmiddelen tegen schimmels en bladvlekken.
Ook is de laatste jaren het gebruik van meststoffen afgenomen, de ondernemer weet niet precies te
zeggen hoeveel dit is, maar het is nu zeker minder dan voorheen.
Over het algemeen is de kweker erg positief over deze manier van kweken.
Als verbeterpunt geeft hij aan dat het aanbrengen op de gewassen van de compostthee en
bemesting nog wat makkelijker moet kunnen. Hier dient nog een oplossing voor te worden gezocht,
zodat dit allemaal wat sneller en makkelijker gaat. Nu gaat hier nog te veel tijd in zitten en valt het
tegen om dit goed in te plannen.
Een merkbaar verschil aan de planten is dat de planten mooier zijn van kleur en dat de
winterhardheid beter is dan voorheen. Ook zijn er duidelijk minder ziektes, in bepaalde soorten
moest voorheen veel chemisch gespoten worden om ziektes te voorkomen, nu hoeft in deze soorten
helemaal niets chemisch meer te worden gespoten.
Voor de handel maakt het niet uit of de planten op een gangbare of meer biologische manier
gekweekt worden.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
38
Van het bedrijf zijn MPS gegevens beschikbaar van het jaar 2003 tot en met 2007.
In tabel 8.4 is een overzicht gegeven van het totaal gebruik van bestrijdingsmiddelen van de jaren
2003 tot en met 2007. Het betreft hier het gebruik van insecticiden en fungiciden, andere middelen
zijn achterwege gelaten. De tabel geeft tevens aan wat het aandeel van beide groepen is geweest
in het totaal gebruik.
In het jaar 2005 is het bedrijf begonnen met het toepassen van bodembiologie, in dat jaar is het
gebruik van insecticiden hoger geworden en het gebruik van fungiciden iets gedaald.
In 2006 is al een flinke dalende lijn te zien in zowel insecticiden als fungiciden.
Wat opvalt in 2007, is dat het gebruik van fungiciden veel gedaald is, het gebruik van insecticiden is
juist gestegen.
jaar
totaal bestrijdingsmiddelen (gr)
insecticide (gr)
% insecticide t.o.v. totaal
gebruik
fungicide (gr)
2003
21513
4802
2004
42799
3474
2005
44336
6041
2006
21765
3520
2007
18347
4167
22%
16711
8%
39325
14%
38295
16%
18245
23%
14180
91,88%
86,37%
83,83%
77,29%
% fungicide t.o.v. totaal gebruik
77,68%
Tabel 8.4 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen totaal
In tabel 8.5 is een overzicht gegeven van het gebruik van middelen ten opzichte van 2003 , in 2003
en 2004 werd nog op gangbare wijze geteeld. In de eerste paar jaar is neemt het gebruik van
middelen toe vergeleken met 2003, daarna zakt het gebruik, na 2005, 2006, 2007 is een dalende lijn
zichtbaar in zowel het gebruik van insecticiden en fungiciden.
2004
199%
72%
2005
206%
126%
2006
101%
73%
2007
85%
87%
gebruik fungicide t.o.v. 2003
100%
235%
Tabel 8.5 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2003
229%
109%
85%
jaar
totaal bestrijdingsmiddelen (gr)
gebruik insecticede t.o.v. 2003
2003
100%
100%
In tabel 8.6 is een overzicht gegeven van het gebruik van meststoffen in kilogrammen per jaar,
vanaf 2003 tot en met 2007. Het gebruik van meststoffen is enorm gezakt ten opzichte van 2003.
jaar
2003
2004
2005
2006
2007
kg
meststoffen
59.885
50.903
18.954
9.033
11.805
% t.o.v.
2003
100%
85%
32%
15%
20%
Tabel 8.6 Gebruik van meststoffen 2003 tot en met 2007
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
39
9 Tot slot
Het opbouwen van een bodembiologisch systeem is niet altijd even vanzelfsprekend, belangrijk is
om goed na te denken over de te ondernemen stappen. Vaak wordt gedacht in termen van dood,
‘alles wat schadelijk moet verwijderd worden en alles moet zo steriel mogelijk zijn’. Dit werkt niet,
er moet juist in leven worden gedacht. Daarbij is het belangrijk om de bodem als een geheel te
zien; er is niet één specifieke maatregel de oorzaak van een verbetering. Ook is één maatregel niet
voldoende, je kunt biologie toedienen in een systeem maar deze biologie moet ook worden gevoed
en worden onderhouden.
De overgang van een gangbaar teeltsysteem naar een meer biologisch systeem gaat niet van de ene
op de andere dag. Er wordt een verstoring aangebracht en het duurt een tijd voordat het systeem
een nieuw evenwicht instelt. Daarom kunnen er veranderingen ontstaan in bijvoorbeeld de
beschikbaarheid van nutriënten, plantenziekten en plagen, productieniveau en de vaardigheden
voor het managen van het bedrijf. Het aantal jaren dat nodig is verschilt maar uit indicaties is
gebleken dat het omschakelingsproces drie tot vijf jaar kan duren voordat de nutriëntenvoorziening
stabiel is. (Liebhardt et al., 1989).
Toch wordt de lijst van toegestane chemische middelen steeds korter en wordt de afhankelijkheid
van deze producten steeds groter. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen zal op den duur gaan
afnemen omdat een gezonder systeem zelf weerstand opbouwt.
Planten die gekweekt worden volgens het ‘Groeikrachtsysteem’ zijn uiteindelijk weerbaarder en
kwalitatief beter waardoor er minder uitval is. Daarnaast is het werken aan een gezonde bodem
beter voor het milieu, het scheelt in het middelenverbruik en daarmee ook in de portemonnee.
Wanneer u overweegt om stappen te gaan ondernemen naar een meer biologisch systeem, laat u
zich dan goed informeren door een adviseur en vraag naar ervaringen van collega’s.
Om meer te leren over hoe bodembiologie toepasbaar is binnen een bedrijf, kunt u de cursus
bodembiologie volgen bij Groeibalans.
Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009
40
Bijlagen Handboek ‘Groeikrachtsysteem
Bijlagen Handboek ‘Groeikrachtsysteem’
1
2
3
4
5
6
7
Bronnenlijst
Rapport proef ‘Groeikrachtsysteem’
Achtergrond informatie
Bodemvoedselweb
Bodembalans analyse
Nova-Bioscan
Blad analyse
42-43
44-66
67-76
77
78
79
80
Bijlage 1 Bronnenlijst
Internet
• Bart Vromans, Horti Nova ,weekblad groenten&fruit 08-aug-08, Geen stress met mineralen,
http://www.weekbladgroentenenfruit.nl/artikelen/id470978011/geen_stress_met_balans_in_mineralen.html
• Milieu en natuurcompendium, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging,
http://www.milieuennatuurcompendium.nl/indicatoren/nl0178-Verzuring-en-grootschaligeluchtverontreiniging:-oorzaken-en-effecten.html?i=11-60
• Orgaplus, Opname van mineralen bij pH waarde, http://www.orgaplus.nl/bodem.htm
• Overloop, R. van, 2001, Tuinkrant.com, Bemesting in de tuin: de bestanddelen,
voedingswaarde en het gebruik van champignongmest (of champost) in de moes en
siertuin,http://www.tuinkrant.com/artikel/bemesting-tuin-bestanddelen-voedingswaardegebruik-champignonmest-champost-moes-siertuin 12 januari 2009
• Tuinadvies.be, 2008, http://www.tuinadvies.be/tuinaanleg_mulchen.htm. 14 januari 2009
• Biogreen.nl, Rhizobacteriën en schimmels, http://www.biogreen.nl/info.aspx?pg=170
• Bodemloket, Gemeente HeerlenBegrippenlijst,
humuszuur,http://testloket.heerlen.nl:8080/bodemloket/index.jsp?nr=105&c=H 12 januari
09
• Soil Tech Solutions, verschillende onderwerpen, http://www.vaniersel.eu/Fulvine_zuren.html 2008-2009
• Zeolite products, Zeoliet, http://www.zeolite-products.com/
• Wikipedia, Hulpmiddelen, waterfiltersysteem http://nl.wikipedia.org
• Willemijn Cuijpers, Louis Bolk Instituut, Bodemplagen,
http://www.biokennis.nl/Nieuws/bodemplagen.htm 12 januari 2009
• Weekblad groenten en fruit, Kiezen voor bodemleven is een biologische keuze,
http://www.weekbladgroentenenfruit.nl/artikelen/id470982810/kiezen_voor_bodemleven_is_een_biologische_keuze.html 6 januari 2009
• Prof. Dr. Ir. Ariena H. C. Van Bruggen, Hoogleraar Biologische Bedrijfssystemen, presentatie
presentatie biologische productiesystemen, http://www2.wau.nl/pers/00/bruggen00.doc
26 september 2008
• groen.net, organische meststoffen, http://www.groen.net/artikel.asp?id=12893
• Koch Bodemtechniek, organische stof en humus, http://www.eurolab.nl/text-humus-v.htm
23 januari 09
• Wageningen, praktijk onderzoek plant&omgeving, Soedangras, Tagetes,
http://library.wur.nl/artik/kennisakker/1838588.pdf
• Leen Janmaat, Louis Bolk Instituut & Wageningen UR, Presentatie gezonde bodem,
http://www.biokennis.nl/NR/rdonlyres/B79ECC06-756A-4227-8793187C71CF56EE/14325/PresentatieGezondebodem28112007.pdf 28 november 2007
•
Boeken
• Baars, B. 2000, Micro-Farming, oud nieuws in een nieuw jasje, een introductie tot effectief
management van het bodemvoedselweb, Lelystad: Stichting WegRaap
• Pol, ir. H.W. van, Bemestingsleer in de tuinbouw, 1995, Stam techniek
• Campbell, N & Reece, J., 2005 Biology seventh Edition, San Francisco, Pearson
Vakbladen artikelen
•
•
•
•
•
Gastel, R. van, 22 augustus 2008, planning en voorbereiding najaarsbeplanting, de
Boomkwekerij 34
Logt, J. van der,Horti Nova, week 35 2008, gewapend met schop en heuptest in de grond
kijken, weekblad groente en fruit, pag. 38-39
Weekblad groenten en fruit, afwijkend bronwater, Weekblad groenten en fruit, 16 januari
1987, pag. 62
Jochems, R., effect mycorrhiza hangt af van teeltsysteem, de Boomkwekerij, week 31-32
Gastel, R. van, teeltadvies, gebruik compost op groenachtige basis, de boomkwekerij 11,
14 maart 2008
•
Timmermans,S. Horti Nova, onkruid zeker niet alleen maar vervelend, Weekblad groente en
fruit, week 37 2008, pag. 50-51
Verslagen
Eekeren, van, Et.al., Louis Bolk instituut, Leven onder de graszode, 2003
Louis Bolk Instituut, Biologische appels en peren: Levende bodem als basis, 2003
Louis Bolk Instituut, Standplaats verbetering en planten, 2003
Cursusmap
Don Marx, Plant Health Care, Soil/Plant Biology Workshop, 2002
Horti Nova, “Diepgang in de bodem”, 2008
René Jochems, Groeibalans, Presentatie Bodembiologie, 2008-2009
Mondeling
Jochems, R., Groeibalans 2008-2009
Gastel, R. van, Groeibalans 2008-2009
Tuijtelaars, F., Groeibalans 2008-2009
Bijlage 2: rapport proef Groeikrachtsysteem
”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit”
Proef: Meeldauwbestrijding
Projectpartners:
Treeport Zundert
Studieclub Boomteelt West-Brabant
ZLTO-afdeling Zundert-Rijsbergen
Uitgevoerd door:
Groeibalans, Zundert
Project
:”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit”
Proef
: Meeldauwbestrijding
Project partners
: Treeport Zundert
Studieclub Boomteelt West-Brabant
ZLTO-afdeling Zundert-Rijsbergen
Uitvoerder
: Groeibalans
Doel van de proef
: Het bekijken van alternatieven (middelen en werkwijzen), die voor
minder emissie van meeldauw-gewasbeschermingsmiddelen naar het
oppervlaktewater kunnen zorgen.
Algemene gegevens
Periode proef
Regio
Bedrijf
Tel nr.
Adres
Postcode, plaats
: 2008/2009
: Zundert en omgeving, Noord-Brabant
: Groeibalans
: +31(0)76-5990251
: Moersebaan 8g
: 4882 KE, Zundert
Proeflocatie
: Proeftuin Zundert
Inhoudsopgave
Inleiding
Achtergrond
Doelstelling
Omschrijving proef
47
47
48
Materiaal en methoden
Proef
Uitgangsmateriaal
Analyses
Bemesting en bespuitingen
49
50
50
51-52
Waarnemingen en resultaten
Analyses
Wat is nog meer opgevallen?
Bijlagen
1
2
3
4
5
BBA
Blgg bemestingsonderzoek
Nova Bioscan
Bladanalyses
Plantsapmetingen
53-54
54
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
Eén keer in de vier jaar voert de Provincie Noord-Brabant in samenwerking met de Brabantse
Waterschappen en de drinkwaterbedrijven een brede screening uit naar de aanwezigheid van
gewasbeschermingsmiddelen in het grond- en oppervlaktewater. In 2006 is een monitoring gedaan,
de resultaten van dit project in de Moersloot in Zundert hebben geleid tot de ontwikkeling van dit
projectplan, deze watergang ontvangt alleen gebiedseigen water. Bij deze monitoring zijn
overschrijdingen van de MTR-norm (maximaal toelaatbaar risico) gevonden.
Daarom is het noodzakelijk dat de emissie van gewasbeschermingsmiddelen in o.a. de Boomteelt in
het oppervlaktewater wordt teruggedrongen.
Bij de overschrijdingen van de MTR-norm die gevonden zijn tijdens de monitoring waren voor een
groot deel middelen voor meeldauwbestrijding verantwoordelijk.
Het project bestaat uit verschillende onderdelen, één van die onderdelen is het deelproject
meeldauwbestrijding en beukenbladluisbestrijding. Deelnemers kunnen meewerken aan dit project
en zullen hierbij begeleid worden bij het spuiten tegen meeldauw en bladluis, hierbij zal onder
andere gestuurd worden op spuittechnieken en spuitmomenten. Daarnaast worden demonstratievelden ingericht in de proeftuin in Zundert, om verschillende werkwijzen te vergelijken bij de
bestrijding van meeldauw. De proef waarin demonstratievelden vergeleken worden, wordt
uitgevoerd door Groeibalans.
Groeibalans heeft in de proeftuin in Zundert demonstratievelden ingericht met Prunus Laurocerarus.
Deze demonstratievelden zijn gericht op de effectiviteit, efficiëntievergroting en het bekijken van
alternatieve middelen en werkwijzen, zodat minder emissie van bestrijdingsmiddelen naar het
grondwateroppervlak optreedt.
Daarom wordt onder andere in de proeftuin het alternatief systeem; Het Groeikrachtsysteem
toegepast. In dit systeem wordt gebruik gemaakt van bodembiologische toepassingen met behulp
van onder andere compostthee, groencompost en mycorrhizae om het gewas te versterken en
minder vatbaar te maken voor diverse plagen en ziekten waaronder meeldauwbesmetting. Uit
ervaringen uit de praktijk blijkt dat hierbij aanzienlijk minder chemische hulpmiddelen nodig zijn.
Deze teelt wordt vergeleken met de gangbare teelt zodat duidelijk wordt wat er gebeurt met de
verschillende manieren van werken, namelijk; aan de hand van het klimaat rekenmodel en werken
via een preventief systeem, zoals het Groeikrachtsysteem. Er is op de Proeflocatie een weerstation
aanwezig wat direct gebruikt wordt bij het bepalen van infecties.
1.2 Doelstelling
Groeibalans wil aantonen dat het middelengebruik met minstens 25% teruggedrongen kan worden
door middel van demonstratieproeven. Daarnaast is het doel om de emissie van
gewasbeschermingsmiddelen te verminderen door bij de demonstratievelden individuele begeleiding
te geven. De kennis die wordt opgedaan kan vervolgens overgebracht worden naar een groot
publiek.
1.3 Omschrijving proef
De proef duurt in totaal twee jaar. Het eerste jaar is vooral nodig om voor het “vastzetten” van het
gewas, pas in het tweede jaar van de proef zal het systeem zichtbare resultaten laten zien.
Vóór het planten zijn op de demonstratievelden verschillende bodemanalyses uitgevoerd, aan de
hand van de resultaten van deze analyses zijn de velden bemest op de wijze die `hoort`bij het
systeem. Daarna zijn de planten gezet, voor beide proeven wordt dezelfde soort plant gebruikt,
alleen is zijn deze opgekweekt in twee verschillende systemen.
Tussentijds worden demonstratievelden onderhouden met bespuitingen, de ene aan de hand van
een klimaat rekenmodel en de ander aan de hand van een vooraf opgesteld schema.
Tussentijds worden analyses verricht aan de plant, hierbij worden de bladeren en het plantsap
geanalyseerd.
Na één jaar tijd worden opnieuw monsters genomen van de grond. Ook in het tweede jaar worden
weer tussentijds analyses verricht aan de plant.
Na twee jaar worden resultaten zichtbaar en kunnen hieruit conclusies getrokken worden.
Dit rapport is opgesteld na het eerste jaar, de gegevens die verzameld zijn gedurende het eerste
jaar van de proef komen in dit verslag aan bod.
Na het afronden van de proef kan dit rapport worden uitgebreid tot een definitief rapport.
2 Materiaal en methoden
2.1 Proef
De aanleg van de beplanting is gedaan in week 20, 2008. De proef loopt tot eind 2009.
Aantal planten
Soort
: ongeveer 6000 per demonstratieveld
: Prunus Laurocerasus Rotundifolia
Doordat het onderzoek op een aparte locatie wordt uitgevoerd kan, beter en nauwkeuriger, zonder
invloeden van een kwekerij gewerkt worden. Het gangbare teeltsysteem kan naast het
“Groeikrachtsysteem” gelegd worden, zo kan inzichtelijk gemaakt worden wat twee verschillende
manieren van werken voor uitwerking hebben.
De informatie die uit deze proef voort komt kan vervolgens gedemonstreerd worden aan groepen
kwekers. Meeldauw is een probleem dat zich in de gehele boomkwekerij voordoet, de bestrijding
van meeldauw vraagt veel arbeid en middelen. Door te bekijken wat er gebeurt bij de verschillende
manieren van werken kan naar duurzame oplossingen worden gezocht voor de toekomst.
Het “Groeikrachtsysteem” maakt gebruik van toegepaste bodembiologie, aangepaste bemesting en
grondbewerking en tussentijdse controle via plantsapmetingen en droge stof analyses.
Bij het gangbaar teeltsysteem worden infecties bepaald aan de hand van een klimaat rekenmodel.
Door de proef twee jaar achtereenvolgens te herhalen wordt een reëel beeld verkregen van de twee
teeltsystemen in de praktijk. Een tweejarige teelt van Prunus Laurocerasus geeft een representatief
beeld, deze gegevens kunnen op deze manier gebruikt worden voor bijvoorbeeld de sierteelt en
bos- en haagplantsoen.
2.2 Uitgangsmateriaal
Uitgangsmateriaal Groeikrachtsysteem
Het uitgangsmateriaal dat gebruikt is voor de proef: Prunus laurocerasus Rotundifolia. Bij het
demonstratieveld van het “Groeikrachtsysteem” is gebruik gemaakt van stek met blote wortels die
behandeld zijn met mycorrhizaschimmels.
Uitgangsmateriaal Gangbaar teeltsysteem
Het uitgangsmateriaal dat gebruikt is voor de proef: Prunus laurocerasus Rotundifolia. Bij het
demonstratieveld voor de gangbare teeltmethode is gebruik gemaakt van pluggen uit stek.
2.3 Analyse- en waarnemingsmethoden
Om een grondbewerking- en bemestingsplan op te kunnen stellen zijn van tevoren analyses verricht,
zodat een gericht plan kan worden opgesteld.
Analyses Groeikrachtsysteem:
Bodembalans analyse (bijlage 1)
Om inzicht te krijgen in de hoeveelheden en de verhoudingen tussen elementen in de bodem is
op dit demonstratieveld een Bodembalans analyse genomen van een grondmonster. Tevens is aan de
hand van deze gegevens een bemestingsadvies opgesteld.
Nova Bioscan (bijlage 3)
Van dit demonstratieveld is een Nova-Bioscan geanalyseerd genomen, hierbij worden de aantallen
en variaties van microben beoordeeld.
Chroma:
Een chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem, de toestand van het
bodemleven, de doorluchting en het vochthoudend vermogen en de bodemvruchtbaarheid. Het
geeft een beeld van het “huis” van het bodemleven; of het dus mogelijk is om in deze bodem een
stabiel bodemleven op te bouwen.
Een chroma kan ook gemaakt worden van compost, zo kan beoordeeld worden of de compost van
goede kwaliteit is, bijvoorbeeld of er voldoende zuurstof is geweest bij de omzetting of er
misschien juist een tekort is geweest. Ook kan beoordeeld worden of de organische stof al is
omgezet in humus of niet.
Analyses Gangbaar teeltsysteem:
Blgg bemestingsonderzoek (bijlage 2)
Op dit demonstratieveld is een Blgg bemestingsonderzoek gedaan.
Tussentijds worden analyses aan beide demonstratievelden verricht om de toestand vast te leggen
en de resultaten onderling te vergelijken.
Analyses die tussentijds worden verricht op beide demonstratievelden:
Plantsapanalyse (bijlage 5):
Hiervoor worden steeltjes van blaadjes verzameld, waarvan het sap vervolgens wordt geanalyseerd.
Bij deze analyse worden verschillen parameters gemeten.
Het Brix-niveau, dit zegt iets over het suikergehalte en de minerale samenstelling. Een hoog niveau
geeft aan dat het plantsap zoet is en dat hierdoor minder last zal hebben van insectenplagen, het
heeft een hogere weerbaarheid en een betere bescherming tegen vorst. Een laag niveau geeft aan
dat meer kans is op insecten en dat er minder Calcium en/of fosfaat aanwezig is.
EC: geeft het geleidingsvermogen van het plantsap aan, de mate waarin de plant ionen opneemt.
Een laag niveau kan een tekort aan voedingselementen aangeven, een hoog gehalte geeft aan dat
het sap teveel zouten bevat. In dit geval worden deze niet omgezet in organische vorm, terwijl dit
belangrijk is voor de plantenstructuur.
pH: het streefgehalte ligt rond een pH van 6,0. Een te lage pH kan een tekort van Ca, Mg of
overschot van NH3 aangeven, een hoge waarde kan een tekort aan fosfaten en/of sulfaten
aangeven.
Kali: de hoeveelheid Kali wordt gemeten, dit gehalte zegt iets over de wateropname van de plant,
de stevigheid en het afharden.
Nitraat: De hoeveelheid Nitraat wordt gemeten, een tekort kan zich uiten in een minimale groei,
een te hoog gehalte maakt de plant gevoeliger voor insecten en een verminderde opname van Mg.
Bladanalyse (bijlage 4):
Voor een bladanalyse worden de bladeren van een plant geanalyseerd. Hierbij kan nauwkeurig van
alle nutriënten worden bekeken of er een tekort of juist teveel aan is.
Per plant wordt bepaald wat het ideale niveau is, dit wordt vergeleken met de werkelijke
aanwezige gehaltes. Zo wordt een beeld verkregen van hoe de voedingstoestand in de plant is en
waarom een bepaald element bijvoorbeeld niet wordt opgenomen.
2.4 Bemesting en bespuitingen
Bemesting Groeikrachtsysteem
Het volgende bemestingsadvies is uitgevoerd:
Bemesting Proef Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’ Groeikrachtsysteem volgens VIC 18.134:
5 ton humuscompost/ha
7 ton groencompost/ha
3 ton wormencompost/ha
400 kg Magnesite/ha
10 kg Boriumhumaatkorrels/ha
30 kg Mangaansulfaat/ha
1 kg Natriummolybdaat/ha
1 kg Kobaltsulfaat/ha
In het seizoen huminezuurkorrels strooien ( 7 kg per ha) of spuiten ( 1,5 kg per ha) om de Aluminium
en Natrium te bufferen ( tevens ook de schimmels promoten)
Bemesting Gangbaar teeltsysteem
Het volgende bemestingsadvies is uitgevoerd:
Bemesting Proef gangbaar Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’:
25 ton rundveestalmest/ha
500 kg Magkal/ha ( nw. + 54, 17 % MgO)
250 kg kieseriet/ha ( strooien kort voor planten)
200 kg kieseriet/ha ( eind juli strooien)
Bespuitingen Groeikrachtsysteem
In tabel 1.1 staan weergegeven welke bespuitingen in 2008 gepland zijn en uitgevoerd. Er zijn geen
bespuitingen uitgevoerd met bestrijdingsmiddelen op het demonstratieveld van het
“Groeikrachtsysteem”.
Groeikrachtsysteem Prunus laurocerasus 'Rotundifolia'
week 26
week 27
week 28
50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr
Calciumshuttle/ha
3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha
50 ltr Compostthee + 100 gram Kelp + 1,5 ltr Black Gold + 1,5 ltr Triple Ten/ha
week 30
week 31
week 32
50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr
Calciumshuttle/ha
3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha
50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha
week 34
week 35
week 36
50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr
Calciumshuttle/ha
3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha
50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha
week 38
week 39
week 40
50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr
Calciumshuttle/ha
3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha
50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha
50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr
Calciumshuttle/ha
week 42
week 43 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha
week 44 50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha
Tabel 1.1 Bespuitingen Groeikrachtsysteem 2008
Bespuitingen Gangbaar teeltsysteem
De spuitmomenten worden bepaald aan de hand van een klimaat rekenmodellen.
Er zijn in 2008 geen bespuitingen met bestrijdingsmiddelen uitgevoerd op het demonstratieveld met
het gangbare teeltsysteem.
3 Waarnemingen en resultaten
3.1 Analyses
Bodembalans analyse Groeikrachtsysteem
(Bba) (Soil Tech Solutions/van Iersel Compost, 24-4-2008)
In bijlage 1 is de uitslag van de Bodembalans analyse bijgevoegd.
Opvallende resultaten bij de Bba waren de volgende:
Laag
Zwavel
49
67-112
Laag
Borium
0,6
2,2-6,7
Laag
Mangaan
67
224
Laag
Molybdeen
0,49
0,90-1,57
Laag
Kobalt
0,11
0,22-1,12
Hoog
Fosfaat
858
250-750
Wanneer gelet wordt op de verhoudingen van mineralen valt het volgende op
Ca 63,27% t.o.v. streefwaarde 64%
Mg 12,73%
16%
K 5,59%
3,50 – 6,50%
Na 2,5%
0,50 – 1,50%
Al 1,01%
0,50%
H 15%
10%
Blgg bemestingsonderzoek Gangbaar teeltsysteem
(Blgg, 24-04-2008)
In Bijlage 2 is de Bodembemestingsonderzoek van Blgg bijgevoegd.
Opvallende resultaten ten opzichte van het landelijke gemiddelde, voor dekzand en boomteelt zijn
de volgende:
Magnesium 46 t.o.v. 77 landelijk
de streefwaarde is 98-131
P-Al
58 t.o.v. 73 landelijk
de streefwaarde is 37-53
Na
<6 t.o.v. 7 landelijk
Klei-humus 34 t.o.v. 85 landelijk
Nova-Bioscan Groeikrachtsysteem
Van het demonstratieveld met het Groeikrachtsysteem is in april 2008 een monster genomen.
Hiervan is een beoordeling gedaan naar de aantallen en variaties in microben. In bijlage 3 is het
uitslagformulier van de Nova-bioscan bijgevoegd. Over het algemeen werd het monster matig
gewaardeerd. De aantallen werden beoordeeld met acceptabel, de variaties werden beoordeeld
met algemeen. In het voorjaar van 2009 zal een tweede monster genomen worden om te kunnen
vergelijken of de toestand verbeterd of verslechterd is ten opzichte van de eerste monstername.
Beide teeltsystemen
Chroma
De resultaten van de Chroma-onderzoeken zijn nog niet bekend.
Bladanalyse
Op 19 november zijn bladeren verzameld voor monstername voor een bladanalyse. In bijlage 4 zijn
de uitslagen van de bladanalyses van beide demonstratievelden bijgevoegd. De uitslagen geven het
droge stof percentage weer met daarin de hoeveelheden van verschillende hoofd- en
sporenelementen.
De hoofdelementen van beide analyses kwamen redelijk overeen. Tussen de sporenelementen zaten
echter grotere verschillen, het gangbaar systeem had 459 mg/kg ds Mangaan tegenover 129 bij het
Groeikrachtsysteem, dit verschil is niet te verklaren. Het gangbaar systeem had een relatief hoog
kopergehalte van 0,4 tegenover 0,1 bij het GKS, dit is te verklaren door het kopergehalte in de
stalmest waarmee dit perceel is bemest. Het Groeikrachtsysteem bezat 1.3 mg/kg ds Molybdeen en
180mg Silicium tegenover 0,3 en 100 bij het gangbare demonstratieveld. Deze verhogingen zijn te
verklaren doordat bij het groeikrachtsysteem gebruik wordt gemaakt van microbiologische
toepassingen. Bodemleven neemt Molybdeen op en Silicium, in de Photo Finish zit veel Silicium.
Silicium maakt de opperhuid van het blad dikker waardoor schimmels minder makkelijk het blad
kunnen binnen groeien.
Plantsapmetingen
In bijlage 5 zijn de resultaten van de plantsapmetingen weergegeven. Ook over de resultaten van de
plantsapmetingen valt nog weinig te zeggen. In 2008 zijn verschillende metingen gedaan, dit zal ook
in 2009 weer gebeuren. In het tweede jaar zullen er meer verschillen komen omdat dat het jaar is
dat deze planten sterk zullen gaan groeien.
3.2 Wat is nog meer opgevallen?
• Planten van het demonstratieveld van het Groeikrachtsysteem hadden duidelijk een groter
wortelgestel dan de planten van het gangbaar demonstratieveld. Hieronder zijn foto’s
afgebeeld van: Links 2 planten uit het demonstratieveld van het Groeikrachtsysteem en
rechts 2 planten van het gangbaar teeltsysteem. (foto’s genomen op 22 januari 2009)
Fig. 3.2.1. vergelijking planten GKS en Gangbaar
•
•
In beide demonstratievelden zijn aantastingen van meeldauw gesignaleerd.
Bij het verwijderen van het onkruid viel op dat de wortels van het onkruid op het
demonstratieveld van het “Groeikrachtsysteem” moeilijker uit de grond te trekken waren.
Omdat het onderzoek loopt tot en met 2009 zijn nog geen concrete conclusies te trekken. Aan de
hand van volgende analyses in het jaar 2009 kunnen de gegevens die uit analyses zijn voortgekomen
met elkaar vergeleken worden.
- BIOSCAN
Monstername:
24-04-08
Monsternummer: 080410.15
Datum controle:
april-08
BBA nummer:
Groeikrachtsysteem links
Analist:
S. Smits
Bloemenstee 25
per
fec
t
he
el g
oed
d
goe
acc
ep
Totale beoordeling
tab
el
Zundert
Bodem
ma
tig
4882 BH
Monstertype:
18,134
Perceelsnaam:
cht
Adres:
Groeibalans
Sle
Naam:
VIC
Algemeen
Aantallen
Variatie
zuurstofrijke microben
Bacteriën
aantallen bacteriën
variatie bacteriën
Schimmels
totaal schimmels
variatie schimmels
Protozoa
Amoebe
Flagelaten
Nematoden
bacterie voedend
schimmel voedend
nematode voedend
zuurstofarme microben
Slecht
Goed
Perfect
Slecht
Zeer slecht
te laag
te laag
Matig
Bacteriën
anaërobe bacteriën
Niet aangetoond
Protozoa
Ciliaten
Vorticella
Rotifer
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Nematoden
Switchers
wortel voedend
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Opmerkingen :
Op al onze vormen van dienstverlening zijn de leveringsvoorwaarden van HORTINOVA-groep bv van toepassing zoals gedeponeerd bij de kamer van Koophandel Tilburg onder nummer 20111099.
Op verzoek zenden wij u een kopie van de voorwaarden kosteloos toe.
Rapport: bladanalyse
Groeibalans
Rene van Gastel
Moersebaan 8G
4882 KE Zundert
Rapportnummer: 00067247_204061
Monsteraanduiding :
Laurier Laurocerarus Rofundifolia 2008 gangbaar
Analyse
Laboratoriumnummer
Datum monstername
Monstername
Datum ontvangst
Pagina
Resultaat
Droge stofgehalte
Parameter
Stikstof-organisch (N)
Stikstof-vrij nitraat (N)
Stikstof - totaal (N)
Fosfor (P)
Kalium (K)
Magnesium (Mg)
Calcium (Ca)
Natrium (Na)
Chloor (Cl)
Zwavel (S)
Parameter
Zink (Zn)
Mangaan (Mn)
Koper (Cu)
IJzer (Fe)
Borium (B)
Aluminium (Al)
Molybdeen (Mo)
Silicium (Si)
Cobalt (Co)
08BC635D
19-11-08
door Opdrachtgever
20-11-08
1 van 1
26.1 %
% van de droge stof
2.25
0.01
2.26
0.26
1.79
0.19
1.60
< 0.01
0.10
0.13
mg/ kg droge stof (ppm)
41
459
0.4
152
16
83
0.3
100
0.05
mmol per kg droge stof
1606
7
1613
84
458
78
399
<2
28
40
µmol per kg droge stof
627
8355
6
2722
1480
3076
3
3560
0.8
Graauw, 00-01-00 Ing. J.C. Heijens (directeur)
Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht
Rapport: bladanalyse
Groeibalans
Rene van Gastel
Moersebaan 8G
4882 KE Zundert
Rapportnummer: 00067247_204060
Monsteraanduiding :
Laurier Laurocerarus Rofundifolia 2008 groeikrachtsys.
Analyse
Laboratoriumnummer
Datum monstername
Monstername
Datum ontvangst
Pagina
Resultaat
Droge stofgehalte
Parameter
Stikstof-organisch (N)
Stikstof-vrij nitraat (N)
Stikstof - totaal (N)
Fosfor (P)
Kalium (K)
Magnesium (Mg)
Calcium (Ca)
Natrium (Na)
Chloor (Cl)
Zwavel (S)
Parameter
Zink (Zn)
Mangaan (Mn)
Koper (Cu)
IJzer (Fe)
Borium (B)
Aluminium (Al)
Molybdeen (Mo)
Silicium (Si)
Cobalt (Co)
08BC634D
19-11-08
door Opdrachtgever
20-11-08
1 van 1
26.0 %
% van de droge stof
2.23
0.01
2.24
0.25
1.67
0.25
1.65
< 0.01
0.10
0.13
mg/ kg droge stof (ppm)
34
129
0.1
151
24
108
1.3
180
0.05
mmol per kg droge stof
1592
7
1599
81
427
103
412
<2
28
40
µmol per kg droge stof
520
2348
2
2704
2220
4003
13
6408
0.8
Graauw, 00-01-00 Ing. J.C. Heijens (directeur)
Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht
Bijlage 5 plantsapmetingen
Behandeling:
streefwaarde
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
datum
Brix
19-jun
19-jun
4-jul
4-jul
6-aug
6-aug
2-sep
2-sep
16-okt
16-okt
19-nov
19-nov
EC
ppm Kali (x
100)
pH
12,0
8,0
7,2
8,6
8,2
8,1
9,7
7,2
6,8
12,0
7,0
10,4
10,2
6,0
7,3
7,0
7,2
6,2
3,5
4,5
8,7
9,2
3,7
4,1
3,7
4,2
5,8
5,2
5,2
5,4
5,5
5,2
5,2
5,5
5,5
5,4
5,7
5,3
5,4
17
20
25
19
19
23
20
20
20
20
20
24
24
ppm Nitraat
(x 100)
9
9,1
7,9
13
12
8,8
15
28
30
5,2
9,1
15
16
BRIX
14
12
10
8
6
4
2
0
st reef waarde
19-jun
Groeikracht
19-jun
Gangbaar
4-jul
Groeikracht
4-jul
Gangbaar
6-aug
Groeikracht
6-aug
Gangbaar
2-sep
Groeikracht
2-sep
Gangbaar
16-okt
Groeikracht
16-okt
Gangbaar
19-nov
Groeikracht
19-nov
Gangbaar
EC
10,0
9,0
8,0
7,0
6,0
5,0
4,0
3,0
2,0
1,0
0,0
streefwaarde
19-jun
19-jun
4-jul
4-jul
6-aug
6-aug
2-sep
2-sep
16-okt
16-okt
19-nov
19-nov
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
PH
5,9
5,8
5,7
5,6
5,5
5,4
5,3
5,2
5,1
5,0
4,9
streefwaarde
19-jun
19-jun
4-jul
4-jul
6-aug
6-aug
2-sep
2-sep
16-okt
16-okt
19-nov
19-nov
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
KALI
30
25
20
15
10
5
0
streefwaarde
19-jun
19-jun
4-jul
4-jul
6-aug
6-aug
2-sep
2-sep
16-okt
16-okt
19-nov
19-nov
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
NITRAAT
35
30
25
20
15
10
5
0
streefwaarde
19-jun
19-jun
4-jul
4-jul
6-aug
6-aug
2-sep
2-sep
16-okt
16-okt
19-nov
19-nov
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
Groeikracht
Gangbaar
41
Bijlage 3 Achtergrondinformatie
Bodem
Een gezonde bodem levert mineralen op maat aan de plant waardoor een evenwichtige groei
ontstaat en er minder stress is. Op deze manier zal een plant minder gevoelig zijn voor ziekten en
plagen en van betere kwaliteit zijn. Een gezonde bodem bevat bodemleven dat de plant beschermt
tegen indringers zoals schadelijke schimmels een aaltjes. Wanneer een bodem gezond is zal deze
ook minder afhankelijk zijn van gewasbeschermingsmiddelen.
De voorwaarden waaraan een optimaal groeimedium moet voldoen zijn:
• Goede structuur (= lucht & organische stof)
• Beperkt aantal plantparasitaire organismen (= schade veroorzakers)
• Actief en divers bodemleven dat zorgt voor concurrerende micro-organismen (= voeden
bodemleven)
• Beschikbaarheid mineralen (= voeden plant)
(Louis Bolk Instituut, presentatie gezonde bodem, 2007)
Netwerk van voeding
Ieder organisme wisselt continu energie en materialen uit met zijn omgeving.
Planten halen minerale voedingsstoffen uit de bodem in de vorm van anorganische ionen, dit zijn
essentiële chemische elementen voor de plant. Planten hebben onder andere stikstof nodig,
bijvoorbeeld in de vorm van nitraationen NO3-. Zo’n 80-90% van een plant bestaat uit water. Water
voorziet de organische delen van de plant van waterstof- en zuurstofatomen door middel van
fotosynthese. Water dient als oplosmiddel, zorgt voor het vergroten van het celvolume en helpt bij
het behouden van de vorm van zacht weefsel door de cellen ‘opgezwollen’ te houden. (Campbell
e.a., 2005)
Functie plantenwortels
Door een goed wortelstelsel is een groot worteloppervlakte beschikbaar voor de opname van water
en nutriënten, ook bij een lagere mineralentoestand in de bodem kan voldoende worden
opgenomen, hiermee verbeterd de benutting en worden verliezen van nutriënten beperkt. In de
wortels wordt zetmeel opgeslagen als reservevoedsel.
Daarnaast geven wortels steun aan de plant en kunnen ze onkruiden beheersen door ondergrondse
concurrentie.
Macro- en micronutriënten in bodem
Een chemisch element wordt als essentieel gezien, wanneer het nodig is bij het compleet maken
van de levenscyclus van de plant en de productie. De chemische elementen die aanwezig zijn in een
plant reflecteren de chemische samenstelling van de bodem.
Een tekort van een element kan zwakte of afsterving van een plant veroorzaken. De symptomen van
een mineralentekort hangen gedeeltelijk af van de functie van een mineraal. Bijvoorbeeld,
deficiëntie van magnesium veroorzaakt vergeling van de bladeren, ook wel bekend als chlorose. In
sommige gevallen is de relatie tussen een deficiëntie van een mineraal en de symptomen hiervan
minder direct. Bijvoorbeeld, ijzertekort kan chlorose veroorzaken omdat ijzerionen benodigd zijn
als een cofactor in één van de enzymatische stappen van chlorofylsynthese. Mineralendeficiëntie
symptomen hangen niet alleen af van de rol van het nutriënt, maar ook van de mobiliteit van het
element in de plant. Als een nutriënt vrij beweegt, zullen de symptomen eerder opvallen in oudere
delen dan in de jonge delen in tegenstelling tot een mineraal dat relatief immobiel is, dat zal zich
het eerst uiten in de jonge delen van de plant. Tekorten van stikstof, fosfor en Kali zijn het meest
voorkomend. (Campbell e.a., 2005)
In fig. 1 zijn elementen en functies omschreven.
1
Essentiële elementen voor planten
Nodig in grote hoeveelheden
Macro-elementen
Uit lucht en water
Uit bodem
Koolstof
Stikstof
Waterstof
Fosfor
Zuurstof
Kali
Calcium
Magnesium
Zwavel
Nodig in kleine hoeveelheden
Micro-elementen
Uit bodem
Chloor
IJzer
Mangaan
Borium
Zink
Koper
Nikkel
Molybdeen
Tabel 1 Bron: plant health care, Don Marx
Fig. 1 elementen en functies (bron: Campbell, N. & Reece, J. 2005, pag. 758)
Textuur en bodemcompositie, fysiologie
De structuur en compositie van de bodem bepalen voor een groot deel of een plant kan groeien op
een bepaalde locatie. Planten die natuurlijk groeien in een bepaald type grond zijn geadapteerd
aan deze textuur en compositie. Planten hebben op hun beurt weer invloed op de bodem. De
bodem-plant-interactie is belangrijk bij de chemische cyclussen binnen een ecosysteem. (Campbell
e.a., 2005)
De toplaag van de bodem bestaat uit vaste deeltjes, levende organismen en humus. De textuur van
de toplaag hangt af van de grootte van de bodemdeeltjes. Wanneer grond niet goed draineert,
verstikken de wortels omdat de luchtholtes gevuld zijn met water, hierdoor kunnen slechte
schimmels bij de wortels komen die de voorkeur geven aan drijfnatte grond, een goede ontwatering
is daarom belangrijk. De bodemcompositie bevat organische componenten en mineralen. De toplaag
2
dient als huis voor grote hoeveelheid en variëteit van bodemorganismen. De activiteiten van al deze
organismen hebben grote invloed op fysiologische en chemische toestand van de bodem.
Wormen bijvoorbeeld, keren en beluchten de grond door hun gewoel en het toevoegen van slijm dat
de fijne gronddeeltjes samenhoudt, ondertussen verandert het metabolisme van de bacteriën de
minerale compositie van de bodem. Plantenwortels kunnen de bodem ook beïnvloeden door de
compositie en textuur. Ze kunnen bijvoorbeeld de pH van de bodem beïnvloeden door organische
zuren vrij te laten, daarnaast beschermen ze de bodem tegen erosie.
Humus, een belangrijk element in de bodem, bestaat uit gecomposteerd organisch materiaal
gevormd door de activiteit van bacteriën en schimmels op dode organismen, uitwerpselen, gevallen
bladeren en andere organische resten. Humus beschermt klei tegen het aan elkaar plakken van
deeltjes en bouwt een kruimelige laag op die water bevat, maar ook poreus genoeg is om de wortels
te kunnen voorzien van lucht. Humus dient ook als reservoir voor minerale voedingsstoffen die
geleidelijk aan omgezet worden in de bodem wanneer micro-organismen organisch materiaal
composteren. (Campbell e.a., 2005)
Het water in de bodem bestaat uit een oplossing van mineralen welke door de wortels kan worden
opgenomen. Negatief geladen ionen (anionen) als bijvoorbeeld Nitraat NO3-, fosfaat H2PO4- en
sulfaat SO42- zijn niet sterk gebonden aan de negatief geladen bodemdeeltjes en daarom makkelijk
los te laten. Hierdoor spoelen ze makkelijk uit naar het grondwater waardoor ze minder beschikbaar
zijn voor de plantenwortels. Positief geladen ionen (kationen) zoals Kali K+, Calcium Ca+ en
Magnesium MG2+ zullen minder makkelijk lekken omdat ze sterk gebonden zijn aan de oppervlakten
van bodemdeeltjes. Minerale kationen komen beschikbaar voor opname wanneer ze binnenkomen in
de vochtoplossing nadat ze zijn verdreven van bodemdeeltjes door kationen in de vorm van H+. dit
proces wordt het kation exchange genoemd, het wordt gestimuleerd door de wortels, welke H+
toevoegen aan de bodemoplossing. (Campbell e.a., 2005)
Verkeerd bodemmanagement is een terugkerend probleem in de menselijke geschiedenis.
In bossen, graslanden en andere natuurlijke ecosystemen worden mineralen normaal gesproken
gerecycled door compostering van dood organisch materiaal. Op bedrijven worden bij de oogst
essentiële elementen uit de chemische cyclus gehaald op die locatie. Elk jaar wordt de
bodemvruchtbaarheid verminderd tenzij verloren mineralen zoals stikstof, fosfor en kali vervangen
worden door meststoffen. Veel gewassen gebruiken ook veel meer water dan de vegetatie die
oorspronkelijk op dat land zouden groeien, waardoor het noodzakelijk is om het land te beregenen.
Meer dan 30% van de landbouw in de wereld lijdt aan lage productiviteit door arme bodemcondities
door chemische vervuiling, mineralentekorten, verzuring, te hoog zoutgehalte en slechte
ontwatering. (Campbell e.a., 2005)
pH
Het is belangrijk om de pH in de gaten te houden omdat deze de kation-uitwisseling en de
chemische vorm van mineralen beïnvloedt. Ook al is een element in de bodem aanwezig, dan nog
kan het zijn dat de plant het niet kan opnemen omdat het te sterk gebonden is aan kleideeltjes of
niet in een bepaalde chemische vorm kan worden opgenomen. De pH kan aangestuurd worden door
middel van bemesting. (Campbell e.a., 2005)
Koolstof en stikstof
Stikstof (N)
Planten hebben stikstof nodig als een component in eiwitten, nucleïnezuren, chlorofyl en andere
belangrijke organische moleculen. Het vreemde is dat planten een stikstofgebrek kunnen hebben,
terwijl 80% van de atmosfeer uit stikstof bestaat. Deze atmosferische stikstof is gasvormig (N2) en
kan niet door de plant worden opgenomen. Om stikstof op te kunnen nemen moet dit eerst omgezet
worden tot ammonium of nitraat. In tegenstelling tot andere mineralen worden NH4+ en NO3- niet
verkregen uit de afbraak van steen. Op de korte termijn is de hoofdbron van deze mineralen de
omzetting naar humus door microben, waaronder ammonificerende bacteriën. Door omzetting
wordt de stikstof, die gebonden is in eiwitten en andere organische vormen, omgezet in
anorganische vormen die door wortels geabsorbeerd kunnen worden. Een gedeelte van de stikstof
gaat verloren wanneer denitrificerende bacteriën NO3- omzetten naar N2, dat uit de bodem
ontsnapt naar de atmosfeer. Andere stikstofbindende bacteriën zetten N2 uit de lucht om in NH3
(ammoniak) door middel van stikstof binding. In de bodem wordt dit weer omgezet naar NH4+, dat
planten kunnen opnemen. Toch hebben planten het liefst NO3- om op te nemen. Na de opname van
nitraat door plantwortels, kunnen plantenenzymen dit weer terug zetten naar ammonium, wat
3
andere enzymen vervolgens kunnen omzetten in aminozuren en andere organische vormen.
(Campbell e.a., 2005)
Fig. 2 de rol van bodembacteriën in de stikstof voorziening bij planten, Campbell, N. & Reece, J.,
2005, pag 763)
Koolstof (C)
Koolstof dient als zeer belangrijke bron in de bodem, zonder koolstof is er namelijk geen chemie en
biologie mogelijk. Koolstof komt in allerlei vormen voor en vormt de basis voor alle organische
verbindingen en hiermee alle leven op aarde. Eiwitten, DNA, koolhydraten en andere moleculen die
deel uitmaken van levende vormen zijn opgebouwd met koolstofatomen of andere elementen.
Planten verbruiken koolstofdioxide (CO2) gedurende fotosynthese en zetten de koolstof om in
organische vormen, dit gebeurt bovengronds met behulp van zonlicht. Zo wordt suiker gevormd dat
als energiebron dient en als bouwsteen voor de plant. De wortels lekken suikers waardoor dit als
voedselbron dient voor het bodemleven, zonder koolstof is er dus geen opbouw van biologie
mogelijk. Naast plantengroei is organische stof de belangrijkste leverancier van koolstof in de
bodem.(Groeibalans, 2008)
Fotosynthese is een chemische reactie in de chlorofyl van het blad welke de koolstof (C) vastlegt uit
CO2 met water om suiker te vormen en zuurstof te produceren. Zonlicht wordt geabsorbeerd door
het chlorofyl en deze produceert chemische energie die nodig is voor deze reactie. Energie die
overblijft uit deze reactie wordt opgevangen en opgeslagen in phosphorus, dit bevat organische
verbindingen van planten die worden getransporteerd door de plant. Veel van deze verbindingen
worden gebruikt als constructiematerialen om cellen, weefsels, organen enz. op te bouwen en te
onderhouden, dit is nodig voor de plantengroei. Glucose is de hoofdbrandstof die gebruikt wordt om
de chemische reacties te laten verlopen. De energie die nodig is voor deze reacties kan
teruggevoerd worden naar de lichtenergie die wordt opgevangen bij de fotosynthese.
C:N
Koolstof is een belangrijk element in de formatie van stabiele humus. De beperkende factor in de
beschikbaarheid en effectiviteit in de bodem van koolstof is de C:N verhouding. Over het algemeen
wordt een 20:1 ratio als ideaal beschouwd. Bij grotere hoeveelheden koolstof gaat de afbraak
langzaam omdat micro-organismen een tekort aan stikstof krijgen en daardoor met de planten voor
deze voeding moeten concurreren. Microben hebben nitraat gebonden stikstof nodig voor de groei
van hun lichaam. Bij teveel stikstof in de grond produceren de afbraakorganismen vrij oplosbare
voeding waardoor onkruiden het voordeel krijgen in plaats van het gewas. Door de juiste C:N ratio
te bevorderen wordt stabiele humusopbouw gestimuleerd.
Compostering
Belangrijke parameters tijdens het composteren:
• Door de intensieve omzetting van makkelijk afbreekbare koolhydraten loopt de temperatuur
op. De streefwaarde voor de maximaal te bereiken temperatuur is een afweging tussen het
vernietigen van onkruidzaden en diverse ziekteverwekkers tegenover het stikstofverlies. Bij
hoge temperaturen gaat stikstof verloren in gasvorm, bij een lage temperatuur duurt het
proces langer. De temperatuur wordt indirect gestuurd door de hoeveelheid zuurstof die
beschikbaar is, dit kan door de structuur en het watergehalte veranderen.
• De C/N verhouding moet goed zijn, een te lage C/N-waarde (relatief weinig koolstof en veel
stikstof) zal verlies aan stikstof geven. N die niet gebonden kan worden verdwijnt in gas of
wateroplosbare vorm. Bij een te hoge C/N verhouding vertraagt het verteringsproces omdat
dan het overschot aan koolstof eerst verteerd moet worden.
4
•
•
Als optimaal wordt vaak een waarde voor de C/N-verhouding van 20 a 35 aangegeven. Dit
kan bereikt worden door producten met een hoge C/N-verhouding te mengen met producten
met een lage C/N-verhouding, bijvoorbeeld mest met stro. In de loop van het proces
verdwijnt er meer C dan N.
Bij het composteren is de biomassa in het begin wat zuurder, later iets meer basisch en
eindigt uiteindelijk met een hogere pH. Een optimaal traject gaat van ongeveer 5,5 tot 8.
Organische stof
Organisch materiaal in en op de bodem dient als opslagplaats voor energie en voedsel dat gebruikt
wordt door planten en andere organismen. Bacteriën, schimmels en andere bodemorganismen
transformeren organische materiaal en maken daarbij nutriënten vrij. Organisch materiaal is onder
te verdelen in humus en actief organisch materiaal. Actief organisch materiaal is het deel wat als
voedsel voor bodemorganismen beschikbaar is. Bacteriën gebruiken vooral eenvoudige organische
bestanddelen, zoals wortel-exudaten en verse plantoverblijfselen.
Schimmels gebruiken meer complexe bestanddelen, zoals vezelachtige plantenresten, houtachtig
materiaal en humus.
Bacteriën en andere bodemorganismen verbruiken organisch materiaal en de daarin opgeslagen
voedingsstoffen, hierbij komt CO2 vrij. Wanneer de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem
stijgt, zetten de bodemorganismen dit om in humus. Humus is een relatief stabiele vorm van
koolstofverbindingen die voor zeer lange tijd in de bodem aanwezig kan blijven. (Baars, 2000)
Humus
Het omzetten van organisch materiaal gebeurt door verschillende organismen. Tijdens het omzetten
maakt het ene organisme delen van de organische stof vrij als “poep”, dat dient vervolgens weer als
voedsel voor een andere organisme. Deze scheidt ook weer poep uit wat ook weer als voedsel dient
voor andere organismen. Telkens wanneer dit gebeurt komen er in water oplosbare nutriënten vrij
komen kan de plant dit direct opnemen. In de praktijk komen in een gezonde bodem voortdurend
pakketjes voeding vrij uit de micro-organismen. (Baars, 2000)
Humus wordt door mesofiele organismen opgebouwd uit organisch materiaal. Organische stof is dus
het voedsel van thermofiele organismen en humus is het resultaat van het consumeren van die
organismen door mesofiele organismen. Organische stof is slechts een klein deel van de totale
bodemmassa (meestal tussen 1-8%), maar absoluut essentieel in het onderhoud van het bodemleven
en vruchtbaarheid. Mesofiele micro-organismen, zoals actinomyceten zorgen voor de omzetting en
transformatie van organische stof naar humus. Humus dient als voedselabsorptie- en
uitwisseloppervlak waar planten gebruik van maken.
Functies en eigenschappen van humus:
• Buffer tegen overmatige aanwezigheid van verschillende mineralen zoals sodium,
magnesium en kali.
• De lange eiwitketens van de humusstructuur binden voedingsstoffen zoals stikstof, fosfaten
en aminozuren, suikers en sporenelementen.
• Vochtverdeler, voorkomt bodemverdichting,verhoogt het zuurstofpotentieel.
• Op- en overslagmedium voor ziekteonderdrukkende organismen met antibiotische werking.
• Een concentraat van koolstof en energie.
(Baars, 2000)
5
Bodemleven
Een bodem-voedselweb bestaat uit enorme hoeveelheden organismen. Levende kleine wezentjes
die uiteen lopen van eencelligen tot iets grotere aaltjes, regenwormen, insecten en kleinere
gewervelde dieren. Planten vormen een onlosmakelijk deel van het bodemvoedselweb.
Bodemorganismen ontbinden organisch materiaal zoals mest en plantenresten en gebruiken deze
vervolgens als bouwstof voor hun lichaam. De stoffen komen weer vrij voor planten en andere
bodembewoners als deze organismen zelf door een ander organisme wordt opgegeten. Deze
organismen breken sommige pesticiden zelfs af.
Door de opname van al deze afbraakstoffen voorkomen de micro-organismen dat deze stoffen
uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater. Bodemorganismen dragen bij aan de structuur, van
de bodem, het vermogen van de bodem om water op te nemen en vast te houden en hiermee het
vasthouden van nutriënten. De voedingsstoffen zitten in de lichamen van de organismen ingebouwd
en kunnen dus niet uitspoelen in tegenstelling tot kunstmeststoffen. De bodemorganismen plakken
de bodemdeeltjes aan elkaar waardoor een poreuze korrelstructuur ontstaat. Ten slotte dienen
bodemorganismen tot elkaars voedsel waardoor ziekteverwekkers niet of nauwelijks de kans krijgen
om te overleven. (Baars, 2000)
(Louis Bolk Instituut, presentatie gezonde bodem, 2007)
Microflora
per gram grond
Bacteriën en actinomyceten
600.000
Schimmels
400.000
Algen
100.000
Fauna
per liter grond
Protozoën
1.551.000
Nematoden
50.000
Springstaarten
220
Mijten
150
Enchytraeen
20
Duizendpoten, insecten, spinnen
20
Regenwormen
2
Mollen e.a.
0-1
kg per ha
10.080
10.000
139
379
50
6,5
4,4
15
67
4000
1
Functies van bacteriën en schimmels
Stikstof
Stikstofbinding van bacteriën is erg belangrijk als bron voor stikstofleverantie. De bacterie is het
enige bodemleven dat een mineraal toevoegt aan het ondergrondse systeem. Andere organismen in
de bodem kunnen wel nutriënten vrijmaken maar niet ondergronds toevoegen.
Azobacter en Clostridium zijn vrijlevende stikstofbindende bacteriën, deze hebben energie nodig uit
bijvoorbeeld organische stof om stikstof te binden, de binding is vaak beperkt.
Actinomyceten zijn ver ontwikkelde bacteriën die schimmelachtige draden kunnen vormen. De
typische aardegeur van bosgrond en humus wordt door deze bacterie veroorzaakt (Beck, 1968)
Beschikbaar maken van nutriënten
Bacteriën breken makkelijk verteerbare organische stof af en dienen vervolgens als voedsel voor
andere bodemorganismen. Bij het eten en gegeten worden komen voedingsstoffen voor de plant
vrij.
Schimmels kunnen juist moeilijker afbreekbare stoffen zoals lignine afbreken. Ook schimmels
worden door andere bodemorganismen geconsumeerd waarbij nutriënten vrijkomen.
Het aandeel van bacteriën ligt bij mineralisatie hoger, zij bevatten namelijk meer stikstof: C/N
verhouding van bacteriën is 4 en bij schimmels is dat 10. Daarom komt bij bacteriën meer stikstof
vrij wanneer deze worden geconsumeerd door een ander bodemorganisme. (De Ruiter e.a., 1993)
Daarnaast hebben bacterie-eters een grotere biomassa en hogere omzettingssnelheid dan
schimmeleters. (Beare, 1997)
Schimmels hebben een lagere stikstofmineralisatie, door mycorrhizaschimmels wordt de
nutriëntopname verbeterd en zijn minder voedingsstoffen nodig doordat hier effeciënter mee wordt
omgegaan.
(Louis Bolk Instituut, 2003)
6
Vastleggen van nutriënten
In de biomassa van bacteriën en schimmels is wordt een grote hoeveelheid nutriënten vastgelegd.
Op deze manier zijn deze nutriënten beschermd tegen uitspoeling of andere verliezen. Wanneer er
bijvoorbeeld een bacteriële biomassa van 200 kg C/ha met een C/N-verhouding van 4 aanwezig is
wil dit zeggen dat 50 kg N/ha wordt vastgelegd. Ook dode biomassa wordt als bron gezien van
gemakkelijk beschikbare stikstof.
Schimmels kunnen door hun netwerk van schimmeldraden nutriënten vasthouden, met name
calcium wordt door schimmels sterker vastgehouden dan door bacteriën (Ingham, 2001). Ook
verbinden schimmels kleine bodemdeeltjes met hun draden tot grotere bodemdeeltjes waardoor
een betere macro-aggregaatstabiliteit ontstaat.
Door de slijmvorming van bacteriën worden kleine mineraaldeeltjes aan elkaar gekit, hierdoor
ontstaan micro-aggregaten, dit zijn kleine klontjes mineralen. Daarnaast ontstaan poriën waar
water in wordt vastgehouden, dit draagt mee aan het vochthoudend vermogen van de bodem
(Baars, 2000).
Bacteriën
Bacteriën worden onderverdeeld in 4 functionele groepen
De meerderheid zijn afbrekers: deze consumeren eenvoudige koolstofconstructies, zoals wortelexudaten en verse plantenoverblijfselen. Hiermee zetten ze de energie uit organisch materiaal om
in vormen die andere bodemorganismen kunnen gebruiken. Sommigen zijn zelfs in staat om
pesticiden en andere vervuilende stoffen af te breken. Afbrekers zijn vooral belangrijk voor het
vastleggen van voedingsstoffen in hun biomassa, zo voorkomen ze bijvoorbeeld nitraatuitspoeling
uit de wortelzone.
Mutualisten vormen een samenwerkingsverband met plantenwortels. De meest bekende zijn de
stikstofvormende bacteriën.
Pathogenen vormen gallen in planten.
Lithotropen of chemo-autotrofen halen energie uit stikstof-, zwavel-, ijzer- of
waterstofverbindingen, in plaats van koolstofverbindingen. Deze groep bevat belangrijke soorten
voor de stikstofkringloop en afbraak van vervuilende stoffen.
Vervolgens zijn er nog groepen endofyte en epifytische bacteriën die in de ruimte tussen cellen van
plantmateriaal of daarop als biofilm leven.
Alle groepen bacteriën zijn belangrijk voor de waterhuishouding, nutriëntenkringloop en
ziekteonderdrukking in de bodem. Ze kitten kleine minerale deeltjes aan elkaar, zodat er korrels
gevormd worden. Hierdoor ontstaan poriën waar water in wordt vastgehouden, zo dragen ze bij aan
het vochthoudend vermogen en de wateropslagcapaciteit.
Ziekteverwekkers worden voortdurend aangevallen en opgegeten, zo worden de boven- en
ondergrondse delen van de plant beschermd tegen infecties. (Baars, 2000)
Schimmels
Schimmels hebben een belangrijke invloed op bodemeigenschappen. Schimmels vermeerderen zich
via sporen. Door het vormen van draden kunnen schimmels tussen de bodemdeeltjes door groeien,
met deze draden kunnen de schimmels ook door droge plekken groeien en toch met hun draden
water halen op een vochtigere plek. Schimmels houden van een zuurder milieu dan bacteriën en
leven alleen in een zuurstofrijk milieu. Verdichte bodems of bodems die verzadigd zijn met water
vormen dus een moeilijk milieu voor schimmels. Schimmels kunnen organisch materiaal afbreken
dat weinig stikstof bevat en koolstofrijk is. Bodemschimmels voeden zich over het algemeen met
dood organisch materiaal, een uitzondering hierop zijn de mycorrhizaschimmels, deze leven in
symbiose met plantenwortels en pathogene schimmels zoals Fusarium, die levende wortels als
voedsel hebben.
De functies van schimmels zijn:
1. Beschikbaar maken van nutriënten door afbraak organische verbindingen;
2. Opbouw van stabiele humus;
3. Vastleggen van nutriënten in dode en levende organische stof;
4. Bodemstructuurverbetering door aggregaatvorming;
5. Ziektewering.
(Louis Bolk Instituut, 2003)
7
Ziektewering
Doordat de plant wortelexudaten uitscheidt ontstaat een gevarieerd microleven rond de wortel.
Hierdoor worden onder- en bovengrondse delen van de plant beschermd tegen infecties met
ziektekiemen. Wanneer een grote verscheidenheid van microleven aanwezig is rondom de wortel,
worden ziekteverwekkers voortdurend aangevallen, beconcurreerd voor voedsel en opgegeten. Bij
aanwezigheid van ziektekiemen gaat de plant meer wortelexudaten uitscheiden, hierdoor worden
bacteriën gestimuleerd die op dat moment nodig zijn voor bescherming (Baars, 2000).
Mycorrhizaschimmels
Mycorrhizae zijn nuttige schimmels die onder te verdelen zijn in endo-mycorrhizaschimmels (VAschimmels) die binnen de wortels leven en ecto-mycorrhizaschimmels die een kapsel aanleggen
rondom de wortel. Mycorrhizaschimmels leven in symbiose met plantenwortels, ze vormen een soort
verlenging van het wortelstelsel, vanuit de plant ontvangen ze de noodzakelijke suikers waardoor ze
groeien. In ruil hiervoor verzorgen mycorrhizaschimmels de opname van mineralen en water in de
grond voor de plant.
Mycorrhizaschimmels zijn een essentieel onderdeel van het bodemvoedselweb en zijn belangrijk om
een bepaald minimum aan plantendiversiteit te behouden (Grime e.a., 1987).
Een wortel van een plant kan voornamelijk oplosbare nutriënten ophalen. Schimmeldraden kunnen
door middel van enzymen, minerale en organische componenten oplossen waardoor ze voor de plant
beschikbaar komen. Doordat schimmels met draden verder kunnen komen dan de wortels van de
plant, kunnen ze dichter bij immobiele elementen zoals fosfor komen, daarnaast zijn de
schimmeldraden relatief dun waardoor ze op plekken kunnen komen waar plantenwortels niet bij
kunnen. Op deze manier kan de plant meer energie besteden aan groei, weerstandsvermogen en
watervoorziening. Mycorrhizaschimmels scheiden ook groeifactoren uit welke de wortels stimuleren
om te groeien, net als antibiotica die helpen de plant te beschermen tegen pathogene bacteriën en
schimmels in de bodem.(Campbell, N. & Reece, J., 2005)
Mycorrhizaschimmels zijn onder te verdelen in twee groepen:
• Ecto-mycorrhizaschimmels: Hiervan bestaan ongeveer 6000 soorten. Deze schimmels
groeien tussen de cellen van de wortels, ze ontvangen suikers van schimmels en leveren
nutriënten en water uit de bodem aan de boom. Ecto-mycorrhizaschimmels vormen een
beschermende schimmelmantel rond de wortel, lange schimmeldraden en soms
paddestoelen en zijn met het blote oog waarneembaar. Ecto-mycorrhizaschimmels
verhogen de weerstand van bomen en planten tegen droogte, ziekteverwekkers en
zware metalen (Baars, 1995).
• Endo-mycorrhizaschimmels groeien inwendig in de cellen van plantenwortels. De sporen
worden op de schimmeldraden gevormd en kiemen op nieuwe wortels. Ze moeten
ingewerkt worden om in aanraking te komen met de wortels. Van deze schimmels
bestaan 150 soorten. Deze schimmels zorgen voor de opname van nutriënten, met name
fosfaat. (leven onder de graszode, myccorhizaschimmels, pag. 89)
Fig. 3, Mycorrhizae bron: Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag. 767)
8
Mycorrhizaschimmels zorgen voor opname van water waardoor een plant minder snel last zal
hebben van droogte stress. Daarnaast dragen ze bij aan bodemstructuurverbetering door
aggregaatvorming door met hun schimmeldraden grond bij elkaar te houden, zo worden
macroaggregaten gevormd. Door de plant te beschermen tegen ziekteverwekkende schimmels
dragen de mycorrhizae ook bij aan ziektewering. Mycorrhizaschimmels vormen een bescherming
tegen aaltjes, die de wortels niet meer herkennen als wortels maar als schimmel (Baars, 2000).
Door de schimmels kan het wortelgestel met een factor 10 worden vergroot. Wanneer de plant geen
schimmels bezit zou een plant 100 maal zoveel fotosynthese-product kwijt zijn om hetzelfde effect
te kunnen bereiken.
Door de mycorrhizaschimmels wordt de bemesting efficiënter omdat de beschikbaarheid van
nutriënten voor de plant vergroot wordt. De bemesting zal daarom ook aangepast moeten worden.
De weerstand tegen bodemziekten wordt vergroot waardoor minder chemische bestrijdingsmiddelen
nodig zijn en de kosten omlaag gaan.
Overige belangrijke bodemorganismen
Protozoa
Protozoa, of oerslijmdiertjes, zijn eencellige dierlijke organismen die een stuk groter zijn dan
bacteriën. In de bodem is de biomassa van protozoën kleiner dan die van bacteriën en schimmels,
maar is het gewichtsaandeel vergelijkbaar met regenwormen (Foissner, 1987).
Bodemprotozoën voeden zich met name met bacteriën en in mindere mate met schimmels en
andere protozoën. Wanneer er voldoende vocht in de grond is voor een waterfilm kunnen ze zich
hierin voorbewegen. Veel soorten hebben de mogelijkheid om een kapsel te vormen van
chitine en cellulose om zichzelf te beschermen tegen uitdroging en kou. Protozoën zijn met name
actief rondom de wortel (Dunger, 1983).
Protozoën kunnen op basis van hun lichaamsvorm worden ingedeeld in 3 groepen:
a. Amoeben kunnen vrij groot zijn en bewegen door middel van z.g. schijnvoetjes;
b. Flagellaten (zweephaardiertjes) zijn de kleinste protozoën en gebruiken zweepharen of flagellen
om te bewegen. Dit zijn met name de bacterie-eters;
c. Ciliaten (trilhaardiertjes) zijn de grootste en kunnen snel bewegen door de fijne trilharen (cilia)
langs hun lichaam te gebruiken als een waaier. Ze eten de andere twee typen protozoën, maar ook
bacteriën en schimmels (Baars, 2000).
functies
Protozoën hebben een belangrijke rol in het vrijmaken van nutriënten voor de plant door het
opeten van bacteriën, schimmels en andere protozoën. Aangezien protozoën minder stikstof in het
dieet nodig hebben dan ze opnemen komt er bij dit proces onder anderen stikstof vrij. Deze
overmaat aan stikstof wordt uitgescheiden in de vorm van ammonium (NH4+) en komt vaak vlak bij
de wortels van de plant beschikbaar. Wat voor stikstof gebeurt, gaat ook op voor fosfor. Omdat
bacteriën fosfor kunnen opslaan in de cel, kunnen protozoën een hoofdrol spelen bij de
mineralisatie van fosfor (Bloem e.a., 1997).
De C/N-verhouding van de bacterie en de protozoën is sterk bepalend voor wat er vrij komt.
Hierbij komt de overmaat aan stikstof voort uit het gebruik van koolstof voor onderhoud waardoor
de opgenomen stikstof resteert en weer wordt uitgescheiden. Een belangrijk deel van de totale Nmineralisatie (20-40%) komt voor rekening van de protozoën (Foissner, 1999).
Protozoën reguleren de populatie van micro-organismen door ze te eten. Bij een hoog aanbod aan
bacteriën worden er veel bacteriën door protozoën gegeten. Bij een laag voedselaanbod kunnen
protozoën overleven door zich in te kapselen.
Protozoën kunnen door competitie en selectieve predatie, een ziektewerende rol spelen tegen
bacteriën en schimmelinfecties van planten. (Louis Bolk Instituut, 2003)
Nematoden
Bodemnematoden, ook wel “aaltjes”, zijn kleine beestjes (meestal niet langer dan 1mm lang) die
vooral in de bovenste laag van de grond leven. Gemiddeld komen ze voor in aantallen van 10 tot 20
miljoen per m2 verdeeld over 30-60 verschillende soorten. In totaal komen er in Nederland naar
schatting 900 soorten voor. Door hun hoge aantallen en hoge activiteit zijn nematoden een
belangrijke component van het ecosysteem.
Nematoden zijn met name te vinden in de waterfilm rond de bodemdeeltjes en de poriën. Voor hun
voortbeweging zijn aaltjes aangewezen op het bodemvocht. Naast voedselaanbod is de
poriëngrootte van de bodem één van de criteria die bepaalt welke soorten op een locatie
9
voorkomen. Aangezien de poriëngrootte in zand- en kleigronden verschilt is ook de
soortensamenstelling anders.
Nematoden voeden zich met levende organismen, ze zijn te onderscheiden in de volgende groepen:
• Planteneters voeden zich met name aan wortels van planten;
• Bacterie-eters;
• Schimmel-eters;
• Roof-aaltjes voeden zich met andere nematoden en met protozoën;
• Alles-eters voeden zich met een variatie aan organismen of hebben in elk ontwikkelingsstadium
een ander dieet.
Functies
positief
Voor de meeste bodemdieren is er een expliciete functie te omschrijven. Voor nematoden ligt dit
echter anders. Behalve talrijk zijn ze ook soortenrijk en spelen ze op een aantal plekken in het
bodemvoedselweb een rol. Hiermee hebben nematoden een belangrijke regulerende
functie in het bodemecosysteem.
Net als protozoën spelen nematoden een belangrijke rol in het vrijmaken van nutriënten zoals
stikstof en fosfor. Nutriënten komen bijvoorbeeld vrij als “afvalstoffen” bij het grazen van
nematoden op bacteriën. De geconsumeerde koolstof en stikstof van de gegeten bacteriën wordt
door de nematoden gebruikt voor onderhoud en groei. De rest wordt gebruikt voor de stofwisseling
en komt als “afvalstof” c.q. voedingsstof vrij voor de plant. Hetzelfde gebeurt bij schimmeletende
nematoden en roofaaltjes.
Baars (2000) geeft aan dat de stikstofvoorziening van landbouwgewassen voor 30-50% uit deze
interactie afkomstig is.
Behalve voedingsbron voor andere bodembewoners zijn nematoden ook consumenten van
ziekteverwekkers. Schimmeletende nematoden worden bijvoorbeeld ingezet om parasitaire
schimmels te bestrijden. (Bongers, 1988) Ook wordt gebruik gemaakt van aaltjes om engerlingen te
beheersen. Hierbij verspreidt het aaltje bacteriën waar de engerling aan dood gaat.(koppert.nl)
Negatief
Plantparasitaire aaltjes hebben de plant nodig om zich te voeden en vermeerderen. Daarvoor gaan
ze op zoek naar wortels.
Om te voorkomen dat aaltjes binnen komen op een bedrijf dient het plantenmateriaal
gecontroleerd te worden of het vrij is van plantenparasitaire aaltjes en andere ziekten en plagen.
Dit geldt ook voor water, dit moet vrij zijn van ziekteverwekkers. Het gebruik van oppervlaktewater
zonder het te ontsmetten wordt afgeraden, via drainage kunnen allerlei ziekteverwekkers in het
oppervlaktewater terecht komen. Water in open bassins kan verontreinigd worden via de wind en
dieren.
Door UV-straling en verhitting kan water ontsmet worden tegen aaltjes, hierdoor worden ook
schimmels en bacteriën gedood. Om erachter te komen wat voor micro-organismen voorkomen in
het water kan een Nova-Bioscan worden uitgevoerd.
Door hygiënisch te werken kan insleep van aaltjes voorkomen worden, hierbij moet vooral gedacht
worden aan machines waarmee grondbewerkingen worden uitgevoerd.
Wormen
De aanwezigheid van wormen geeft een indicatie voor de activiteit van het bodemleven. Door de
graafactiviteit en uitwerpselen leveren wormen een belangrijke bijdrage aan de aggregaatwormen.
Wormen zijn van belang voor een goede doorluchting en beworteling. Boven de 200 wormen per m2
geeft aan dat er voldoende biologische activiteit is, onder de 100 wormen kan een nadelige invloed
hebben op de bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid. Wormen zijn onder te verdelen in drie
belangrijke groepen:
Rode wormen: deze vreten vrij vers organisch materiaal en zorgen ervoor dat ook afgestorven
materiaal in de bodem in circulatie wordt gebracht.
Grauwe wormen vreten zich door de grond heen en eten voorverteerd organisch materiaal, dit
vermengen ze met gronddeeltjes waarbij ze een slijmerig laagje afscheiden. Ze verbinden humus
aan gronddelen waardoor de structuur van de grond verbeterd wordt.
Pendelaars: deze halen boven aan de oppervlakte afgestorven organische resten en trekken dit hun
gang in. Ze maken een verticale gang waardoor ze een belangrijke rol spelen bij de afvoer van
water en de doorworteling van de ondergrond. Een wortel kan namelijk niet door een verdichte laag
heen, een worm wel. Zo kunnen wortels dieper de grond ingroeien en kunnen ze makkelijker water
opnemen. Wormen zijn gevoelig voor droogte en grondbewerkingen, dit dient zoveel mogelijk
voorkomen te worden.
10
- BIOSCAN
Monstername:
5-mei-07
Datum controle:
15 mei 2007
xx
xx
per
fec
t
he
el g
oed
goe
ma
tig
Totale beoordeling
d
S. Smits
Analist:
tab
el
bodem
cht
xx
Monstertype:
Voorbeeld goede grond
VIC
xx
Sle
Adres:
Perceelsnaam:
Klant x
acc
ep
Naam:
Monsternummer: 70505,1
Algemeen
Aantallen
Variatie
zuurstofrijke microben
Bacteriën
aantallen bacteriën
variatie bacteriën
Schimmels
totaal schimmels
variatie schimmels
Protozoa
Amoebe
Flagelaten
Nematoden
bacterie voedend
schimmel voedend
nematode voedend
zuurstofarme microben
Slecht
Goed
Perfect
Matig
Slecht
Zeer slecht
Bacteriën
anaërobe bacteriën
Niet aangetoond
Protozoa
Ciliaten
Vorticella
Rotifer
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Nematoden
Switchers
wortel voedend
Niet aangetoond
Niet aangetoond
Opmerkingen :
Op al onze vormen van dienstverlening zijn de leveringsvoorwaarden van HORTINOVA-groep bv van toepassing zoals gedeponeerd bij de kamer van Koophandel Tilburg onder nummer 20111099.
Op verzoek zenden wij u een kopie van de voorwaarden kosteloos toe.
Rapport: bladanalyse
Groeibalans
dhr. René Jochems
Bloemenstee 25
4882 BH Zundert
Rapportnummer: 00067247_198054
Monsteraanduiding :
Buxus Sempervirens C7.5
Analyse
Laboratoriumnummer
Datum monstername
Monstername
Datum ontvangst
Pagina
Resultaat
Droge stofgehalte
Parameter
Stikstof-organisch (N)
Stikstof-vrij nitraat (N)
Stikstof - totaal (N)
Fosfor (P)
Kalium (K)
Magnesium (Mg)
Calcium (Ca)
Natrium (Na)
Chloor (Cl)
Zwavel (S)
Parameter
Zink (Zn)
Mangaan (Mn)
Koper (Cu)
IJzer (Fe)
Borium (B)
Aluminium (Al)
Molybdeen (Mo)
Silicium (Si)
Cobalt (Co)
08BA868D
06-11-08
door Opdrachtgever
07-11-08
1 van 1
44.7 %
% van de droge stof
1.46
0.01
1.47
0.16
1.00
0.35
0.68
< 0.01
0.36
0.17
mg/ kg droge stof (ppm)
15
52
12.4
71
39
40
2.3
63
0.02
mmol per kg droge stof
1042
7
1049
52
256
144
170
<2
102
54
µmol per kg droge stof
229
946
195
1271
3608
1483
24
2243
0.3
Graauw, 12-11-08 Ing. J.C. Heijens (directeur)
Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht
Download