Examen biologie december

advertisement
Examen biologie december
H1 biologie
verschillende soorten organismen
Naamgeving:2 ledige wetenschappellijke naam: geslachtsnaam gevolgd door soortnaam
tijger
leeuw
kat
Panthera tigris
leo
Felis
catus
Felidae
Indeling in 5 rijken:
1 celligen
Moneren:1 cellig,kern zonder kernmembraam,prokaryoot,erfelijk materiaal los is cytoplasma
Protisten: 1 cellig, kern met kernmembraam, eukaryoot
Meercelligen
Schimmels:eukaryoot, 1- als meercellig, Celwand uit chitine, geen chloroplasten.
Planten : eukaryoot, meercellig, celwand uit cellulose,chloroplasten(autotroof)
Dieren:eukaryoot, meercellig, geen celwand, geen chloroplasten
3 domeinen:
Archaebacterien: verschil met bacterien bouw,structuur,erfelijk materiaal,celwand
bacterien :
eukaryoten: dieren planten en schimmels, zijn uit eukaryote cellen opgebouwd
Chloroplasten: bladgroenkorrels = chloroplasten
fotosynthese = proces waarbij chloroplasten energierijke stoffen aanmaken met behulp van zonneenergie
Autotroof = zelfvoorzienend
Heterotroof = niet-zelfvoorzienend
oef Indeling van de protisten:
Kenmerk
Dieren
Planten
Schimmels
eencellig
X
meercellig
X
chloroplasten
X
Geen
chloroplasten
X
X
X
X
X
celwand
Geen celwand
Protisten
X
X
X
Ecologisch belang:
Algen:
– belangrijke voedselbron voor heterotrofe organismen
– zuurstofproductie
Protozoa = heterotrofe protisten
X
Manier van voortbewegen:
Flagellata (geseldiertjes)
Ciliata (trilhaardiertjes)
Pantoffeldiertjes(zwemmen)
Amoëbe(schijnvoetjes) kruipen
De planten
kenmerken:
– eukaryoot
– meercellig
– celwand van cellulose
– chloroplasten
– autotroof
– grote centrale vacuole
eukaryote plantencel --
Houtvaten:
bevinden zich aan binnenkant van de vaatbundel & door cohesie, adhesie en oppervlaktespanning
kan het water 10 tallen meters ingaan en dat is opwaartse sapstroom
Mossen:
behoren tot de vaatloze planten
hebben geen stengels en wortels dus gebruiken ze i.p.v. Wortels draadvormige uitlopers of rhizoïden
Zaadplanten: grote groep planten verm. Zich met behulp van zaden
Naakt – en bedektzadigen:
naaktzadigen of gymnospermen zijn te herkennen aan naald-en schubvormige bladeren
bedektzadigen of angiospermen zijn zaden omgeven door vruchtweefsel zijn te herkennen aan
hun bloemen en vruchten.
Zaadlobben:
1 zaadlobbigen(monocotylen): onderscheiden aan klasse en vorm en bouw
2 zaadlobbigen(eudicotylen): onderscheiden aan klasse en vorm en bouw
Schimmels
gelijknissen met dier:
beide heterotroof
beide nemen ze voedingstoffen op d.m.v adsorptie
beide slaan ze teveel voedsel op in de vorm van glycogeen
Bouw van schimmels:
1 celligen: bv gist wordt gebruikt om geneesmiddelen te maken
Meercelligen: vertakte draden = mycelium
myceliumdraden of filamenten = hyfen
hyfe = achter mekaar geschakelde cellen (al dan niet) gescheiden door een tussenwand(septum)
Voortplanting van schimmels:
zowel gesclachtelijk als ongeslachtelijk
paddestoelen zijn vruchtlichamen na geslachtelijke voorplanting
Belang van schimmels:
Nuttig
Schadelijk
Productie voeding
Ziektes
Eetbaar
Giftig
Productie antibiotica
Voedselbederf
Afbraak organisch afval
Hallicigene werking
Samenleving met andere organismen:
Mycorhizza = dergelijke samenwerking
Mutualisme of coöperatie = zijn voordelig voor beide partijen
Parasitime = gastheer lijdt schade bv longaandoening en voetschimmel
Dieren
Kenmerken:
– eukaryoot
– meercellig
– geen celwand
– geen chloroplasten
– heterotroof
Weefseltypes:
weefsel is opgebouwd uit cellen met gelijkaardige bouw en functie,staan met elkaar in verband
Meeste dieren ----- gespecialiseerde weefsels
sponzen vormen uitzondering: opgebouwd uit meerdere cellen veranderen van functie en plaats
samen zijn zij de Stam van de sponzen
Symmetrie:
evenwichtige verdeling van lichaamsdelen
straalsgewijze of radiale symmetrie --- cirkel buisvormig --- stam van neteldieren bv platworm en
zeester
2 zijdige of bilaterale symmetrie kan je in 4 delen doen
Chorda:
sommige dieren ontwikkelen in embryonale fase een chorda --- stam van chordadieren
Wat is het ? Een langwerpig stijf maar buigzaam orgaan aan rugzijde van het embryo
chordadieren krijgen later i.p.v chorda een wervelkolom --- onderstam van gewervelden of
vertebraten
dieren zonder chorda noemen we ongewervelden of invertebraten
Skelet:
alle gewervelden --- inwendig of endoskelet – ondersteunt lichaam en beschermt organen
sommigen hebben een uitwendig of exoskelt zoals de kreeft
Darmzak:
primitieve holte waarin vertering plaatsvindt bij sommige dieren is er 1 opening opname en afname
---- stam van platwormen
bij anderen dan weer 2 holtes mond en anus = doorlopend darmkanaal
Lichaam:
stukken achter mekaar geschakeld = gesegmenteerd bv bij wesp
elk stukje of segment is van het vorige gescheiden door tussenwand
segmenten kunnen ook versmolten zijn tot grotere eenheden
Gelede aanhangsels:
aan de segmenten van insecten zitten aanhangsels die dien voor --- beweging,voeding en
voortplanting
zijn opgebouwd uit meerdere delen vandaar geleedpotigden
Klasse
Naam
Kenmerk
Insecten
Huisvlieg,wesp
6poten,3delen
Schaaldieren
Kreeft,krab
10 poten, 2 delen
Veelpotigen
Miljoenpoot,duizendpoot
Veel poten en veel delen
Spinachtigen
Kruisspin,schorpioen
8 poten,2 dlene
Bloedsomploop:
Gesloten bloedsomploop : systeem van buizen dus niet los tussen cellen
Dubbele bloedsomploop: bloedsomploop bestaat uit 2 delen bloed gaat van hart naar longen
---verzameling zuurstof --- hart ---- zuurstofrijk bloed vanuit hart
naar heel het lichaam –hart.
Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomploop hart – kiemen—rest lichaam
Voortplanting:
uitwendige bevruchting : wijfjes van vissen en amfibieën stoten eitjes uiten man spuit zaadcellen
eroverheen
inwendige bevruchting: de reptielen vogels en zoogdieren bevrucht de zaadcel het eitje in het
lichaam
Lichaamstemperatuur
reptielen vissen en amfibieën ----- hebben geen constante lichaamstemperatuur omdat ze geen
systeem hebben daarvoor --- koudbloedig ofectotherm
zoogdieren --- constante lichaamstemperatuur, dankzij regelsysteem --- warmbloedig of
endotherm
Ontwikkeling bevruchte eicel
bij zoogdieren: embryo ontwikkelt volledig binnenin het lichaam na geboorte worden diertjes
gezoogd
Bij anderen gewervelden: embryo ontwikkelt zich in ei buiten het lichaam
zie schema voor het klasseren van de dieren
H2 Biologie
Voorkomen, bouw en indeling van bacteriën
Bouw:
– klein
– prokaryoot
– geen celpartimentering
– cytoplasma omgeven door celmembraam
– celwand(stevig & goede bescherming tegen omgevingsfactoren)
Indeling:
indelen op basis van uitwendige vorm
● bolvormige bacteriën of kokken
monokokken,streptokokken,stafylokokken
● Staafvormige bacteriën
kunnen recht zijn zoals de bacillen
● Spiraalvormige bacteriën
spirillen, spirocheten
● kommavormige bacteriën of vibrionen
stafylokokken
spirocheten
bacillen
streptokokken
Gramkleuring :
Chemische samenstelling van celwand
Gramnegatieve: dunne celwand
Grampositieve: dikke celwand
Vermenigvuldiging en omgevingsfactoren:
bacteriën vermenigvuldigigen zich spectaculair snel
Erfelijk materiaal verantwoordelijk voor resistentie tegen een bepaald antibioticum
Omgevingsfactoren:
Zuurstofgehalte
Aerobe bacteriën hebben O2 nodig Leven in een zuurstofrijk of aeroob milieu
Anaerobe bacteriën hebben geen O2 nodig Leven in een zuurstofarm of anaeroob milieu
Vochtigheid:
Hoe meer water hoe sneller bacteriën groeien
Invloed op houdbaarheid van voedsel:droog voedsel zal langer goed blijven
:bv. droge koekjes en bloem suiker en zout onttrekken water uit voedsel en zorgen ervoor dat
het langer goed blijft
bv. confituur en gepekeld voedsel
Temperatuur
- Bacteriën die bij de mens ziektes veroorzaken:tussen 35 - 40 °C
- Bacteriën die zorgen voor voedselbederf: tussen 5 - 20 °C
- Bij vriestemperaturen (onder 0 °C) groeien bacteriën niet meer
Ze zijn niet dood maar verkeren in een slaaptoestand
Zuurtegraad
Bacteriën groeien het best in een neutraal milieu
Wanneer het te zuur of te basisch is stoppen bacteriën moet groeien
opslag in azijnzuur
bv. augurken
Voedingsstoffen
Bacteriën voeden zich met:
organische bestanddelen
mineralen
Ultraviolette stralen
- Bacteriën zijn zeer gevoelig aan UV straling afkomstig van de zon
- Voorbeeld: in de bergen is er meer UV straling
In berglucht zitten minder bacteriën dan in lager gelegen gebieden
UV lampenworden gebruikt om ruimtes en water te ontsmetten (bacterievrij te maken)
Giftige stoffen
Heel wat stoffen hebben een remmende invloed op de groei van bacteriën = gifstoffen
Antibiotica
- giftige stof die de groei van bacteriën stopt
- resistentie
- om resistentie te vermijden moeten we antibiotica zo weinig mogelijk gebruiken
Conserveermiddelen
–
bacterieel bederf tegen gaan
–
houdbaarheid van voedsel verlengen
Belang van Bacteriën
Belangvan bacteriën in natuur
saprofieten = organismen die zich voeden met rottend materiaal
Mineraliseren = organische stoffen terugzetten in mineralen
degenen die dit doen noemen we de reducenten
stikstofoffixatie = bacterien veranderen stikstof → organisch materiaal
Nitrificerende bacteriën = amonium verbinden met zuurstof tot nitraten
Stikstofkringloop
Invloed van bacteriën op gezondheid van mens:
Positieve invloeden
Darmflora
- in onze spijsvertering
- verzameling van 400 soorten bacteriën
- evenwicht tussen goede en slechte bacteriën
– zorgt voor goede spijsvertering en beschermt
– ons tegen infecties probiotica
Negatieve invloeden
Pathogene bacteriën
- ziekteverwekkende bacteriën
- komen binnen via lucht, voedsel, wondjes of direct contact met andere mensen
Voedselvergiftiging
- door gebrek aan hygiëne of slecht bewaren van voedsel
- voorkomen door eten te bakken en te koken
bacteriën produceren gifstoffen die ons ziek maken
Soa's (seksueel overdraagbare aandoeningen)
- geslachtsziektes
- via seksueel contact
- sommige soa's worden veroorzaakt door bacteriën
De bescherming van levensmiddelen tegen bacterieel bederf
Steriliseren - doden van organismen - door verhitting, UV licht en chemische middelen
UHT-sterilisatie - ultra hoge temperatuur - kortstondig verhitten tot 180 °C
Invriezen - bacteriën stoppen met vermenigvuldigen
Bewaarstoffen - conserveermiddelen - verlengen de houdbaarheid
Pekelen
–
gamma of röntgestraling
Bestralen
–
bewaren van levensmiddelen in zout
Download