Leesbegrip remediëren Talenbeleid • Met dank aan Christel Van Vreckem Mogelijke aanpak – praktijkvoorbeeld logopedie Stichting Lezen: http://slideplayer.nl/slide/1898727/ Stichting Lezen: http://slideplayer.nl/slide/1898727/ Stichting Lezen: http://slideplayer.nl/slide/1898727/ Woordenschatontwikkeling: invloeden Taalmilieu Impliciete en expliciete aandacht voor woorden Woordenschatdidactiek Motivatie Taalmilieu en aantal gehoorde woorden per uur Laag taalmilieu: 620 Gemiddeld taalmilieu: 1250 Hoog taalmilieu: 2150 Leerpiramide van Bales Belang van actief gebruik van de woorden Belang van taaluitwisseling Laat leerlingen luisteren naar EN spreken met elkaar Begrijpen wat je leest … Begrijpen wat je leest is … een samenhangend beeld of een representatie van de inhoud van een tekst construeren in het geheugen. Leesstrategieën gebruiken Leesstrategieën leerplan Nederlands Communicatieve situatie Wie? Wat? zender (spreker, schrijver) boodschap Aan wie? Bedoeling? ontvanger (luisteraar, lezer) bedoeling In welke/situatie omstandigheden…. ? situatie Weg en middelen? so kanaal Bart Masquillier en Marleen Lippens Waarover? relatie boodschap werkelijkheid Hoe? Effect? so effect 14 Begrijpend lezen remediëren Inhoud Beïnvloedende factoren BL Belangrijke denkcategorie ën bij BL Vragen Van Vreckem, C., Axters, B. 2011 Begrijpend lezen: beïnvloedende factoren BL: complex proces ≠ beïnvloedende factoren kindgebonden, tekstgebonden en tekst- en ‘kindoverstijgende’ factoren diversiteit aan problemen met BL ook bij allochtone kinderen Technisch lezen Vaardigheden Taalvaardigheden/Verbaal begrip Leesstrategieën Interpreteren impliciete informatie paragraaf- en tekstniveau Kennis Tekstkenmerken Alg. cognitieve vaardigheden Motivatie Woordenschat Onderwerp tekst Redeneren Tekstsoort Tekstorganisatie Geheugen Metacognitief bewustzijn Didactiek Genetische basis Kennis onderwerp tekst Voorkennis Inhoud Ervaringen Emoties DUS OOK CULTUUR! Gelezen tekst begrijpen = combinatie tekstkennis/voorkennis Denkprocessen weergegeven in een model =Selectie van te beoordelen/ te remediëren beïnvloedende factoren Denkcategorieën BL: model (De Paepe, Desoete, Van Vreckem & Van Hove, 2004) Verbaal begrip (microniveau) WOORDEN betekenisnuances betekenis morfologisch bepaald betekenis syntactisch bepaald ZINNEN voegwoorden, anafora BEELDSPRAAK Geheugen Interpretatie (meso- en macroniveau) INTERPRETATIE MESONIVEAU Elaboratieve inferenties instrumentele, causale, categorale, logische inferenties Overbruggingsinferenties given new anaforische inferenties INTERPRETATIE MACRONIVEAU analyse en synthese Geheugen Extrapolatie voorspellen toepassen Verbaal begrip Wat ? Taalbegrip in relatie tot context gelezen tekst > woordenschatkennis Betekenis van complex woord, zin, beeldspraak duiden Microniveau = woord- en zinsniveau Verbaal begrip Hoe ? Via woordanalyse, via afleiding uit de context, zoeken van een reeds gebruikt synoniem, ... Gebruik makend van morfologische, syntactische en semantische aanwijzingen Enkel tekstuele informatie Verbaal begrip Complexe woorden : begrijpen van betekenisnuances (kwaad, woorden met gradatieverschil (zwaar- woordbetekenissen bepaald door hun morfologische opbouw (kleinste, ondenkbaar) begrijpen van woordbetekenissen op syntactisch niveau (bank, bord) woedend) loodzwaar) Verbaal begrip Zinsniveau Samengestelde zinnen voegwoorden koppelen van verwijswoorden aan antecedenten in 1 zin Passiefzinnen Beeldspraak en figuurlijke taal Uitdrukkingen Vergelijkingen Metaforen Verbaal begrip Syntaxis/morfologie – relatie BL Helpt o.a. bij het corrigeren van leesfouten Hij leest 2 boeken. bij interpreteren vb. “Dit is de tweede keer dat ik je roep.” Probleem kinderen voor allochtone Taalvaardigheden 20% verschillen niveau tekstbegrip te verklaren door verschillen (mondelinge) taalvaardigheid (Hoeks, 1995) ‘in gevaar voor BL’: Taalstoornissen Allochtone kinderen Kansarme kinderen Woordenschat 7% verschillen BL verklaard door verschillen passieve woordenschat NIET DE EXCLUSIEVE VERKLARING VOOR PROBLEMEN BL ALLOCHTONE KINDEREN Denkcategorieën BL: model (De Paepe, Desoete, Van Vreckem & Van Hove, 2004) Verbaal begrip (microniveau) WOORDEN betekenisnuances betekenis morfologisch bepaald betekenis syntactisch bepaald ZINNEN voegwoorden, anafora BEELDSPRAAK Geheugen Interpretatie (meso- en macroniveau) INTERPRETATIE MESONIVEAU Elaboratieve inferenties instrumentele, causale, categorale, logische inferenties Overbruggingsinferenties given new Anaforische inferenties INTERPRETATIE MACRONIVEAU analyse en synthese Geheugen Extrapolatie Voorspellen Toepassen Interpretatie = het leggen van relaties tussen impliciete informatie in de tekst = infereren Soorten Lokaal in de tekst ↔ verder Op basis van kennis ↔ tekstelementen (Kintsch & Kintsch, 2003) Interpretatie 2 soorten : Mesoniveau : = relaties leggen tussen niet-letterlijke gegevens in een paragraaf Elaboratieve inferenties Overbruggingsinferenties Macroniveau: relaties leggen in hele tekst Interpretatie: mesoniveau Elaboratieve inferenties = voorkennis van de lezer wordt toegevoegd aan de tekst Eigen kennis Ervaringen Emoties interpretatie = integratie tekstkennis en voorkennis Interpretatie: mesoniveau 4 soorten elaboratieve inferenties: Instrumentele inferenties Causale inferenties (belangrijkste Categorale inferenties Logische inferenties (Vandenbroeck, P, 2005)) Causale inferenties = zoeken van impliciet vermelde oorzaak- gevolg relaties Instrumentele inferenties = impliciet vermelde middel-doelrelaties zoeken VW: tekst lezen om antwoord te kennen > algemene kennis oproepen ≠ tekstuniversele vragen dit denkproces/ type denkvraag: niet in elke tekst Voorbeeld instrumentele inferenties Dieter gaat met de fiets naar school. Hoe kan hij nog naar school gaan? (geen begripsvraag) Met welke vervoermiddelen uit de tekst kan Dieter naar school gaan? (wel begripsvraag) Categorale inferenties = het indelen van begrippen in klassen Via integratie voorkennis en tekstkennis ≠ tekstuniversele vragen OPM: inzicht/begrip wordt met deze vraag niet altijd getoetst ‘gevaar’ bij dit soort vragen dit denkproces/ type denkvraag: niet in elke tekst Voorbeeld categorale inferenties Dieter rolt zijn boterhammen in aluminiumfolie. Hoe kan je je boterhammen nog meenemen?(geen begrip nodig) Op welke manier kan Dieter zijn boterhammen verpakken? Baseer je op de tekst voor het antwoord. Logische inferenties Logisch redeneren Voorkennis oproepen en integreren met inhoud te lezen tekst Voorbeeld logische inferentie “Dit is de laatste keer dat ik je roep.” Hoe voelt zijn moeder zich? Boos Blij Bang Hoe voelt Dieter zich wanneer hij bedenkt dat hij op milieudag zijn boterhammen in aluminiumfolie gestopt heeft? Verschil in moeilijkheidsgraad! Denkcategorieën BL: model (De Paepe, Desoete, Van Vreckem & Van Hove, 2004) Verbaal begrip (microniveau) WOORDEN betekenisnuances betekenis morfologisch bepaald betekenis syntactisch bepaald ZINNEN voegwoorden, anafora BEELDSPRAAK Geheugen Interpretatie (meso- en macroniveau) INTERPRETATIE MESONIVEAU Elaboratieve inferenties instrumentele, causale, categorale, logische inferenties Overbruggingsinferenties given new anaforische inferenties INTERPRETATIE MACRONIVEAU analyse en synthese Geheugen Extrapolatie voorspellen toepassen Interpretatie: mesoniveau Overbruggingsinferenties 2 samenhang tussen zinnen begrijpen koppeling maken tussen verschillende zinnen uit paragraaf soorten given new anaforische inferenties (belangrijkste!) (Van den Broeck, P., 2005) Given new inferenties = verband tussen 2 of meerdere opeenvolgende ideeën moet begrepen zijn = verband tussen ‘given’ en ‘new’ informatie rekening houden met de informatie uit alle zinnen om tot de juiste conclusie te komen Anders: denkfouten Bv.‘Mama mus zet haar jong in het nest. Bij nog een jong. Hoeveel jongen heeft mama mus?’ Dit type denkcategorie: niet in elke tekst (vlot) te vinden Anaforische inferenties verwijzen naar antecedent dat reeds vermeld werd Zorgen voor samenhang in tekst Soorten : persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende voornaamwoorden ... gesubstantiveerde bezittelijke voornaamwoorden … Denkcategorieën BL: model (De Paepe, Desoete, Van Vreckem & Van Hove, 2004) Verbaal begrip (microniveau) WOORDEN betekenisnuances betekenis morfologisch bepaald betekenis syntactisch bepaald ZINNEN voegwoorden, anafora BEELDSPRAAK Geheugen Interpretatie (meso- en macroniveau) INTERPRETATIE MESONIVEAU Elaboratieve inferenties instrumentele, causale, categorale, logische inferenties Overbruggingsinferenties given new anaforische inferenties INTERPRETATIE MACRONIVEAU analyse en synthese Geheugen Extrapolatie Voorspellen Toepassen Interpretatie: macroniveau Leggen van verbanden in de hele tekst Volledige tekst analyseren Delen uit tekst synthetiseren Verband meerdere elementen uit verschillende paragrafen Voorbeelden: karakter van personage beschrijven titel geven aan tekst hoofdgedachte zoeken,.... Denkcategorieën BL: model (De Paepe, Desoete, Van Vreckem & Van Hove, 2004) Verbaal begrip (microniveau) WOORDEN betekenisnuances betekenis morfologisch bepaald betekenis syntactisch bepaald ZINNEN voegwoorden, anafora BEELDSPRAAK Geheugen Interpretatie (meso- en macroniveau) INTERPRETATIE MESONIVEAU Elaboratieve inferenties instrumentele, causale, categorale, logische inferenties Overbruggingsinferenties given new anaforische inferenties INTERPRETATIE MACRONIVEAU analyse en synthese Geheugen Extrapolatie Voorspellen Toepassen Extrapolatie • Soorten voorspellen • • • Voor het lezen Tijdens het lezen Na het lezen (extrapolatie) Verder redeneren over inhoud tekst na lezen volledige tekst “Deep understanding” (Kintsch& Kintsch) Extrapolatie Concrete handelingen Voorspellen vb. hoe verhaal verder gaat Toepassen = tekst gebruiken om inhoud toe te passen in andere situatie Geheugen Gelezen Op info moet onthouden worden micro-, meso- en macroniveau