Het klimaat door de eeuwen heen

advertisement
Klimaat
tekst Johan Démoed
J
Jan Buisman, opsteller van
de weercanon: „Extremen
zijn van alle tijden”
Niets
nieuws
onder
de zon
Al vroeg werd Jan Buisman door de weermicroben gebeten, zoals de Vlamingen dat
zo mooi zeggen. „Weer, wind en water hebben mij altijd geïnteresseerd.”
De 87-jarige historisch-geograaf die, in samenwerking met het KNMI, de West-Europese weersgeschiedenis van duizend jaar
in kaart bracht, groeide op in Culemborg.
Zijn eerste bewuste kennismaking met het
weer dateert van februari 1929. „Als je bij
42
ons de Lek wilde oversteken, nam je de
pont. Dat doe je trouwens nog, maar in
de strenge winter van 1929 vroor de rivier
stevig dicht. Waar zich anders het water
kolkend voortbewoog, lag nu een zandpad. Daarover kon je droogvoets naar de
overkant wandelen.”
Een andere ervaring die een onuitwisbare
indruk op de jonge Jan achterliet, was de
hevige sneeuwval van 1933. „Zowel aan
het begin als aan het eind van dat jaar viel
die in overvloed,” herinnert Buisman zich
nog als de dag van gisteren. „Het plakte
onderweg naar school zo aan je klompen
dat je na een poosje op een soort pilaren
van sneeuw liep. Het gevolg was dat je
klomp brak, letterlijk.”
Buisman woonde toen in Borculo, een
stadje dat in augustus 1925 wereldnieuws
werd. Wederom maakten de natuurkrach-
augustus 2012
Niets is zo veranderlijk en onvoorspelbaar als het weer, maar één
ding is wel duidelijk: weersextremen zijn van alle tijden. Ook de
warme periode die de vorige eeuw typeerde, is niets
nieuws onder de zon. Als er
iemand is die daar meer over kan
zeggen, dan is het wel Jan Buisman uit Den Haag.
ten indruk op hem. Overal zag hij nog de
sporen van wat de bewoners ‘de cycloon’
noemden: heel veel nieuwe daken en een
verwrongen lantaarnpaal. Zijn ouders vertelden hem over de dreigende, bizar gekleurde wolken en de wervelwind die op 10
augustus 1925 de Achterhoek
had gegeseld (zie kader pag.
44).
bizar gekleurde
wolken gingen vooraf
aan de wervelwind die
borculo geselde
weercanon
Jan Buisman –die jarenlang leraar was op het basis- en voort-
gezet onderwijs en pas op latere leeftijd
als historisch-geograaf afstudeerde– heeft
met zijn meteorologische canon van WestEuropa een knap staaltje werk afgeleverd.
Zijn weerkronieken kenmerken zich door
een lage leesdrempel. Abstracte feiten
rond temperatuur, windsnelheid, luchtdruk enzovoort worden in de regel samengevoegd tot een prettig leesbare schets
van de behandelde periode. Daarbij geeft
43
de auteur telkens aan in welke maatschappelijke en politieke situatie –met name–
Nederland verkeerde. Hieruit blijkt maar al
te vaak welk een belangrijke rol het weer
in de geschiedenis speelde.
Kolkende watermassa
In het collectieve geheugen van de Nederlander staat het jaar 1953 gelijk aan de watersnoodramp in zuidwest Nederland. Niet
verwonderlijk: de ramp was verschrikkelijk.
Meer dan 1800 mensen kwamen om in de
kolkende watermassa en nog steeds zijn
er overlevenden die kunnen vertellen hoe
deze zwarte bladzijde in de Nederlandse
geschiedenis eruitzag.
Buisman: „Heel veel slachtoffers vielen op
Schouwen-Duiveland. Op Goeree-Overflakkee vielen, afgezien van Oude en Nieuwe
Tonge, veel minder doden. Dat eiland heeft
namelijk een relatieve bolvorm en viel snel
weer droog. Schouwen-Duiveland niet, dat
is komvormig. Toen daar de dijken door-
braken, stroomde
het eiland vol als
een teil. Dat leidde
tot honderden doden.”
Toen het water
Zeeland
overspoelde, had de
storm een windkracht 10. Fors,
maar nog geen
orkaankracht. Wel
was het springtij
op het moment
dat de golven aanzwollen. „Maar,” zegt
Buisman, „het effect van het springtij werd
tenietgedaan door de grote afstand die er
op dat moment was tussen de aarde en de
maan.” Daardoor was er een minder sterke
vloed dan wanneer de maan en aarde dichter bij elkaar hadden gestaan. „Gunstig
was ook dat het water in de rivieren niet
zo hoog stond als in januari 1953.” Vol-
gens Buisman was
de storm van 1953,
meteorologisch gezien, niet heel bijzonder. Het stormde
wel langdurig en
het stormveld was
groot; veel dijken
waren niet hoog genoeg om het gebeuk
van de golven te
kunnen weerstaan.
Jan Buisman
Daarbij komt dat het
hogtepunt van de
storm ‘s nachts was, toen iedereen sliep.
Dat zorgde voor het hoge dodental.
tuchtiging
In historisch perspectief gezet is 1953 een
stormvloed zoals er meer waren. En sommige vloeden eisten zelfs nog veel meer
slachtoffers. Wat te denken van de stormvloedramp in 1717? Toen zijn er in Neder-
Amerikaanse praktijken in Nederland
Het is 87 jaar geleden dat
‘ongekend hevig onweder’
de Achterhoek trof. Het
gebeurde na een zwoele
zomerdag in augustus.
Met name Borculo werd
zwaar getroffen. Bij
Didam, zo’n 50 kilometer
verderop, zagen mensen
plotseling ‘een hooge
grijze zuil, welke steeds
nader kwam, en welke
op haar weg alles meesleurde.’
‘Het is of men een Amerikaansch verhaal leest van
In Borculo bleef
in 1925 bijna niets
heel toen ‘de cycloon’
over het dorpje raasde.
44
de verwoestingen, door een
tornado aangericht’, noteert
de hoofdredacteur op de voorpagina van de avondeditie van
Het Vaderland van 11 augustus 1925. Ook de NRC van die
dag doet verslag van Borculo’s
verwoesting, die on-Nederlands aandoet: ‘De algemeene
aanblik doet denken aan een
geweldige aardbeving.’
Wat Borculo verwoestte, was
mogelijk een tornado met een
diameter van één tot twee
kilometer. Het kan volgens
kenners ook een macroburst
zijn geweest. Dat verschijnsel
treedt op als een grote hoe-
veelheid lucht door verdamping
ineens afkoelt. Daardoor stort
de lucht hard naar beneden en
manifesteert zich aan de grond
in de vorm van buitengewoon
zware windstoten.
Loeiende orkaan
Aan deze storm ging een
stilte vooraf. De NRC meldt:
‘Omtrent hetgeen precies
geschied is, vernamen wij dat
even voor 7 uur een angstwekkende windstilte intrad,
terwijl de wolken zich in
loodzwart kleurden. Het was
drukkend zoel en het werd
geheel donker. In het westen
van het stadje stak
plotseling een hevige
wervelwind op, die
voortdurend in hevigheid toenam. Een
vreselijk windgehuil
en geloei, zooals men
nog nimmer gehoord had, steeg op.
Onmiddellijk gevolgd
door een ontzettend
gekraak en oorverdoovend lawaai van
instortend gesteente,
vallende dakpannen en neerslaande
boomen. (…) Toen men reeds
in het westelijk gedeelte van
de plaats alleen nog den in
stroomen neergutsenden
regen en den kletterenden
hagel hoorde, vernam men nog
steeds in de verte het loeien
van den orkaan in het overige
gedeelte van Borculo.’
weggeslingerd
De menselijke tragedie achter
deze ramp wordt pas echt
duidelijk als de NRC-verslaggever inzoomt op het lot van
één van de ‘prooien’ van de
wervelwind: ‘De daggelderswoning van Vroon was een
nieuwe prooi van den orkaan.
De man en vrouw bevonden
zich in het voorhuis met de
kinderen, toen dit gedeelte
instortte. De bewoners vluchtten naar buiten, doch werden
gegrepen door den wind. De
man werd opgenomen en een
tiental meters verder neergesmakt en de vrouw onderging
hetzelfde lot en bleef bewusteloos liggen. De woning ligt
geheel tegen den grond.’
weet meer:
n
n
www.tiny.cc/Borculo1
www.tiny.cc/Borculo2
augustus 2012
land meer dan 2000 doden gevallen; in
heel West-Europa volgens tellingen zo’n
13.300. Een noordwesterstorm raasde in
de kerstnacht van 1717 over de Nederlandse kust, tot aan Denemarken toe.
Ook in 1775 was er een zware stormvloedramp. Toen werd met name de driehoek
Gouda-Rotterdam-Dordrecht
getroffen.
„Altijd weer dat benedenrivierengebied,”
mijmert Buisman. „Als er stormvloeden
zijn, wordt dat gebied altijd getroffen. Het
waren de ‘wateren der tuchtiging’, zoals ze
toen werden genoemd. De mensen daar
waren heel godsdienstig en recht in de
leer, maar toch trof hen telkens al die ellende. Daar verwonder ik me weleens over.
Waarom juist dit gebied, terwijl bijvoorbeeld het ‘heidense’ Amsterdam droge
voeten hield..?”
Door veel mensen werd de
vloed van 1775 –en in 1776
volgde er alweer een!– gezien als een goddelijke
straf op het loslaten van
de psalmberijming van Datheen en de invoering van
een nieuwe psalmberijming
(1773).
Indicatie van temperatuur en maritimiteit per kwarteeuw in het tijdvak: 751-2000
Duidelijk beneden
gemiddeld
Beneden gemiddeld
Gemiddeld a/d
positieve kant
Boven gemiddeld
Gemiddeld a/d
negatieve kant
Duidelijk boven
gemiddeld
lm = Maritimiteitsindex
Gemiddeld = tijdvak 1001-2000
Het tijdvak 751-1100 is minder betrouwbaar
TIJDVAK:
Winter LENTE ZOMER HERFST
JAAR
lm
751-775
776-800
801-825
826-850
851-875
876-900
901-925
926-950
951-975
976-1000
1001-1025
1026-1050
1051-1075
1076-1100
1101-1125
1126-1150
1151-1075
1176-1200
1201-1225
1226-1250
1251-1275
1276-1300
1301-1325
1326-1350
1351-1375
1376-1400
1401-1425
1426-1450
1451-1475
1476-1500
1501-1525
1526-1550
1551-1575
1576-1600
1601-1625
1626-1650
1651-1675
1676-1700
1701-1725
1726-1750
1751-1775
1776-1800
1801-1825
1826-1850
1851-1875
1876-1900
1901-1925
1926-1950
1951-1975
1976-2000
De stormvloedramp die alle
rampen in de Nederlandse
geschiedenis overtrof, was
toch wel de Allerheiligenvloed in 1570. Volgens Buisman kent die zijn weerga
niet: „Het hele kustgebied
van Vlaanderen tot
Denemarken
werd
getroffen. Het was
tijdens de storm ook
nog eens springtij, de
afstand aarde-maand
was klein en de rivieren stonden hoog!
Alles zat tegen. Het
waterpeil in Scheveningen was hoger
dan in 1953: omgerekend 4 meter boven
NAP tegenover 3,97
meter boven NAP in
1953. In een dorp bij
Emden staat nog een
kerktoren met daarop
het stormvloedmerk
dat zelfs 4,40 meter
boven NAP aanwijst.
Er verdronken toen
in Friesland rond de
3.000 mensen, en in
totaal (met inbegrip
van Oost-Friesland)
meer dan 20.000!”
verwoestende Tornado
Utrecht, 22 juli 1674, tegen
zeven uur in de avond. Er
is onweer op komst. De
wind steekt meer en meer
op. Het is woensdagavond
en dan zijn de kerken
open. Het is druk op straat.
Maar als de wind aanzwelt
tot stormkracht, haast
iedereen zich om voor de
bui binnen te zijn. Bezorgd
luistert men naar het
geloei van de wind en het
geraas van vallende stenen
en glas. Wie zich rond
halfacht buiten waagt,
kijkt verbijsterd om zich
heen: een en al puin, glas
en ontwortelde bomen.
Wie omhoog kijkt, ziet
de Domtoren nog staan,
maar het middenschip
(waarvan de steunberen
ontbraken!) ligt in puin. De
enorme hoop stenen is nog
jarenlang vindplaats voor
bouwmateriaal.
Bron:
Extreem weer!, drs. J. Buisman, uitgeverij Van Wijnen,
ISBN 9789051943580, €49.50
n
Wie omhoog
kijkt ziet de Domtoren nog staan, maar
het middenschip ligt
in puin.
Klimaatverandering
Helaas zijn watersnoodrampen van
dere periodes in het klimaat. Om hiervan
een beeld te krijgen, heeft Folkert IJnsen
in Stiens –op basis van de gegevens van
Buisman– de temperatuur van de afgelopen duizend jaar in beeld
gebracht; zie figuur hiernaast.
Zo ontstond een diagram
waarin duidelijk drie perioden te zien zijn: twee met
veel rode vakjes (warmer)
en een tussenliggende periode met veel blauwe en
paarse vakjes (kouder).
Buisman legt uit: „De eerste is het Middeleeuwse Klimaatoptimum (eindigend
De storm van 1953 was,
meteorologisch gezien,
niet heel bijzonder:
1570, 1717 en 1775 waren
ook verschrikkelijk
alle tijden. Wat ook van alle tijden is,
is het optreden van warmere en kou-
F. Ynsen, mei 2009
45
in 1430 na Christus), de tweede de Kleine
IJstijd (1430 tot circa 1850) en de derde het
Moderne Klimaat-Optimum, waar we nu in
zitten. De hele Tachtigjarige Oorlog en de
Gouden Eeuw vielen dus binnen de Kleine
IJstijd. Alle gegevens zijn voor perioden
van 25 jaar samengevoegd,
het laatste jaar
is 2000. Wist je
trouwens dat
het alweer zes
jaar geleden is
dat de laatste
twee hittegolven zich voordeden?” Volgens Buisman is
dat opmerkelijk. Ook bleven tot twee jaar
terug de zonnevlekken uit. Dat zijn donkere plekken op de zon en hun aantal wordt
beschouwd als een maatstaf voor de activiteit van de zon.
Veel mensen denken dat de wereldtemperatuur nog steeds oploopt. „Dat klopt
niet,” benadrukt Buisman. „Sinds 1998
stagneert de stijging van de wereldtem-
peratuur, die bepaald wordt door tal van
factoren. Drie daarvan zijn erg belangrijk:
variaties in de zonnestraling, vulkanisme
en broeikasgassen.”
Vulkanisme en het menselijk toedoen
door de uitstoot van broeikasgassen,
spreken voor
zich. De variatie in zonnestraling heeft
meer
uitleg
nodig, omdat
deze nog weleens onderbelicht blijft in de
discussies over klimaatverandering. „Van
ongeveer 1640 tot 1716 was er een zonnevlekkenarme periode: het Maunderminimum. Klimatologen verklaren er (althans
een deel van) de Kleine IJstijd mee. De zon
vertoonde toen nagenoeg geen donkere
vlekken aan het oppervlak, wat betekent
dat hij minder actief was. Na 1716 waren de
zonnevlekken weer helemaal terug. Maar
nooit blijvend!” Latere perioden met wei-
Klimaatverandering
is iets van alle tijden.
„De verdroging van de
Sahara is al duizenden
jaren aan de gang”
nig zonnevlekken zijn er van 1797 tot 1835
en van 1875 tot 1935. In de jaren 1911, 1912
en 1913 was het aantal zonnevlekken nagenoeg nul. Uit KNMI-onderzoek blijkt dat
de waargenomen opwarming in de eerste
helft van de twintigste eeuw grotendeels
verklaard kan worden uit een combinatie
van een afname van de vulkaanactiviteit
(vulkanen hebben een koelend effect)
en een toename van de zonneactiviteit;
uitsluitend natuurlijke oorzaken dus. „De
menselijke factor –de uitstoot van broeikasgassen– is er pas de laatste decennia
bij gekomen. In eerdere eeuwen speelde
dit geen rol,” aldus Buisman.
Omdat Buisman geen klimatoloog is, kan
hij over de CO2-kwestie niets nieuws naar
voren brengen. „Ik denk trouwens dat er
bijna niemand is die over het toekomstige
klimaat nog iets zinnigs durft te zeggen.”
Daarmee doelt Buisman op de toenemende kritiek dat de invloed van CO2 op het
klimaat weleens sterk overschat wordt. Zo
traden ex-NASA-medewerkers onlangs kritisch naar buiten en schreef een voormalig
lid van het VN-klimaatpanel
IPCC, de Duitse chemiehoogleraar Fritz Vahrenholt, een
boek waarin hij stelt dat de
invloed van de zon op het kliIn Job –waarschijnlijk het
maat zeker zo sterk is als die
oudste Bijbelboek– staan ook
van broeikasgassen.
Extreem weer in de Bijbel
‘Zal men ook om een rotssteen des velds verlaten
de sneeuw van Libanon?’
verzuchtte Jeremia volgens
de Statenvertaling. Hij lijkt
te willen zeggen: ‘Die verkoeling verlaat je toch niet om de
dorre droogte van het veld op
te zoeken?’ Jeremia’s uitroep
kan erop wijzen dat het daar
op de Libanon rond 600 voor
Christus kouder was dan nu.
In dit hoge gebergte ligt nu
alleen ’s winters sneeuw; in
Jeremia’s tijd kennelijk ook op
het moment dat het veld dor
en droog was.
Daarbij komt dat het woord
‘Libanon’ etymologisch te
herleiden is tot het Semitische woordje ‘lbn’ dat ‘wit’
betekent. Dit kan erop duiden
dat de berg vroeger opvallend
wit was.
Omdat er onduidijkheid heerst
over de vertaling van de
Hebreeuwse brontekst melden
andere Bijbelvertalingen
overigens: ‘Zal ooit de sneeuw
verdwijnen van de (rotsen
van) Libanon?’ of iets wat
daarop lijkt. Ook dat spreekt
boekdelen.
’Zal ooit de
sneeuw verdwijnen van de (rotsen
van) Libanon?’
verwijzingen naar het toenmalige klimaat. Enkele citaten:
Job 37:9-10: ‘Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en
van de verstrooiende winden
de koude. Door zijn geblaas
geeft God de vorst, zodat
de brede wateren verstijfd
worden.’
Job 38:22-23: ‘Zijt gij gekomen tot de schatkameren der
sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien?
Dien Ik ophoude tot den tijd
der benauwdheid, tot den dag
des strijds en des oorlogs!’
Job 38:29-30: ‘Uit wiens buik
komt het ijs voort, en wie
baart den rijm des hemels? Als
met een steen verbergen zich
de wateren, en het vlakke des
afgrond wordt omvat.’
Zou Job, die in het heden ten
dage warme Midden-Oosten
leefde, verwijzen naar een
ijstijd?
weet meer:
n
46
n
www.tiny.cc/Bijbel1
www.tiny.cc/Bijbel2
niets nieuws
Waar Buisman wel stellig in
durft te zijn, is dat klimaatverandering iets van alle tijden
is. Hij schrijft: ‘De verdroging
van de Sahara is nu al duizenden jaren aan de gang (...)
De tweede-eeuwse geograaf
Claudius Ptolemaeus houdt
als jongeman een dagboek
bij en daaruit blijkt dat er
in zijn tijd in Alexandrië in
alle maanden (op één na:
augustus) regen valt. Het
dichtbevolkte Noord-Afrika is
dan de graanschuur van het
Romeinse Rijk. In de vierde
eeuw bereikt de droogte de
Mediterrane kusten en worden veel nederzettingen onder woestijnzand bedolven.
Anno 2000 zijn in Alexandrië
er van de twaalf maanden vijf
kurkdroog.’
Ook klimaatverandering is
dus niets nieuws onder de
zon. augustus 2012
Romeinen, Fransen en Duitsers
verslikten zich in het weer
Kou deed Hitler en
Napoleon de das om
Balkan. Die landen moest hij eerst weer in
het gareel brengen voordat hij in datzelfde
Vaak vergeten geschiedkundigen om
jaar (1941) besloot alsnog naar Rusland
door te stoten. „Dit gebeurde in de tweede
het weer in hun analyses te betrekken.
helft van juni en dat is veel te laat”, arguBuisman is daar juist erg op gespitst.
menteert Buisman. „Maar Hitler redeVolgens hem wordt het plaatje
neerde als volgt: hij vroeg
zijn weerdeskundigen of
er alleen maar duidelijker op
De Vandalen staken het vaak voorkomt dat er
als je het weer in je verklarindrie strenge winters achter
de dichtgevroren
gen betrekt. Hij legt de vinger bij de
elkaar waren (wat toen het
Rijn over en rukten geval was, red). Zij zeiden
val van het Romeinse rijk, maar wijst
dat dat in de vijftiende
ook op latere eeuwen: de val van Napoop naar rome
eeuw eens was gebeurd,
leon en van Hitler.
verder niet, en dus dacht
ring in Centraal-Azië een rol Hitler dat het wel kon. Met de kennis van
in de Grote Volksverhuizing nu weet ik dat Hitlers klimatologen het
die daar op gang kwam.
mis hadden,” glimlacht Buisman. „Het is
In zijn boek ‘Extreem weer’ schrijft
Verschillende Aziatische stammen, waarwel vaker gebeurd dat er drie of zelfs vier
Buisman dat klimaatverslechtering een
onder de Goten en de Hunnen, drongen
strenge winters achter elkaar waren.”
van de factoren is die het Romeinse rijk
het Romeinse rijk binnen. ‘De Vandalen
te laat
deed schudden op zijn
steken in 406 na Christus de dichtgevroOok Napoleon begon volgens Buisman te
grondvesten. In
ren Rijn over en in 455 moet Rome zijn
de eerste helft
tweede plundering ondergaan, na de plun- laat met zijn veldslag tegen Rusland, alhoewel hij daar zelf weinig aan kon doen.
van de derde
dering door de Visigoten in 410.’
„In 1812 had Napoleon te maken met een
eeuw krijgen de
verkeerd ingeschat
koude lente. Toen hij met zijn duizenden
Romeinen aan de
Ook Napoleon en Hitler verslikten zich in
paarden vanuit Polen de grensrivier naar
kust en langs de
het weer. Het is bepalend geweest voor Rusland overstak, deed hij dat ook pas
rivieren te
hun gestuite opmars. Hitler wilde
in de tweede helft van juni. Wegens de
kampen
graag Rusland (toen de Sovjetkoude lente was er in Rusland niet genoeg
met
Unie) innemen, maar kreeg
gras om alle paarden te voeden, en die
waterte maken met onrust op de
vertraging is één van de factoren geweest
die hem fataal werden.
De tocht naar Rusland
werd een drama!”
Overigens maakte Hitler
diezelfde fout: ook in zijn
leger waren duizenden
paarden die niet meer in
leven gehouden konden
worden wegens voedselgebrek en kou. ...als Hitler
schatten de
kracht van het
weet meer:
Zowel Napoleon...
weer verkeerd in.
n www.tiny.cc/extreemweer1
overlast; in de Betuwe
trekken al voor 240 veel
mensen weg; in het noorden
vertonen de terpen sporen
van overstromingen.’Ook
speelde klimaatverslechte-
n
www.tiny.cc/extreemweer2
47
Download