Veldraadpleging rekentoetsen voortgezet onderwijs

advertisement
Complexiteit
gebruikssituaties
Samenhang in het F-spoor
3F
2F
1F
Hoeveelheid leerstof
Uitgangspunten
Keuzen van de commissie
De moeilijkheidsgraad van de
toetsopgaven wordt naar boven
begrensd door het betreffende
referentieniveau
Toetsopgaven worden ook uit
onderliggende referentieniveaus
betrokken
Een deel van de rekentoets bestaat Het aandeel van contextopgaven
uit contextopgaven
Alle vier domeinen van het
Referentiekader komen voor
toetsing in aanmerking
Het aandeel van elk van de
domeinen in de toetsscore
De toets wordt digitaal afgenomen
en is geheel computerscoorbaar
Beschikbaar stellen van een
(digitale) rekenmachine
2
2F en 3F
Contextloze opgaven
Contextopgaven
Met rekenmachine
80 – 85%
Zonder rekenmachine
15 – 20%
Standaardprocedure niet nodig,
wel mogelijk
Rekenmachine beschikbaar maar
niet altijd bruikbaar
3
Contextopgave waar de rekenmachine
niet bruikbaar is
1. Robbert fietst naar zijn vriend Wouter, die twee kilometer verderop woont. Als Robbert
driekwart van de weg heeft afgelegd gaat zijn fiets kapot en staat hij stil.
Waar staat Robbert?
2 km
A
B
C
D
Bij A
Bij B
Bij C
Bij D
De rekentoetswijzercommissie
verwacht dat ongeveer de helft
van de toetsscore met
gebruikmaking van de
rekenmachine behaald kan
worden
4
Wat is een contextopgave?
Een opgave met één of meer benoemde getallen
•
30% van 462,6 =
•
30% van € 462,60 = €
•
De Martinitoren in Groningen is 97 m hoog. Niels maakt een
tekening van de toren op een schaal van 1 : 1000.
Hoe hoog wordt de toren in de tekening van Niels?
Domeinen
2F en 3F
Meten
Getallen
Verhoudingen
Verbanden
Meetkunde
6
Grafiekopgave
3F
1. In de grafiek hieronder zie je de gemiddelde temperatuur in Nederland in de maand mei.
In 2010 was er een koude meimaand, de gemiddelde temperatuur was toen 10,5 ⁰C.
In hoeveel meimaanden sinds 1910 was de meimaand gemiddeld kouder dan in 2010?
A.
2
B.
5
C.
8
D.
meer dan 10
7
Verhoudingsopgave
3F
8
Download