Erfelijkheid Hoe erf je iets? Ouders geven erfelijke eigenschappen door aan hun kinderen. Zoals de kleur van hun ogen en haren. Een kind erft die eigenschappen bij de bevruchting. Tijdens de bevruchting smelten 2 cellen samen: een eicel van de moeder en een zaadcel van de vader. De eicel en de zaadcel bevatten elk 23 chromosomen. Als de eicel en zaadcel samensmelten, ontstaat een cel met 46 chromosomen. Uit deze cel groeit een baby. Alle cellen van de baby hebben de erfelijke eigenschappen van de vader en de moeder. Deze combinatie bepaalt bijvoorbeeld hoe het kind eruit ziet en wat het karakter van het kind is. Wat zijn genen? In alle lichaamscellen zitten 46 chromosomen. Deze chromosomen bestaan weer uit genen. Een mens heeft ongeveer 25.000 genen. Ze zijn opgebouwd uit DNA, ons erfelijke materiaal. Dat DNA bepaalt al je eigenschappen. Van ieder gen heb je 2 stuks: 1 van je vader en 1 van je moeder. Er zijn ‘dominante’ en ‘recessieve’ genen: Een dominant gen overheerst het andere gen en bepaalt bijna altijd de eigenschap. Een recessief gen wordt onderdrukt door het andere (dominante) gen. De eigenschap van het recessieve gen komt daarom vaak niet tot uiting. Een voorbeeld Vader heeft bruine haren, moeder heeft blonde haren. Het bruine gen is dominant over het blonde gen. Het kind krijgt dus bruin haar. Hoe erf je een ziekte? Genen kunnen veranderen. Die veranderingen worden ‘mutaties’ genoemd. Als je vader of je moeder zo’n mutatie heeft, kan hij of zij die aan je doorgeven. Je erft dan die mutatie. Sommige mutaties veroorzaken een ziekte. Er zijn verschillende manieren waarop je ziektes kunt erven: Sommige ziektes erf je als één van je ouders een mutatie in een gen aan je doorgeeft. Sommige ziektes krijg je alleen als allebei je ouders dezelfde mutatie aan je doorgeven. Wat is dragerschap? We hebben allemaal wel een paar mutaties (veranderingen) in onze genen. Dat wordt ook wel ‘dragerschap’ genoemd. Meestal weet je niet dat je drager bent van een mutatie. Dat komt doordat 1 mutatie meestal nog geen ziekte tot gevolg heeft. Van elk gen zijn er namelijk 2 stuks: 1 heb je geërfd van je vader en 1 van je moeder. Als beide genen dezelfde mutatie hebben, kun je ziek worden. Heeft het ene gen een mutatie en is het andere gen normaal? Dan word je meestal niet ziek.