Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 26 januari 2009, Zundert Inge Mols Stagebedrijf: Groeibalans, Zundert Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 1 Samenvatting Groeibalans streeft samen met haar klanten naar een optimaal teeltsysteem waarin praktisch toepasbare technieken worden gebruikt om zo gezonde en weerbare planten te kweken. Na jarenlang onderzoeken en het opdoen van ervaringen heeft Groeibalans een teeltsysteem ontwikkeld; het ‘Groeikrachtsysteem’. Hierin staat de holistische aanpak van Groeibalans centraal: hierdoor wordt het systeem als één geheel bekeken en worden geen mogelijkheden uitgesloten. Het draait om de balans tussen biologie, energie en chemie. Zo kunnen planten geteeld worden die weerbaarder zijn, minder uitval geven en met meer biologie geproduceerd zijn. Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dit houdt in dat micro-organismen de bodem beschermen tegen verstoringen en dat er minimale nutriëntenverliezen optreden. Wanneer een bodem uit balans is krijgen ziekteverwekkers de kans om binnen te dringen en schade aan te richten. Iedere keer wanneer een schadelijke werkzaamheden worden uitgevoerd is dit een aanslag op de bodem. In gangbare teelsystemen wordt veel gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest, hierdoor raakt het bodemleven verstoord en wordt het milieu aangetast. Groeibalans werkt actief aan de volgende onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’: - Opleiding Groeibalans biedt een cursus aan over bodembiologie. De cursisten krijgen inzicht in problemen die zich afspelen in bodems en hoe de ziekteweerbaarheid en de efficiëntie van een bodem vergroot kan worden. Op deze manier krijgen de cursisten inzicht in de bodemgezondheid en wat hiermee samenhangt. Tijdens de cursus worden tips gegeven over hoe men de bodem op een goede manier kan beheren en hoe bodembiologie in de praktijk kan worden toegepast. - Planning Door middel van analyses wordt een compleet beeld verkregen van de chemische, biologische en fysische samenstelling van de bodem en kan gericht bemest worden. De Chemische samenstelling wordt beoordeeld door middel van de bodembalans analyse. Hiermee worden de hoeveelheden en verhoudingen tussen mineralen en sporenelementen beoordeeld. De Nova Bioscan is een analyse die inzicht geeft in het bodemleven. Het geeft een overzicht van verschillende soorten organismen en de hoeveelheid van deze organismen. Een Chroma geeft aan hoe de humustoestand van de bodem is, de toestand van het bodemleven, de doorluchting en het vochtvasthoudend vermogen van de bodem en de algemene bodemvruchtbaarheid. Dit geeft aan of er bodemleven kan leven in de bodem. - Grond De grond dient de juiste eigenschappen te bezitten; de balans tussen de juiste structuur, chemie en biologie is erg belangrijk. Dit kan aangestuurd worden, onder andere door middel van organische/chemische bemesting, grondbewerking, ontwatering en beregening. - Onderhoud Tijdens de teelt worden onderhoudsactiviteiten uitgevoerd om de groei van de plant te ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van het spuiten van compostthee en/of bladvoedingen. Aan de hand van het sap en het blad van de plant kan de balans van nutriënten in de plant beoordeeld worden door verschillende analyses, zo kan tussentijds indien nodig een correctiebemesting worden uitgevoerd. Het opbouwen van een bodembiologisch systeem is niet altijd even vanzelfsprekend. Het is belangrijk om goed na te denken over de te ondernemen stappen en hierbij te denken in temen van “leven”. Het is belangrijk om de bodem als één geheel te zien; het één kan niet zonder het ander! Planten die gekweekt worden volgens het ‘Groeikrachtsysteem’ zullen uiteindelijk weerbaarder zijn en minder uitval geven. Hierdoor zijn er minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest nodig, dit scheelt uiteindelijk in de portemonnee! Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 2 Voorwoord Voor u ligt het handboek van het door Groeibalans ontwikkelde ‘Groeikrachtsysteem’. Dit handboek is het eindresultaat van de stageopdracht die ik vervuld heb als onderdeel van mijn studie Dier- en Veehouderij aan de HAS Den-Bosch. Tijdens mijn stage heb ik vaak de vraag gekregen; wat deze stageopdracht nou precies met mijn opleiding te maken heeft? Eigenlijk heel eenvoudig; dieren moeten eten en dat eten moet ergens vandaan komen en daar heeft de bodem heel veel mee te maken. Tijdens mijn studie ben ik me steeds meer gaan interesseren in de relatie bodem-plant-dier. Ik wilde graag meer over dit onderwerp leren en ben zo bij René Jochems terecht gekomen. Groeibalans heeft een heleboel onderzoeken gedaan op het gebied van bodembiologie. Uit de kennis en ervaringen die zijn opgedaan heeft Groeibalans een teeltsysteem ontwikkeld; het ‘Groeikrachtsysteem’. Het doel van de stageopdracht was om alle informatie van dit systeem samen te voegen tot een praktisch handboek. Tijdens mijn stage heb ik samen met de medewerkers van Groeibalans veel verschillende bedrijven bezocht en meegelopen op verschillende proeven. De kennis en informatie die ik hierbij heb opgedaan zijn erg nuttig geweest bij het uitwerken van het verslag. Ik heb inhoudelijk erg veel geleerd over het thema bodem en hoe hier op een goede manier mee om te gaan binnen verschillende bedrijfssystemen. Het was voor mij een erg leerzame maar vooral ook leuke stageperiode, hiervoor wil ik graag René Jochems en de rest van het team van Groeibalans bedanken. Inge Mols 26 januari 2009 Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 3 Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doelstelling 1.3 Opbouw 5 6 6 2 Achtergrondinformatie Groeibalans 2.1 Organisatie 2.2 Advies en begeleiding 2.3 Onderzoeken 2.4 Cursussen 2.5 Partners van Groeibalans 2.6 ‘Groeikrachtsysteem’ 7 7 7-8 8 9 10-11 3 Bodem 3.1 Biologie 3.2 Chemie 3.4 Fysiologie 3.5 Vitaliteit/energie 3.6 Plant 12 12-13 14 14 15 4 Planning / Analyse mogelijkheden 4.1 Bodembalans analyse 4.2 Nova-Bioscan 4.3 Chroma 16 16 17-18 19-22 5 Problemen die we tegenkomen 6 Aanpak 6.1 Grond 6.2 Onderhoud 7 Niet grondgebonden teelt 8 Ervaringen bedrijven 23-27 28-31 32-34 35-39 10 Tot slot 40 Bijlagen 1 2 3 4 5 6 7 Bronnenlijst Rapport proef Groeikrachtsysteem Achtergrond informatie Bodemvoedselweb Bodembalans analyse Nova-Bioscan Blad analyse Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 42-43 44-66 67-76 77 78 79 80 4 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Groeibalans richt zich op het geven van adviezen in de groensector. Daarnaast biedt het bedrijf cursussen aan en worden teelttechnische proeven verzorgd. Samen met haar klanten streeft Groeibalans naar een optimaal teeltsysteem met praktisch toepasbare technieken om zo gezonde en weerbare planten te kunnen kweken. Om dit te kunnen bereiken heeft Groeibalans het ‘Groeikrachtsysteem’ ontwikkeld, dit is een teeltmethode met een holistische aanpak. De balans tussen Biologie, en energie (vitaliteit) en Chemie,( kunstmatige menselijke inbreng) staat hierbij centraal. Bedrijven die volgens deze werkwijze produceren, maken producten die weerbaarder zijn, minder uitval geven en met meer biologie geproduceerd zijn. In de gangbare tuinbouw wordt veel gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen, hierdoor raakt de bodem verstoord. Dit heeft als gevolg dat veel ‘goede’ organismen worden vergiftigd en de stoffen komen vaak door stromingen op andere plekken in de bodem, grond- en oppervlaktewater terecht, zo raken andere dieren en planten vergiftigd en lopen zelfs mensen gevaar. Ook wordt in gangbare teelten veel gebruik gemaakt van kunstmeststoffen, deze lossen makkelijk op in water met als gevolg dat hier veel verliezen optreden door uitspoeling. Daarnaast groeien planten vaak in een korte tijd heel snel waardoor de plant mogelijk verzwakt en is er meer kans op verbranding. De zouten in de kunstmest tasten micro-organismen in de bodem aan (in tegenstelling tot organische meststoffen) wat negatieve gevolgen heeft voor het belangrijke bodemleven. Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dat wil zeggen dat verschillende micro-organismen in de bodem zorgen voor voldoende weerstand tegen verstoring. Ook horen minimale nutriëntverliezen op te treden naar bijvoorbeeld grondwater door uitspoeling of lucht door emissie. Wanneer een bodem in balans is kan deze zichzelf herstellen wanneer er een verstoring optreedt, wanneer dit niet het geval is, krijgen ziekteverwekkers de kans om binnen te dringen en schade aan te richten. Iedere keer wanneer schadelijke werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt een aanslag gepleegd op het leven in de bodem. Dit kan bijvoorbeeld komen door kunst- of drijfmest, chemische middelen of verkeerde grondbewerking. Een natuurlijk systeem kan zichzelf reguleren en is niet door de mens maakbaar. Toch kan met behulp van een goed management het bodemvoedselweb worden onderhouden. Om dit te realiseren heeft Groeibalans het ‘Groeikrachtsysteem’ ontwikkeld, om geïnteresseerden kennis te laten maken met dit systeem biedt Groeibalans cursussen aan voor onder andere ondernemers en medewerkers van kwekerijen. Tijdens de cursus wordt uitgelegd wat het systeem inhoudt en hoe het praktisch is toe te passen binnen verschillende bedrijfssystemen. Om de samenstelling van de bodem inzichtelijk te krijgen en gericht te kunnen bemesten worden analyses gemaakt van de bodem. Daarnaast geeft Groeibalans advies over het gebruik van substraten en wordt gedurende de teelt onderhoud uitgevoerd, zo worden onder andere plantsapmetingen gedaan zodat gericht kan worden bijgestuurd met bijvoorbeeld bladvoeding en compostthee. Een groot voordeel van een gezond teeltsysteem is dat er minder chemische bestrijdings- en gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn. Dit scheelt uiteindelijk in de portemonnee en is beter voor de gezondheid van mensen, dieren en planten en is daarnaast milieuvriendelijker. Ook kan gerichter bemest worden waardoor veel efficiënter wordt omgegaan met voedingsstoffen. Er gaat minder verloren en de plant kan de voedingsstoffen veel beter benutten waardoor een gezonde groei ontstaat. Een gezonde groei betekent een gezonde, weerbare plant van een goede kwaliteit. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 5 1.2 Doelstelling Groeibalans voert al jaren proeven uit ten behoeve van het ‘Groeikrachtsysteem’. Daarnaast zijn er verschillende bedrijven die gebruik maken van dit teeltsysteem. Door het toepassen van dit teeltsysteem zijn veel positieve resultaten behaald. Daarom is het tijd geworden om de kennis en informatie die binnen het bedrijf aanwezig is, inzichtelijk te maken en over te brengen aan geïnteresseerden. Hiervoor is dit handboek ontwikkeld, het handboek geeft een praktische omschrijving van het ‘Groeikrachtsysteem’ en biedt nuttige informatie voor mensen die werkzaam zijn binnen de agrarische sector. Het ‘Groeikrachtsysteem’ is nog steeds in ontwikkeling, het is daarom een flexibel handboek dat in de toekomst kan worden uitgebreid met eventuele nieuwe of aanvullende informatie. 1.3 Opbouw In het verslag wordt eerst in hoofdstuk 2 een introductie gegeven van het bedrijf Groeibalans, hierin wordt omschreven wat Groeibalans doet, met wie zij samenwerkt en de werkwijze van Groeibalans. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 in het kort de vier onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’ samengevat, later in het verslag wordt hier dieper op ingegaan. Omdat de gezonde bodem in dit systeem centraal staat, wordt eerst omschreven wat een gezonde bodem precies is. Bij de start van een teelt is het vooral belangrijk om inzicht te verkrijgen in de samenstelling van de bodem en eventuele problemen, daarom worden in hoofdstuk 4 verschillende analysemogelijkheden omschreven. In hoofdstuk 5 worden voorbeelden van problemen toegelicht en de achterliggende oorzaken hiervan. Hoofdstuk 6 beschrijft mogelijkheden voor praktische toepassingen waarmee een goed leefmilieu voor biologie kan worden gecreëerd en onderhouden. Ook in de niet- grondgebonden teelt wordt het ‘Groeikrachtsysteem’ toegepast, hier wordt extra aandacht aan besteed in hoofdstuk 7. Verschillende bedrijven maken gebruik van dit teeltsysteem, om een indruk te geven van hoe het systeem op verschillende bedrijven wordt toegepast en wat de ervaringen van ondernemers zijn, wordt in hoofdstuk 8 de ervaringen van twee bedrijven omschreven. Momenteel verzorgt Groeibalans een proef waarin het ‘Groeikrachtsysteem’ wordt vergeleken met het gangbaar teeltsysteem. De omschrijving van deze proef en de resultaten die tot nu toe geanalyseerd zijn, zijn in het rapport: ”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit” in bijlage 2 te lezen. In bijlage 3 is meer achtergrondinformatie te vinden, hier wordt dieper ingegaan op de bodem en de functies. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 6 2 Achtergrondinformatie Groeibalans 2.1 Organisatie Bij Groeibalans zijn vier mensen werkzaam, René Jochems is de eigenaar van het bedrijf. Voorheen heeft René als technisch commercieel medewerker bij van Nederkassel gewerkt. In mei 1996 is het bedrijf Groeibalans opgestart en vanaf 2008 is het bedrijf gevestigd aan de Moersebaan 8g in Zundert, in een monumentaal pand tegen de bosrand. De werkplek is ingericht als kantoor en werkplaats waar verschillende proeven kunnen worden uitgewerkt. Daarnaast is er een ruimte ingericht als lokaal waar cursussen worden verzorgd. René Jochems verzorgt teeltbegeleiding bij verschillende bedrijven en onderhoudt contacten met klanten. Daarnaast verzorgt René cursussen over onder andere bodembiologie. René van Gastel is teeltbegeleider en verzorgt daarnaast ook cursussen over onder andere plantfysiologie en kasklimaat. Fonny Tuijtelaars is projectleider van de onderzoeken. In de proeftuin in Zundert worden verschillende proeven verzorgd gedurende het jaar. Fonny houdt zich onder andere bezig met het onderhoud en beoordelen van de proeven. Wim Jochems heeft een kwekerij op dezelfde locatie waar ook het kantoor van Groeibalans is gevestigd, naast zijn werkzaamheden op de kwekerij zorgt hij voor het onderhoud van de proeven en assisteert bij de teeltbegeleiding. David is een collega van Groeibalans in Engeland. Hij is oud medewerker van de ADAS (dat is vergelijkbaar met DLV in Nederland). Groeibalans werkt regelmatig samen met David Hutchinson. Net als Groeibalans is David veel bezig met het thema bodembiologie, af en toe vinden er wederzijdse bezoeken plaats. 2.2 Advies en begeleiding Groeibalans geeft adviezen die gericht zijn op de totale teelttechnische bedrijfsvoering, zoals; Bemesting, Gewasbescherming, Bedrijfsinrichting, Bodem- en wateronderzoek, Sortimentkeuze, Geïntegreerde bestrijding, Waterkwaliteit en Bodembiologische zaken. Om een advies op maat te kunnen geven neemt Groeibalans grond- of plantmonsters en aan de hand van verschillende analyses zoeken de adviseurs naar duurzame oplossingen. De grond- en plantmonsters voor deze analyses worden door Groeibalans genomen en vervolgens verwerkt of doorgestuurd naar de onderzoekende instanties waarmee zij samenwerken. Aan de hand van deze analyses wordt een advies opgesteld ter verbetering. Zelf beschikt Groeibalans over de mogelijkheid om plantsap analyses uit te voeren en Chroma’s te maken, op deze analysemogelijkheden wordt later in het verslag terug gekomen. Het werkgebied van deze begeleiding is erg breed, dit zijn boomkwekerijen, vaste plantenkwekers, landgoederen, groenvoorzieners, bedrijven in snijgroen, plantencentra en overheidsinstanties. Het grootste werkgebied van Groeibalans ligt in Noord-Brabant, verder zijn er nog enkele klanten elders in het land. 2.3 Onderzoeken In opdracht van toeleveranciers van bijvoorbeeld meststoffen of bestrijdingsmiddelen en/of individuele kwekerijen voert Groeibalans proeven uit. Dit zijn: • Teelttechnische proeven: Deze proeven zijn specifieke en op maat toegepaste onderzoeken. De insteek van deze proeven is altijd gericht op het zoeken naar een duurzame oplossing en het minder afhankelijk zijn van het gebruik van chemie. • Demo proeven: Voor zichzelf en in opdracht van derden voert Groeibalans demo proeven uit met chemie en biologische gewasbescherming. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 7 • Gewasbeschermingsproeven: Dit zijn proeven en onderzoeken ten behoeve van chemische en biologische gewasbescherming. Een minimaal gebruik van chemische middelen staat centraal, regelmatig worden nieuwe of experimentele gewasbeschermingsmiddelen getest op hun effectiviteit en gewasveiligheid. Ook toelatingsonderzoeken voor gewasbeschermingsmiddelen worden verricht onder borging en in samenwerking met Agro Research Int. (ARI). • Bemestingsproeven: Voor meststof-fabrikanten en composteerbedrijven voert Groeibalans onderzoeken uit en geeft hierover advies op maat van het gewas en afgestemd op het betreffende bedrijf. Hierin wordt continu gezocht naar een balans met de eventuele bodembiologie. • Bodembiologie: Groeibalans is in het kader van bodembiologie continu op zoek naar duurzame productiemethoden, hiervoor worden toepasbaarheidonderzoeken uitgevoerd op onder andere Mycorrhiza-schimmels, Microfarming, Geïntegreerde gewasbescherming en Waterkwaliteit. • Bodemanalyse: Naast de “traditionele” bemestingsonderzoeken werkt Groeibalans ook met Chroma-onderzoeken, dit onderzoek wordt door Groeibalans zelf uitgevoerd en geeft vooral inzicht in de biologische structuuropbouw van de grond. • Geïntegreerde bestrijding: De afgelopen jaren heeft Groeibalans ervaring opgedaan met een klimatologisch meeldauwmodel. Dit geeft aan wanneer de klimatologische omstandigheden gunstig zijn voor een meeldauwinfectie en ander plantziektes. Aan de hand van deze gegevens kan een gewasbeschermingsplan worden opgesteld. 2.4 Cursussen Groeibalans biedt cursussen aan over de volgende onderwerpen: • Bodembiologie; In deze cursus komen problemen uit de praktijk aan bod en wordt uitgelegd hoe hier op een goede manier mee kan worden omgegaan, zodat de ziekteweerbaarheid en efficiëntie van de bodem vergroot kan worden. In de cursus worden praktisch toepasbare oplossingen gegeven. Deze cursus maakt onderdeel uit van het door Groeibalans ontwikkelde ‘Groeikrachtsysteem’. • Plantfysiologie & kasklimaat en Klimaat; hierbij wordt ingegaan op de containerteelt en alle facetten waarmee kwekers te maken hebben. Hierin wordt uitleg gegeven hoe door klimaatregeling de groei van de plant kan worden beïnvloed. • Klimaat, plant & gewasbescherming; tijdens deze cursus wordt ingegaan op de invloeden van het weer bij de groei van plant en hoe optimale spuitmomenten worden bepaald aan de hand van weersgegevens. Verschillende berekeningsmodellen en waarschuwingsmodellen worden uitgelegd. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 8 2.5 Partners van Groeibalans Voor het onderzoeken en adviseren werkt Groeibalans vaak samen met andere bedrijven, personen en organisaties in de groensector. • Treeport Zundert Treeport Zundert is een samenwerkingsverband waarin kwekers, handelaren, boomteeltkenniscentrum, een transportbedrijf, Rabobank en ABN-AMRO, leden van het SAG, Kamer van Koophandel, ZLTO, CLTV, een mechanisatiebedrijf, de provincie en de gemeente Zundert samen een cluster vormen. Op alle terreinen werken zij aan versterking van de boomkwekerij in Zundert. • Boomteeltkenniscentrum Wilma Windhorst (AgriPoli), Jan van Lavieren (Tree Consult International) en René Jochems (Groeibalans) hebben samen het ‘Boomteeltkenniscentrum’ opgericht. Hiervoor is een website opgemaakt waar actuele informatie te vinden is over ontwikkelingen in de boomkwekerij, het weer, nieuws, onderzoek en handige links. Het doel van de website is het dienen als actuele kennisbron voor professionele boomkwekers, tuincentra, hoveniers en mensen die werkzaam zijn in de boomkwekerij. Deze drie bedrijven hebben een sterk samenwerkingsverband en doordat ieder zijn eigen specialiteit heeft, kunnen zij samen oplossingen bieden voor specifieke problemen. • Agro Research International (ARI) Onder borging en in samenwerking met Agro Research International worden onderzoeken uitgevoerd. ARI is een onderzoeksbedrijf in de agrarische sector. Zij voeren met name onderzoeken uit op het gebied van chemische en biologische middelen, voedingsstoffen en verschillende gewassen. ARI is GEP gecertificeerd en heeft in 2003 het ‘Endorsement of Compliance with the OECD Principles of Good Laboratory Practice' (GLP) behaald. • Uw licht op Groen Uw licht op Groen is een samenwerkingsverband waarin Groeibalans samen met verschillende bedrijven de klant ondersteunt met informatie en producten. Het is een verzameling van specialismen waarmee iedere bedrijfsvoering in de groenbranche te maken krijgt. Om de klant zo goed mogelijk te kunnen bedienen versterken deze bedrijven elkaar in dit collectief. • Kernsupport Danny Veraart is de oprichter van Kernsupport. Het bedrijf helpt ondernemingen bij het opstellen van een ondernemingsplan, personeelszaken, crisismanagement en allerlei zaken waarbij ondernemers hulp nodig hebben. Naast zakelijk advies geeft Danny ook persoonlijke begeleiding en coaching. Samen met Danny heeft René Jochems Agrikompas opgericht, hiermee hebben zij een programma ontwikkeld waarmee kostprijzen in de boomkwekerij berekend kunnen worden. Het kantoor van Kernsupport is gevestigd in hetzelfde pand als Groeibalans. • Horti-Nova Adviesgroep Horti-Nova richt zich in vollegronds teelten op het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid waardoor een teelt gemakkelijker kan verlopen en een productie kan worden behaald van hoogwaardige kwaliteit. Groeibalans werkt nauw samen met Horti-Nova, zij verzorgen onder andere de Nova-Bioscan en samen zijn zij op zoek naar optimale teelttechnieken. Horti-Nova heeft een computerprogramma opgezet waarvan adviseurs en klanten gebruik kunnen maken, hierin kunnen onder andere gegevens van plantsap analyses verwerkt worden. Het programma maakt deze gegevens inzichtelijk en via dit programma kunnen gemakkelijk onderling tussen adviseurs gegevens uitgewisseld worden. Het programma wordt begin 2009 geïntroduceerd. • Soil Tech Solutions B.V. Soil Tech Solutions B.V. is een bedrijf van Van Iersel in Biezenmortel wat het Nutri Growing systeem in West-Europa introduceert. Groeibalans werkt veel samen met Van Iersel op het gebied van onderzoeken en adviseren. Via Soil Tech Solutions wordt de bodembalans analyse verzorgd. Daarnaast bieden zij bodem- en bladmeststoffen aan en middelen om compost(-thee) te bereiden. De andere tak van het bedrijf is Van Iersel compost welke behoort tot de grootste groenafvalverwerkers van Nederland. • ZLTO Groeibalans werkt samen met ZLTO op projectbasis, het project van ‘Schoon Water Zundert’, dat verderop in het verslag wordt omschreven is in samenwerking met ZLTO. René van Gastel is oud medewerker van Lucel (onderdeel van ZLTO), René verzorgt de begeleiding van studieclubs van ZLTO. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 9 2.6 ‘Groeikrachtsysteem’ Visie/Werkwijze Groeibalans maakt gebruik van een holistische werkwijze, in plaats van naar aparte elementen te kijken neemt Groeibalans alle elementen mee in haar werkwijze. Door deze holistische werkwijze toe te passen wordt gestreefd naar een balans tussen Biologie, Chemie/kunstmatige menselijke inbreng en de vitaliteit van het systeem; Biologie, Chemie en Energie. Het één kan namelijk niet zonder het ander; zonder biologie is er ook geen opname van chemie, het is dus belangrijk om verbanden te leggen en het systeem in het geheel te bekijken. Figuur 2.2.1.: cirkelgedachte, holistische aanpak Groeibalans Doel ‘Groeikrachtsysteem’ Het doel van het ‘Groeikrachtsysteem’ is; samen met de klant een optimale teeltmethode bereiken in een gezond systeem waarin vitale planten geteeld worden die weerbaar zijn. Kwekers die het ‘Groeikrachtsysteem’ toepassen kunnen zich certificeren wanneer zij planten opkweken op een bodembiologische werkwijze. Hierbij staan vitaliteit, wortelvorming en weerbaarheid centraal. Ook uitvoerende partijen die de beplanting aanleggen kunnen deze benaderingswijze toepassen. De bedoeling hiervan is dat planten op meest vijandige plaatsen en gronden kunnen aanslaan, dit kan geborgd worden door middel van dit certificaat. Hierbij zijn voorbereiding van de teelt, grondbehandelingen en onderhoud tijdens de teelt belangrijk. Onderdelen ‘Groeikrachtsysteem’: De onderdelen van het ‘Groeikrachtsysteem’ waar Groeibalans zich actief mee bezig houdt zijn de volgende: • Opleiding Groeibalans biedt een cursus aan voor kwekers of medewerkers van kwekerijen die teelttechnisch bezig zijn met bomen en/of planten. De cursus voor de grondgebonden teelt duurt drie dagdelen. Het doel dat Groeibalans wil bereiken is dat de cursisten inzicht krijgen in problemen die zich afspelen in bodems en hoe de ziekteweerbaarheid en de efficiëntie van een bodem vergroot kan worden. Op deze manier krijgen de cursisten inzicht in de bodemgezondheid en wat hiermee samenhangt. Tijdens de cursus worden tips gegeven over hoe men de bodem op een goede manier kan beheren en hoe bodembiologie in de praktijk kan worden toegepast. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 10 Onderdelen die tijdens de cursus aan bod komen zijn: - Structuurbederf - Ziektes - Plagen - Bemesting - Biologie - Bemonstering - Bodembiologie (organismen) - Grondbewerking - Stofwisseling - Grondstoffengebruik De cursus voor de grondgebonden teelt duurt drie dagdelen, hierin worden bovenstaande punten behandeld. De cursus voor de niet grondgebonden teelt duurt vier dagdelen, bij de opleiding voor de niet grondgebonden teelt komen dezelfde onderdelen aan bod, maar dan toegespitst op potgronden. Extra onderdelen waar bij de cursus voor containerteelt aandacht aan wordt besteed zijn: - Waterbehandeling - Toevoegingen aan potgronden • Planning Om gerichter te kunnen bemesten en een goed beeld te krijgen van de toestand van de bodem neemt Groeibalans grondmonsters. Zo wordt een compleet beeld verkregen van de chemische, biologische en fysische samenstelling van de bodem. De Chemische samenstelling wordt beoordeeld door middel van de bodembalans analyse. Deze analyse beoordeelt in tegenstelling tot gangbare mineralenanalyses naast de hoeveelheden ook de verhouding tussen mineralen en sporenelementen. De balans tussen deze nutriënten is namelijk erg belangrijk bij het opstellen van een bemestingsplan. Het bodemleven speelt een belangrijke rol, deze maakt het voedsel voor de plant beschikbaar. Hiervoor wordt een Nova-Bioscan gedaan, dit geeft een goed beeld van de microbiologische populatie in de bodem. Hierdoor wordt inzicht verkregen in waar de microbiële populatie moet worden aangevuld om de voedselketen zo compleet mogelijk te maken. Een Chroma geeft aan hoe de humustoestand van de bodem is, de toestand van het bodemleven, de doorluchting en het vochtvasthoudend vermogen van de bodem en de algemene bodemvruchtbaarheid. • Grond Om de bodem voor te bereiden op een teelt kunnen verschillende behandelingsmethoden worden toegepast. De grond dient de juiste eigenschappen te bezitten; de balans tussen de juiste structuur, chemie en biologie is erg belangrijk. Dit kan aangestuurd worden, onder andere door middel van organische/chemische bemesting, grondbewerking, ontwatering en beregening. Hiervoor zijn allerlei mogelijkheden denkbaar. • Onderhoud Tijdens de teelt worden onderhoudsactiviteiten uitgevoerd om de groei van de plant te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld zijn door middel van het spuiten van compostthee en/of bladvoedingen. Aan de hand het sap en het blad van de plant kan de balans van nutriënten in de plant beoordeeld worden door verschillende analyses, zo kan tussentijds indien nodig een correctiebemesting worden uitgevoerd. René Jochems heeft de opleiding als Ecotherapeut voltooid, de kennis die hij hierbij heeft opgedaan past hij ook toe in het ‘Groeikrachtsysteem’. Er wordt onderzoek gedaan naar de invloeden die diverse behandelingen van Ecotherapie hebben op het ‘Groeikrachtsysteem’. Bovenstaande onderdelen komen verder in het verslag uitgebreider aan bod. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 11 3 Bodem Hieronder wordt in het kort een omschrijving gegeven van de bodem. Waaruit bestaat een bodem en wat zijn de functies van deze onderdelen? Voor meer uitgebreide informatie wordt u doorverwezen naar bijlage 3, hier wordt dieper ingegaan op specifieke onderwerpen. De bodem is een ecosysteem dat gevormd wordt door verschillende organismen, hun onderlinge wisselwerking en hun leefomgeving. Voorbeelden van organismen die voorkomen in de bodem zijn micro-organismen, planten en dieren, dit wordt ook wel het biotische deel genoemd. Het abiotische deel van de bodem bestaat uit niet levende aspecten zoals gronddeeltjes, mineralen en lucht. Een gezonde bodem behoort stabiel te zijn, dit houdt in dat verschillende micro-organismen in de bodem zorgen dat er voldoende weerstand is tegen verstoring. Op deze manier kan de bodem zichzelf en de plant herstellen wanneer er een verstoring optreedt, de plant wordt door de bodemorganismen beschermd tegen ziekteverwekkers. Een gezonde bodem levert aan de plant mineralen “op maat”, waardoor de plant evenwichtig groeit. Door dit evenwicht is er minder kans op stress en hiermee dus ook minder kans op ziektes. Een plant zonder stress kan gemakkelijker produceren, door de evenwichtige opname van voedingsstoffen zal het product van betere kwaliteit zijn. (Horti Nova, 2008) De biologische, chemische en fysiologische onderdelen van de bodem zijn van invloed op elkaar en dienen dus in balans te zijn. Om zicht te krijgen op de samenstelling van de bodemonderdelen zijn verschillende analyses mogelijk, de mogelijkheden hiervan worden verderop in het verslag beschreven. 3.1 Biologie Het bodemleven is een belangrijke factor voor een goede structuur in de bodem, het zorgt onder andere voor de aanmaak van humus. De gewasresten worden afgebroken waardoor mineralen beschikbaar komen voor de plant. Door de opslag van voedsel in de lichaampjes van de bodemorganismen kan het voedsel niet uitspoelen. Micro-organismen leven van de suikers die plant met de wortels afgeeft, in ruil daarvoor leveren zij voedingsstoffen en water aan de plant. Daarnaast scheiden deze diertjes slijm uit waarmee zij de bodemdeeltjes aan elkaar kleven, hierdoor ontstaat een korrelige structuur wat belangrijk is voor het waterhoudend vermogen, de voedingsleverantie en de luchtdoorlatendheid van de bodem. Een andere belangrijke functie is het onderdrukken van ziekten en plagen. Wanneer een tekort ontstaat aan nuttige bodemorganismen kunnen bodemziekten de overhand krijgen. Voor natuurlijke ziekteonderdrukking zijn specifieke organismen nodig die ziekteverwekkers kunnen beconcurreren om ruimte en voedsel of door ze op te eten, te parasiteren of te remmen in de groei. Een gezond ondergronds voedselweb bestaat uit diverse groepen organismen; schimmels, bacteriën, aaltjes, micro-geleedpotigen, kevers, springstaarten, pissebedden, duizendpoten en regenwormen. In bijlage 4 staat het bodemvoedselweb afgebeeld. Bodemleven heeft voedsel, water en lucht nodig. Door deze micro-organismen te vernietigen met bijvoorbeeld grondontsmetting, ontstaat een tekort aan bodemleven dat de plant moet voeden en beschermen tegen ziekten. Ook grondbewerking heeft een negatieve invloed op de aanwezigheid van organismen, evenals natte omstandigheden en hoge zoutconcentraties. Chemische gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve invloed op het bodemleven, na het toedienen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen zijn bodemorganismen in mindere mate of zelfs helemaal niet meer aanwezig. 3.2 Chemie De chemische bodemvruchtbaarheid dient als voedingsbron voor de plant. De fysische en biologische bodemvruchtbaarheid hebben een grote invloed hierop: in een bodem met een goede vocht- en luchthuishouding en goed bodemleven vindt een betere mineralisatie van voedingsstoffen plaats door afbraak van organisch materiaal. Het anorganische deel van de grond bestaat uit fijne deeltjes die adsorptie-eigenschappen bezitten. Deze deeltjes kunnen onder andere voedingsstoffen vasthouden, hoe groter het adsorptievermogen, hoe minder kans op uitspoeling van voedingsstoffen. De hele kleine deeltjes, ook wel lutumfractie genoemd, zijn grotendeels negatief geladen waardoor ze goed kationen kunnen vasthouden: Ca2+, Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 12 Mg2+, K+ en Na+ ionen. Onder invloed van bemesting en opname door planten kunnen kationen onderling worden uitgewisseld. Het lutumgedeelte en stabiele humus bezitten samen het vermogen om de voedingsstoffen in de grond te binden, dit wordt ook wel het adsorptiecomplex of klei-humuscomplex genoemd. Hierin worden met name kationen vastgelegd maar ook in mindere mate anionen zoals NO3-, H2PO4- en SO42. Met name de Calcium Magnesium verhouding is belangrijk voor de structuur van de bodem, een verhouding van 68% Calcium en maximaal 12% Magnesium is ideaal. Wanneer deze verhouding goed is zorgt dit voor een open structuur waardoor meer water inspoelt dan afspoelt. Een open structuur is ook nodig om de bodemorganismen in de grond een kans te geven om te overleven. Aan de hand van een bodembalans analyse kan bepaald worden hoe de chemische samenstelling van uw bodem is. In hoofdstuk 4 wordt de bodembalans analyse verder omschreven. De ideale bezetting van kationen aan het klei-humuscomplex is als volgt: Mineraal Streefwaarde Calcium 60 - 70 % Magnesium 10 - 20 % Kalium 3 - 5 % (afhankelijk van gewas) Natrium 0,5 - 1,5 % Aluminium 0,5 % Waterstof 10 % Fig. 3.1 Ideale bezetting kationen aan het Klei-humuscomplex. (Bron: SoilTech Solutions, 2008) In totaal zijn er 17 essentiële elementen voor een plant, negen van die essentiële elementen zijn macronutriënten, deze heeft de plant nodig in relatief grote hoeveelheden. Zes van deze grote componenten zijn organische bestanddelen die de structuur van de plant vormen, namelijk: Koolstof (C), Zuurstof (O), Waterstof(H), Stikstof(N), Fosfor(P) en Zwavel(S). De andere drie macronutriënten zijn Kali(K), Calcium (Ca)en Magnesium(Mg). De andere acht essentiële elementen zijn micronutriënten, deze heeft de plant in relatief kleine hoeveelheden nodig. Dit zijn Chloor(Cl), IJzer(Fe), Mangaan(Mn), Borium(B), Zink(Zn), Koper(Cu), Nikkel(Ni) en Molybdeen(Mo). Micronutriënten functioneren in planten voornamelijk als cofactoren, ze helpen bijvoorbeeld bij enzymatische reacties. (Campbel, N. & Reece, J., 2005, pag. 757) De verschillende hoofd- en spoorelementen vervullen belangrijk functies binnen de plant: Calcium -> stevigheid Magnesium -> fotosynthese (Chlorofyl > Suikers) Kalium -> wateropname, stevigheid , afharden Stikstof -> de blad- en stengelfunctie Zwavel -> enzymen en vitamines Borium -> bloemontwikkeling, fotosynthese Koper -> verhoogt suikergehaltes IJzer -> fotosynthese Mangaan > vruchtuitgroei (bron: SoilTech Solutions, 2008) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 13 3.4 Fysiologie Het bodemleven heeft een belangrijke invloed op de structuur van de bodem en andersom. De fysische bodemvruchtbaarheid wordt bepaald door de vocht- en luchtvoorziening, de bodemtemperatuur, bodemstructuur en doorlatendheid. Om voedingstoffen op te kunnen nemen heeft een plant water nodig, wanneer de vochtvoorziening afneemt zal ook de groei afnemen. De meeste planten onttrekken zuurstof via de wortels, bij te veel water treedt een tekort aan zuurstof op en wordt de ademhaling belemmerd welke nodig is voor energie. Ook de meeste bodemorganismen leven in een zuurstofrijk milieu en zullen bij extreme natte (en droge) omstandigheden problemen krijgen. Wortels volgen de weg van de minste weerstand en zullen bij voorkeur zich vestigen in holten en grote poriën, dichte grond is dus erg moeilijk doordringbaar. Wanneer grond bestaat uit op elkaar geplaatste kluiten zal de beworteling erg plaatselijk zijn en zal maar een klein deel van de grond benut worden. Voor een goede beworteling moet de structuur zo zijn dat deze gemakkelijk verkruimelt en dichte lagen in de ondergrond niet of nauwelijks voorkomen. Wortels en bodemorganismen produceren koolzuurgas, wanneer er veel CO2 voorkomt in de bodem wordt de groei geremd. Daarom mag de bovenlaag niet te dicht zijn zodat het gas weg kan. 3.5 Vitaliteit/energie Een correct wetenschappelijke beschrijving van dit onderdeel is niet te geven. Er is eenvoudig weg niet genoeg onderzoek of wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de energie in planten en bodems, zeker niet op een praktisch niveau. Binnen het Groeikrachtsysteem gaan we er vanuit dat planten elektromagnetische-biochemische-reactie-systemen zijn, niet een passief systeem. Hierbij wordt energie en informatie gebruikt. Het werd tot nu toe binnen de wetenschap als minder relevant beschouwd en er werden geen financiële middelen voor vrij gemaakt om dit nader te onderzoeken. Toch is er in het verleden door diverse mensen op eigen wijze onderzoek gedaan, wat vaak op intuïtie en empirische basis werd uitgevoerd. Om een voorstelling te krijgen van energie moeten we denken in termen van kracht / vitaliteit. Er zijn wat parameters beschikbaar zoals bijv. Paramagnetisme, Bovis, Orgon e.d. Uit relatief nieuwe opleidingen als die tot Ecotherapeut (zie ook www.ecotherapie.org) zijn nieuwe manieren van meten geïntroduceerd. René Jochems heeft deze opleiding voltooid en past kennis, hieruit opgedaan, toe in het Groeikrachtsysteem. Er wordt onderzoek gedaan naar de invloeden van diverse behandelingen op het Groeikrachtsysteem. Er wordt door diverse kwekers gebruik gemaakt van Ecotherapie of andere energetische behandelingen, bijvoorbeeld etherische oliën, homeopathische middelen en plantversterkers. Het gebruik van deze producten en behandelingen helpt mee de vitaliteit van de planten te verbeteren en daarmee ook het gebruik van chemische hulpmiddelen die belastend kunnen zijn verder terug te dringen. (Chroma’s worden gebruikt om naar een totaal systeem te kunnen kijken, ze kunnen voor het onderdeel energie een goed gereedschap zijn. Een Chroma kan laten zien wat de invloeden zijn en wat er eventueel aan blokkades zit). (Jochems, R., 2009) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 14 3.6 Plant Planten beschikken over de mogelijkheid om anorganische stoffen te transformeren naar organische stoffen, hiervoor hebben zij licht nodig als energiebron voor fotosynthese. In ruil voor synthetische organische stof hebben planten ook grondstoffen nodig in de vorm van anorganische voedingsstoffen: water, mineralen en koolstofdioxide. De meeste planten halen water en mineralen uit de bodem, koolstofdioxide wordt uit de lucht gehaald. De vertakking van het wortelsysteem en het uitschieten van de bovengrondse plantdelen vormen samen een netwerk waarin reservoirs gevormd zijn van anorganische voedingsstoffen. (Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag. 756) Wortels zijn belangrijk voor de opname van water, door een diepere wortelzone is er meer vocht beschikbaar en kan in droge periodes uit diepere grondlagen water worden benut, hierbij zijn de worteldichtheid en de worteldiepte van belang. (Hoving en Philipsen, 1999) Aan het uiteinde van de wortel van een plant zitten haarwortels, via deze haarwortels kunnen nutriënten in het bodemvocht worden opgenomen. Het aantal haarwortels wordt mede bepaald door de snelheid van de wortelgroei, de wortels moeten continu kunnen presteren voor maximale groei, productie en kwaliteit. (Horti Nova, 2008) Doordat de plant wortelexudaten uitscheidt ontstaat een gevarieerd microleven rond de wortel. Hierdoor worden onder- en bovengrondse delen van de plant beschermd tegen infecties met ziektekiemen. Wanneer een grote verscheidenheid van microleven aanwezig is rondom de wortel, worden ziekteverwekkers voortdurend aangevallen, beconcurreerd voor voedsel en opgegeten. Bij aanwezigheid van ziektekiemen gaat de plant meer wortelexudaten uitscheiden, hierdoor worden bacteriën gestimuleerd die op dat moment nodig zijn voor bescherming (Baars, 2000). Fig. 3.1 De opname van nutriënten door een plant (bron: Campell, N. & Reece, J., 2005, pag. 757) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 15 4 Planning / Analyse mogelijkheden Wanneer er problemen ontstaan is het goed om de achterliggende oorzaak te achterhalen. Daarom is het handig om inzicht te krijgen in de samenstelling van de bodem. Door analyses te maken wordt duidelijk hoe de chemische en biologische vruchtbaarheid is en of de bodem wel geschikt is om biologie in te verkrijgen. Ook om de grond klaar te maken voor een nieuwe teelt dienen de juiste voorbereidingen te worden getroffen, hierbij horen ook analyses. Zo kunnen de juiste bemestingen en grondbewerkingen worden uitgevoerd om de bodem klaar te maken. Hieronder staan verschillende analyses omschreven welke door Groeibalans worden aangeboden. 4.1 Bodembalans analyse De bodembalans analyse geeft inzicht in de hoeveelheden en verhoudingen tussen de mineralen en spoorelementen die in de bodem aanwezig zijn. Met name deze verhoudingen zijn belangrijk omdat zo bepaald kan worden of de mineralen in de bodem in balans zijn. In bijlage 5 is een voorbeeld ingevoegd waarin een voorbeeld wordt gegeven van een bodem die in balans is en een bodem die niet in balans is. Om de balans te bepalen wordt de Total Exchange Capacity (TEC) bepaald, dit geeft aan hoe groot het klei-humuscomplex in de bodem is en daarmee de potentie waarin de grond in staat is om mineralen vast te houden en aan de plant te leveren. De TEC is afhankelijk van de soort grond. Daarnaast wordt bepaald wat de bezetting van de verschillende kationen is in het kleihumuscomplex, dit is de CEC, hieruit komen de verhoudingen tussen deze kationen. Dit is belangrijk om te bepalen zodat de juiste nutriënten kunnen worden aangevoerd en er een balans kan ontstaan tussen deze nutriënten. De ideale bezetting van kationen aan het klei-humuscomplex staat omschreven in hoofdstuk 3. Ook is het belangrijk om te weten welke absolute hoeveelheden hoofd- en spoorelementen aanwezig zijn, deze nutriënten zijn namelijk belangrijk voor een aantal functies binnen de plant. Aan de hand van deze gegevens kan door middel van een berekening een advies worden opgesteld over welke meststoffen moet worden aangevoerd om de nutriënten in de bodem in balans te krijgen. De juiste meststofkeuze is hierbij belangrijk. Een goede balans van nutriënten in de bodem resulteert in een goede bodemstructuur en voldoende beschikbaarheid van nutriënten voor de plant. 4.2 Nova-Bioscan Met de Nova-Bioscan wordt de bodembiologie beoordeeld. De Nova-Bioscan geeft een beoordeling van de aantallen en variatie van het bodemleven; schimmels bacteriën, protozoa en nematoden. Met een lichtmicroscoop wordt in een oplossing van de bodem of compost gekeken, zo worden de micro-organismen zichtbaar. Er wordt een onderverdeling gemaakt van zuurstofrijke microben en zuurstofarme microben en een onderverdeling van soorten. Per onderdeel wordt gekeken of er voldoende of een tekort aan is en of er genoeg variatie in is. Het bodemleven is een belangrijke schakel in de opname van mineralen, de opbouw van structuur en omzetting van organisch materiaal. In bijlage 6 is een voorbeeld bijgevoegd van de Nova-Bioscan. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 16 4.3 Chroma Een Chroma is een vloeibeeld op een rond filtreerpapier. Grond of compost wordt voorbehandeld in een oplossing. Vanuit het middelpunt van het filtreeraarpapier wordt zilvernitraat opgezogen, daarna wordt de grond of compost in oplossing opgezogen. Verschillende stoffen komen op verschillende afstand van het middelpunt terecht en worden door reactie met het zilvernitraat zichtbaar. Zo ontstaan er cirkels en lijnen waarvan informatie afleesbaar is. Een Chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem of compost, de toestand van het bodemleven, de doorluchting en het vochthoudend vermogen en de bodemvruchtbaarheid. Het geeft een beeld van het “huis” van het bodemleven; of het dus mogelijk is om in deze bodem een stabiel bodemleven op te bouwen. Een Chroma kan bij compost beoordelen of er voldoende zuurstof is geweest bij de omzetting of er misschien juist een tekort is geweest. Ook kan beoordeeld worden of de organische stof al is omgezet in humus of niet. Fig 4.1 zones Chroma Een Chroma bestaat uit vier zones die elk een bepaald kwaliteitsaspect weergeven. - A De buitenste zone geeft de humustoestand van de bodem en de toestand van organische stof weer. Wanneer de rand lichtbruin/beige is en er wolkjes aanwezig zijn geeft dit aan dat er een goede humustoestand is. Wanneer de organische stof vers en niet omgezet is of verbrand, uit zich dit in een donker bruine rand. - B De middelste zone geeft een beeld van het bodemleven. Wanneer de rand stekelig en voldoende breed is, dan is het microleven goed ontwikkeld. De tanden dienen gelijk verdeeld te zijn voor een goed ontwikkeld bodemleven. - C De binnenste zone geeft de doorluchting en het vochthoudend vermogen weer. De structuur dient te zijn opgebouwd door micro-organismen en niet door machines. Door de Chroma behoren lijnen naar buiten te lopen, wanneer dit niet het geval is, is de grond waarschijnlijk verdicht. Bij een compost-Chroma geven deze lijnen ook aan in wat voor aërobe toestand de compost is gemaakt. - D De centrale zone geeft een beeld van de algemene bodemvruchtbaarheid. Wanneer de zone licht van kleur is geeft dit aan dat de bodemgesteldheid in orde is. Wanneer de centrale zone te groot of klein is in verhouding met de andere zones geeft dit aan dat de bodemgesteldheid niet in orde is. Als het centrale punt paars kleurt wil dit zeggen dat er veel minerale (snel beschikbare) stoffen aanwezig zijn (kunstmest). De zones dienen in een goede verhouding met elkaar te zijn, wanneer de ene nauwelijks zichtbaar is en de andere erg breed dan is de bodem niet in balans. Ook dienen de zones vloeiend in elkaar over te lopen zodat er geen duidelijke scheidingslijnen zichtbaar zijn. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 17 Fig. 4.2 Standaardreeks Chroma’s Voor de beoordeling van een Chroma is een standaardreeks opgesteld van Chroma’s van nummer 1 (slechte grond) tot en met 12 (goede grond, een zelfregulerend systeem, bijvoorbeeld een bos) waarmee een Chroma vergeleken kan worden. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 18 5 Problemen die we tegenkomen Wanneer de bodem niet in balans is kunnen problemen ontstaan zoals structuurbederf, ziekten of een verslechterde groei. Vaak liggen aan een probleem meerdere oorzaken ten grondslag, daarom is het belangrijk om de bodem in zijn geheel te bekijken. Een mogelijk gevolg van een verslechterde bodem is structuurbederf, dit kan zijn omdat er bijvoorbeeld te weinig bodemleven aanwezig is of een verslechterde voedingstoestand. Verarming van het bodemleven wordt vaak veroorzaakt door verkeerde grondbewerking, door structuurbederf ontstaan vaak anaërobe omstandigheden waardoor het bodemleven afsterft. Hierdoor neemt ook de weerstand in de bodem tegen ziektes en andere bedreigingen af. Bodembiologie maakt namelijk antibiotica en rooft op schadelijke organismen, door de afname van de biologie neemt de ziektedruk toe. Daarnaast is de bodembiologie belangrijk bij de opname van voedingstoffen, water, mineralen, vitamines, aminozuren, enzymen en eiwitten. Belangrijk is dus ook dat er voldoende voeding beschikbaar is voor het bodemleven. Bij afname van de biologie zal de plant minder goed voeding op kunnen nemen, hierdoor verslechtert de boven- en ondergrondse groei en de kwaliteit van de plant. De bodembiologie werkt samen met de plantwortels en stimuleert en beschermt de beworteling. Hieronder staan verschillende problemen en oorzaken omschreven die we vaak in de praktijk tegenkomen. Ziekten en plagen Ziekten en plagen kunnen voor veel problemen zorgen en kunnen een nadelig effect hebben op het economisch resultaat. Vaak worden bestrijdingsmiddelen ingezet om de ziekte te bestrijden, hiermee worden de symptomen bestreden maar wordt vaak geen aandacht besteed aan de oorzaak. “Ziekten en plagen zijn geen schimmels of insecten, het zijn rollen die schimmels of insecten spelen wanneer er teveel van één soort zijn op de verkeerde plaats”.(Professor Oldeman, 2000) Specifieke organismen kunnen ziekteverwekkers beconcurreren om ruimte en voedsel of ze kunnen ze opeten, parasiteren of remmen in de groei. Door de energie in de vorm van suikers die planten afgeven aan micro-organismen, kunnen de gunstige micro-organismen voedingsstoffen en bescherming geven aan planten. Door hoge concentraties kunstmestzouten, pesticiden en ploegen kunnen deze gunstige microorganismen afsterven. De suikers van de plant die eigenlijk bedoeld waren voor deze organismen worden dan ingenomen door ziekteverwekkers. De enige manier om de problemen die dan ontstaan te voorkomen of op te lossen is de goede organismen terug in de grond brengen. In een gezonde bodem, waar veel verschillende organismen aanwezig zijn worden ziekteverwekkende schimmels en wortelaantastende aaltjes geremd en onderdrukt.(Baars, 2000, pag. 33) Ontsmetten Het ontsmetten van de bodem is bedoeld om ziekteverwekkers en onkruidzaden te doden en de bodem steriel te maken. Dit kan zowel op chemische als op biologische of fysische wijze gebeuren. -Bij biologische bodemontsmetting worden grote massa’s organisch materiaal onder warme, natte omstandigheden de grond ingewerkt, zo ontstaat een zuurstofloze fermenterende massa. Hierdoor worden zowel nuttige als schadelijke bodemorganismen in deze zone gedood. -Chemische bodemontsmetting doodt al het bodemleven. Bij het ontsmetten van de bodem met chemische middelen blijven schadelijke stoffen achter in de bodem die moeilijk afgebroken kunnen worden. -Stomen is een duurder alternatief voor het ontsmetten van de bodem. Een nadeel is dat hierbij de bodem steriel wordt en daarna extra gevoelig is voor ziekteverwekkers en plagen. Een voordeel is dat hierbij geen schadelijke stoffen achterblijven. Door het ontsmetten van de bodem breekt alle bodembiologie af, deze is juist belangrijk voor het behoud van de bodem structuur, de biologie heeft namelijk onder andere als functie dat het bodemdeeltjes aan elkaar kleeft. Het gevolg is dus dat er structuurbederf ontstaat. Ook is door het Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 19 afbreken van nuttige bodemorganismen de weerstand tegen ziekten weg. Bij het afdoden van micro-organismen komt extra stikstof vrij. Het kost enige tijd voordat het bodemleven opnieuw in de bouwvoor koloniseert, dit bodemleven komt deels vanuit de ondergrond, deels via de compost, de wind en de grond die met nieuw plantmateriaal mee komt. Soms kan het echter noodzakelijk zijn om een bodem te ontsmetten om zo een nieuwe start te kunnen maken bij veel ziektes of onkruid. Daarna dient wel zo snel mogelijk de natuurlijke weerstand opnieuw te worden opgebouwd door middel van bodembiologie. Chemische samenstelling bodem Een probleem bij veel gronden is dat er vaak te weinig inzicht is in de chemische samenstelling van de bodem, er wordt vaak alleen naar hoeveelheden gekeken in plaats van naar de verhoudingen tussen nutriënten. Bij bemesting wordt meestal vooral gestuurd op fosfaat, stikstof en kali. Hierdoor worden andere belangrijke elementen vergeten. Het is belangrijk dat een plant alle mineralen in voldoende mate en in de goede verhouding krijgt en de bodem dus in balans is. Om niet alleen naar de hoeveelheden maar ook de verhouding tussen mineralen in de grond te bepalen kan een bodembalans analyse worden gedaan. Deze staat omschreven in het hoofdstuk analyses. Een bodemdeeltje klei of humus is negatief geladen, hieraan zitten positief geladen kationen. Wanneer een bepaald kation overmatig aanwezig is, is er een tekort aan een ander kation. De plant moet meer moeite doen om andere mineralen op te nemen die niet overmatig aanwezig zijn. Dit kost extra energie waardoor de plant deze energie niet meer kan gebruiken om zich te weren tegen ziekten en plagen. Met name de Ca:Mg verhouding is belangrijk: Calcium zorgt voor open grond en een betere waterdoorlaatbaarheid. Magnesium zorgt voor een compacte grond, die meer vocht vasthoud, dat is positief in een droge zomer, maar wanneer deze elementen niet in evenwicht zijn is de grond in het najaar te nat of in de zomer te droog.(Vromans, 2008) Overmaat aan kunstmest In de gangbare teelten wordt veel gebruik gemaakt van kunstmest, deze kunstmest is zout en bindt aan water. Bacteriën hebben dit water nodig om te groeien maar als het water aan zout gebonden is kunnen zij dit niet opnemen. De bacteriën gaan hierdoor dood of stoppen met groeien. De organismen die bacteriën eten kunnen daarom ook niet aan voedsel komen. Zo komt de voedselketen in het gedrang door een tekort aan voedsel. Ook de wortels van de plant kunnen verbranden wanneer er teveel zouten aanwezig zijn. Een ander nadeel is dat bij een overmaat aan kunstmest vaak een groot gedeelte uitspoelt naar het grondwater en dus verloren gaat. Hierdoor komen de meststoffen in het oppervlaktewater terecht met grote nadelige gevolgen voor het milieu. Door gebruik te maken van langzaam vrijkomende meststof en organische meststoffen wordt minder schade aangericht dan bij enkelvoudig werkende meststoffen die in een keer heel veel zout aan de bodem geven. Een ander nadeel is dat de plant rechtstreeks de mineralen kan opnemen, hierdoor wordt de symbiose met de plant en biologie (met name mycorrhiza) overbodig. Het gevolg is dat de bodem hierdoor “lui” wordt, de micro-organismen hoeven geen moeite meer te doen om voedingsstoffen voor de plant beschikbaar te maken. (Groeibalans, 2008) Daarnaast groeien planten vaak in een korte tijd heel snel waardoor de plant mogelijk verzwakt en is er meer kans op verbranding. Berijden met zware machines Sommige bedrijven maken gebruik van zware machines om mee over de grond te rijden, hierdoor raakt de grond verdicht. Ook door in slechte, natte periodes van het jaar te werken kan schade worden toegebracht aan de grond. Door een verkeerd bodemgebruik kan verdichting en versmering van grond ontstaan. Hoe slechter de bodem is, hoe dieper dit effect doorwerkt. (Groeibalans, 2008) Wanneer de grond verdicht raakt ontstaan anaerobe omstandigheden, de bodem kan niet meer ademen waardoor bodemorganismen afsterven. Hierdoor wordt het organische omzettingsproces en Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 20 biologische opbouw in het najaar en in de wintel stilgelegd. Wortels hebben ruimte nodig om te kunnen groeien, bij verdichtte grond wordt de groei beperkt. Een grond waarop veel druk is uitgeoefend heeft vaak jaren nodig om op een natuurlijke manier te herstellen. (In, Froehlich et. al., 1985) Verkeerd mestgebruik Vaak wordt gebruik gemaakt van mest van slechte kwaliteit, of wordt de mest diep ondergewerkt waardoor anaërobe omstandigheden ontstaan. Dierlijke mest bevat vaak voor de mens schadelijke pathogene organismen die, wanneer ze niet goed gecomposteerd zijn, gevaar opleveren voor de volksgezondheid en daarom zeker niet in bioteelten thuis horen. Daarnaast zijn er ook plant pathogene organismen in mest aanwezig waardoor er grote kans op besmetting aanwezig is. Vaak blijft in mest onkruidzaad over dat niet dood gaat, goede compost is echter wel onkruidvrij. De herkomst van mest is niet altijd duidelijk. Gebruik van mest zonder compostering kan grote risico’s voor de bodem met zich meebrengen, het is dus belangrijk om hier rekening mee te houden. (Baars, 2000, pag.79) Bij het gebruik van verkeerde mest en het inspuiten van mest in de bodem kan verzuring in de grond ontstaan. De mest wordt ondergewerkt onder anaerobe omstandigheden, hierdoor ontstaan giftige gassen. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld het toedienen van dierlijke mest of kunstmest. Deze gassen kunnen niet weg en het bodemleven en de plantwortels worden aangetast. Via de wortels en bladeren kunnen de verzurende stoffen binnen dringen in planten waardoor deze vatbaarder worden voor ziekten. (milieuennatuurcompendium.nl, 2008) Zuurgraad Een bodem met een bijzonder hoge op lage pH geeft problemen. Een lage pH zorgt voor een slechte bodemstructuur en een hoge pH veroorzaakt slechte opneembaarheid van een aantal sporenelementen. De ideale pH van water is 6.3. (Groeibalans, 2008) Bodemorganismen hebben een bepaalde pH nodig om goed te kunnen functioneren. Door verkeerd mestgebruik kan er verzuring ontstaan in de bodem wat problemen oplevert. Door te bekalken kan de natuurlijke verzuring gecompenseerd worden of eventueel de zuurgraad verhoogd worden waardoor de structuur verbeterd wordt. (Groeibalans, 2008) Fig. 5.1 opname elementen bij pH waarden. (Bron: orgaplus.nl, 2009) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 21 Verkeerde grondbewerking Verkeerde grondbewerking is een belangrijke oorzaak van structuurbederf. Door gebruik te maken van kerende grondbewerkingen raakt het bodemleven verstoord. Nuttige, tere wormen kunnen slecht tegen grondbewerking, waaronder spitten en ploegen en houden ook niet van kunstmest. Het bodemleven heeft als functie de grond open te houden. Wanneer het bodemleven in een slechte staat verkeert krijgt een geploegde bodem de eigenschap om bij regenval dicht te slaan. Een rijk bodemleven zorgt ook voor een betere waterhuishouding en voedingsstoffen worden beter vastgehouden zodat deze niet uitspoelen. Ook zorgt het bodemleven ervoor dat pesticiden sneller worden afgebroken. In plaats van ploegen is het beter om de grond minder diep te bewerken. Fig. 5.2 structuurbederf Onkruiden Onkruiden zijn ongewenste planten op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Onkruiden geven vaak een indicatie van een overschot of tekort aan mineralen. Ook werkzaamheden die op het veld worden uitgevoerd kunnen zich uiten in verandering of uitbreiding van onkruiden. Het uitrijden van mest dient in een periode te gebeuren dat het materiaal goed verteert, dit is in de vroege herfst of in de winter. Omdat onkruiden vaak niets moeten hebben van een goede voedingstoestand blijven ze daarom weg of hun uitbreiding wordt daardoor tegengewerkt. Diepwortelende onkruiden worden geactiveerd wanneer er een zuurstoftekort ontstaat bij afbraakprocessen. Voorkom dus rotting of een verdichtende laag. Goed uitgerijpte mest en compost zorgen ervoor dat er geen anaërobe omstandigheden ontstaan. Ten tijde van grondbewerking dient de grond altijd te kunnen drogen. De bodembiologie bepaalt voor een groot deel of er onkruiden kunnen groeien, met name schimmels scheiden stoffen uit waardoor onkruiden “rustig” blijven. Een onbalans in elementen kan sommige onkruiden een prikkel geven om te groeien. Problemen met onkruid treden vaak op bij laag opneembaar Calcium, onvoldoende afbraak van organische stof, anaërobe grond en verzwakte bodembiologie. Wateroverlast Vaak is op gronden de bovenste 25 tot 30 cm los, maar als je dieper gaat graven is dit niet het geval. De laag onder de bouwvoor is hard en droog en laat weinig of geen water door. Wortels kunnen niet door deze storende laag heen groeien. Doordat het water niet weg kan, komen er plassen en ontstaan er zuurstofloze omstandigheden, wortels kunnen niet groeien en bodemorganismen gaan dood. Dit kan grote problemen met zich meebrengen, de opbrengsten en kwaliteit van het product zijn vaak slecht en er zullen veel hulpmiddelen nodig zijn om ziektes tegen te gaan. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 22 6 Aanpak Zoals eerder omschreven maakt Groeibalans gebruik van een holistische aanpak. Wanneer er problemen voorkomen liggen hier vaak meerdere oorzaken aan ten grondslag, oplossingen dienen daarom te worden gezocht op verschillende vlakken. Door op een holistische manier naar het gehele systeem te kijken worden geen mogelijkheden uitgesloten. Om problemen te voorkomen is het belangrijk de juiste volgorde van werken aan te houden. Dit begint bij de basis: grondbewerking en voorbereiding door middel van analyses zodat inzicht wordt verkregen in de samenstelling van de bodem. Als voorbereiding dient de bodem ontvankelijk te worden gemaakt voor bodembiologie, dit is mogelijk met behulp van de juiste meststoffen, compost en groenbemesters. Indien nodig kan een ruggengraat voor de bodembiologie in de grond worden gebracht, bijvoorbeeld zeoliet. Gebruik sterk uitgangsmateriaal, de vitaliteit van een plant wordt bepaald in het begin van de teelt en bepaald het uiteindelijke resultaat. Het beste is om mycorrhizae zo vroeg mogelijk in het systeem aan te brengen, bijvoorbeeld door de stek te behandelen. Tijdens de teelt dient onderhoud te worden gepleegd aan de bodembiologie met behulp van bijvoorbeeld bacteriepreparaten of compostthee. Na de teelt kan de bodem hersteld worden door de grond aan te vullen met grondstoffen. Dit kan bepaald worden door bodemonderzoeken te laten uitvoeren. Het is belangrijk om op een juiste manier met de bodem om te gaan en bijvoorbeeld geen kerende grondbewerking gebruiken. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met een goede waterafvoer en het gebruik goede grondstoffen zoals goede stalmest en compost. Daarnaast is vruchtwisseling belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid en voor de bodemstructuur. Ook om schade van bodemplagen te voorkomen en onkruiden te onderdrukken is vruchtwisseling nodig. 6.1 Grond Door de analyses wordt een beeld verkregen van de chemische, biologische en fysiologische toestand van de bodem. Zo kan, wanneer ergens iets niet in orde is, gericht worden bijgestuurd. Het kan soms nodig zijn om de grond te bewerken of iets aan de grond toe te voegen zodat de toestand verbetert. Het is belangrijk om dit op een verantwoorde manier te doen zodat er zo weinig mogelijk schade wordt aangericht. Ontsmetten Het ontsmetten van een bodem kan soms noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld wanneer een bodem er slecht aan toe is en schadelijke micro-organismen of onkruidzaden koloniseren in de bodem, kan ontsmetten een uitkomst bieden. Het is wel de bedoeling om daarna zo snel mogelijk weer met biologie op te bouwen zodat de bodem snel weer weerstand kan opbouwen. Machinaal bewerken De beste grondbewerking gebeurt met machines die de grond zo min mogelijk keren: te denken valt aan een rotorkopeg of krukasspitmachine. Wanneer de grond zo min mogelijk wordt gekeerd komt dit de bodembiologie ten gunste, deze is namelijk nodig voor de leverantie van mineralen en natuurlijke weerstand. (Gastel, R. van, 2008) Ontwatering/drainage Vaak ontstaan plassen doordat er een storende laag wordt gevormd waar water op stagneert en wortels niet doorheen kunnen dringen. Er zijn verschillende oplossingen om deze storende laag te verhelpen. Wanneer de laag van 40 tot 60 centimeter verdicht is, is een woelpoot de beste keus. Er moet diep genoeg gewoeld worden om goede resultaten te behalen. Dit is een goedkope oplossing, maar voor korte termijn. Een duurdere oplossing voor de lange termijn is het aanleggen van ondiepe drainagebuizen. De ondergrond zit dan nog steeds dicht maar het water wordt afgevoerd naar de sleuven met zand, grind en drains. (Logt, van der, 2008) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 23 Wanneer een profielkuil wordt uitgegraven wordt de structuur van de bodem zichtbaar. Er kunnen storende lagen gesignaleerd worden in de bodem waar wortels niet doorheen kunnen of waar water op stagneert. Ook kan gezien worden hoe de grondwaterstand is in verhouding tot de ideale stand. In de bovenlaag dient een voldoende kruimelige structuur aanwezig te zijn, dit geeft een indicatie voor capillaire opstijging. Door de kluit te analyseren kan bepaald worden hoe de structuur is en de bewortelingsmogelijkheden. Een juiste verhouding in de bodem tussen grond en lucht is belangrijk. Regenwormen maken verticale gangen met humusbekleding die dienen als drainage, ook maken wormen horizontale gangen die duiden op het rijke bodemleven. Door vanaf heuphoogte een schep grond op een plaat te laten vallen wordt de structuur van de bodem zichtbaar. Blokkige kluiten, compacte en gladde wanden geven een slechte structuur aan. Wanneer de grond in ronde kruimels uit elkaar valt is de structuur goed te noemen. De kruimels bevatten slijm die door micro-organismen is geproduceerd, dit dient als plakmiddel en verhoogt de stabiliteit van de bodemdeeltjes. Wanneer schimmels zichtbaar zijn is dit goed, deze zorgen voor een goede samenhang tussen de bodemdeeltjes en weerstand tegen ziekten. Grondbewerkingen zorgen er vaak voor dat deze schimmels dood gaan. Fig 6.1 Ronde kruimels en blokkige kluiten (Bron: Horti Nova, 2008) Meststoffen Om de juiste bemesting toe te dienen, dient te worden uitgegaan van een goede analyse zodat gericht kan worden bijgestuurd. Een verkeerd gebruik van meststoffen kan veel schade toebrengen aan de bodembiologie, daarom is het verstandig om bij de mestkeuze hierover na te denken. Er zijn speciale meststoffen op de markt die gunstig zijn voor de biologie. Ook zijn langzaamwerkende meststoffen beter voor de bodembiologie. Zeker in combinatie met mycorrhizaschimmels is belangrijk dat bij het wortelgestel niet te hoge doseringen meststoffen aanwezig zijn, dit maakt de symbiose met de schimmels overbodig. Met bladmeststoffen kan zeer gericht bemest worden, hierbij dient de EC concentratie goed in de gaten te worden gehouden zodat deze laag blijft. Mest en compost zijn organische bemesters en bevatten composteerbaar organisch materiaal. Voordat planten dit organische materiaal kunnen gebruiken moet het omgezet worden in mineralen welke door de wortels kunnen worden opgenomen. Organische meststoffen komen geleidelijk aan vrij, terwijl mineralen in chemische meststoffen onmiddellijk vrijkomen maar niet lang door de bodem kunnen worden vastgehouden. Overvloedige mineralen die niet door de wortels worden opgenomen zijn meestal verspild omdat ze uitspoelen uit de bodem door regen of bevloeiing waardoor het terecht komt in oppervlakte- en grondwater. (Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag. 762) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 24 Organische stof in de bodem is belangrijk voor de volgende zaken: behuizing voor het bodemleven vindplaats van voedsel voor bodemleven opslagplaats van voedingsstoffen binden van voedingsstoffen vormen en stabiliseren van bodemstructuur vasthouden van vocht in de bodem. (Koch Bodemtechniek, 2009) Compost Het gebruik van compost maakt het mogelijk om chemische toevoegingen weg te laten. Compost bevat alle microbiologische elementen die nodig zijn om ziekten en plagen in de bodem via het natuurlijke ziektewerende vermogen te voorkomen. Het gebruik van compost biedt veel voordelen voor de bodem: Vochthuishuiding • Verbetert het vochtvasthoudend vermogen • Per % bodem-os vochtlevering van 4-6 mm • Op droge zandgrond hoeft minder te worden beregend • Verbetering van de structuur, dit betekend op zware kleigronden ook betere ontwatering bij neerslag Bodemstructuur • Betere bewerkbaarheid (kleigrond) • Betere beworteling • Verminderde stuifgevoeligheid (zandgrond) Ziektewerendheid • Algemene ziektewerendheid: concurrentie om voedsel (bijv. Pythium) • Specifieke ziektewerendheid: antagonisme (bijv. Rhizoctoria solani), dit kan worden opgeroepen, vooral schimmels kunnen een symbiotisch verband aangaan via het wortelsysteem van de plant. Het gebruik van compost kan veel voordeel opleveren, door de weerstand tegen ziekten kan veel bespaard worden op gewasbeschermingsmiddelen en ontstaat een betere droogteresistentie. fig. 6.2 compost Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 25 Bij het aankopen van compost is het belangrijk te letten op de kwaliteit van de compost, de voorkeur gaat uit naar goede groencompost op houtige basis. (Groeibalans, 2008) Veel composteringsprocessen bereiken temperaturen boven de 70 graden waardoor het materiaal verbrandt en vergruist, dit is herkenbaar door de stoffige losse structuur en zwarte/grijze kleur. Goede gehumificeerde compost hoort kruimelachtig en sponzig te zijn van structuur en ruikt naar zoete boslucht. Dit resultaat wordt alleen behaald met de aërobe methode, ook dan is de compost onkruid en ziektevrij. Het is dus belangrijk te vragen naar het productieproces en de grondstof die gebruikt is. Daarnaast is het raadzaam om bij het afnemen van compost te letten op keurmerken, bijvoorbeeld: het BVOR-keurmerk. (Branche Vereniging voor Organische Reststoffen). De kwaliteit van compost kan ook bepaald worden aan de hand van een Chroma. Een teelt heeft een compost nodig die op haar bodembehoefte is toegespitst bijvoorbeeld schimmel- of bacteriedominante compost, compost kan naar behoefte bacterie- of schimmelgedomineerd gemaakt worden. (Baars, 2000, pag.82) Organische meststoffen Organische mestkorrels zijn samengesteld uit plantaardige en dierlijke grondstoffen. De voedingselementen uit deze meststoffen komen vrij wanneer de bodemorganismen de mestkorrel afbreken. Door de geleidelijke vertering komen de voedingsstoffen langzaam beschikbaar voor de plantenwortels. Chemische stoffen zijn makkelijk oplosbaar en komen in een keer beschikbaar voor de wortels. Bij een overmaat bestaat kans op beschadiging en uitspoeling naar grondwater. Bij organische meststoffen komen voedingselementen vrij naar behoefte van de plant, hierdoor blijft de voeding beter beschikbaar voor de plant en is een evenwichtige groei mogelijk. De organische mestkorrels hebben een langere werkingsduur en dienen als onderhoud voor de bodemstructuur en het bodemleven.(groen.net, 2009) Dierlijke mest Wanneer gebruik wordt gemaakt van dierlijke mest, is het verstandig om gebruik te maken van rijpe stalmest. Drijfmest is van slechte kwaliteit en kan schade veroorzaken aan de bodem. Stalmest kan licht worden ingewerkt en moet vervolgens door de bodemorganismen in de grond worden omgezet. Bij het opstellen van een bemestingsplan is het belangrijk te letten op de nieuwe normen van de mestwet. Champignonmest Champignonmest bestaat uit paardenmest die met kippenmest en kalk is gecomposteerd, hierop zijn champignons gekweekt. Na de oogst wordt deze sterk verteerde mest te koop aangeboden als bodemverbeteraar en bemester. Champignonmest werkt alkalisch, het verhoogt de pH van de bodem.(Overloop, R. van, 2001) Mulching Door een laag organisch materiaal aan te brengen op de bodem kunnen goede resultaten behaald worden. Het bodemleven wordt gestimuleerd om het mulchmateriaal af te breken en nestelen zich in de bodem. Hierdoor wordt de groei van parasitaire schimmels geremd die de plantwortels aantasten. Het organische materiaal wordt omgezet en de vrijgekomen voedingsstoffen worden door de plantwortels opgenomen. Doordat de bodem is afgedekt, wordt ook het kiemen van onkruiden tegengegaan, daarnaast wordt de bodem beschermd tegen verdamping en blijft de bodem koel. Bij koude temperaturen worden de wortels beschermd tegen deze kou. Bij een regenbui spat geen water op, dit voorkomt dat pathogene schimmelsporen opspatten en op de plant achterblijven. (tuinadvies.be, 2008) Afmulchen kan ook na bijvoorbeeld het stomen van de bodem een goede oplossing bieden. Fig. 6.3 Mulching Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 26 Groenbemesters Een groenbemester wordt vaak gezien als een kostenpost omdat het perceel een seizoen niet gebruikt kan worden, toch kan het toepassen van een groenbemester juist geld opleveren doordat groenbemesters een positief effect hebben op de bodemomstandigheden. De reden voor het inzaaien van een groenbemester kan zijn aaltjesonderdrukking, verbetering van de bodemstructuur, aanvoer van organische stof en het onderdrukken van onkruidgroei. Deze factoren hebben vaak ook weer een gunstige invloed op het bodemleven. Fig. 6.4 Tagetes en Soedangras Soedangras/Sorghum Soedangras is een groenbemester waarmee goede resultaten worden behaald, het gewas zorgt voor de opbouw van bodemleven en mycorrhizaschimmels. Voor de teelt is een minimale bodemtemperatuur nodig van minimaal 15°C voor een goede kieming en ontwikkeling. Soedangras is gevoelig voor vorst dus dient pas na mei gezaaid te worden, voor een goede groei heeft het een voldoende hoge temperatuur nodig, onder goede omstandigheden kan het gewas wel twee tot drie meter hoog worden en de organische stof productie kan oplopen tot meer dan 70 ton/ha. Daarnaast is het goed voor de luchtdoorlatendheid van de grond, de wortels maken de storende laag in de grond open. Bij de vertering van het gewas komen blauwzuurachtige verbindingen vrij, deze hebben een bestrijdend effect op wortelknobbelaaltjes. (Wageningen, praktijk onderzoek plant&omgeving, 2004) Afrikaantjes Afrikaantjes (Tagetes) worden ingezet voor de bestrijding van wortellesieaaltjes. Er zijn vele soorten te onderscheiden met verschillende werkingen. Tagetes draagt echter weinig bij aan de opbouw van bodembiologie. Afrikaantjes verhogen het organische stofgehalte met 5 tot 10 ton/ha en bieden een goed alternatief voor chemische grondontsmetting en laten een mooie bodemstructuur na. Daarnaast worden onkruidonderdrukking en aaltjesremming bereikt met deze groenbemester. Na de eerste vorst sterft het gewas af waardoor een mulchlaag ontstaat. (Wageningen, praktijk onderzoek plant&omgeving, 2004) Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 27 6.2 Onderhoud Compostthee Humuscompost heeft een bepaalde voedingswaarde waar de plant direct voedingsstoffen uit kan halen. Een eenmalige compostgift is niet voldoende om de plant te blijven voorzien van voedingsstoffen, de minerale fractie raakt op. In het bodemvoedselweb dient de één tot voeding van de ander, er komen zo steeds kleine voedingspakketjes vrij. Als in het begin van de keten het voedsel op is zal de rest van de keten ook niet meer kunnen functioneren. Door de eerste schakels; de schimmels en bacteriën te voeden met compostthee wordt voeding toegebracht en het natuurlijke ziektewerend vermogen in stand gehouden. Daarnaast dient de thee als voedsel voor op en in het blad aanwezige organismen die het binnendringen van ziekteverwekkers tegengaan. Door ruimte- en voedselconcurrentie gaan deze gunstige organismen ziekteverwekkers tegen. (Baars, 2000, pag. 91) Waarom wordt het gebruikt? Door de vele chemicaliën die gebruikt worden in de land- en tuinbouw, worden micro-organismen op de plant en in de bodem gedood. Deze micro-organismen zijn juist belangrijk voor de groei van de plant en de afweer tegen bepaalde ziekten. Door compostthee over de planten te spuiten wordt de schade van de chemicaliën hersteld en worden giftige stoffen sneller afgebroken door de gunstige micro-organismen aan te vullen. Op deze manier kan het bodemvoedselweb worden onderhouden en bijgestuurd. Door de CO2 productie van de micro-organismen op het blad, opent het blad de huidmondjes waardoor voedingsstoffen beter kunnen worden opgenomen. Dit maakt het gebruik van compostthee in combinatie met bladmeststoffen geschikt. De compostthee biedt voedsel voor micro-organismen. Doordat het blad bedekt is met gunstige micro-organismen hebben ziekteverwekkers minder kans om die plaats en het voedsel in te nemen. Daarnaast stimuleert het de kieming, rijping en de wortelontwikkeling. Waaruit bestaat compostthee? Compostthee is een waterig extract van compost. Het uitgangsmateriaal dient goede en rijpe gehumificeerde (bacterie- of schimmeldominante) compost te zijn, dit is het hoofdbestanddeel van de compostthee. Tijdens de bereiding worden plantenextracten toegevoegd: Melasse, suikers, eiwitten, koolhydraten, zeewier, steenstof, humus- en fulvo-zuren. Door middel van deze samenstelling wordt de bodemstructuur, voedingsopname en beschikbaarheid bevorderd. In een speciale brewer worden deze elementen in water belucht gedurende minimaal 24 Uur . Fig 6.5 blad na bespuiting met compostthee Hoe wordt het toegepast? Bij het spuiten met compostthee moet gestreefd worden naar 70% bladbedekking. (Groeibalans, 2008)De compostthee kan ook op de bodem worden toegepast, dit gaat het beste wanneer rondom de wortels humuscompost aanwezig is welke als huis dient voor de micro-organismen. De microorganismen voorkomen uitspoeling van voedingsstoffen en maken voedingsstoffen beschikbaar wanneer de plant er behoefte aan heeft. Door de compostthee kan organische stof makkelijker worden omgezet in humus, zo is er minder kans dat ziekten kunnen overleven op gewasresten. Door Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 28 de microbiologische activiteit wordt de lignine en cellulose in organische stof sneller afgebroken en omgezet in humus. Dit is gunstig voor de bacteriën die organische zuren produceren welke onoplosbare minerale en organische stoffen beschikbaar maken voor de plant. In de compostthee is een koolstof bron aanwezig om de organismen te voorzien in de vorm van hoogwaardige huminezuren en een bron in de vorm van micronutriënten en koolhydraten. Het gebruik van chemische middelen brengt schade toe aan het bodemleven, dit dient daarom zoveel mogelijk te worden vermeden. Indien een chemische ingreep toch nodig is, is het verstandig om dan de compostthee een keer extra toe te passen. Bij het gebruik van compostthee is het belangrijk dat gebruik wordt gemaakt van een samenstelling van hoge kwaliteit, wanneer de compost beproefd is kan de kwaliteit worden geborgd. Toevoegen van hulpmiddelen Mycorrhizaschimmels Mycorrhizaschimmels kunnen in het systeem worden gebracht door bijvoorbeeld schimmelsporen te mengen door de stekgrond of in combinatie met compost. De schimmel heeft een aantal belangrijke kenmerken: • Levering van fosfaat • Levering van stikstof in samenwerking met helper bacteria • Bescherming van de wortels tegen pathogene schimmel aanvallen • Bescherming tegen pathogene aaltjes • Opslag van nutriënten in de plant • Beschikbaarheid van nutriënten tijdens droogte of andere stress periodes in de teelt • Transporteren van water door schimmeldraden • Verbetering van structuur door schimmeldraden • Voedsel voor geleedpotigen en springstaarten (Baars, 2000,pag.50) Mycorrhizaschimmels zorgen voor opname van water waardoor een plant minder snel last zal hebben van droogte stress. Daarnaast dragen ze bij aan bodemstructuurverbetering door aggregaatvorming door met hun schimmeldraden grond bij elkaar te houden, zo worden macroaggregaten gevormd. Door de plant te beschermen tegen ziekteverwekkende schimmels dragen de mycorrhizae ook bij aan ziektewering. Mycorrhizaschimmels vormen een bescherming tegen aaltjes, die de wortels niet meer herkennen als wortels, maar als schimmel (Baars, 2000). Wanneer men van plan is om mycorrhizae toe te dienen is het belangrijk om te zorgen dat de bodem ontvankelijk is voor deze schimmel. Wanneer er bijvoorbeeld een verkeerde Calcium Magnesium verhouding is, heeft het geen zin om bodemleven toe te dienen. Voor het toepassen van mycorrhizaschimmels is het verstandig om te onderzoeken hoe de microbiologische toestand in de bodem is en of er niet al mycorrhizae aanwezig zijn. Ook mag er geen overmaat van N of P aanwezig zijn. Dit is te testen door een Chroma en bodembalans onderzoek te laten doen. Ondersteuning Rhizobacteriën Ook door middel van ondersteuning met bacteriën kunnen planten een gezonde en natuurlijke weerstand opbouwen. Rhizobacteriën kunnen door middel van een bacteripreparaat worden toegediend om de werking van de werking van de mycorrhizae te ondersteunen. Rhizobacteriën zijn rondom de schimmeldraden van de mycorrhiza aanwezig wat de voedingsopname bevordert. De schimmels werken voor de plant in ruil voor suiker, een deel van deze suiker die niet gebruikt wordt, scheidt de schimmel zelf weer uit waardoor het ook de aanwezige Rhizobacteriën aantrekt. (biogreen.nl, 2009) Trichoderma Bodemleven kan bepaalde ziekten specifiek onderdrukken. De schimmel Trichoderma harzianum is daar een voorbeeld van. Deze schimmel kan de meeste bodemgebonden schimmelziekten onderdrukken door antagonistische werking. Door hun aanwezigheid zorgen ze dat pathogenen geen kans krijgen om de wortel aan te tasten. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 29 Door het toevoegen van de schimmelsporen aan het teeltsubstraat of het spuiten van een middel dat sporen bevat kan Trichoderma worden toegepast in het systeem. Huminezuren, fulvinezuren e.a. bodemverbeteraars Huminezuur en fulvinezuur zijn organische eindproducten die gevormd worden in de bodem bij de afbraak van plantaardige en dierlijke resten. Door het toevoegen van deze middelen wordt de bodemvruchtbaarheid verbeterd. Humus bestaat uit drie complexe mengsels: humine, de niet in water oplosbare fractie; fulvinezuren, de fractie die in verdunde base en zuur oplosbaar is; huminezuren, de fractie die wél in base, maar niet in zuur oplosbaar is. (Bodemloket Heerlen, 2009) Huminezuur Effect huminezuur: - Verbetert de structuur - Vergroot het CEC en verhoogt water- en voedingsbeschikbaarheid - Neutraliseert de bodem door de hoge buffercapaciteit, zo komt meer voeding beschikbaar - Huminezuur verhoogt het waterbufferingsvermogen van de bodem, hierdoor zullen planten minder snel last hebben van droogtestress. - Verhoogt organische substantie in bovenlaag waardoor sterkere wortelvorming ontstaat, stabiele opbouw van klei-humus complex waardoor erosie-effect wordt verminderd. - Huminezuur verbetert de effectiviteit van de werkstoffen van pesticides, herbicides en fungicides en immobiliseert de schadelijke werking van de reststoffen. Daarnaast heeft huminezuur positieve effecten op de plant, het vergroot de opnamecapaccateit van de wortel. Verhoogt het drogestof gehalte van vruchten, verbetert de plantengroei en verhoogt de kiemkracht bij zaadgoed. Daarnaast verbetert huminezuur de activiteit van planten waardoor de plant zich beter kan weren tegen schadelijke organismen. Ook wordt de activiteit van nuttige organismen gestimuleerd. Fulvinezuur Gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve invloed op het bodemleven, na het toedienen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen zijn bodemorganismen in mindere mate of zelfs helemaal niet meer aanwezig. Wanneer fulvinezuur wordt toegevoegd wordt dit effect echter verminderd. Dit zuur stimuleert bacteriën om schadelijke stoffen sneller af te breken, zonder dat het invloed heeft op de werking van middelen. (Groeibalans, 2008) Daarnaast verhoogt fulvinezuur de opname van mineralen in de plant via bladmeststoffen met 35%. Het zuivert de gronden, buffert overmaat aan mineralen en verhoogt de fotosynthetische cyclus. Ook wordt de efficiëntie van meststoffen verhoogd waardoor minder meststoffen nodig zijn. (Soil Tech Solutions, 2009) Zeoliet Zeoliet is een 100% natuurlijk vulkanisch materiaal wat rijk is aan natrium, kalium, magnesium, calcium en zwavel. Het herstelt de biologische balans van het bodemleven en houdt deze op peil. Zeoliet heeft de eigenschap om 70% van haar eigen gewicht aan water en voedingsstoffen te absorberen en vertraagd aan de plant af te geven wanneer deze hiernaar vraagt. Het versterkt de vitaliteit, beworteling en wateropname van het gewas waardoor een betere kwaliteit ontstaat. Het vergroot het klei-humus complex van de bodem. Het voordeel van zeoliet is dat het zich niet in de bodem laat opsplitsen in verloop van tijd maar in de grond blijft ter bevordering van het bodemleven. (zeolite-products.com, 2009) Bladmeststoffen Met bladmeststoffen kan nauwkeurig bijgestuurd worden gedurende de teelt. Eventueel kan door middel van plantsap analyses of bladanalyses bepaald worden welke elementen toegevoegd moeten worden zodat de plant sterk kan worden. Dit kan eventueel in combinatie met compostthee. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 30 Onderhoud analyses Plantsap analyse Met een plantsap analyse kan de huidige balans van nutriënten in het plantsap worden beoordeeld. De monsters worden verdeeld over een veld genomen. Van de planten wordt het jonge, onaangetaste blad genomen, hiervan worden de steeltjes afgebroken en verzameld in een spuitje. De monsters dienen van vitale planten te worden afgenomen. Er dienen minimaal 36 steeltjes genomen te worden om de proef uit te kunnen voeren. De steeltjes worden in spuitjes gedaan en een dag in de vriezer gestopt. Wanneer dit ontdooid is kan met het spuitje het sap uit worden geperst op de meters. • Brix-meting Het Brix-niveau wordt gemeten met een refractometer en zegt voornamelijk iets over het suikergehalte van de plant maar ook over de minerale samenstelling (o.a. spoorelementen) en vitamen. De refractometer bepaalt de brekingsindex van de vloeistof Een laag Brix-niveau betekent een slechte smaak en vrij spel voor insecten. Een hoog Brix-niveau geeft aan dat het plantsap zoeter is en er dus minder last is van insectenplagen. Tevens geeft een laag Brix-niveau aan dat er minder beschikbaar Calcium en/of fosfaat aanwezig is. Bij een hoog Brix-niveau is er een betere weerbaarheid en een betere bescherming tegen vorst. • EC-meting Met deze meting wordt het geleidingvermogen van het plantsap gemeten, dit geeft aan in welke mate de plant ionen opneemt. Wanneer de geleidbaarheid laag is kan dit betekenen dat er een tekort aan voedingselementen is, een hoge geleidbaarheid wil zeggen dat het plantsap teveel zouten bevat. Wanneer er te veel minerale ionen aanwezig zijn in het sap worden ze niet goed omgezet in organische vorm dat belangrijk is voor de bouw van de plantenstructuur. • pH-meting Met een pH meter kan de zuurgraad van het sap gemeten worden. De streefwaarde van het plantsap is pH 6,0. Een te lage pH betekent vaak een tekort aan Ca, Mg of een overschot aan NH3. Een te hoge pH-waarde kan betekenen dat er een tekort is aan fosfaten en sulfaten. • Kalium meting Hiermee wordt de hoeveel van de nutriënten gemeten die aanwezig is in de plant. Zo kan met de bemesting makkelijk gestuurd worden naar het ideale niveau. Het kaliumgehalte is van belang voor de wateropname van de plant, de stevigheid en het afharden. Te veel Kalium houdt Magnesium, Borium, Mangaan en Calcium vast in de bodem. • Nitraat meting Hiermee wordt de hoeveelheid van de nutriënten gemeten die aanwezig is in de plant. Zo kan met de bemesting gemakkelijk gestuurd worden naar het ideale niveau. Een tekort aan natrium uit zich in een minimale groei en een te hoog gehalte maakt planten gevoeliger voor insecten en betekent een verminderde opname van Mg. Tijdens de teelt kan een eventuele correctiebemesting worden uitgevoerd. Zo kan efficiënt bemest worden en kan bespaard worden op meststoffen. Blad analyse Wanneer een plantsap analyse niet voldoende informatie geeft kan een blad analyse worden uitgevoerd. In bijlage 7 is een voorbeeld van een blad analyse bijgevoegd. Hierbij kan nauwkeurig per nutriënt worden bekeken of er een tekort of juist teveel aan is. Per plant wordt bepaald wat het ideale niveau is, dit wordt vergeleken met de werkelijke aanwezige gehaltes. Zo wordt een beeld verkregen van hoe de voedingstoestand in de plant is en waarom een bepaald element bijvoorbeeld niet wordt opgenomen. Ook kan door dit inzicht efficiënter bemest worden waardoor bespaard kan worden op meststoffen. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 31 7 Niet grondgebonden teelt Ook in de niet grondgebonden teelt is het mogelijk om gebruik te maken van toegepaste bodembiologie. Het werken aan bodembiologie in een pot is natuurlijk moeilijker, omdat een pot niet bepaald natuurlijk is en iedere pot zijn eigen biologie moet opbouwen. Toch wordt hiermee al steeds meer gewerkt in de niet grond gebonden teelt. Ook in de niet grondgebonden teelten is het belangrijk om het gehele biologische systeem te bekijken, hierbij is de waterkwaliteit extra belangrijk, dit is het bloed van de teelt. Zowel de chemische als de biologische samenstelling is bij water van belang om bodemleven te verkrijgen en te kunnen onderhouden. Daarnaast gelden er verschillende overheidsregels en verordeningen waarmee rekening dient te worden gehouden. Voorwaarden en mogelijkheden voor bodembiologie in de niet grond gebonden teelt zijn: • Waterkwaliteit verbeteren. • Introduceren van Mycorrhizae. • Aanbrengen van een actieve koolstofbron. • Onderhouden van bodemleven. • Hulpstoffen en andere toevoegingen. • Begeleiding aanpassingen aan de teelttechniek. Waterbehandelingen De kwaliteit van het water waarmee wordt beregend is van groot belang voor de groei van het gewas en de kwaliteit van het gewas. Wanneer het water van slechte kwaliteit is heeft dit negatieve effecten op het gewas; het gewas kan verkleuren waardoor de assimilatie, de groei en de kwaliteit verminderen. Het gewas kan verbranden waardoor de groei beperkt blijft of het gewas zelfs afsterft, dit kan grote financiële gevolgen met zich meebrengen. Daarnaast kan een slechte waterkwaliteit zorgen voor een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen, vooral schimmelziekten. (Weekblad groenten en fruit 1987, pag. 62) Een goede waterkwaliteit is van belang voor de gewassen zodat deze minder snel gevoelig worden voor ziektes. Om een goede bodembiologie te krijgen en behouden is een goede biologie in het water een must, hiervoor is een goede behandeling noodzakelijk. Wanneer het water een stabiele homogene kwaliteit heeft werkt dit zowel op chemisch als biologisch vlak positief door in de teelt. Wanneer het water niet over de juiste kwaliteiten beschikt heeft bodembiologie weinig kans van slagen. (Groeibalans, 2008) Door een goed waterfiltersysteem in te passen kan de kwaliteit van het water verbeterd worden. Dit is nodig voor de ontharding van het water, N- en P onttrekking en het onderdrukken van ziektes. Een ander voordeel van een goed waterfiltersysteem is dat er efficiënter met water kan worden omgegaan, dit levert uiteindelijk ook financieel voordeel op. Daarnaast kan door gebruik te maken van een goed watersysteem efficiënter worden omgegaan met water wat uiteindelijk financieel voordeel oplevert. Water is namelijk niet altijd ongelimiteerd in goede kwaliteit aanwezig. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 32 Behandelingen Waterkwaliteitverbetering / ontharding Door het toevoegen van lucht, daalt het HCO3- niveau waardoor het water minder hard wordt. Hierdoor komt er meer zuurstof in het water. Inzetten van planten en dieren Door het inzetten van planten blijft het nitraat en fosfaat niveau op peil, dit voorkomt algengroei in het water. Gele Lis Gele Lis ontrekt N en P uit het water en zorgt voor verdere beluchting. Hierdoor wordt actief zuurstofrijk bacterieleven gevormd in het water waardoor ziektes worden onderdrukt. Hoornblad Doordat deze snel groeit neemt het zeer veel voedingsstoffen op uit het water. De plant vangt gemakkelijk zweefvuil op. Waterpest Waterpest haalt kooldioxide uit het water in de vorm van carbonaat. Waterpest wordt ook vaak toegepast om het water van meer zuurstof te voorzien. Slakken Slakken helpen het water zuiver te houden door het eten van rottende plantendelen en allerlei algen. Roofvissen Deze vissen vangen insecten en larven, zo helpen ze het water te zuiveren. (wikipedia.org, 2009) Door een dunne laag water te creëren vindt er UV filtering plaats. Fig 7.1 Watersysteem Fig 7.2 UV filtering en verdere beluchting Fig 7.3 Aanleg filtersloot inpassen in recirculatiesystemen Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 33 Fig. 7.3 Inrichting containerveld volgens de nieuwste regels Introductie Mycorrhizae Om het bodemleven te ondersteunen en plantwortels tegen indringers te beschermen kan potgrond of compost worden geïnoculeerd met schimmels zoals Mycorrhiza of Trichoderma. Mycorrhiza heeft echter tijd nodig (2-4 weken) om de plant te koloniseren terwijl nematoden al binnen enkele uren wortels aanprikken. Daarom is inoculeren tijdens de opkweek noodzakelijk, na het planten is het minder effectief. (Cuijpers, W., 2006) Het beste kunnen Mycorrhizae zo vroeg mogelijk in het systeem geïntroduceerd worden bij het stekmateriaal of in de zaaigrond. Het is belangrijk erop te letten dat in het begin van de teelt zeker geen overmaat aan meststoffen aanwezig is in de grond, de plant moet namelijk behoeftig worden gemaakt voor inoculatie. De plantenwortel onttrekt in ruil voor suikers N en P aan de schimmel. Hoe minder N en P in de grond voorkomt des te meer Mycorrhiza-ontwikkeling er optreedt. (Pol,van, 1995) Zorg ervoor dat het toepassen van Mycorrhizae economisch verantwoord is, laat het aantal sporen dat nodig is berekenen. Gebruik altijd beproefde producten en let op de bewaartijd. Onderhoud bodemleven Bij potplanten kan de balans verstoord raken doordat te vast wordt opgepot of gebruik wordt gemaakt van een te fijn mengsel of verkeerde grondstoffen. In sommige gevallen wordt te nat gekweekt, te veel compost gebruikt of compost met een te fijne tractie. Om het voedselweb te voeden dient een koolstofbron aanwezig te zijn, hiervoor kan maximaal 10% humuscompost worden gemengd door de potgrond. Zorg ervoor dat in de containerteelt alleen schimmeldominante humuscompost of RHP gecertificeerde compost wordt gebruikt. Om het bodemleven te behouden is het belangrijk om op te letten bij het gebruik van chemie, dit breekt namelijk het bodemleven af, vooral fungicide. Zorg er ook voor dat het bemestingsniveau laag blijft, te hoog niveau maakt bodemleven vaak overbodig. Om het bodemleven te onderhouden kan gebruik gemaakt worden van onder andere compostthee, rhizobacteriën en nuttige schimmels. In het vorige hoofdstuk ‘onderhoud’ staan enkele mogelijkheden omschreven waarmee de teelt kan worden onderhouden, deze methoden gelden ook voor de niet grond gebonden teelt. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 34 8 Ervaringen bedrijven Enkele bedrijven die het Groeikrachtsysteem toepassen zijn benaderd om een idee te geven van hoe het systeem in de praktijk wordt toegepast en wat voor ervaringen de ondernemers hebben met dit systeem. Bedrijf 1 Algemene bedrijfsinformatie Het bedrijf is opgedeeld in vollegrondsteelt van 12 ½ hectare en containerteelt van 3 ½ hectare. De containerteelt van 3 ½ hectare en 1 hectare zaaibedden in de volle grond vormen samen één bedrijfstak met bos- en haagplantsoen, hierop wordt het ‘Groeikrachtsysteem’ toegepast. De andere bedrijfstak bestaat voornamelijk uit het kweken van spillen. In 2003 is het bedrijf begonnen met het spuiten van compostthee op bepaalde soorten in de pottenteelt die gevoelig zijn voor bladvlekken. In januari 2005 heeft de ondernemer een cursus bodembiologie gevolgd bij Groeibalans. Wat was de aanleiding om over te stappen op een ander teeltsysteem? De reden om over te stappen op een ander teeltsysteem was voornamelijk de toename in het gebruik van chemische middelen. Vooral in de zomer worden veel planten uitgeleverd. In deze periode werd vaak met chemische middelen gespoten terwijl er daarna veel mensen moesten werken tussen de planten. De chemische middelen zijn erg slecht voor de gezondheid. In de volle grond worden spillen gekweekt, hier wordt nog wel chemie op toegepast. Hier hoeft echter niet zo vaak in gewerkt te worden dus hierin zijn de werkzaamheden makkelijker in te plannen. Het pottenseizoen is erg druk tussen mei en september, het valt niet mee om de bespuitingen tussen de werkzaamheden door in te plannen. Hoe wordt het Groeikrachtsysteem op het bedrijf toegepast? Het bedrijf heeft één hectare zaaibedden in de volle grond, hierin wordt gewerkt met het toepassen van bodembiologie. De voorbewerking van de grond gebeurt door het ontsmetten van de grond zodat onkruiden en ziektes worden gedood. Daarna wordt schimmeldominante humuscompost uitgereden over de grond waarna er gezaaid kan worden. Wanneer de planten opkomen beginnen ze met het spuiten met compostthee, de bodem bouwt dan biologie op. Het bedrijf kweekt zelf plantgoed op. De sporen die gevormd worden in de grond komen met het plantgoed mee en gaan mee de pot in bij het overpotten. Door de potgrond wordt 10% schimmeldominante humuscompost gemengd, zodat ook hierin bodemleven kan worden opgebouwd. Het ‘Groeikrachtsysteem’ wordt tot nu toe alleen toegepast op de zaaibedden en in de potten, dit vormt samen één bedrijfstak. De andere tak is voornamelijk het kweken van spillen, hier laat het bedrijf wel iedere 2 á 3 jaar een bodembalansanalyse uitvoeren. Daarna wordt hier schimmeldominante humuscompost over uitgereden. Er wordt hierop nog geen gebruik gemaakt van compostthee, dit is wel de planning voor de toekomst. Tot vorig jaar heeft het bedrijf gewerkt met mycorrhiza-schimmels, Daarna hebben ze het zaaien uitbesteed aan een ander bedrijf, dat bedrijf werkt ook met mycorrhiza-schimmels, de sporen komen dus al met het plantgoed binnen op het bedrijf. Op het bedrijf is een waterfiltersysteem aanwezig, hierin zwemmen roofvissen en staan planten die zorgen voor extra zuurstof. In de sloot zijn kleine watervalletjes gemaakt, hierdoor wordt een dun wateroppervlak gecreëerd waardoor UV filtering en beluchting plaatsvindt. Ook is in het waterbassin een beluchter geplaatst. Het water wordt nog niet getest op biologie, het is wel de planning om hier in de toekomst mee aan de slag te gaan. In principe probeert het bedrijf zoveel mogelijk gebruik te maken van biologische toepassingen. Alleen wanneer er ziektes opduiken wordt ingegrepen met chemische bestrijdingsmiddelen, het liefst zo weinig mogelijk en alleen wanneer het echt nodig is. Analyses Een paar jaar geleden heeft het bedrijf voor het eerst een bodembalans analyse laten nemen, ook zijn nu een aantal chroma’s genomen en de laatste keer is er een bioscan gedaan. Aan de hand van deze analyse heeft Groeibalans een bemestingsplan opgesteld. Bij van Iersel Compost in Biezenmortel wordt compost gemengd met alle benodigdheden, dit geeft de basis voor een goede Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 35 start van de teelt. De meeste teelten staan twee jaar in de volle grond, meestal wordt in het tweede jaar van de teelt met organische mestkorrels aangevuld. Er wordt verder geen gebruik gemaakt van kunstmest, dit is tot nu toe ook nog niet nodig geweest. Aan de hand van analyses worden verschillende toepassingen verricht, zodra er nieuwe bruikbare methodes zijn proberen ze dit samen met Groeibalans te introduceren in het systeem. Wat zijn de ervaringen? Een aantal jaren geleden waren er problemen met plantmateriaal dat niet goed tegen de vorst kon. Ook bij het onderstoppen tegen de vorst waren er problemen. Toen zijn ze begonnen met het toevoegen van schimmelsporen, dit had een goed effect. Nu hoeft het gewas zelf bij vorst niet meer te worden ondergestopt en blijven de planten goed. De ervaring met het ‘Groeikrachtsysteem’ is tot nu toe goed, het ene jaar is het iets beter dan het andere jaar. In 2008 is de ondernemer op vakantie geweest, toen hij terug kwam van vakantie bleek dat er veel aantasting was door meeldauw, daarom lag in 2008 het gebruik van bestrijdingsmiddelen iets hoger. Na het bestrijden zijn de planten de rest van het jaar vrij gebleven van meeldauw. Het gebruik van de middelen ligt nu ruim onder de helft ten opzichte van 2001, toen nog niet met compostthee werd gewerkt. Naast compostthee worden ook sporenelementen en fotofinish toegevoegd, hierdoor wordt een nog beter resultaat gehaald, de gewassen worden harder. Komend jaar wil de ondernemer vanaf het begin meer gaan sturen op deze toevoegingen, hij verwacht dat hiermee nog meer te behalen is en dat er minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Wat is veranderd aan de werkzaamheden? Voordat het bedrijf ging werken met compostthee was er heel veel tijd nodig om te bespuiten met chemische middelen. Compostthee kan over het hele veld worden uitgereden. Met chemische middelen kan iedere keer maar een klein stukje veld worden bespoten, de spuit moet vaak worden schoongemaakt en weer opnieuw gevuld met ander middel. Er moet dan ook veel op een neer worden gereden naar van veld naar veld, dit neemt erg veel tijd in beslag. 1 bespuiting met compostthee duurt in totaal ongeveer 6 uur met voorbereidingen enz. Met het spuiten van chemische middelen was de ondernemer vaak een paar dagen kwijt voordat alles was gespoten. Nu hoeft hij nog maar een paar uurtjes te spuiten met chemische middelen. Wanneer het nodig is om chemisch middel te spuiten, probeert de ondernemer dit zo in te plannen dat hij dit ongeveer twee dagen spuit voordat met compostthee wordt bespoten. Zo kan de biologie weer opbouwen. Ook zijn de producten die gebruikt worden allemaal vrij lichte chemische producten die niet veel schade aanrichten aan het milieu. Ook de manieren van grondbewerkingen zijn veranderd. Vroeger liet het bedrijf stalmest brengen, dit werd dan ingefreesd en ondergeploegd. Met een sleuventrekker frees werden sleuven gemaakt waarin de planten werden gezet. Nu wordt compost uitgereden, met een grondwoeler wordt zowel in de breedte als in de lengte de grond losgemaakt, op deze manier wordt ook de storende laag eruit gehaald. Met een rotorkopeg wordt de grond fijngemaakt, de grond wordt niet gemaald maar meer “geharkt”, hierdoor ontstaat geen storende laag. Effecten De ondernemer ervaart dat het toepassen van biologie het grootste effect heeft gehad op het bestrijden van vlekkenziekte en meeldauw, dit komt nu veel minder voor. Door het toepassen van de bodembiologie worden goede resultaten behaald, er is nu veel minder uitval en de planten groeien veel makkelijker weg. Ook de lengte van de planten is goed, doordat nu de grond overal hetzelfde is groeien de planten ook veel egaler zodat de kwaliteit gelijk blijft. Vroeger was soms nog op enkele plekken structuurbederf waardoor de planten niet gelijk groeiden. In de handel is niet direct een verschil merkbaar. Het bedrijf promoot niet met de wijze waarop de planten geteeld zijn. Van tevoren was de kwaliteit ook zeker niet slecht, maar nu is de kwaliteit merkbaar beter, het wortelgestel is bijvoorbeeld veel mooier. Het is niet precies te zeggen hoe groot het financieel voordeel is met het gebruik van biologie in plaats van chemie. De compostthee is minder duur dan de chemische bestrijdingsmiddelen. Wanneer je veel gebruik maakt van chemische bestrijdingsmiddelen haal je weerstand weg en Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 36 wordt je afhankelijk van deze middelen waardoor je uiteindelijk veel meer nodig zult hebben, het probleem wordt dan veel groter. Ook worden bestrijdingsmiddelen en kunstmest alleen maar duurder en worden steeds meer middelen verboden om te gebruiken. Voor het spuiten van vier hectare met compostthee is 200 liter nodig, dit kost ongeveer €90,-. Per jaar zijn er zo’n 15 tot 20 bespuitingen nodig, dit komt neer op ongeveer €1700,-, daarbij komt ongeveer €300,- aan toevoegingen bij. Volgens de ondernemer is het totaal van de bespuitingen met compostthee zeker niet duurder dan chemische bestrijdingsmiddelen. Hieronder is een overzicht gegeven van het gebruik van bestrijdingsmiddelen van het jaar 2001 tot en met het jaar 2008. In tabel 8.1 is een overzicht van het gebruik van bestrijdingsmiddelen gegeven per hectare. Het totaal bestrijdingsmiddelen gebruik is onderverdeeld in insecticiden en fungiciden. In de tabel is tevens te zien welk aandeel iedere groep heeft in het totale bestrijdingsmiddelengebruik. jaar gebruik bestrijdingsmiddelen per hectare 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 totaal bestrijdingsmiddelen(gr) 6386 8601 7439 6223 3606 2975 2914 3509 totaal insecticiden (gr) 1507 1710 2136 1329 1239 281 778 690 24% 20% 29% 21% 34% 9% 27% 20% 4802 6814 5303 4894 2326 2694 2136 2819 % fungicide t.o.v. totaal gebruik 75% 79% 71% Tabel 8.1 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen totaal 79% 65% 91% 73% 80% % insecticide t.o.v. totaal gebruik totaal fungiciden (gr) In tabel 8.2 is het verloop van bestrijdingsmiddelen weergegeven vanaf 2001. In 2003 is het bedrijf begonnen met het spuiten met compostthee, van 2001 tot en met 2003 is duidelijk zichtbaar dat gebruik van bestrijdingsmiddelen stijgt. Na het toepassen van de compostthee is duidelijk te zien dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen ver naar beneden is gegaan. In 2008 valt op dat het gebruik van fungiciden omhoog is gegaan. Dit verklaarde de ondernemer doordat hij in de vakantieperiode de gewassen niet voldoende in de gaten heeft kunnen houden en hierdoor meeldauw de kans heeft gehad om te ontwikkelen. Daarom zijn hier extra bestrijdingsmiddelen voor nodig geweest. jaar 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 gebruik middelen t.o.v. 2001 100% 135% 116% 97% 56% 47% 46% 55% gebruik insecticide t.o.v. 2001 100% 113% 142% 88% 82% 19% 52% 46% gebruik fungicide t.o.v. 2001 100% 142% 110% Tabel 8.2 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2001 102% 48% 56% 44% 59% In 2003 is het bedrijf begonnen met het bespuiten van compostthee. In tabel 8.3 wordt een overzicht gegeven van hoe het verloop is van het gebruik van bestrijdingsmiddelen vanaf het moment dat het bedrijf begonnen is met het spuiten van compostthee. Wat opvalt is dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen na drie jaar al gehalveerd is. Tot en met 2007 is een dalende lijn te zien, in 2008 ligt het gebruik iets hoger, dit is te verklaren door de besmetting met meeldauw die hierboven omschreven is. jaar 2003 2004 2005 2006 2007 2008 gebruik middelen t.o.v. 2003 100% 84% 48% 40% 39% 47% gebruik insecticide t.o.v. 2003 100% 62% 58% 13% 36% 32% gebruik fungicide t.o.v. 2003 100% 92% 44% Tabel 8.3 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2003 51% 40% 53% Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 37 Bedrijf 2 Het huidige bedrijf bestaat 7 jaar en is een containerteelt bedrijf, het bedrijf is opgedeeld in 1 ½ hectare overdekt met glas en ongeveer 3 hectare buiten. Hoe wordt de bodembiologie toegepast op het bedrijf? In het begin werd een gangbaar teeltsysteem toegepast, sinds ongeveer vier jaar wordt op het bedrijf bodembiologie toegepast. De reden om over te stappen naar een meer biologisch systeem, was dat de ondernemer graag op een schonere manier wilde gaan werken, het is beter voor de planten en beter voor het milieu. Het eerste jaar dat het bedrijf begonnen is met bodembiologie werd de stek behandeld met mycorrhizae, het jaar daarna is het bedrijf gestart met het spuiten van compostthee. Het spuiten met compostthee wordt in de winter één keer in de maand gedaan, in het voorjaar één keer in de drie weken, in de zomer iedere twee weken en in het najaar worden de bespuitingen met compostthee weer afgebouwd naar één keer per maand. Sommige soorten worden opgepot in potgrond waar maximaal 10% humuscompost doorheen is gemixt. Dit wordt niet toegepast op soorten die in kleinere potjes staan, uit ervaring is gebleken dat deze een groeiachterstand opliepen wanneer compost werd toegevoegd. Bij de soorten waar wel compost is toegevoegd is nog geen vooruitgang te zien in vergelijking met voorheen, maar het is ook niet verslechterd. De bemesting is al gezakt de laatste jaren maar toch is het nog moeilijk om dit goed te sturen. De ondernemer geeft aan dat over bemesting nog veel geleerd moet worden, daarom worden binnenkort proeven gedaan op het bedrijf om hier meer inzicht in te krijgen. Er zal gekeken worden of het mogelijk is om een meer “bufferend systeem” in de potten te krijgen zodat ze meer op een “bodem” gaan lijken, zodat uiteindelijk straks minder meststoffen gegeven hoeven te worden omdat deze worden opgeslagen in de buffer in de pot. Verder wordt BioPak meegegeven, dit is een biostimulator met nuttige wortelbacteriën en sporenelementen. Hoe zijn de ervaringen van de ondernemer? Het werken volgens dit systeem bevalt de ondernemer goed, er worden nu veel minder bestrijdingsmiddelen gebruikt en er wordt nu niet meer met chemische bestrijdingsmiddelen vooruit gepland om aantastingen te voorkomen. Alleen nog wanneer er zichtbaar iets aan de hand is wordt met chemie ingegrepen. Hoe het verschil is in gebruik van bestrijdingsmiddelen durft de ondernemer niet precies te zeggen. Hij verwacht dat er een dalende lijn zit in het gebruik van middelen, en dan met name bestrijdingsmiddelen tegen schimmels en bladvlekken. Ook is de laatste jaren het gebruik van meststoffen afgenomen, de ondernemer weet niet precies te zeggen hoeveel dit is, maar het is nu zeker minder dan voorheen. Over het algemeen is de kweker erg positief over deze manier van kweken. Als verbeterpunt geeft hij aan dat het aanbrengen op de gewassen van de compostthee en bemesting nog wat makkelijker moet kunnen. Hier dient nog een oplossing voor te worden gezocht, zodat dit allemaal wat sneller en makkelijker gaat. Nu gaat hier nog te veel tijd in zitten en valt het tegen om dit goed in te plannen. Een merkbaar verschil aan de planten is dat de planten mooier zijn van kleur en dat de winterhardheid beter is dan voorheen. Ook zijn er duidelijk minder ziektes, in bepaalde soorten moest voorheen veel chemisch gespoten worden om ziektes te voorkomen, nu hoeft in deze soorten helemaal niets chemisch meer te worden gespoten. Voor de handel maakt het niet uit of de planten op een gangbare of meer biologische manier gekweekt worden. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 38 Van het bedrijf zijn MPS gegevens beschikbaar van het jaar 2003 tot en met 2007. In tabel 8.4 is een overzicht gegeven van het totaal gebruik van bestrijdingsmiddelen van de jaren 2003 tot en met 2007. Het betreft hier het gebruik van insecticiden en fungiciden, andere middelen zijn achterwege gelaten. De tabel geeft tevens aan wat het aandeel van beide groepen is geweest in het totaal gebruik. In het jaar 2005 is het bedrijf begonnen met het toepassen van bodembiologie, in dat jaar is het gebruik van insecticiden hoger geworden en het gebruik van fungiciden iets gedaald. In 2006 is al een flinke dalende lijn te zien in zowel insecticiden als fungiciden. Wat opvalt in 2007, is dat het gebruik van fungiciden veel gedaald is, het gebruik van insecticiden is juist gestegen. jaar totaal bestrijdingsmiddelen (gr) insecticide (gr) % insecticide t.o.v. totaal gebruik fungicide (gr) 2003 21513 4802 2004 42799 3474 2005 44336 6041 2006 21765 3520 2007 18347 4167 22% 16711 8% 39325 14% 38295 16% 18245 23% 14180 91,88% 86,37% 83,83% 77,29% % fungicide t.o.v. totaal gebruik 77,68% Tabel 8.4 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen totaal In tabel 8.5 is een overzicht gegeven van het gebruik van middelen ten opzichte van 2003 , in 2003 en 2004 werd nog op gangbare wijze geteeld. In de eerste paar jaar is neemt het gebruik van middelen toe vergeleken met 2003, daarna zakt het gebruik, na 2005, 2006, 2007 is een dalende lijn zichtbaar in zowel het gebruik van insecticiden en fungiciden. 2004 199% 72% 2005 206% 126% 2006 101% 73% 2007 85% 87% gebruik fungicide t.o.v. 2003 100% 235% Tabel 8.5 overzicht gebruik bestrijdingsmiddelen t.o.v. 2003 229% 109% 85% jaar totaal bestrijdingsmiddelen (gr) gebruik insecticede t.o.v. 2003 2003 100% 100% In tabel 8.6 is een overzicht gegeven van het gebruik van meststoffen in kilogrammen per jaar, vanaf 2003 tot en met 2007. Het gebruik van meststoffen is enorm gezakt ten opzichte van 2003. jaar 2003 2004 2005 2006 2007 kg meststoffen 59.885 50.903 18.954 9.033 11.805 % t.o.v. 2003 100% 85% 32% 15% 20% Tabel 8.6 Gebruik van meststoffen 2003 tot en met 2007 Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 39 9 Tot slot Het opbouwen van een bodembiologisch systeem is niet altijd even vanzelfsprekend, belangrijk is om goed na te denken over de te ondernemen stappen. Vaak wordt gedacht in termen van dood, ‘alles wat schadelijk moet verwijderd worden en alles moet zo steriel mogelijk zijn’. Dit werkt niet, er moet juist in leven worden gedacht. Daarbij is het belangrijk om de bodem als een geheel te zien; er is niet één specifieke maatregel de oorzaak van een verbetering. Ook is één maatregel niet voldoende, je kunt biologie toedienen in een systeem maar deze biologie moet ook worden gevoed en worden onderhouden. De overgang van een gangbaar teeltsysteem naar een meer biologisch systeem gaat niet van de ene op de andere dag. Er wordt een verstoring aangebracht en het duurt een tijd voordat het systeem een nieuw evenwicht instelt. Daarom kunnen er veranderingen ontstaan in bijvoorbeeld de beschikbaarheid van nutriënten, plantenziekten en plagen, productieniveau en de vaardigheden voor het managen van het bedrijf. Het aantal jaren dat nodig is verschilt maar uit indicaties is gebleken dat het omschakelingsproces drie tot vijf jaar kan duren voordat de nutriëntenvoorziening stabiel is. (Liebhardt et al., 1989). Toch wordt de lijst van toegestane chemische middelen steeds korter en wordt de afhankelijkheid van deze producten steeds groter. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen zal op den duur gaan afnemen omdat een gezonder systeem zelf weerstand opbouwt. Planten die gekweekt worden volgens het ‘Groeikrachtsysteem’ zijn uiteindelijk weerbaarder en kwalitatief beter waardoor er minder uitval is. Daarnaast is het werken aan een gezonde bodem beter voor het milieu, het scheelt in het middelenverbruik en daarmee ook in de portemonnee. Wanneer u overweegt om stappen te gaan ondernemen naar een meer biologisch systeem, laat u zich dan goed informeren door een adviseur en vraag naar ervaringen van collega’s. Om meer te leren over hoe bodembiologie toepasbaar is binnen een bedrijf, kunt u de cursus bodembiologie volgen bij Groeibalans. Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 2009 40 Bijlagen Handboek ‘Groeikrachtsysteem Bijlagen Handboek ‘Groeikrachtsysteem’ 1 2 3 4 5 6 7 Bronnenlijst Rapport proef ‘Groeikrachtsysteem’ Achtergrond informatie Bodemvoedselweb Bodembalans analyse Nova-Bioscan Blad analyse 42-43 44-66 67-76 77 78 79 80 Bijlage 1 Bronnenlijst Internet • Bart Vromans, Horti Nova ,weekblad groenten&fruit 08-aug-08, Geen stress met mineralen, http://www.weekbladgroentenenfruit.nl/artikelen/id470978011/geen_stress_met_balans_in_mineralen.html • Milieu en natuurcompendium, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging, http://www.milieuennatuurcompendium.nl/indicatoren/nl0178-Verzuring-en-grootschaligeluchtverontreiniging:-oorzaken-en-effecten.html?i=11-60 • Orgaplus, Opname van mineralen bij pH waarde, http://www.orgaplus.nl/bodem.htm • Overloop, R. van, 2001, Tuinkrant.com, Bemesting in de tuin: de bestanddelen, voedingswaarde en het gebruik van champignongmest (of champost) in de moes en siertuin,http://www.tuinkrant.com/artikel/bemesting-tuin-bestanddelen-voedingswaardegebruik-champignonmest-champost-moes-siertuin 12 januari 2009 • Tuinadvies.be, 2008, http://www.tuinadvies.be/tuinaanleg_mulchen.htm. 14 januari 2009 • Biogreen.nl, Rhizobacteriën en schimmels, http://www.biogreen.nl/info.aspx?pg=170 • Bodemloket, Gemeente HeerlenBegrippenlijst, humuszuur,http://testloket.heerlen.nl:8080/bodemloket/index.jsp?nr=105&c=H 12 januari 09 • Soil Tech Solutions, verschillende onderwerpen, http://www.vaniersel.eu/Fulvine_zuren.html 2008-2009 • Zeolite products, Zeoliet, http://www.zeolite-products.com/ • Wikipedia, Hulpmiddelen, waterfiltersysteem http://nl.wikipedia.org • Willemijn Cuijpers, Louis Bolk Instituut, Bodemplagen, http://www.biokennis.nl/Nieuws/bodemplagen.htm 12 januari 2009 • Weekblad groenten en fruit, Kiezen voor bodemleven is een biologische keuze, http://www.weekbladgroentenenfruit.nl/artikelen/id470982810/kiezen_voor_bodemleven_is_een_biologische_keuze.html 6 januari 2009 • Prof. Dr. Ir. Ariena H. C. Van Bruggen, Hoogleraar Biologische Bedrijfssystemen, presentatie presentatie biologische productiesystemen, http://www2.wau.nl/pers/00/bruggen00.doc 26 september 2008 • groen.net, organische meststoffen, http://www.groen.net/artikel.asp?id=12893 • Koch Bodemtechniek, organische stof en humus, http://www.eurolab.nl/text-humus-v.htm 23 januari 09 • Wageningen, praktijk onderzoek plant&omgeving, Soedangras, Tagetes, http://library.wur.nl/artik/kennisakker/1838588.pdf • Leen Janmaat, Louis Bolk Instituut & Wageningen UR, Presentatie gezonde bodem, http://www.biokennis.nl/NR/rdonlyres/B79ECC06-756A-4227-8793187C71CF56EE/14325/PresentatieGezondebodem28112007.pdf 28 november 2007 • Boeken • Baars, B. 2000, Micro-Farming, oud nieuws in een nieuw jasje, een introductie tot effectief management van het bodemvoedselweb, Lelystad: Stichting WegRaap • Pol, ir. H.W. van, Bemestingsleer in de tuinbouw, 1995, Stam techniek • Campbell, N & Reece, J., 2005 Biology seventh Edition, San Francisco, Pearson Vakbladen artikelen • • • • • Gastel, R. van, 22 augustus 2008, planning en voorbereiding najaarsbeplanting, de Boomkwekerij 34 Logt, J. van der,Horti Nova, week 35 2008, gewapend met schop en heuptest in de grond kijken, weekblad groente en fruit, pag. 38-39 Weekblad groenten en fruit, afwijkend bronwater, Weekblad groenten en fruit, 16 januari 1987, pag. 62 Jochems, R., effect mycorrhiza hangt af van teeltsysteem, de Boomkwekerij, week 31-32 Gastel, R. van, teeltadvies, gebruik compost op groenachtige basis, de boomkwekerij 11, 14 maart 2008 • Timmermans,S. Horti Nova, onkruid zeker niet alleen maar vervelend, Weekblad groente en fruit, week 37 2008, pag. 50-51 Verslagen Eekeren, van, Et.al., Louis Bolk instituut, Leven onder de graszode, 2003 Louis Bolk Instituut, Biologische appels en peren: Levende bodem als basis, 2003 Louis Bolk Instituut, Standplaats verbetering en planten, 2003 Cursusmap Don Marx, Plant Health Care, Soil/Plant Biology Workshop, 2002 Horti Nova, “Diepgang in de bodem”, 2008 René Jochems, Groeibalans, Presentatie Bodembiologie, 2008-2009 Mondeling Jochems, R., Groeibalans 2008-2009 Gastel, R. van, Groeibalans 2008-2009 Tuijtelaars, F., Groeibalans 2008-2009 Bijlage 2: rapport proef Groeikrachtsysteem ”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit” Proef: Meeldauwbestrijding Projectpartners: Treeport Zundert Studieclub Boomteelt West-Brabant ZLTO-afdeling Zundert-Rijsbergen Uitgevoerd door: Groeibalans, Zundert Project :”Boomkwekerij Zundert voor verbetering waterkwaliteit” Proef : Meeldauwbestrijding Project partners : Treeport Zundert Studieclub Boomteelt West-Brabant ZLTO-afdeling Zundert-Rijsbergen Uitvoerder : Groeibalans Doel van de proef : Het bekijken van alternatieven (middelen en werkwijzen), die voor minder emissie van meeldauw-gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater kunnen zorgen. Algemene gegevens Periode proef Regio Bedrijf Tel nr. Adres Postcode, plaats : 2008/2009 : Zundert en omgeving, Noord-Brabant : Groeibalans : +31(0)76-5990251 : Moersebaan 8g : 4882 KE, Zundert Proeflocatie : Proeftuin Zundert Inhoudsopgave Inleiding Achtergrond Doelstelling Omschrijving proef 47 47 48 Materiaal en methoden Proef Uitgangsmateriaal Analyses Bemesting en bespuitingen 49 50 50 51-52 Waarnemingen en resultaten Analyses Wat is nog meer opgevallen? Bijlagen 1 2 3 4 5 BBA Blgg bemestingsonderzoek Nova Bioscan Bladanalyses Plantsapmetingen 53-54 54 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Eén keer in de vier jaar voert de Provincie Noord-Brabant in samenwerking met de Brabantse Waterschappen en de drinkwaterbedrijven een brede screening uit naar de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in het grond- en oppervlaktewater. In 2006 is een monitoring gedaan, de resultaten van dit project in de Moersloot in Zundert hebben geleid tot de ontwikkeling van dit projectplan, deze watergang ontvangt alleen gebiedseigen water. Bij deze monitoring zijn overschrijdingen van de MTR-norm (maximaal toelaatbaar risico) gevonden. Daarom is het noodzakelijk dat de emissie van gewasbeschermingsmiddelen in o.a. de Boomteelt in het oppervlaktewater wordt teruggedrongen. Bij de overschrijdingen van de MTR-norm die gevonden zijn tijdens de monitoring waren voor een groot deel middelen voor meeldauwbestrijding verantwoordelijk. Het project bestaat uit verschillende onderdelen, één van die onderdelen is het deelproject meeldauwbestrijding en beukenbladluisbestrijding. Deelnemers kunnen meewerken aan dit project en zullen hierbij begeleid worden bij het spuiten tegen meeldauw en bladluis, hierbij zal onder andere gestuurd worden op spuittechnieken en spuitmomenten. Daarnaast worden demonstratievelden ingericht in de proeftuin in Zundert, om verschillende werkwijzen te vergelijken bij de bestrijding van meeldauw. De proef waarin demonstratievelden vergeleken worden, wordt uitgevoerd door Groeibalans. Groeibalans heeft in de proeftuin in Zundert demonstratievelden ingericht met Prunus Laurocerarus. Deze demonstratievelden zijn gericht op de effectiviteit, efficiëntievergroting en het bekijken van alternatieve middelen en werkwijzen, zodat minder emissie van bestrijdingsmiddelen naar het grondwateroppervlak optreedt. Daarom wordt onder andere in de proeftuin het alternatief systeem; Het Groeikrachtsysteem toegepast. In dit systeem wordt gebruik gemaakt van bodembiologische toepassingen met behulp van onder andere compostthee, groencompost en mycorrhizae om het gewas te versterken en minder vatbaar te maken voor diverse plagen en ziekten waaronder meeldauwbesmetting. Uit ervaringen uit de praktijk blijkt dat hierbij aanzienlijk minder chemische hulpmiddelen nodig zijn. Deze teelt wordt vergeleken met de gangbare teelt zodat duidelijk wordt wat er gebeurt met de verschillende manieren van werken, namelijk; aan de hand van het klimaat rekenmodel en werken via een preventief systeem, zoals het Groeikrachtsysteem. Er is op de Proeflocatie een weerstation aanwezig wat direct gebruikt wordt bij het bepalen van infecties. 1.2 Doelstelling Groeibalans wil aantonen dat het middelengebruik met minstens 25% teruggedrongen kan worden door middel van demonstratieproeven. Daarnaast is het doel om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen door bij de demonstratievelden individuele begeleiding te geven. De kennis die wordt opgedaan kan vervolgens overgebracht worden naar een groot publiek. 1.3 Omschrijving proef De proef duurt in totaal twee jaar. Het eerste jaar is vooral nodig om voor het “vastzetten” van het gewas, pas in het tweede jaar van de proef zal het systeem zichtbare resultaten laten zien. Vóór het planten zijn op de demonstratievelden verschillende bodemanalyses uitgevoerd, aan de hand van de resultaten van deze analyses zijn de velden bemest op de wijze die `hoort`bij het systeem. Daarna zijn de planten gezet, voor beide proeven wordt dezelfde soort plant gebruikt, alleen is zijn deze opgekweekt in twee verschillende systemen. Tussentijds worden demonstratievelden onderhouden met bespuitingen, de ene aan de hand van een klimaat rekenmodel en de ander aan de hand van een vooraf opgesteld schema. Tussentijds worden analyses verricht aan de plant, hierbij worden de bladeren en het plantsap geanalyseerd. Na één jaar tijd worden opnieuw monsters genomen van de grond. Ook in het tweede jaar worden weer tussentijds analyses verricht aan de plant. Na twee jaar worden resultaten zichtbaar en kunnen hieruit conclusies getrokken worden. Dit rapport is opgesteld na het eerste jaar, de gegevens die verzameld zijn gedurende het eerste jaar van de proef komen in dit verslag aan bod. Na het afronden van de proef kan dit rapport worden uitgebreid tot een definitief rapport. 2 Materiaal en methoden 2.1 Proef De aanleg van de beplanting is gedaan in week 20, 2008. De proef loopt tot eind 2009. Aantal planten Soort : ongeveer 6000 per demonstratieveld : Prunus Laurocerasus Rotundifolia Doordat het onderzoek op een aparte locatie wordt uitgevoerd kan, beter en nauwkeuriger, zonder invloeden van een kwekerij gewerkt worden. Het gangbare teeltsysteem kan naast het “Groeikrachtsysteem” gelegd worden, zo kan inzichtelijk gemaakt worden wat twee verschillende manieren van werken voor uitwerking hebben. De informatie die uit deze proef voort komt kan vervolgens gedemonstreerd worden aan groepen kwekers. Meeldauw is een probleem dat zich in de gehele boomkwekerij voordoet, de bestrijding van meeldauw vraagt veel arbeid en middelen. Door te bekijken wat er gebeurt bij de verschillende manieren van werken kan naar duurzame oplossingen worden gezocht voor de toekomst. Het “Groeikrachtsysteem” maakt gebruik van toegepaste bodembiologie, aangepaste bemesting en grondbewerking en tussentijdse controle via plantsapmetingen en droge stof analyses. Bij het gangbaar teeltsysteem worden infecties bepaald aan de hand van een klimaat rekenmodel. Door de proef twee jaar achtereenvolgens te herhalen wordt een reëel beeld verkregen van de twee teeltsystemen in de praktijk. Een tweejarige teelt van Prunus Laurocerasus geeft een representatief beeld, deze gegevens kunnen op deze manier gebruikt worden voor bijvoorbeeld de sierteelt en bos- en haagplantsoen. 2.2 Uitgangsmateriaal Uitgangsmateriaal Groeikrachtsysteem Het uitgangsmateriaal dat gebruikt is voor de proef: Prunus laurocerasus Rotundifolia. Bij het demonstratieveld van het “Groeikrachtsysteem” is gebruik gemaakt van stek met blote wortels die behandeld zijn met mycorrhizaschimmels. Uitgangsmateriaal Gangbaar teeltsysteem Het uitgangsmateriaal dat gebruikt is voor de proef: Prunus laurocerasus Rotundifolia. Bij het demonstratieveld voor de gangbare teeltmethode is gebruik gemaakt van pluggen uit stek. 2.3 Analyse- en waarnemingsmethoden Om een grondbewerking- en bemestingsplan op te kunnen stellen zijn van tevoren analyses verricht, zodat een gericht plan kan worden opgesteld. Analyses Groeikrachtsysteem: Bodembalans analyse (bijlage 1) Om inzicht te krijgen in de hoeveelheden en de verhoudingen tussen elementen in de bodem is op dit demonstratieveld een Bodembalans analyse genomen van een grondmonster. Tevens is aan de hand van deze gegevens een bemestingsadvies opgesteld. Nova Bioscan (bijlage 3) Van dit demonstratieveld is een Nova-Bioscan geanalyseerd genomen, hierbij worden de aantallen en variaties van microben beoordeeld. Chroma: Een chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem, de toestand van het bodemleven, de doorluchting en het vochthoudend vermogen en de bodemvruchtbaarheid. Het geeft een beeld van het “huis” van het bodemleven; of het dus mogelijk is om in deze bodem een stabiel bodemleven op te bouwen. Een chroma kan ook gemaakt worden van compost, zo kan beoordeeld worden of de compost van goede kwaliteit is, bijvoorbeeld of er voldoende zuurstof is geweest bij de omzetting of er misschien juist een tekort is geweest. Ook kan beoordeeld worden of de organische stof al is omgezet in humus of niet. Analyses Gangbaar teeltsysteem: Blgg bemestingsonderzoek (bijlage 2) Op dit demonstratieveld is een Blgg bemestingsonderzoek gedaan. Tussentijds worden analyses aan beide demonstratievelden verricht om de toestand vast te leggen en de resultaten onderling te vergelijken. Analyses die tussentijds worden verricht op beide demonstratievelden: Plantsapanalyse (bijlage 5): Hiervoor worden steeltjes van blaadjes verzameld, waarvan het sap vervolgens wordt geanalyseerd. Bij deze analyse worden verschillen parameters gemeten. Het Brix-niveau, dit zegt iets over het suikergehalte en de minerale samenstelling. Een hoog niveau geeft aan dat het plantsap zoet is en dat hierdoor minder last zal hebben van insectenplagen, het heeft een hogere weerbaarheid en een betere bescherming tegen vorst. Een laag niveau geeft aan dat meer kans is op insecten en dat er minder Calcium en/of fosfaat aanwezig is. EC: geeft het geleidingsvermogen van het plantsap aan, de mate waarin de plant ionen opneemt. Een laag niveau kan een tekort aan voedingselementen aangeven, een hoog gehalte geeft aan dat het sap teveel zouten bevat. In dit geval worden deze niet omgezet in organische vorm, terwijl dit belangrijk is voor de plantenstructuur. pH: het streefgehalte ligt rond een pH van 6,0. Een te lage pH kan een tekort van Ca, Mg of overschot van NH3 aangeven, een hoge waarde kan een tekort aan fosfaten en/of sulfaten aangeven. Kali: de hoeveelheid Kali wordt gemeten, dit gehalte zegt iets over de wateropname van de plant, de stevigheid en het afharden. Nitraat: De hoeveelheid Nitraat wordt gemeten, een tekort kan zich uiten in een minimale groei, een te hoog gehalte maakt de plant gevoeliger voor insecten en een verminderde opname van Mg. Bladanalyse (bijlage 4): Voor een bladanalyse worden de bladeren van een plant geanalyseerd. Hierbij kan nauwkeurig van alle nutriënten worden bekeken of er een tekort of juist teveel aan is. Per plant wordt bepaald wat het ideale niveau is, dit wordt vergeleken met de werkelijke aanwezige gehaltes. Zo wordt een beeld verkregen van hoe de voedingstoestand in de plant is en waarom een bepaald element bijvoorbeeld niet wordt opgenomen. 2.4 Bemesting en bespuitingen Bemesting Groeikrachtsysteem Het volgende bemestingsadvies is uitgevoerd: Bemesting Proef Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’ Groeikrachtsysteem volgens VIC 18.134: 5 ton humuscompost/ha 7 ton groencompost/ha 3 ton wormencompost/ha 400 kg Magnesite/ha 10 kg Boriumhumaatkorrels/ha 30 kg Mangaansulfaat/ha 1 kg Natriummolybdaat/ha 1 kg Kobaltsulfaat/ha In het seizoen huminezuurkorrels strooien ( 7 kg per ha) of spuiten ( 1,5 kg per ha) om de Aluminium en Natrium te bufferen ( tevens ook de schimmels promoten) Bemesting Gangbaar teeltsysteem Het volgende bemestingsadvies is uitgevoerd: Bemesting Proef gangbaar Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’: 25 ton rundveestalmest/ha 500 kg Magkal/ha ( nw. + 54, 17 % MgO) 250 kg kieseriet/ha ( strooien kort voor planten) 200 kg kieseriet/ha ( eind juli strooien) Bespuitingen Groeikrachtsysteem In tabel 1.1 staan weergegeven welke bespuitingen in 2008 gepland zijn en uitgevoerd. Er zijn geen bespuitingen uitgevoerd met bestrijdingsmiddelen op het demonstratieveld van het “Groeikrachtsysteem”. Groeikrachtsysteem Prunus laurocerasus 'Rotundifolia' week 26 week 27 week 28 50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr Calciumshuttle/ha 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha 50 ltr Compostthee + 100 gram Kelp + 1,5 ltr Black Gold + 1,5 ltr Triple Ten/ha week 30 week 31 week 32 50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr Calciumshuttle/ha 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha 50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha week 34 week 35 week 36 50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr Calciumshuttle/ha 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha 50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha week 38 week 39 week 40 50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr Calciumshuttle/ha 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha 50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha 50 ltr Compostthee + 1 ltr Magnesiushuttle + 1 ltr Mangaanshuttle + 1 ltr Shuttel Seven + 1 ltr Calciumshuttle/ha week 42 week 43 3 kg Monokaliumfosfaat + 1 ltr Fulvinezuur/ha week 44 50 ltr Compostthee 1 ltr Photofinish/ha Tabel 1.1 Bespuitingen Groeikrachtsysteem 2008 Bespuitingen Gangbaar teeltsysteem De spuitmomenten worden bepaald aan de hand van een klimaat rekenmodellen. Er zijn in 2008 geen bespuitingen met bestrijdingsmiddelen uitgevoerd op het demonstratieveld met het gangbare teeltsysteem. 3 Waarnemingen en resultaten 3.1 Analyses Bodembalans analyse Groeikrachtsysteem (Bba) (Soil Tech Solutions/van Iersel Compost, 24-4-2008) In bijlage 1 is de uitslag van de Bodembalans analyse bijgevoegd. Opvallende resultaten bij de Bba waren de volgende: Laag Zwavel 49 67-112 Laag Borium 0,6 2,2-6,7 Laag Mangaan 67 224 Laag Molybdeen 0,49 0,90-1,57 Laag Kobalt 0,11 0,22-1,12 Hoog Fosfaat 858 250-750 Wanneer gelet wordt op de verhoudingen van mineralen valt het volgende op Ca 63,27% t.o.v. streefwaarde 64% Mg 12,73% 16% K 5,59% 3,50 – 6,50% Na 2,5% 0,50 – 1,50% Al 1,01% 0,50% H 15% 10% Blgg bemestingsonderzoek Gangbaar teeltsysteem (Blgg, 24-04-2008) In Bijlage 2 is de Bodembemestingsonderzoek van Blgg bijgevoegd. Opvallende resultaten ten opzichte van het landelijke gemiddelde, voor dekzand en boomteelt zijn de volgende: Magnesium 46 t.o.v. 77 landelijk de streefwaarde is 98-131 P-Al 58 t.o.v. 73 landelijk de streefwaarde is 37-53 Na <6 t.o.v. 7 landelijk Klei-humus 34 t.o.v. 85 landelijk Nova-Bioscan Groeikrachtsysteem Van het demonstratieveld met het Groeikrachtsysteem is in april 2008 een monster genomen. Hiervan is een beoordeling gedaan naar de aantallen en variaties in microben. In bijlage 3 is het uitslagformulier van de Nova-bioscan bijgevoegd. Over het algemeen werd het monster matig gewaardeerd. De aantallen werden beoordeeld met acceptabel, de variaties werden beoordeeld met algemeen. In het voorjaar van 2009 zal een tweede monster genomen worden om te kunnen vergelijken of de toestand verbeterd of verslechterd is ten opzichte van de eerste monstername. Beide teeltsystemen Chroma De resultaten van de Chroma-onderzoeken zijn nog niet bekend. Bladanalyse Op 19 november zijn bladeren verzameld voor monstername voor een bladanalyse. In bijlage 4 zijn de uitslagen van de bladanalyses van beide demonstratievelden bijgevoegd. De uitslagen geven het droge stof percentage weer met daarin de hoeveelheden van verschillende hoofd- en sporenelementen. De hoofdelementen van beide analyses kwamen redelijk overeen. Tussen de sporenelementen zaten echter grotere verschillen, het gangbaar systeem had 459 mg/kg ds Mangaan tegenover 129 bij het Groeikrachtsysteem, dit verschil is niet te verklaren. Het gangbaar systeem had een relatief hoog kopergehalte van 0,4 tegenover 0,1 bij het GKS, dit is te verklaren door het kopergehalte in de stalmest waarmee dit perceel is bemest. Het Groeikrachtsysteem bezat 1.3 mg/kg ds Molybdeen en 180mg Silicium tegenover 0,3 en 100 bij het gangbare demonstratieveld. Deze verhogingen zijn te verklaren doordat bij het groeikrachtsysteem gebruik wordt gemaakt van microbiologische toepassingen. Bodemleven neemt Molybdeen op en Silicium, in de Photo Finish zit veel Silicium. Silicium maakt de opperhuid van het blad dikker waardoor schimmels minder makkelijk het blad kunnen binnen groeien. Plantsapmetingen In bijlage 5 zijn de resultaten van de plantsapmetingen weergegeven. Ook over de resultaten van de plantsapmetingen valt nog weinig te zeggen. In 2008 zijn verschillende metingen gedaan, dit zal ook in 2009 weer gebeuren. In het tweede jaar zullen er meer verschillen komen omdat dat het jaar is dat deze planten sterk zullen gaan groeien. 3.2 Wat is nog meer opgevallen? • Planten van het demonstratieveld van het Groeikrachtsysteem hadden duidelijk een groter wortelgestel dan de planten van het gangbaar demonstratieveld. Hieronder zijn foto’s afgebeeld van: Links 2 planten uit het demonstratieveld van het Groeikrachtsysteem en rechts 2 planten van het gangbaar teeltsysteem. (foto’s genomen op 22 januari 2009) Fig. 3.2.1. vergelijking planten GKS en Gangbaar • • In beide demonstratievelden zijn aantastingen van meeldauw gesignaleerd. Bij het verwijderen van het onkruid viel op dat de wortels van het onkruid op het demonstratieveld van het “Groeikrachtsysteem” moeilijker uit de grond te trekken waren. Omdat het onderzoek loopt tot en met 2009 zijn nog geen concrete conclusies te trekken. Aan de hand van volgende analyses in het jaar 2009 kunnen de gegevens die uit analyses zijn voortgekomen met elkaar vergeleken worden. - BIOSCAN Monstername: 24-04-08 Monsternummer: 080410.15 Datum controle: april-08 BBA nummer: Groeikrachtsysteem links Analist: S. Smits Bloemenstee 25 per fec t he el g oed d goe acc ep Totale beoordeling tab el Zundert Bodem ma tig 4882 BH Monstertype: 18,134 Perceelsnaam: cht Adres: Groeibalans Sle Naam: VIC Algemeen Aantallen Variatie zuurstofrijke microben Bacteriën aantallen bacteriën variatie bacteriën Schimmels totaal schimmels variatie schimmels Protozoa Amoebe Flagelaten Nematoden bacterie voedend schimmel voedend nematode voedend zuurstofarme microben Slecht Goed Perfect Slecht Zeer slecht te laag te laag Matig Bacteriën anaërobe bacteriën Niet aangetoond Protozoa Ciliaten Vorticella Rotifer Niet aangetoond Niet aangetoond Niet aangetoond Nematoden Switchers wortel voedend Niet aangetoond Niet aangetoond Opmerkingen : Op al onze vormen van dienstverlening zijn de leveringsvoorwaarden van HORTINOVA-groep bv van toepassing zoals gedeponeerd bij de kamer van Koophandel Tilburg onder nummer 20111099. Op verzoek zenden wij u een kopie van de voorwaarden kosteloos toe. Rapport: bladanalyse Groeibalans Rene van Gastel Moersebaan 8G 4882 KE Zundert Rapportnummer: 00067247_204061 Monsteraanduiding : Laurier Laurocerarus Rofundifolia 2008 gangbaar Analyse Laboratoriumnummer Datum monstername Monstername Datum ontvangst Pagina Resultaat Droge stofgehalte Parameter Stikstof-organisch (N) Stikstof-vrij nitraat (N) Stikstof - totaal (N) Fosfor (P) Kalium (K) Magnesium (Mg) Calcium (Ca) Natrium (Na) Chloor (Cl) Zwavel (S) Parameter Zink (Zn) Mangaan (Mn) Koper (Cu) IJzer (Fe) Borium (B) Aluminium (Al) Molybdeen (Mo) Silicium (Si) Cobalt (Co) 08BC635D 19-11-08 door Opdrachtgever 20-11-08 1 van 1 26.1 % % van de droge stof 2.25 0.01 2.26 0.26 1.79 0.19 1.60 < 0.01 0.10 0.13 mg/ kg droge stof (ppm) 41 459 0.4 152 16 83 0.3 100 0.05 mmol per kg droge stof 1606 7 1613 84 458 78 399 <2 28 40 µmol per kg droge stof 627 8355 6 2722 1480 3076 3 3560 0.8 Graauw, 00-01-00 Ing. J.C. Heijens (directeur) Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht Rapport: bladanalyse Groeibalans Rene van Gastel Moersebaan 8G 4882 KE Zundert Rapportnummer: 00067247_204060 Monsteraanduiding : Laurier Laurocerarus Rofundifolia 2008 groeikrachtsys. Analyse Laboratoriumnummer Datum monstername Monstername Datum ontvangst Pagina Resultaat Droge stofgehalte Parameter Stikstof-organisch (N) Stikstof-vrij nitraat (N) Stikstof - totaal (N) Fosfor (P) Kalium (K) Magnesium (Mg) Calcium (Ca) Natrium (Na) Chloor (Cl) Zwavel (S) Parameter Zink (Zn) Mangaan (Mn) Koper (Cu) IJzer (Fe) Borium (B) Aluminium (Al) Molybdeen (Mo) Silicium (Si) Cobalt (Co) 08BC634D 19-11-08 door Opdrachtgever 20-11-08 1 van 1 26.0 % % van de droge stof 2.23 0.01 2.24 0.25 1.67 0.25 1.65 < 0.01 0.10 0.13 mg/ kg droge stof (ppm) 34 129 0.1 151 24 108 1.3 180 0.05 mmol per kg droge stof 1592 7 1599 81 427 103 412 <2 28 40 µmol per kg droge stof 520 2348 2 2704 2220 4003 13 6408 0.8 Graauw, 00-01-00 Ing. J.C. Heijens (directeur) Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht Bijlage 5 plantsapmetingen Behandeling: streefwaarde Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar datum Brix 19-jun 19-jun 4-jul 4-jul 6-aug 6-aug 2-sep 2-sep 16-okt 16-okt 19-nov 19-nov EC ppm Kali (x 100) pH 12,0 8,0 7,2 8,6 8,2 8,1 9,7 7,2 6,8 12,0 7,0 10,4 10,2 6,0 7,3 7,0 7,2 6,2 3,5 4,5 8,7 9,2 3,7 4,1 3,7 4,2 5,8 5,2 5,2 5,4 5,5 5,2 5,2 5,5 5,5 5,4 5,7 5,3 5,4 17 20 25 19 19 23 20 20 20 20 20 24 24 ppm Nitraat (x 100) 9 9,1 7,9 13 12 8,8 15 28 30 5,2 9,1 15 16 BRIX 14 12 10 8 6 4 2 0 st reef waarde 19-jun Groeikracht 19-jun Gangbaar 4-jul Groeikracht 4-jul Gangbaar 6-aug Groeikracht 6-aug Gangbaar 2-sep Groeikracht 2-sep Gangbaar 16-okt Groeikracht 16-okt Gangbaar 19-nov Groeikracht 19-nov Gangbaar EC 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 streefwaarde 19-jun 19-jun 4-jul 4-jul 6-aug 6-aug 2-sep 2-sep 16-okt 16-okt 19-nov 19-nov Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar PH 5,9 5,8 5,7 5,6 5,5 5,4 5,3 5,2 5,1 5,0 4,9 streefwaarde 19-jun 19-jun 4-jul 4-jul 6-aug 6-aug 2-sep 2-sep 16-okt 16-okt 19-nov 19-nov Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar KALI 30 25 20 15 10 5 0 streefwaarde 19-jun 19-jun 4-jul 4-jul 6-aug 6-aug 2-sep 2-sep 16-okt 16-okt 19-nov 19-nov Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar NITRAAT 35 30 25 20 15 10 5 0 streefwaarde 19-jun 19-jun 4-jul 4-jul 6-aug 6-aug 2-sep 2-sep 16-okt 16-okt 19-nov 19-nov Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar Groeikracht Gangbaar 41 Bijlage 3 Achtergrondinformatie Bodem Een gezonde bodem levert mineralen op maat aan de plant waardoor een evenwichtige groei ontstaat en er minder stress is. Op deze manier zal een plant minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen en van betere kwaliteit zijn. Een gezonde bodem bevat bodemleven dat de plant beschermt tegen indringers zoals schadelijke schimmels een aaltjes. Wanneer een bodem gezond is zal deze ook minder afhankelijk zijn van gewasbeschermingsmiddelen. De voorwaarden waaraan een optimaal groeimedium moet voldoen zijn: • Goede structuur (= lucht & organische stof) • Beperkt aantal plantparasitaire organismen (= schade veroorzakers) • Actief en divers bodemleven dat zorgt voor concurrerende micro-organismen (= voeden bodemleven) • Beschikbaarheid mineralen (= voeden plant) (Louis Bolk Instituut, presentatie gezonde bodem, 2007) Netwerk van voeding Ieder organisme wisselt continu energie en materialen uit met zijn omgeving. Planten halen minerale voedingsstoffen uit de bodem in de vorm van anorganische ionen, dit zijn essentiële chemische elementen voor de plant. Planten hebben onder andere stikstof nodig, bijvoorbeeld in de vorm van nitraationen NO3-. Zo’n 80-90% van een plant bestaat uit water. Water voorziet de organische delen van de plant van waterstof- en zuurstofatomen door middel van fotosynthese. Water dient als oplosmiddel, zorgt voor het vergroten van het celvolume en helpt bij het behouden van de vorm van zacht weefsel door de cellen ‘opgezwollen’ te houden. (Campbell e.a., 2005) Functie plantenwortels Door een goed wortelstelsel is een groot worteloppervlakte beschikbaar voor de opname van water en nutriënten, ook bij een lagere mineralentoestand in de bodem kan voldoende worden opgenomen, hiermee verbeterd de benutting en worden verliezen van nutriënten beperkt. In de wortels wordt zetmeel opgeslagen als reservevoedsel. Daarnaast geven wortels steun aan de plant en kunnen ze onkruiden beheersen door ondergrondse concurrentie. Macro- en micronutriënten in bodem Een chemisch element wordt als essentieel gezien, wanneer het nodig is bij het compleet maken van de levenscyclus van de plant en de productie. De chemische elementen die aanwezig zijn in een plant reflecteren de chemische samenstelling van de bodem. Een tekort van een element kan zwakte of afsterving van een plant veroorzaken. De symptomen van een mineralentekort hangen gedeeltelijk af van de functie van een mineraal. Bijvoorbeeld, deficiëntie van magnesium veroorzaakt vergeling van de bladeren, ook wel bekend als chlorose. In sommige gevallen is de relatie tussen een deficiëntie van een mineraal en de symptomen hiervan minder direct. Bijvoorbeeld, ijzertekort kan chlorose veroorzaken omdat ijzerionen benodigd zijn als een cofactor in één van de enzymatische stappen van chlorofylsynthese. Mineralendeficiëntie symptomen hangen niet alleen af van de rol van het nutriënt, maar ook van de mobiliteit van het element in de plant. Als een nutriënt vrij beweegt, zullen de symptomen eerder opvallen in oudere delen dan in de jonge delen in tegenstelling tot een mineraal dat relatief immobiel is, dat zal zich het eerst uiten in de jonge delen van de plant. Tekorten van stikstof, fosfor en Kali zijn het meest voorkomend. (Campbell e.a., 2005) In fig. 1 zijn elementen en functies omschreven. 1 Essentiële elementen voor planten Nodig in grote hoeveelheden Macro-elementen Uit lucht en water Uit bodem Koolstof Stikstof Waterstof Fosfor Zuurstof Kali Calcium Magnesium Zwavel Nodig in kleine hoeveelheden Micro-elementen Uit bodem Chloor IJzer Mangaan Borium Zink Koper Nikkel Molybdeen Tabel 1 Bron: plant health care, Don Marx Fig. 1 elementen en functies (bron: Campbell, N. & Reece, J. 2005, pag. 758) Textuur en bodemcompositie, fysiologie De structuur en compositie van de bodem bepalen voor een groot deel of een plant kan groeien op een bepaalde locatie. Planten die natuurlijk groeien in een bepaald type grond zijn geadapteerd aan deze textuur en compositie. Planten hebben op hun beurt weer invloed op de bodem. De bodem-plant-interactie is belangrijk bij de chemische cyclussen binnen een ecosysteem. (Campbell e.a., 2005) De toplaag van de bodem bestaat uit vaste deeltjes, levende organismen en humus. De textuur van de toplaag hangt af van de grootte van de bodemdeeltjes. Wanneer grond niet goed draineert, verstikken de wortels omdat de luchtholtes gevuld zijn met water, hierdoor kunnen slechte schimmels bij de wortels komen die de voorkeur geven aan drijfnatte grond, een goede ontwatering is daarom belangrijk. De bodemcompositie bevat organische componenten en mineralen. De toplaag 2 dient als huis voor grote hoeveelheid en variëteit van bodemorganismen. De activiteiten van al deze organismen hebben grote invloed op fysiologische en chemische toestand van de bodem. Wormen bijvoorbeeld, keren en beluchten de grond door hun gewoel en het toevoegen van slijm dat de fijne gronddeeltjes samenhoudt, ondertussen verandert het metabolisme van de bacteriën de minerale compositie van de bodem. Plantenwortels kunnen de bodem ook beïnvloeden door de compositie en textuur. Ze kunnen bijvoorbeeld de pH van de bodem beïnvloeden door organische zuren vrij te laten, daarnaast beschermen ze de bodem tegen erosie. Humus, een belangrijk element in de bodem, bestaat uit gecomposteerd organisch materiaal gevormd door de activiteit van bacteriën en schimmels op dode organismen, uitwerpselen, gevallen bladeren en andere organische resten. Humus beschermt klei tegen het aan elkaar plakken van deeltjes en bouwt een kruimelige laag op die water bevat, maar ook poreus genoeg is om de wortels te kunnen voorzien van lucht. Humus dient ook als reservoir voor minerale voedingsstoffen die geleidelijk aan omgezet worden in de bodem wanneer micro-organismen organisch materiaal composteren. (Campbell e.a., 2005) Het water in de bodem bestaat uit een oplossing van mineralen welke door de wortels kan worden opgenomen. Negatief geladen ionen (anionen) als bijvoorbeeld Nitraat NO3-, fosfaat H2PO4- en sulfaat SO42- zijn niet sterk gebonden aan de negatief geladen bodemdeeltjes en daarom makkelijk los te laten. Hierdoor spoelen ze makkelijk uit naar het grondwater waardoor ze minder beschikbaar zijn voor de plantenwortels. Positief geladen ionen (kationen) zoals Kali K+, Calcium Ca+ en Magnesium MG2+ zullen minder makkelijk lekken omdat ze sterk gebonden zijn aan de oppervlakten van bodemdeeltjes. Minerale kationen komen beschikbaar voor opname wanneer ze binnenkomen in de vochtoplossing nadat ze zijn verdreven van bodemdeeltjes door kationen in de vorm van H+. dit proces wordt het kation exchange genoemd, het wordt gestimuleerd door de wortels, welke H+ toevoegen aan de bodemoplossing. (Campbell e.a., 2005) Verkeerd bodemmanagement is een terugkerend probleem in de menselijke geschiedenis. In bossen, graslanden en andere natuurlijke ecosystemen worden mineralen normaal gesproken gerecycled door compostering van dood organisch materiaal. Op bedrijven worden bij de oogst essentiële elementen uit de chemische cyclus gehaald op die locatie. Elk jaar wordt de bodemvruchtbaarheid verminderd tenzij verloren mineralen zoals stikstof, fosfor en kali vervangen worden door meststoffen. Veel gewassen gebruiken ook veel meer water dan de vegetatie die oorspronkelijk op dat land zouden groeien, waardoor het noodzakelijk is om het land te beregenen. Meer dan 30% van de landbouw in de wereld lijdt aan lage productiviteit door arme bodemcondities door chemische vervuiling, mineralentekorten, verzuring, te hoog zoutgehalte en slechte ontwatering. (Campbell e.a., 2005) pH Het is belangrijk om de pH in de gaten te houden omdat deze de kation-uitwisseling en de chemische vorm van mineralen beïnvloedt. Ook al is een element in de bodem aanwezig, dan nog kan het zijn dat de plant het niet kan opnemen omdat het te sterk gebonden is aan kleideeltjes of niet in een bepaalde chemische vorm kan worden opgenomen. De pH kan aangestuurd worden door middel van bemesting. (Campbell e.a., 2005) Koolstof en stikstof Stikstof (N) Planten hebben stikstof nodig als een component in eiwitten, nucleïnezuren, chlorofyl en andere belangrijke organische moleculen. Het vreemde is dat planten een stikstofgebrek kunnen hebben, terwijl 80% van de atmosfeer uit stikstof bestaat. Deze atmosferische stikstof is gasvormig (N2) en kan niet door de plant worden opgenomen. Om stikstof op te kunnen nemen moet dit eerst omgezet worden tot ammonium of nitraat. In tegenstelling tot andere mineralen worden NH4+ en NO3- niet verkregen uit de afbraak van steen. Op de korte termijn is de hoofdbron van deze mineralen de omzetting naar humus door microben, waaronder ammonificerende bacteriën. Door omzetting wordt de stikstof, die gebonden is in eiwitten en andere organische vormen, omgezet in anorganische vormen die door wortels geabsorbeerd kunnen worden. Een gedeelte van de stikstof gaat verloren wanneer denitrificerende bacteriën NO3- omzetten naar N2, dat uit de bodem ontsnapt naar de atmosfeer. Andere stikstofbindende bacteriën zetten N2 uit de lucht om in NH3 (ammoniak) door middel van stikstof binding. In de bodem wordt dit weer omgezet naar NH4+, dat planten kunnen opnemen. Toch hebben planten het liefst NO3- om op te nemen. Na de opname van nitraat door plantwortels, kunnen plantenenzymen dit weer terug zetten naar ammonium, wat 3 andere enzymen vervolgens kunnen omzetten in aminozuren en andere organische vormen. (Campbell e.a., 2005) Fig. 2 de rol van bodembacteriën in de stikstof voorziening bij planten, Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag 763) Koolstof (C) Koolstof dient als zeer belangrijke bron in de bodem, zonder koolstof is er namelijk geen chemie en biologie mogelijk. Koolstof komt in allerlei vormen voor en vormt de basis voor alle organische verbindingen en hiermee alle leven op aarde. Eiwitten, DNA, koolhydraten en andere moleculen die deel uitmaken van levende vormen zijn opgebouwd met koolstofatomen of andere elementen. Planten verbruiken koolstofdioxide (CO2) gedurende fotosynthese en zetten de koolstof om in organische vormen, dit gebeurt bovengronds met behulp van zonlicht. Zo wordt suiker gevormd dat als energiebron dient en als bouwsteen voor de plant. De wortels lekken suikers waardoor dit als voedselbron dient voor het bodemleven, zonder koolstof is er dus geen opbouw van biologie mogelijk. Naast plantengroei is organische stof de belangrijkste leverancier van koolstof in de bodem.(Groeibalans, 2008) Fotosynthese is een chemische reactie in de chlorofyl van het blad welke de koolstof (C) vastlegt uit CO2 met water om suiker te vormen en zuurstof te produceren. Zonlicht wordt geabsorbeerd door het chlorofyl en deze produceert chemische energie die nodig is voor deze reactie. Energie die overblijft uit deze reactie wordt opgevangen en opgeslagen in phosphorus, dit bevat organische verbindingen van planten die worden getransporteerd door de plant. Veel van deze verbindingen worden gebruikt als constructiematerialen om cellen, weefsels, organen enz. op te bouwen en te onderhouden, dit is nodig voor de plantengroei. Glucose is de hoofdbrandstof die gebruikt wordt om de chemische reacties te laten verlopen. De energie die nodig is voor deze reacties kan teruggevoerd worden naar de lichtenergie die wordt opgevangen bij de fotosynthese. C:N Koolstof is een belangrijk element in de formatie van stabiele humus. De beperkende factor in de beschikbaarheid en effectiviteit in de bodem van koolstof is de C:N verhouding. Over het algemeen wordt een 20:1 ratio als ideaal beschouwd. Bij grotere hoeveelheden koolstof gaat de afbraak langzaam omdat micro-organismen een tekort aan stikstof krijgen en daardoor met de planten voor deze voeding moeten concurreren. Microben hebben nitraat gebonden stikstof nodig voor de groei van hun lichaam. Bij teveel stikstof in de grond produceren de afbraakorganismen vrij oplosbare voeding waardoor onkruiden het voordeel krijgen in plaats van het gewas. Door de juiste C:N ratio te bevorderen wordt stabiele humusopbouw gestimuleerd. Compostering Belangrijke parameters tijdens het composteren: • Door de intensieve omzetting van makkelijk afbreekbare koolhydraten loopt de temperatuur op. De streefwaarde voor de maximaal te bereiken temperatuur is een afweging tussen het vernietigen van onkruidzaden en diverse ziekteverwekkers tegenover het stikstofverlies. Bij hoge temperaturen gaat stikstof verloren in gasvorm, bij een lage temperatuur duurt het proces langer. De temperatuur wordt indirect gestuurd door de hoeveelheid zuurstof die beschikbaar is, dit kan door de structuur en het watergehalte veranderen. • De C/N verhouding moet goed zijn, een te lage C/N-waarde (relatief weinig koolstof en veel stikstof) zal verlies aan stikstof geven. N die niet gebonden kan worden verdwijnt in gas of wateroplosbare vorm. Bij een te hoge C/N verhouding vertraagt het verteringsproces omdat dan het overschot aan koolstof eerst verteerd moet worden. 4 • • Als optimaal wordt vaak een waarde voor de C/N-verhouding van 20 a 35 aangegeven. Dit kan bereikt worden door producten met een hoge C/N-verhouding te mengen met producten met een lage C/N-verhouding, bijvoorbeeld mest met stro. In de loop van het proces verdwijnt er meer C dan N. Bij het composteren is de biomassa in het begin wat zuurder, later iets meer basisch en eindigt uiteindelijk met een hogere pH. Een optimaal traject gaat van ongeveer 5,5 tot 8. Organische stof Organisch materiaal in en op de bodem dient als opslagplaats voor energie en voedsel dat gebruikt wordt door planten en andere organismen. Bacteriën, schimmels en andere bodemorganismen transformeren organische materiaal en maken daarbij nutriënten vrij. Organisch materiaal is onder te verdelen in humus en actief organisch materiaal. Actief organisch materiaal is het deel wat als voedsel voor bodemorganismen beschikbaar is. Bacteriën gebruiken vooral eenvoudige organische bestanddelen, zoals wortel-exudaten en verse plantoverblijfselen. Schimmels gebruiken meer complexe bestanddelen, zoals vezelachtige plantenresten, houtachtig materiaal en humus. Bacteriën en andere bodemorganismen verbruiken organisch materiaal en de daarin opgeslagen voedingsstoffen, hierbij komt CO2 vrij. Wanneer de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem stijgt, zetten de bodemorganismen dit om in humus. Humus is een relatief stabiele vorm van koolstofverbindingen die voor zeer lange tijd in de bodem aanwezig kan blijven. (Baars, 2000) Humus Het omzetten van organisch materiaal gebeurt door verschillende organismen. Tijdens het omzetten maakt het ene organisme delen van de organische stof vrij als “poep”, dat dient vervolgens weer als voedsel voor een andere organisme. Deze scheidt ook weer poep uit wat ook weer als voedsel dient voor andere organismen. Telkens wanneer dit gebeurt komen er in water oplosbare nutriënten vrij komen kan de plant dit direct opnemen. In de praktijk komen in een gezonde bodem voortdurend pakketjes voeding vrij uit de micro-organismen. (Baars, 2000) Humus wordt door mesofiele organismen opgebouwd uit organisch materiaal. Organische stof is dus het voedsel van thermofiele organismen en humus is het resultaat van het consumeren van die organismen door mesofiele organismen. Organische stof is slechts een klein deel van de totale bodemmassa (meestal tussen 1-8%), maar absoluut essentieel in het onderhoud van het bodemleven en vruchtbaarheid. Mesofiele micro-organismen, zoals actinomyceten zorgen voor de omzetting en transformatie van organische stof naar humus. Humus dient als voedselabsorptie- en uitwisseloppervlak waar planten gebruik van maken. Functies en eigenschappen van humus: • Buffer tegen overmatige aanwezigheid van verschillende mineralen zoals sodium, magnesium en kali. • De lange eiwitketens van de humusstructuur binden voedingsstoffen zoals stikstof, fosfaten en aminozuren, suikers en sporenelementen. • Vochtverdeler, voorkomt bodemverdichting,verhoogt het zuurstofpotentieel. • Op- en overslagmedium voor ziekteonderdrukkende organismen met antibiotische werking. • Een concentraat van koolstof en energie. (Baars, 2000) 5 Bodemleven Een bodem-voedselweb bestaat uit enorme hoeveelheden organismen. Levende kleine wezentjes die uiteen lopen van eencelligen tot iets grotere aaltjes, regenwormen, insecten en kleinere gewervelde dieren. Planten vormen een onlosmakelijk deel van het bodemvoedselweb. Bodemorganismen ontbinden organisch materiaal zoals mest en plantenresten en gebruiken deze vervolgens als bouwstof voor hun lichaam. De stoffen komen weer vrij voor planten en andere bodembewoners als deze organismen zelf door een ander organisme wordt opgegeten. Deze organismen breken sommige pesticiden zelfs af. Door de opname van al deze afbraakstoffen voorkomen de micro-organismen dat deze stoffen uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater. Bodemorganismen dragen bij aan de structuur, van de bodem, het vermogen van de bodem om water op te nemen en vast te houden en hiermee het vasthouden van nutriënten. De voedingsstoffen zitten in de lichamen van de organismen ingebouwd en kunnen dus niet uitspoelen in tegenstelling tot kunstmeststoffen. De bodemorganismen plakken de bodemdeeltjes aan elkaar waardoor een poreuze korrelstructuur ontstaat. Ten slotte dienen bodemorganismen tot elkaars voedsel waardoor ziekteverwekkers niet of nauwelijks de kans krijgen om te overleven. (Baars, 2000) (Louis Bolk Instituut, presentatie gezonde bodem, 2007) Microflora per gram grond Bacteriën en actinomyceten 600.000 Schimmels 400.000 Algen 100.000 Fauna per liter grond Protozoën 1.551.000 Nematoden 50.000 Springstaarten 220 Mijten 150 Enchytraeen 20 Duizendpoten, insecten, spinnen 20 Regenwormen 2 Mollen e.a. 0-1 kg per ha 10.080 10.000 139 379 50 6,5 4,4 15 67 4000 1 Functies van bacteriën en schimmels Stikstof Stikstofbinding van bacteriën is erg belangrijk als bron voor stikstofleverantie. De bacterie is het enige bodemleven dat een mineraal toevoegt aan het ondergrondse systeem. Andere organismen in de bodem kunnen wel nutriënten vrijmaken maar niet ondergronds toevoegen. Azobacter en Clostridium zijn vrijlevende stikstofbindende bacteriën, deze hebben energie nodig uit bijvoorbeeld organische stof om stikstof te binden, de binding is vaak beperkt. Actinomyceten zijn ver ontwikkelde bacteriën die schimmelachtige draden kunnen vormen. De typische aardegeur van bosgrond en humus wordt door deze bacterie veroorzaakt (Beck, 1968) Beschikbaar maken van nutriënten Bacteriën breken makkelijk verteerbare organische stof af en dienen vervolgens als voedsel voor andere bodemorganismen. Bij het eten en gegeten worden komen voedingsstoffen voor de plant vrij. Schimmels kunnen juist moeilijker afbreekbare stoffen zoals lignine afbreken. Ook schimmels worden door andere bodemorganismen geconsumeerd waarbij nutriënten vrijkomen. Het aandeel van bacteriën ligt bij mineralisatie hoger, zij bevatten namelijk meer stikstof: C/N verhouding van bacteriën is 4 en bij schimmels is dat 10. Daarom komt bij bacteriën meer stikstof vrij wanneer deze worden geconsumeerd door een ander bodemorganisme. (De Ruiter e.a., 1993) Daarnaast hebben bacterie-eters een grotere biomassa en hogere omzettingssnelheid dan schimmeleters. (Beare, 1997) Schimmels hebben een lagere stikstofmineralisatie, door mycorrhizaschimmels wordt de nutriëntopname verbeterd en zijn minder voedingsstoffen nodig doordat hier effeciënter mee wordt omgegaan. (Louis Bolk Instituut, 2003) 6 Vastleggen van nutriënten In de biomassa van bacteriën en schimmels is wordt een grote hoeveelheid nutriënten vastgelegd. Op deze manier zijn deze nutriënten beschermd tegen uitspoeling of andere verliezen. Wanneer er bijvoorbeeld een bacteriële biomassa van 200 kg C/ha met een C/N-verhouding van 4 aanwezig is wil dit zeggen dat 50 kg N/ha wordt vastgelegd. Ook dode biomassa wordt als bron gezien van gemakkelijk beschikbare stikstof. Schimmels kunnen door hun netwerk van schimmeldraden nutriënten vasthouden, met name calcium wordt door schimmels sterker vastgehouden dan door bacteriën (Ingham, 2001). Ook verbinden schimmels kleine bodemdeeltjes met hun draden tot grotere bodemdeeltjes waardoor een betere macro-aggregaatstabiliteit ontstaat. Door de slijmvorming van bacteriën worden kleine mineraaldeeltjes aan elkaar gekit, hierdoor ontstaan micro-aggregaten, dit zijn kleine klontjes mineralen. Daarnaast ontstaan poriën waar water in wordt vastgehouden, dit draagt mee aan het vochthoudend vermogen van de bodem (Baars, 2000). Bacteriën Bacteriën worden onderverdeeld in 4 functionele groepen De meerderheid zijn afbrekers: deze consumeren eenvoudige koolstofconstructies, zoals wortelexudaten en verse plantenoverblijfselen. Hiermee zetten ze de energie uit organisch materiaal om in vormen die andere bodemorganismen kunnen gebruiken. Sommigen zijn zelfs in staat om pesticiden en andere vervuilende stoffen af te breken. Afbrekers zijn vooral belangrijk voor het vastleggen van voedingsstoffen in hun biomassa, zo voorkomen ze bijvoorbeeld nitraatuitspoeling uit de wortelzone. Mutualisten vormen een samenwerkingsverband met plantenwortels. De meest bekende zijn de stikstofvormende bacteriën. Pathogenen vormen gallen in planten. Lithotropen of chemo-autotrofen halen energie uit stikstof-, zwavel-, ijzer- of waterstofverbindingen, in plaats van koolstofverbindingen. Deze groep bevat belangrijke soorten voor de stikstofkringloop en afbraak van vervuilende stoffen. Vervolgens zijn er nog groepen endofyte en epifytische bacteriën die in de ruimte tussen cellen van plantmateriaal of daarop als biofilm leven. Alle groepen bacteriën zijn belangrijk voor de waterhuishouding, nutriëntenkringloop en ziekteonderdrukking in de bodem. Ze kitten kleine minerale deeltjes aan elkaar, zodat er korrels gevormd worden. Hierdoor ontstaan poriën waar water in wordt vastgehouden, zo dragen ze bij aan het vochthoudend vermogen en de wateropslagcapaciteit. Ziekteverwekkers worden voortdurend aangevallen en opgegeten, zo worden de boven- en ondergrondse delen van de plant beschermd tegen infecties. (Baars, 2000) Schimmels Schimmels hebben een belangrijke invloed op bodemeigenschappen. Schimmels vermeerderen zich via sporen. Door het vormen van draden kunnen schimmels tussen de bodemdeeltjes door groeien, met deze draden kunnen de schimmels ook door droge plekken groeien en toch met hun draden water halen op een vochtigere plek. Schimmels houden van een zuurder milieu dan bacteriën en leven alleen in een zuurstofrijk milieu. Verdichte bodems of bodems die verzadigd zijn met water vormen dus een moeilijk milieu voor schimmels. Schimmels kunnen organisch materiaal afbreken dat weinig stikstof bevat en koolstofrijk is. Bodemschimmels voeden zich over het algemeen met dood organisch materiaal, een uitzondering hierop zijn de mycorrhizaschimmels, deze leven in symbiose met plantenwortels en pathogene schimmels zoals Fusarium, die levende wortels als voedsel hebben. De functies van schimmels zijn: 1. Beschikbaar maken van nutriënten door afbraak organische verbindingen; 2. Opbouw van stabiele humus; 3. Vastleggen van nutriënten in dode en levende organische stof; 4. Bodemstructuurverbetering door aggregaatvorming; 5. Ziektewering. (Louis Bolk Instituut, 2003) 7 Ziektewering Doordat de plant wortelexudaten uitscheidt ontstaat een gevarieerd microleven rond de wortel. Hierdoor worden onder- en bovengrondse delen van de plant beschermd tegen infecties met ziektekiemen. Wanneer een grote verscheidenheid van microleven aanwezig is rondom de wortel, worden ziekteverwekkers voortdurend aangevallen, beconcurreerd voor voedsel en opgegeten. Bij aanwezigheid van ziektekiemen gaat de plant meer wortelexudaten uitscheiden, hierdoor worden bacteriën gestimuleerd die op dat moment nodig zijn voor bescherming (Baars, 2000). Mycorrhizaschimmels Mycorrhizae zijn nuttige schimmels die onder te verdelen zijn in endo-mycorrhizaschimmels (VAschimmels) die binnen de wortels leven en ecto-mycorrhizaschimmels die een kapsel aanleggen rondom de wortel. Mycorrhizaschimmels leven in symbiose met plantenwortels, ze vormen een soort verlenging van het wortelstelsel, vanuit de plant ontvangen ze de noodzakelijke suikers waardoor ze groeien. In ruil hiervoor verzorgen mycorrhizaschimmels de opname van mineralen en water in de grond voor de plant. Mycorrhizaschimmels zijn een essentieel onderdeel van het bodemvoedselweb en zijn belangrijk om een bepaald minimum aan plantendiversiteit te behouden (Grime e.a., 1987). Een wortel van een plant kan voornamelijk oplosbare nutriënten ophalen. Schimmeldraden kunnen door middel van enzymen, minerale en organische componenten oplossen waardoor ze voor de plant beschikbaar komen. Doordat schimmels met draden verder kunnen komen dan de wortels van de plant, kunnen ze dichter bij immobiele elementen zoals fosfor komen, daarnaast zijn de schimmeldraden relatief dun waardoor ze op plekken kunnen komen waar plantenwortels niet bij kunnen. Op deze manier kan de plant meer energie besteden aan groei, weerstandsvermogen en watervoorziening. Mycorrhizaschimmels scheiden ook groeifactoren uit welke de wortels stimuleren om te groeien, net als antibiotica die helpen de plant te beschermen tegen pathogene bacteriën en schimmels in de bodem.(Campbell, N. & Reece, J., 2005) Mycorrhizaschimmels zijn onder te verdelen in twee groepen: • Ecto-mycorrhizaschimmels: Hiervan bestaan ongeveer 6000 soorten. Deze schimmels groeien tussen de cellen van de wortels, ze ontvangen suikers van schimmels en leveren nutriënten en water uit de bodem aan de boom. Ecto-mycorrhizaschimmels vormen een beschermende schimmelmantel rond de wortel, lange schimmeldraden en soms paddestoelen en zijn met het blote oog waarneembaar. Ecto-mycorrhizaschimmels verhogen de weerstand van bomen en planten tegen droogte, ziekteverwekkers en zware metalen (Baars, 1995). • Endo-mycorrhizaschimmels groeien inwendig in de cellen van plantenwortels. De sporen worden op de schimmeldraden gevormd en kiemen op nieuwe wortels. Ze moeten ingewerkt worden om in aanraking te komen met de wortels. Van deze schimmels bestaan 150 soorten. Deze schimmels zorgen voor de opname van nutriënten, met name fosfaat. (leven onder de graszode, myccorhizaschimmels, pag. 89) Fig. 3, Mycorrhizae bron: Campbell, N. & Reece, J., 2005, pag. 767) 8 Mycorrhizaschimmels zorgen voor opname van water waardoor een plant minder snel last zal hebben van droogte stress. Daarnaast dragen ze bij aan bodemstructuurverbetering door aggregaatvorming door met hun schimmeldraden grond bij elkaar te houden, zo worden macroaggregaten gevormd. Door de plant te beschermen tegen ziekteverwekkende schimmels dragen de mycorrhizae ook bij aan ziektewering. Mycorrhizaschimmels vormen een bescherming tegen aaltjes, die de wortels niet meer herkennen als wortels maar als schimmel (Baars, 2000). Door de schimmels kan het wortelgestel met een factor 10 worden vergroot. Wanneer de plant geen schimmels bezit zou een plant 100 maal zoveel fotosynthese-product kwijt zijn om hetzelfde effect te kunnen bereiken. Door de mycorrhizaschimmels wordt de bemesting efficiënter omdat de beschikbaarheid van nutriënten voor de plant vergroot wordt. De bemesting zal daarom ook aangepast moeten worden. De weerstand tegen bodemziekten wordt vergroot waardoor minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zijn en de kosten omlaag gaan. Overige belangrijke bodemorganismen Protozoa Protozoa, of oerslijmdiertjes, zijn eencellige dierlijke organismen die een stuk groter zijn dan bacteriën. In de bodem is de biomassa van protozoën kleiner dan die van bacteriën en schimmels, maar is het gewichtsaandeel vergelijkbaar met regenwormen (Foissner, 1987). Bodemprotozoën voeden zich met name met bacteriën en in mindere mate met schimmels en andere protozoën. Wanneer er voldoende vocht in de grond is voor een waterfilm kunnen ze zich hierin voorbewegen. Veel soorten hebben de mogelijkheid om een kapsel te vormen van chitine en cellulose om zichzelf te beschermen tegen uitdroging en kou. Protozoën zijn met name actief rondom de wortel (Dunger, 1983). Protozoën kunnen op basis van hun lichaamsvorm worden ingedeeld in 3 groepen: a. Amoeben kunnen vrij groot zijn en bewegen door middel van z.g. schijnvoetjes; b. Flagellaten (zweephaardiertjes) zijn de kleinste protozoën en gebruiken zweepharen of flagellen om te bewegen. Dit zijn met name de bacterie-eters; c. Ciliaten (trilhaardiertjes) zijn de grootste en kunnen snel bewegen door de fijne trilharen (cilia) langs hun lichaam te gebruiken als een waaier. Ze eten de andere twee typen protozoën, maar ook bacteriën en schimmels (Baars, 2000). functies Protozoën hebben een belangrijke rol in het vrijmaken van nutriënten voor de plant door het opeten van bacteriën, schimmels en andere protozoën. Aangezien protozoën minder stikstof in het dieet nodig hebben dan ze opnemen komt er bij dit proces onder anderen stikstof vrij. Deze overmaat aan stikstof wordt uitgescheiden in de vorm van ammonium (NH4+) en komt vaak vlak bij de wortels van de plant beschikbaar. Wat voor stikstof gebeurt, gaat ook op voor fosfor. Omdat bacteriën fosfor kunnen opslaan in de cel, kunnen protozoën een hoofdrol spelen bij de mineralisatie van fosfor (Bloem e.a., 1997). De C/N-verhouding van de bacterie en de protozoën is sterk bepalend voor wat er vrij komt. Hierbij komt de overmaat aan stikstof voort uit het gebruik van koolstof voor onderhoud waardoor de opgenomen stikstof resteert en weer wordt uitgescheiden. Een belangrijk deel van de totale Nmineralisatie (20-40%) komt voor rekening van de protozoën (Foissner, 1999). Protozoën reguleren de populatie van micro-organismen door ze te eten. Bij een hoog aanbod aan bacteriën worden er veel bacteriën door protozoën gegeten. Bij een laag voedselaanbod kunnen protozoën overleven door zich in te kapselen. Protozoën kunnen door competitie en selectieve predatie, een ziektewerende rol spelen tegen bacteriën en schimmelinfecties van planten. (Louis Bolk Instituut, 2003) Nematoden Bodemnematoden, ook wel “aaltjes”, zijn kleine beestjes (meestal niet langer dan 1mm lang) die vooral in de bovenste laag van de grond leven. Gemiddeld komen ze voor in aantallen van 10 tot 20 miljoen per m2 verdeeld over 30-60 verschillende soorten. In totaal komen er in Nederland naar schatting 900 soorten voor. Door hun hoge aantallen en hoge activiteit zijn nematoden een belangrijke component van het ecosysteem. Nematoden zijn met name te vinden in de waterfilm rond de bodemdeeltjes en de poriën. Voor hun voortbeweging zijn aaltjes aangewezen op het bodemvocht. Naast voedselaanbod is de poriëngrootte van de bodem één van de criteria die bepaalt welke soorten op een locatie 9 voorkomen. Aangezien de poriëngrootte in zand- en kleigronden verschilt is ook de soortensamenstelling anders. Nematoden voeden zich met levende organismen, ze zijn te onderscheiden in de volgende groepen: • Planteneters voeden zich met name aan wortels van planten; • Bacterie-eters; • Schimmel-eters; • Roof-aaltjes voeden zich met andere nematoden en met protozoën; • Alles-eters voeden zich met een variatie aan organismen of hebben in elk ontwikkelingsstadium een ander dieet. Functies positief Voor de meeste bodemdieren is er een expliciete functie te omschrijven. Voor nematoden ligt dit echter anders. Behalve talrijk zijn ze ook soortenrijk en spelen ze op een aantal plekken in het bodemvoedselweb een rol. Hiermee hebben nematoden een belangrijke regulerende functie in het bodemecosysteem. Net als protozoën spelen nematoden een belangrijke rol in het vrijmaken van nutriënten zoals stikstof en fosfor. Nutriënten komen bijvoorbeeld vrij als “afvalstoffen” bij het grazen van nematoden op bacteriën. De geconsumeerde koolstof en stikstof van de gegeten bacteriën wordt door de nematoden gebruikt voor onderhoud en groei. De rest wordt gebruikt voor de stofwisseling en komt als “afvalstof” c.q. voedingsstof vrij voor de plant. Hetzelfde gebeurt bij schimmeletende nematoden en roofaaltjes. Baars (2000) geeft aan dat de stikstofvoorziening van landbouwgewassen voor 30-50% uit deze interactie afkomstig is. Behalve voedingsbron voor andere bodembewoners zijn nematoden ook consumenten van ziekteverwekkers. Schimmeletende nematoden worden bijvoorbeeld ingezet om parasitaire schimmels te bestrijden. (Bongers, 1988) Ook wordt gebruik gemaakt van aaltjes om engerlingen te beheersen. Hierbij verspreidt het aaltje bacteriën waar de engerling aan dood gaat.(koppert.nl) Negatief Plantparasitaire aaltjes hebben de plant nodig om zich te voeden en vermeerderen. Daarvoor gaan ze op zoek naar wortels. Om te voorkomen dat aaltjes binnen komen op een bedrijf dient het plantenmateriaal gecontroleerd te worden of het vrij is van plantenparasitaire aaltjes en andere ziekten en plagen. Dit geldt ook voor water, dit moet vrij zijn van ziekteverwekkers. Het gebruik van oppervlaktewater zonder het te ontsmetten wordt afgeraden, via drainage kunnen allerlei ziekteverwekkers in het oppervlaktewater terecht komen. Water in open bassins kan verontreinigd worden via de wind en dieren. Door UV-straling en verhitting kan water ontsmet worden tegen aaltjes, hierdoor worden ook schimmels en bacteriën gedood. Om erachter te komen wat voor micro-organismen voorkomen in het water kan een Nova-Bioscan worden uitgevoerd. Door hygiënisch te werken kan insleep van aaltjes voorkomen worden, hierbij moet vooral gedacht worden aan machines waarmee grondbewerkingen worden uitgevoerd. Wormen De aanwezigheid van wormen geeft een indicatie voor de activiteit van het bodemleven. Door de graafactiviteit en uitwerpselen leveren wormen een belangrijke bijdrage aan de aggregaatwormen. Wormen zijn van belang voor een goede doorluchting en beworteling. Boven de 200 wormen per m2 geeft aan dat er voldoende biologische activiteit is, onder de 100 wormen kan een nadelige invloed hebben op de bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid. Wormen zijn onder te verdelen in drie belangrijke groepen: Rode wormen: deze vreten vrij vers organisch materiaal en zorgen ervoor dat ook afgestorven materiaal in de bodem in circulatie wordt gebracht. Grauwe wormen vreten zich door de grond heen en eten voorverteerd organisch materiaal, dit vermengen ze met gronddeeltjes waarbij ze een slijmerig laagje afscheiden. Ze verbinden humus aan gronddelen waardoor de structuur van de grond verbeterd wordt. Pendelaars: deze halen boven aan de oppervlakte afgestorven organische resten en trekken dit hun gang in. Ze maken een verticale gang waardoor ze een belangrijke rol spelen bij de afvoer van water en de doorworteling van de ondergrond. Een wortel kan namelijk niet door een verdichte laag heen, een worm wel. Zo kunnen wortels dieper de grond ingroeien en kunnen ze makkelijker water opnemen. Wormen zijn gevoelig voor droogte en grondbewerkingen, dit dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. 10 - BIOSCAN Monstername: 5-mei-07 Datum controle: 15 mei 2007 xx xx per fec t he el g oed goe ma tig Totale beoordeling d S. Smits Analist: tab el bodem cht xx Monstertype: Voorbeeld goede grond VIC xx Sle Adres: Perceelsnaam: Klant x acc ep Naam: Monsternummer: 70505,1 Algemeen Aantallen Variatie zuurstofrijke microben Bacteriën aantallen bacteriën variatie bacteriën Schimmels totaal schimmels variatie schimmels Protozoa Amoebe Flagelaten Nematoden bacterie voedend schimmel voedend nematode voedend zuurstofarme microben Slecht Goed Perfect Matig Slecht Zeer slecht Bacteriën anaërobe bacteriën Niet aangetoond Protozoa Ciliaten Vorticella Rotifer Niet aangetoond Niet aangetoond Niet aangetoond Nematoden Switchers wortel voedend Niet aangetoond Niet aangetoond Opmerkingen : Op al onze vormen van dienstverlening zijn de leveringsvoorwaarden van HORTINOVA-groep bv van toepassing zoals gedeponeerd bij de kamer van Koophandel Tilburg onder nummer 20111099. Op verzoek zenden wij u een kopie van de voorwaarden kosteloos toe. Rapport: bladanalyse Groeibalans dhr. René Jochems Bloemenstee 25 4882 BH Zundert Rapportnummer: 00067247_198054 Monsteraanduiding : Buxus Sempervirens C7.5 Analyse Laboratoriumnummer Datum monstername Monstername Datum ontvangst Pagina Resultaat Droge stofgehalte Parameter Stikstof-organisch (N) Stikstof-vrij nitraat (N) Stikstof - totaal (N) Fosfor (P) Kalium (K) Magnesium (Mg) Calcium (Ca) Natrium (Na) Chloor (Cl) Zwavel (S) Parameter Zink (Zn) Mangaan (Mn) Koper (Cu) IJzer (Fe) Borium (B) Aluminium (Al) Molybdeen (Mo) Silicium (Si) Cobalt (Co) 08BA868D 06-11-08 door Opdrachtgever 07-11-08 1 van 1 44.7 % % van de droge stof 1.46 0.01 1.47 0.16 1.00 0.35 0.68 < 0.01 0.36 0.17 mg/ kg droge stof (ppm) 15 52 12.4 71 39 40 2.3 63 0.02 mmol per kg droge stof 1042 7 1049 52 256 144 170 <2 102 54 µmol per kg droge stof 229 946 195 1271 3608 1483 24 2243 0.3 Graauw, 12-11-08 Ing. J.C. Heijens (directeur) Raadpleeg eventueel uw bedrijfsvoorlichter. Onderzoek wordt verricht en adviezen worden uitgebracht