Herikhuizerveld Posbank 21-2-2015 WGL KNNV Voorzitter: Hans Crone voorzitter@[email protected]; Secretaris Dolly Stegink [email protected] Deelnemers: R Boer; G Boerzomerdijk; J.O. de Boois, F.F. Bos; H Crone; J.M.M. Dunnewind; P.M.N.Eldering; Elings; N Elings-Korff; H.G.van Embden; J. van Etten; L. van Etten-v.d. Hooven; H. Grotenhuis; J.C.A.M. Helsen; N. van Heusden; A. Hoff; L. Huizing; A.J. Mesland; M. Mesland; J. Nillesen; R.L.C. Remmerde; T. van Seijen; A.D. Stegink; D.J. Stegink-Damen; H. van Teeseling; M. van TeeselingPronk; G. Timmerman; P. Timmermans; L. Vullings; Th.G. Welle; Vree. Excursieleider: Herman Heskamp. Verslag: Jan Nillesen. Weer: nat, koud winterweer, hagelbuien. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 2 Herikhuizen Pleistoceen Eridanos Eemièn Herbivoren Spreng Sterrenschot Zoelen Herikhuizerveld Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 8 10 12 18 25 31 36 39 43 3 Löss Holle weg Gaspeldoorn Procesbarometer Herikhuizerveld De mythe van het tijdloze landschap Een soortenrijk gevarieerd heidelandschap Levensvormenspectrum Herikhuizerveld De famlies in het Herikhuizerveld Freatofyten spectrum Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 44 46 48 56 57 64 68 70 73 4 Lydiet Radiolariën Zandsteen Reviniënkwartsiet Taunuskwartsiet Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 78 79 81 82 83 5 Jaspis Vuursteen Klastisch Gekleurde kwarts Oostelijk grind Droogdalen Vaccinio Piceetea Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 85 86 87 88 89 100 104 6 Vaccinio –Callunetum Levensvormenspectrum Associatie Struikhei en Bosbes Freatofytenspectrum Ecologische parameters Blauwe bosbes Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 106 109 110 112 7 Het Herikhuizerveld is een heuvelachtig heideveld dat een groot deel beslaat van het Nationaalpark Veluwezoom, in de gemeente Rheden. Het veld is genoemd naar de nabijgelegen voormalige boerderij Herikhuizen. Door veel mensen wordt voor het gebied echter de naam Posbank gebruikt, naar het monument dat op een heuvel centraal in het Herikhuizerveld staat. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 8 We zagen begrazing in het Herikhuizerveld door IJslandse pony’s, Schotse hooglanders en de Rhedense schaapskudde. In het natuurgebied bevindt zich een schaapskooi. Het Herikhuizerveld ligt in een gebied met een grote verscheidenheid aan landschappen. Aan het begin van het Pleistoceen (de periode van tweeëneenhalf miljoen tot tienduizend jaar geleden) begon een aantal rivieren vanuit het oosten ons land binnen te stromen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 9 Deze rivieren moeten als voorlopers van de huidige Elbe en Weser worden beschouwd. Het gebied dat nu Veluwe heet was toen nog vlak. Er werden in die tijd dikke pakketten fijn korrelig kwartsrijk zand door de rivieren afgezet. Deze afzettingen staan in de geologie bekend onder de naam Formatie van Harderwijk. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 10 Boven op deze lagen fijn zand vinden we pakketten grover zand, de zogenaamde Formatie van Enschede. Deze zanden werden ook door de voorlopers van de Elbe en Wezer meegevoerd. De scheiding tussen de beide formaties wordt het Complex van Hattem genoemd. Dit complex bestaat uit grofzandig en grindrijk materiaal en werd ongeveer 900.000 jaar geleden afgezet. Het complex is onder koude omstandigheden gevormd. Er bevinden zich namelijk grote gesteentebrokken in, die alleen in of op ijsschotsen kunnen zijn getransporteerd . Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 11 Zo’n 700.000 jaar geleden begonnen naast deze oostelijke rivieren ook de voorlopers van de Rijn en Maas in het gebied actief te worden. Deze rivieren zetten pakketten grofzandig materiaal af die binnen de geologie bekend staan onder de naam Formatie van Sterksel. De oostelijke rivieren gingen langzamerhand hun invloed verliezen en ongeveer 250.000 jaar geleden was het hier met hen afgelopen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 12 Vanaf dat ogenblik speelden alleen de Rijn en Maas nog een rol. De lagen die deze rivieren hier toen gingen afzetten noemen we de Formatie van Urk. Gedurende de afzetting van deze formaties was de Veluwe niet één groot stelsel van rivieren maar er was sprake van een aantal rivieren die zich in de loop van duizenden jaren telkens verlegden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 13 Het klimaat in het Pleistoceen werd gekenmerkt door grote temperatuurschommelingen. Ook waren er in dit tijdvak meerdere glacialen en interglacialen. Voor de Veluwe was het belangrijkste glaciaal het Saalien. Dit glaciaal dat ongeveer 200.000 jaar geleden begon en 125.000 jaar geleden eindigde, is zo belangrijk omdat dit het enige glaciaal is waarin het ijs vanuit Scandinavië tot in Nederland kwam. In een periode van duizenden jaren schoof het ijs langzaam vanuit het noordoosten over ons land met een gemiddelde snelheid van slechts enkele meters per jaar. Tijdens relatief warmere perioden zal het ijs zich wat hebben teruggetrokken terwijl in koudere perioden het juist sneller is opgerukt. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 14 De dikte van de ijskap moet minimaal 225 meter zijn geweest. De stuwwallen ontstonden doordat het ijsfront bij zijn opmars in Nederland te veel weerstand ondervond en reageerde door de vorming van grote ijslobben die zich door de twee grote rivierdalen (Gelderse en IJsselvallei) wurmden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 15 Doordat de grond tot op grote diepte was bevroren, gebeurde het dat de grond scheurde en als een soort schubben over elkaar heen schoof . De ijslobben verwijdden deze dalen en drukten de randen op tot stuwwallen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 16 De stuwwallen van de Veluwe werden dus gevormd uit materiaal dat er al lag voordat het ijs kwam. Aan het einde van het Saalien werd het geleidelijk weer warmer. Het ijs begon te smelten en de ijskap begon zich terug te trekken. Op een gegeven ogenblik lag de ijskap een eindje van de stuwwal af. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 17 Het smeltwater dat van het ijs kwam, werd zo ingesloten tussen stuwwallen en ijskap. Er ontstonden een soort meren met daarin het door het smeltwater meegevoerde materiaal zoals zand, klei en grind, afhankelijk van de stroomsnelheid. Na het Saalien brak het Eemien aan. Deze periode was aanmerkelijk warmer dan het Saalien. Door deze warmte smolt de Scandinavische ijskap zover af dat de zeespiegel zo’n 80 meter steeg waardoor noordwest Nederland voor een groot deel onder water kwam te staan. Ongeveer 70.000 jaar geleden hield deze relatief warmere periode op en begon het weer kouder te worden. De vegetatie die tijdens het Eemien op de stuwwal was ontstaan verdween hierdoor. In plaats daarvan ontstond een toendra-achtige vegetatie van dwergstruiken, kruiden en mossen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 18 De beperkte vegetatie leverde echter al voldoende voedsel op voor bijvoorbeeld mammoeten, wolharige neushoorns, poolvossen, reuzenherten en dergelijke. Deze fauna trok ook menselijke bewoning aan in de vorm van rondtrekkende jagersvolken die zich gedurende korte perioden in dit gebied vestigden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 19 Gedurende enkele perioden in deze koudere tijd die bekend staat onder de naam Weichselien, zorgden winden ervoor dat zand van de drooggevallen Noordzee in zuidoostelijke richting werd weggevoerd en neersloeg op onder meer de Veluwe waardoor een dikke laag dekzand ontstond. Ook zand uit drooggevallen rivierbeddingen zorgde voor meer lokale dekzandruggen dat zich ophoopte in de vorm van langgerekte ruggen en paraboolduinen of als een soort waaiers (spoelzandwaaiers). Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 20 De vlakten van Velp, Rheden en Deelen werden gevormd door een dergelijke waaier. Zo’n 10.000 jaar geleden eindigde het Weichselien en hiermee ook het Pleistoceen. Het klimaat werd weer warmer en het Holoceen begon. Doordat het warmer werd steeg ook de zeespiegel weer en hiermee het grondwater wat aan de randen van de stuwwallen opwelde en waardoor er moerassen konden ontstaan. Door het zich jaar na jaar ophopen van plantenresten begon zich veen te vormen, het zogenaamde broekveen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 21 De stuwwallen raakten in deze perioden begroeid met eiken en berkenbossen. Toen na het laatste glaciaal het klimaat warmer werd, raakte het gebied na verloop van tijd geheel bedekt met loofbos Na de vestiging van de eerste mensen in de omgeving werd in de loop der eeuwen het meeste bos gekapt of verdween door overmatige begrazing door schapen en runderen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 22 Hierdoor ontstonden uitgestrekte heidevelden, zoals het Herikhuizerveld en de Rheder- en Worthrhederheide. Op sommige plaatsen verdween in de middeleeuwen zelfs alle begroeiing en ontstonden zandverstuivingen, zoals het Rozendaalse zand en het Rheder- en Worthrhederzand. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 23 Alleen enkele oude hakhoutbossen zoals de Imbosch, 't Asselt en de Onzalige Bossen bleven altijd met bos begroeid. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 24 Na de middeleeuwen werden op de vruchtbare gronden aan de zuidrand van het gebied diverse buitenplaatsen met parken en parkbossen gesticht, zoals Beekhuizen, Heuven en Rhederoord. In de 19e eeuw werd begonnen om de heidevelden en zandverstuivingen te beplanten met bos, waardoor uitgestrekte bossen van grove den ontstonden in het noordelijke deel de Schaddevelden en het Eerbeekse Veld. Herbivoren De excursie trok door de heiden en bossen van het Herikhuizerveld. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 25 We besteedden aandacht aan de herbivoren. IJslandse pony’s begraasden het gebied en knabbelden aan de bast van de beuken. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 26 Reeën kruisten ons pad. De ree is een "knabbelaar": hij eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen als rozenstruiken en coniferen, kruiden, grassen, bladeren, noten, paddenstoelen en landbouwgewassen als tulpen, granen en kroppen. 's Zomers voedt hij zich ook met jonge blaadjes, en in de herfst ook met eikels, terwijl knoppen en twijgen 's winters meer worden gegeten. Hij is vrij selectief en eet enkel de meest voedzame delen van een plant. Tussen eten en herkauwen zit meestal zo'n één (in de zomer) tot twee uur (in de winter). Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 27 De ree is voornamelijk in de schemering actief. Van september tot april is hij voornamelijk 's nachts actief. Van mei tot augustus is hij ook meer overdag actief, en in gebieden waar hij niet wordt verstoord laat hij zich ook meer overdag zien. Beide geslachten hebben het grootste deel van het jaar een territorium. Meestal overlapt het territorium van een mannetje met dat van een of meerdere vrouwtjes. De territoria van mannetjes overlappen niet met elkaar, en de grenzen van een territorium worden over het algemeen bepaald door de grenzen met aangrenzende territoria van andere mannetjes. Territoria van vrouwtjes overlappen over het algemeen ook niet met elkaar, maar soms overlapt het territorium van een ouder vrouwtje geheel of gedeeltelijk met dat van haar dochters. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 28 Reeën leven over het algemeen solitair. Soms leven reeën in kleine groepjes van een vrouwtje, haar kalveren en soms een bok. Eenjarige reeën leven meestal ook in groepjes. Eenjarige geiten leven meestal in groepjes van twee, eenjarige bokken in groepjes van twee tot vier, soms met oudere bokken zonder een eigen territorium. Een groep reeën wordt een sprong genoemd. 's Winters zijn reeën minder territoriaal, mogelijk omdat de dieren energie moeten besparen door voedselschaarste, of omdat door voedselschaarste dieren vaker hun eigen territorium moeten verlaten om voedsel te vinden. Ze kunnen zich dan zelfs samenvoegen in kudden van tot wel dertig dieren, met een duidelijke hiërarchie tussen de bokken. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 29 De ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes. Als enige evenhoevige kent de ree een verlengde draagtijd. De bronstijd valt in juli en augustus, maar pas eind december, na een verlengde draagtijd van 150 dagen, komt het embryo tot ontwikkeling. Hierna duurt het nog zo'n 144 dagen voordat het kalf wordt geboren, eind mei, begin juni. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 30 Geiten die niet in de zomer drachtig waren raken in oktober een tweede keer bronstig. Deze dieren zullen geen verlengde draagtijd ondervinden, en hun kalveren worden rond dezelfde tijd geworpen als bij die van dieren die in de zomer drachtig raakten. Herman voerde ons naar een spreng. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 31 Een spreng, sprang of is een door mensen gegraven of verlegde beek met zodanige gegraven bronnen dat er onder druk staand grondwater aan de oppervlakte wordt gebracht. Op de Veluwe heeft het woord spreng een bijzondere betekenis, spreng wordt hier gebruikt voor een gegraven bron of sprengkop. Een sprengebeek is dan ook een gegraven beek en deze werden met name gebruikt voor de aandrijving van watermolens, voor het maken van papier en/of voor water voor de wasserijen. Sprengen worden gemaakt door een gat te graven in de helling van een heuvel tot de grondwaterspiegel bereikt is op een plek waar voldoende waterdruk is. Uit deze sprengkop stroomt dan het bronwater eerst naar de oppervlakte en vervolgens door een kanalenstelsel naar de gewenste plek. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 32 Soms worden sprengebeken gevormd uit een complex van meerdere sprengkoppen, zoals de koppelsprengen en de heerdersprengen. Sprengen kunnen water voeren afkomstig uit verschillende aardlagen. Er zijn daarom zowel sprengen met troebel ijzerrijk rood water ('rodolm') en sprengen met helder water. Merkwaardig is, dat veel sprengebeken rood water voeren, terwijl de bijbehorende (dieper uitgegraven) sprengekop geheel helder water voert. De afvoer van zo'n beek hangt voornamelijk af van de druk van het diepe grondwater en is daardoor tamelijk constant. Soms werden de stroompjes kunstmatig 'opgeleid' ten opzichte van de bodem van een dal. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 33 Door zo veel mogelijk de hoogtelijnen te volgen en dus de zijkant van de dalen te zoeken blijft op de plaats van de watermolen zo veel mogelijk verval over. Dit werd zowel met aangelegde als natuurlijke beken gedaan. Van een aantal sprengebeken wordt aangenomen dat ze van oorsprong natuurlijk waren, zoals de Renkumse beek, veel andere zijn volledig mensenwerk. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 34 Veel sprengen zijn met de komst van de mechanisering overbodig geraakt en verwaarloosd; omdat ze echter een unieke biotoop vormen met een buitengewoon goede waterkwaliteit worden veel sprengen tegenwoordig gerestaureerd en onderhouden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 35 Bijzondere en typerende planten van sprengebeken zijn met name paarbladig goudveil en het mijtertje, een opvallend gekleurd paddenstoeltje. Sterrenschot, ook wel heksensnot genoemd, is een witachtige halfdoorzichtige substantie die we bij de spreng aantroffen. De gelatine-achtige brei, in hoeveelheid ongeveer ter grootte van een kippenei, bestaat uit resten van een zwangere wijfjeskikker of pad die door een predator is opgevreten. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 36 In de maag van het roofdier zwellen de niet verteerbare hydrofiele ei-omhulsels op, waarna de substantie wordt uitgebraakt. Ook als de eileiders en eitjes niet worden opgegeten maar achterblijven, zullen ze opzwellen zodra ze in aanraking komen met vocht uit de omgeving. In het najaar bestaat sterrenschot uit een homogene geleimassa, in het voorjaar zijn vaak al de zwarte kernen van de larven in aanleg zoals in kikkerdril te zien. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 37 In vroeger tijden, toen veel mensen de natuurlijke verklaring nog niet kenden, dacht men wel dat deze klonten afkomstig waren van vallende sterren. Vandaar de naam sterrenschot, ook het begrip sterrensnuitsels werd wel gebruikt. Een andere naam is heksensnot omdat men fantaseerde dat een overvliegende heks het goedje had achtergelaten. Dieren die op kikkerachtigen jagen en daarbij soms sterrenschot achterlaten zijn: reigers en ooievaars, marterachtigen zoals de bunzing en verder ook vos, buizerd, torenvalk en meeuwen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 38 Bij de spreng lagen zoelplekken. Wilde zwijnen zijn in de schemering en 's nachts actief. Het zijn alleseters, ze eten voornamelijk plantaardig voedsel zoals eikels, kastanjes, knolllen, en groene plantendelen, maar ook dierlijk voedsel als aas, regenwormen, insectenlarven en knaagdieren. Er zijn meldingen dat ook hertenkalveren ten prooi vielen. Meestal wroeten ze met hun gevoelige snuit in de bosbodem. Door dit gewroet komt de minerale ondergrond vrij waardoor bepaalde zaden beter ontkiemen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 39 Wilde zwijnen leven in kleine groepen, "rotten" genaamd, bestaande uit vrouwtjes met hun jongen en één- en tweejarige zwijnen. Keilers leven daarentegen meestal solitair. Onvolwassen mannetjes kunnen zich soms in los groepsverband ophouden. Ze zijn redelijk honkvast. De paartijd (bronst, rauschtijd) duurt van september tot maart. De biggen, frislingen genoemd, worden geboren tussen februari en juni, na een draagtijd van 115 dagen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 40 De meeste biggen worden in maart geboren. Zeugen krijgen maximaal 12 jongen per worp, dit komt overeen met het aantal tepels dat een zeug heeft. Meestal krijgen ze vier tot zeven jongen per worp. Oudere zeugen krijgen grotere worpen. Het aantal jongen is ook afhankelijk van de voedselsituatie en de conditie van de zeug in de periode van bevruchting. Meestal krijgt een zeug één worp per jaar, maar mocht de eerste worp vroeg verloren gaan, kunnen de zwijnen nog in de zomer een tweede worp krijgen. Tegen kou kunnen pasgeboren zwijntjes redelijk goed, maar niet tegen (veel) regen, zeker niet in combinatie met wind en lage temperaturen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 41 De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest, de "ketel". In dit nest blijven ze samen met hun moeder de eerste week van hun leven. Na een week sluiten moeder en jongen zich weer aan bij de oorspronkelijke groep. Als zwijnen jongen hebben kunnen ze agressief worden tegen mensen, mochten deze te dichtbij komen. Het wilde zwijn was lang niet inheems in Nederland, het laatste werd in 1826 waargenomen. Dat veranderde toen in opdracht van prins Hendrik in 1907 wilde varkens werden uitgezet in de bossen van de Het Loo. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 42 Herikhuizerveld De ondergrond van het Herikhuizerveld is grotendeels vormgegeven tijdens de laatste twee glacialen. Tijdens het voorlaatste glaciaal, het Saalien, werden de aanwezige zandgronden door de gletsjers, die toen vanuit Scandinavië Nederland binnendrongen, opgestuwd tot heuvels, de stuwwallen. Deze heuvels, zoals de Zijpenberg en de Posbank, zijn nu kenmerkend voor het gebied. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 43 Het hoogste punt is het Signaal Imbosch(109,9 m). Toen de gletsjers aan het einde van het Saalien smolten, werden door het smeltwater diepe dalen uitgesleten, die in het gebied rond de Posbank nog goed te zien zijn. Tijdens het laatste glaciaal, het Weichselien, bereikten de gletsjers Nederland niet, maar werd door de wind zand en stof in het toen kale landschap verplaatst. In de luwte van de stuwwallen werd het fijne stof afgezet, dat nu in de dalen in het zuiden van het gebied aanwezig is als een laag vruchtbare löss. Noordelijke winden voerden het hierheen als een verstuivingsprodukt van de keileem, dat onder de gletsjers in het noorden van ons land bij het smelten van het ijs tevoorschijn kwam. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 44 Ook grote brede rivierdalen die ons land doorsneden, en voortdurend droog vielen waren de bron van de löss . Het is een eolische afzetting afgezet in een toendra klimaat zonder begroeiing De okerkleurige grondsoort die hier bij de holle weg vrij komt voelt zijdeachtig aan. Wanneer je het uitwrijft, blijkt dat het een fijne korrel heeft, die qua grootte tot de siltfraktie –tussen zand en klei- behoort. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 45 . Als het droog is, is het erg stoffig. Het is dan ook door de wind aangevoerd tijdens de laatste ijstijd. De dikte in de lage delen varieert van 25 cm tot 1 m. De Löss bestaat grotendeels uit materiaal fijner dan 0,063 mm. 20-30% is echter grover zand. Het is dus heel wat grover dan de löss uit Zuid-Limburg die voor 100% uit fijn stof bestaat. Bovendien is de löss niet kalkhoudend [PH = ca 5]. Holle weg, gevolg van löss afzetting Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 46 De löss draagt wezenlijk bij aan de waterbergende capaciteit van de Stuwwal. De siltfractie bedraagt hier 60%. Onbegroeide lössbodems zijn sterk erosiegevoelig. Kalk uit het moedermateriaal löss lost in regen deels op en slaat dieper in het profiel weer neer. Zo worden de lössdeeltjes in verticale richting aan elkaar gekit. Hierdoor zijn hier holle wegen met steile wanden. De lössbodem heeft het ontstaan van deze holle weg mogelijk gemaakt. Uitgestrekte löss-gebieden bevinden zich ook in NoordChina, het lössplateau langs de Gele Rivier, en in het Russische steppegebied, waar zich in de löss-bodem de aan organische bestanddelen zeer rijke chernozems (zwarte aarde) hebben ontwikkeld. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 47 De aanwezige flora is grotendeels bepaald door de bodem en het gevoerde beheer in het verleden. Op de heidevelden ontdekken we Struikheide, Gewone dophei, Gaspeldoorn en Brem. Op de arme zandgrond is de bosbodem grotendeels bedekt met Blauwe bosbes, terwijl onder de grove dennen Blauwe bosbes wordt afgewisseld met Bochtige smele. De Gaspeldoorn (Ulex europaeus) is een struik uit de (Leguminosae). De plant bevat het giftige cytisine Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 48 Het is een gedoornde, groenblijvende struik. Ulex groeide in de heide van het Herikhuizerveld. Bijen komen veel af op de goudgele, geurende bloemen. Bij aanraking schieten de bloemen stuifmeel af op het bezoekende insect. Rechtop groeiend kan de gaspeldoorn een hoogte bereiken van drie meter, maar de struik blijft op onbeschutte of begraasde plaatsen een stuk lager. De bladeren zijn gereduceerd tot groene, naaldvormige doorns van 1,5-2,5 cm lang. Ze zijn diepgegroefd en stijf. Jonge bladeren zijn drietallig en in dat stadium nog zacht en voor dieren eetbaar.De gaspeldoorn draagt zwarte peulen die 1-2 cm lang worden. Ze zijn behaard. Bij rijpheid barst de peul open zodat de zaden vrijkomen. Deze zaden zijn giftig. De gaspeldoorn is een kensoort voor de Calluno-Ulicetea. Op het Herikhuizerveld strekt zich het Calluno-Ulicetea uit. Het is halfnatuurlijke heide, die onder invloed van de mens is ontstaan uit bos. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 49 In het verleden waren ze onmisbaar voor de landbouwbedrijfsvoering., omdat ze via schapenmest en plaggen de nutriënten leverden voor het vruchtbaar houden van de akkers. Met de opkomst van het gebruik van kunstmest omstreeks de eeuwwisseling is de oppervlakte aan heide door ontginning sterk afgenomen. Behalve tot landbouwgrond werden de heidevelden ook omgevormd tot bos. De flora en fauna van de heide komt oorspronkelijk voor in gebieden of plekken waar als gevolg van natuurlijke stressfactoren geen bos kan ontstaan. Veel voorkomende stressfactoren zijn voedselarmoede, zeer hoge of juist lage temperaturen en verstuiving. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 50 Levensgemeenschappen van heiden en stuifzanden verenigen daarom een tot West-Europa beperkte combinatie van soorten uit steppen, hooggebergten, noordelijke gebieden, halfwoestijnen en rivier- en kustduinen. De uiteindelijke soortensamenstelling is mede het resultaat van de plaatselijke terreineigenschappen en van de gebruiks- en beheersgeschiedenis. Daarnaast hebben heidevelden en stuifzanden ook een hoge recreatieve, cultuurhistorische en aardkundige waarde. Terreinen als de Posbank, nationaal park de Hoge Veluwe, doen in bezoekersaantallen niet onder voor de meest bekende attractieparken. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 51 Nergens in Nederland is het landschap uit voorbije tijden zo ongestoord te bewonderen als in het heidelandschap. Ook sporen uit het verleden, zoals celtic fields, grafheuvels en zelfs karrensporen zijn vaak nog zeer goed herkenbaar. De dier- en plantensoorten in het heidelandschap zijn aangepast aan relatief voedselarme, min of meer zure tot zwak gebufferde omstandigheden. De meest extreme condities, in voedselarmoede, zuurgraad, temperatuur en bodemdynamiek, doen zich voor in droge heide en zandverstuivingen. De beeldbepalende plantensoorten die we inventarisserde zijn Struikhei (Calluna vulgaris) en Buntgras (Corynephorus canescens). Daarnaast komen er veel korstmossoorten voor waaronder zeer bijzondere soorten, zoals IJslands mos (Cetraria islandica) en Stapelbekertje (Cladonia cervicornis). De hiermee geassocieerde faunagemeenschappen zijn relatief soortenarm, maar herbergen wel zeer karakteristieke en vaak warmteminnende soorten. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 52 Een aantal opvallende voorbeelden hiervan zijn Heideblauwtje, Kommavlinder , Kleine heivlinder , Veldkrekel, Blauwvleugelsprinkhaan , Tapuit , Duinpieper en Grijze spinnendoder . In de droge heide komen plaatselijk gebufferde of zwakgebufferde omstandigheden voor. Op deze plaatsen vonden we de Gaspeldoorn. Het Herikhuizerveld is ontstaan door het grootschalig kappen van het oorspronkelijk aanwezige bos in de vroege bronstijd. De ontbossing ging hand in hand met een versterkte inzijging van regenwater en uitspoeling van humus en buffer- en voedingsstoffen. Die processen leidden uiteindelijk tot het ontstaan van haarpodzolgronden. Op deze zure en zeer voedselarme gronden treden nu voornamelijk dwergstruiken van de heidefamilie naar voren. Heidestruiken zijn altijd groen en kunnen dus ook in de winterperioden door het vee gegeten worden, wanneer voedsel het minst aanwezig is. Heidevelden zijn zo door agrarisch gebruik verder gevormd en eeuwenlang in stand gehouden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 53 Vanaf 1800 werden heideterreinen echter in toenemende mate veranderd in akkers, weilanden of bossen. In de resterende heidevelden werd de exploitatie aldoor intensiever. Plaggen, maaien, branden en begrazen werden omstreeks 1900 ongekend hevig toegepast. Binnen een straal van enkele kilometers van de woonkernen kwam over zeer grote oppervlakten alleen lage, ca.10-15 cm hoge heidevegetatie voor, zonder enige opslag van bomen of struiken. Door overexploitatie ontstonden ook op grote schaal zandverstuivingen. Rond 1900 verloor de heide haar gebruiksnut volledig als gevolg van de introductie van kunstmest. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 54 De oppervlakte nam hierdoor sterk af. Tegenwoordig resteert slechts 5% van het oorspronkelijke heideareaal. De behouden gebleven heideterreinen werden niet meer beheerd en gingen over in grasvlakten en bossen. Deze ontwikkeling wordt de laatste decennia ook nog eens versneld door stikstofverrijking en verzuring als gevolg van de verhoogde atmosferische depositie. De kwaliteit van de resterende heidegemeenschappen is hierdoor sterk achteruitgegaan. De overgebleven heiderelicten kregen in het midden van de 20e eeuw een beschermde status. Men ontdekte al snel, dat deze gebieden actief beheerd moesten worden wanneer men haar karakteristieke eigenschappen en levensgemeenschappen wilde behouden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 55 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 56 De mythe van het tijdloze landschap in het Herikhuizerveld Het natuurbeheer dat men in de overgebleven heidegebieden ging toepassen was aanvankelijk hoofdzakelijk gebaseerd op de traditionele agrarische technieken, met name het plaggen en begrazen. Vanaf ca. 1985 werd vooral plaggen ten behoeve van natuurbescherming grootschalig toegepast. De bedoeling was zo de vergrassing en verbossing die in grote delen van de heideterreinen plaatsvond, terug te draaien. Deze ingrepen waren in een bepaald opzicht een succes: het bleek mogelijk zo het karakter van de ‘paarse heidevelden' van omstreeks 1850-1920 te herstellen en een deel van de karakteristieke flora en fauna te behouden. Natuurbeschermers hebben in de vorige eeuw juist deze periode als referentiebeeld gebruikt en namen toen aan dat dit type eeuwenlang onveranderd had bestaan. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 57 Deskundigen van de landbouw- en ecologische geschiedenis hebben dit model recent naar de prullenbak verwezen en spreken wel van de ‘mythe van het tijdloze landschap'. De voortschrijdende achteruitgang van de overige flora en fauna maakte daarnaast duidelijk dat een compleet herstel van de levensgemeenschappen van de heide niet eenvoudig is. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 58 Om tot een betere bescherming van de flora- en faunagemeenschappen van de heidevelden te komen, is meer inzicht hard nodig. Tot die tijd zal men met kleinschalige maatregelen, maatwerk, voorzichtigheid en gezond verstand moeten proberen in ieder geval de huidige natuurwaarden te behouden. Variatie binnen het Herikhuizerveld Gewoonlijk denkt men bij heide alleen aan biotopen die direct met heide geassocieerd zijn, zoals droge heide, natte heide en zandverstuivingen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 59 Wanneer men de ligging van de heidegebieden binnen het droog zandlandschap als geheel bekijkt, komt hier nog een veelvoud aan rand-ecotopen bij, zoals overgangen naar vennen, droge en natte schraalgraslanden, naar beekdalen, naar hoogvenen en voedselarme bossen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 60 Binnen het heidelandschap kan een veelheid aan milieu- of standplaatstypen worden onderscheiden die o.a. verschillen in: Zuurgraad van de bodem: De meeste heidebodems zijn zuur, maar plaatselijk kunnen (zwak) gebufferde situaties voorkomen. Deze zwak gebufferde plekken zijn floristisch veel rijker dan de rest van het heidelandschap en daarmee ook voor veel faunasoorten van belang. Reliëf op grote tot zeer kleine schaal: Met reliëf op grote schaal wordt gedoeld op hoogteverschillen in een heideterrein van bijv. gletscherpuinrichels, stuifduinen en uitstuiflaagten, waardoor zowel droge heide, vochtige heide, natte heide als een heideven aanwezig kunnen zijn. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 61 Bij reliëf op kleine of zeer kleine schaal gaat het bijvoorbeeld om steilrandjes of padranden, smeltwatergeultjes en vergravingen zoals schuttersputjes etc. Veel karakteristieke levermossen, bijen en wespen komen alleen op steilkantjes voor; de levermossen natuurlijk op vochtige, beschutte plekken, vaak zogenaamde ‘open schaduw'-plekken en de bijen en wespen in open zand. Microklimaat: De ruimtelijke en temporele variatie in temperatuur en luchtvochtigheid is zeer groot in heidevelden door verschillen in o.a. vegetatiebedekking, bodemstructuur en expositie. Temperaturen kunnen extreme waarden bereiken (tot 60 graden Celsius op zuidhellingen met rulle humus tot vrieskou op open zand in heldere zomernachten). Bodemdynamiek. In zandverstuivingen is onder invloed van wind en neerslag sprake van een grote bodemdynamiek. Oude heidevegetaties echter kennen een relatief stabiele bodem. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 62 De afwisseling van de verschillende eco- of biotopen verhoogt de biodiversiteit. Grootschalig beheerde heiden kunnen soortenarm zijn omdat in veel heiden de ondergrond tamelijk vlak is. Veel dieren maken gebruik van meerdere onderdelen van het landschap. Vaak is de aanwezigheid van biotooptypen die niet strikt behoren tot heidevelden, zoals bossen, overgangen naar beekdalen of ruigtevegetaties, cruciaal voor het wel of niet voorkomen van ‘heidesoorten'. Bijvoorbeeld: de larven van de Ericabij zijn wat hun voedsel aangaat in Nederland gespecialiseerd op stuifmeel van Gewone dopheide, die vooral in natte heide groeit. De Ericabij graaft haar nest echter in droge zandige bodem. En omdat deze ‘behangersbij' de binnenkant van haar nest wil bekleden, is de soort ook nog afhankelijk van blad en schors van loofbomen zoals berken. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 63 Het streefbeeld: een soortenrijk, gevarieerd heidelandschap Sleutelbegrip voor een soortenrijk heidelandschap is een grote ruimtelijke afwisseling in verschillende milieutypen, met andere woorden een hoge mate van terreinheterogeniteit. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 64 Op standplaatsniveau betekent dit: enerzijds variatie in abiotische condities, dus in droog/nat, zuur/gebufferd, voedselarm/voedselrijk en in reliëf en anderzijds variatie ten aanzien van de vegetatiestructuur en onder dit laatste wordt dan verstaan: een afwisseling van open zandige delen, stuifzand- en heidebegroeiingen - dus van de vegetatiesamenstelling - én afwisseling daarbinnen. Vooral de verschillende stadia van heidebegroeiingen zijn hier van belang: pionier-, opbouw-, volwassen- en verval-stadia. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 65 Een dergelijke afwisseling in het heidelandschap gaat samen met variatie in openheid, hoogte en textuur van de vegetatie, in de dikte van strooisel- en organische laag, in de bloei-intensiteit van de heide, de voedingswaarde van jonge heideloten en in de grassen- en kruidenrijkdom van de heidevegetatie. Essentieel is dat er plekken met kaal, zeer voedselarm zand aanwezig blijven; dat er dus factoren werkzaam zijn die lokaal de humusophoping tegengaan. De afwisseling tussen begroeide en onbegroeide plekken draagt in hoge mate bij aan de variatie in microklimaat, die voor veel dieren van cruciaal belang is. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 66 De kale plekken zijn ook juist de plekken waar veel bijzondere mossen en korstmossen zich in de loop der jaren vestigen. Indien er opslag van bomen plaatsvindt, zijn het ook deze plekken die gedurende enkele tientallen jaren rijk zijn aan paddenstoelen. In het algemeen draagt plaatselijk optredende boomopslag bij aan het verhogen van de variatie in het terrein, net zo als plaatselijk voorkomen van ruderale, verruigde vegetaties en pleksgewijze dominantie van Bochtige smele en Pijpenstrootje . Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 67 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 68 Op een grotere schaal heeft de fauna baat bij een afwisseling van de heide met andere landschapselementen zoals bos, extensief beheerd grasland en akkers. Dat geldt met name voor zich over grotere afstanden verplaatsende diersoorten zoals vogels, zoogdieren en bloembezoekende insecten. eigenschappen die biodiversiteit bevorderen Een zandbodem die zeer arm is zowel aan stikstof als fosfaat. Dit is essentieel: dan is de groeisnelheid van hogere planten minimaal en kunnen in de loop van tientallen jaren soortenrijke mos/ en korstmosgemeenschappen ontstaan. Bovendien is het aandeel van open, zandige plekken in droge delen van het gebied dan groot. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 69 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 70 Variatie in verschillende standplaatstypen die karakteristiek zijn voor het heidelandschap: droog/nat, zuur/gebufferd en voedselarm/-rijk; Grote leeftijds- en hoogteverschillen in de vegetatie, met onder andere alle groeistadia van heidestruiken, pionier-, opbouw-, volwassen- en vervalfase; Variatie van open en dicht begroeide plekken en hiermee de dikte van organische strooisel- en humuslagen; Plekken met kaal zand of met kale, venige bodem in het horizontale, hellende en verticale vlak (steilwandjes). Bij hellingen zijn verschillen in expositie van belang, tussen noord- en zuidhellingen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 71 Veel reliëf in de bodem op micro-, meso- en macroschaal; Een groot en divers bloemenaanbod, eventueel in de vorm van schrale akkertjes als de oorspronkelijke kruidenrijke vegetaties verdwenen zijn; Verspreide opslag van struiken, bomen en boomgroepen ook met dood hout - afgewisseld met terreindelen zonder opslag; Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 72 ‘Rommelhoekjes' met ruderale, vaak bloemrijke vegetatie, zoals braamstruweel en distelruigte. Hier heeft vaak verrijking plaatsgevonden door bijvoorbeeld het verbranden van snoeiafval, het aan de oppervlakte brengen van basenrijker zand of leem of het tijdelijk opslaan van plaggen of maaisel. Zulke dingen opzettelijk doen in het beheer riekt naar ‘tuinieren', maar was in de tijd dat heidegebieden nog een gebruiksfunctie hadden een normaal, veel voorkomend verschijnsel. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 73 In de bossen op de rijkere lössgronden in het zuiden van het gebied groeien beuken, eiken en uitheemse boomsoorten als Fijnspar, Lariks, Douglasspar en Tamme kastanje, waarbij de bomen soms hoogtes van meer dan 40 meter kunnen bereiken. Onder de hier veel voorkomende beukenbossen en beukenlanen is de bodem vaak geheel zonder begroeiing. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 74 De meeste vogelsoorten van bossen en heidevelden zijn goed vertegenwoordigd, waaronder (redelijk) zeldzame als de ijsvogel, boomvalk, wespendief, raaf,nachtzwaluw, roodborstta puit, veldleeuwerik, groene specht, zwarte specht en in de winter de klapekster. Zes van de zeven in Nederland inheemse reptielensoorten komen voor : adder, gladde slang, ringslang, hazelworm, zandhagedis en levendbarende hagedis. Tot medio jaren tachtig werd het Herikhuizerveld op een traditionele, intensieve manier beheerd, waarbij houtproductie en jacht een belangrijke plaats innamen. Na die tijd is het natuurbeheer in het grootste deel steeds meer op natuurlijke ontwikkeling gericht.Hier zijn de uitheemse boomsoorten grotendeels verwijderd en wordt nu een beheer van "niets doen" gevoerd, waarbij bomen en planten zich op natuurlijke wijze kunnen uitzaaien en dode en omgevallen bomen blijven liggen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 75 Ook dode dieren blijven in het terrein achter, om op die manier in de voedselkringloop te worden opgenomen. Door dit beheer is het aantal soorten aaseters, paddenstoelen en andere organismen die leven van dode bomen of dode dieren duidelijk toegenomen. Daarnaast zijn in een steeds groter deel van het Herikhuizerveldpark grote grazers ingezet die door het vreten aan bomen en struiken voor variatie in de begroeiing en voor het open houden van delen van het gebied moeten zorgen. In het grootste, noordelijke deel zijn dit Schotse hooglanders, terwijl in het zuidelijke deel op het Herikhuizerveld en in Beekhuizen IJslandse pony's lopen. Op de meeste voormalige landbouwgronden in het gebied, zoals bij Herikhuizen en de Carolinahoeve is het agrarisch gebruik beëindigd en grazen nu edelherten, wilde zwijnen, Schotse Hooglanders en IJslandse pony's op de ontstane ruige graslanden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 76 Plaatselijk wordt een intensiever beheer gevoerd. De heidevelden van het Herikhuizerveld en de Beekhuizense Hei worden door middel van plaggen en het verwijderen van bomen als halfnatuurlijk landschap in stand gehouden. Ook de Rhedense schaapskudde is vaak op deze heidevelden te vinden om de heide open te houden. Het meest intensieve beheer gebeurt op de landgoederen langs de zuidrand van het gebied. De instandhouding van de cultuurhistorische waarden, zoals de aanwezige parkaanleg met lanen, zichtlijnen, waterpartijen en groepen bijzondere uitheemse bomen, neemt hier een belangrijke plaats in. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 77 Op de Smeltwaterafzetting boven op de Herikhuizerveld liggen alle glaciaal-fluviatiele afzettingen kriskras door elkaar. We onderzochten een aantal stenen. Lydiet↓ Lydiet bestaat uit kwarts met verontreinigingen. De rechthoekige zwarte, glanzende blokjes die we op de hei vonden, zijn van oorsprong een soort kiezellei, afgezet op een zeebodem uit kleine organismen, zoals Radiolariën. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 78 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 79 De stipjes die in de steentjes te zien zijn kunnen hierop wijzen. Alleen de zwarte steentjes worden doorgaans lydiet genoemd, andere kleuren krijgen dan de verzamelnaam kiezellei. De lydietsteentjes zoals ze in Maas- en Rijngrind kunnen worden gevonden, zijn afkomstig uit de Ardennen of uit Midden-Duitsland (Rijnse leisteengebergte, Fichtel gebergte). Een zuivere variant van lydiet werd eeuwenlang (en ook nu nog) gebruikt als 'toetssteen' voor het toetsen van het goudgehalte van sieraden en munten. Bij het langs strijken blijft er op de zwarte steen een stoffijn streepje achter, waarvan de kleur karakteristiek is voor het gehalte aan goud. Met zuur werd eventueel ook nog het overige metaal in het proefstreepje opgelost zodat alleen goud overbleef. Naast de streep werd een streep gezet met een stift van bekend goudgehalte. De zwarte kleur is te wijten aan koolstof die meestal afkomstig is van de organische resten in het oorspronkelijke slik. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 80 Zandsteen is een sedimentair- of afzettingsgesteente voornamelijk bestaat uit zandkorrels. Bij sedimentatie van zandkorrels worden ook silt, kalk, grind, glimmers, veldspaat en andere gesteente fragmenten afgezet. Door verwering wordt een van oorsprong geelbruine zandsteen grijs. Het voorkomen van bepaalde oxiden en andere mineralen kleurt varianten bruinrood. Zandsteen bestaat voornamelijk uit kwarts. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 81 Een grijze steen met kleine, vierkante gaatjes. Hier gebracht door de Maas. De gaatjes waren eens pyriet kristallen. De herkomst is Revin in het Franse departement Ardennes aan de Maas Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 82 Taunuskwartsiet Kwartsiet is samengeperst zand. Dit is gebeurd bij grote druk en zeer hoge temperaturen. Door deze metamorfose zijn de oorspronkelijke zandkorrels als het ware met elkaar versmolten. Een kwartsiet is een metamorf gesteente dat voornamelijk uit het mineraal kwarts bestaat. Oorspronkelijk is het een zandsteen geweest waarvan de korrels onder invloed van hoge druk en temperatuur versmolten zijn tot een zeer hard en compact gesteente. De afzetting van het zand vond plaats in zee dichtbij een kust in het Cambrium (500 miljoen jaar geleden). Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 83 Het afzettingsgebied werd dieper en dieper en raakte bedekt met honderden tot duizenden meters sediment. Vervolgens heeft het twee perioden van gebergtevorming ondergaan, alvorens het na een derde gebergtevormende fase weer dichter aan de oppervlakte terecht kwam. De pyriet vindt zijn oorsprong in wat organisch materiaal in de afzetting waaruit tijdens het vastwordingsproces (de diagenese) in de daarop volgende omvorming (metamorfose) de zwavel uitgekomen is die nodig was voor de vorming van het mineraal (FeS2). Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 84 Het harde en massieve gesteente is vaak donker van kleur en vertoont aan de oppervlakte (meestal duidelijk herkenbare) kubusvormige gaatjes (zie de foto). In die gaatjes heeft vroeger het mineraal pyriet gezeten dat er door allerlei verweringsprocessen verdwenen is. Wanneer men een dergelijk gesteente door zou slaan kan men (als men geluk heeft) nog die goudkleurige pyriet tegenkomen. De witte aders en vlekken in het gesteente zijn kwartsaders. In het oorspronkelijke gesteente, diep in de ondergrond is zo’n gesteente gekraakt, ontstonden er breuken en spleten waardoor grondwater kon circuleren. De in dat grondwater aanwezige kiezelzuur kon als het witte mineraal kwarts neerslaan in die spleten en holten. De rode en bruinige kleuren zijn te danken aan geoxideerde ijzerverbindingen in het gesteente. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 85 Jaspis is een halfedelsteen. De rode kleur wordt veroorzaakt door ijzerverbindingen. Een geslepen Jaspis wordt wel in sierraden verwerkt. Jaspis is een opake en fijnkristallijne variëteit van kwarts. De chemische samenstelling is identiek aan die van agaat en vuursteen. De kleuren zijn variabel, van geel via rood en roodbruin tot groen. Opaak = niet doorschijnend, troebel. Vuursteen is een gesteente dat vaak in klompen in kalksteen wordt aangetroffen en meestal bruin of grijs van kleur is. Dergelijke 'klompen' worden in de geologie 'concreties' genoemd. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 86 De in het tijdperk van het Laat-Krijt afgezette vuursteenconcreties zijn zeer vormrijk en variëren van langwerpige platen tot geweien botvormige stenen. Vuursteen bestaat uit cryptokristallijn siliciumdioxide en veel (chemisch gebonden) water. Het is een erg hard (7 op de Hardheidschaal van mohls), klastisch gesteente dat voornamelijk aangetroffen wordt in opgevulde graafgangen van kreeftachtigen Klastisch ('breken') wil zeggen dat een gesteente of sediment is opgebouwd of bestaat uit fragmenten van afgebroken gesteente (zogenaamde klasten). Sedimentaire gesteenten en sedimenten zijn vaak klastisch, maar ook metamorfe en stollingsgesteenten kunnen klastisch zijn. Tegenover klastisch staat organogeen en kristallijn. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 87 Bij een harde slag op een stuk vuursteen ontstaat er vaak een schelpvormig breukvlak met scherpe kanten. Dit ontstaat door een spanningsgolf in het gesteente door de inslag. Het gesteente wordt vuursteen genoemd omdat een slag met een stuk vuursteen op een stuk ijzer of pyriet kan resulteren in vonken, waarmee, met de nodige ervaring, een droog, brandbaar materiaal (zoals een plukje los katoen of gedroogd mos, of tondelzwam) aangestoken kan worden. De vonken ontstaan door kleine ijzerdeeltjes die spontaan in de lucht oxideren waarbij veel warmte vrij komt zodat de deeltjes gaan gloeien. Gekleurde kwarts De kleur wordt veroorzaakt door bijmenging van ijzer. [Dan zijn ze rozig of gelig] of andere mineralen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 88 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 89 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 90 Granietporfier: bleekgrijs tot groengeel middelmatig gekorreld gesteente met korrelig oppervlak, met grotere bleekgele tot beige prismatische kristallen van veldspaat en onregelmatige opvallende blauwe glazige kwartskristallen. Veelal oostelijk grind maar ook in Rijn/maasgrind. Aderkwarts: melkwit glasachtig gesteente, vormt mooie gladde kiezelstenen, soms met gekleurde dunne aders, of met holten waarin nog doorzichtige kwartskristalletjes te zien zijn Breuk onregelmatig tot schelpvormig (zoals glas). Melkkwarts is gewone kiezel, ontstaat door insluiting kleine luchtbelletjes Kwartsiet met kwartsaders: fijnkorrelig, glad aanvoelende, harde keien, variabel van vorm en met opvallende witte kwartsaders die elkaar kunnen kruisen, en die vooral in kleinere formaten licht in reliëf staan. Kleur varieert van donkergrijs tot bruin of beige Revenienkwartsiet: fijnkorrelig zwart, donkergrijs, groengrijs tot beige harde keien met glad oppervlak, met opvallende kubus- of pyramidevormige putjes (1-2 mm groot) ontstaan door verwering van pyrietkristallen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 91 Het goudgele pyriet kan nog fris worden aangetroffen in het binnenste van de kei. Maasgesteente uit de buurt van Revien, Noord Frankrijk. Zandsteen: Overwegend platte keien bestaande uit bruingrijze, geelbruine tot grijsgroene zandsteen, goed klievend volgens de gelaagdheid. Korrels zijn fijn tot middelmatig met opvallende glinsteringen : dit zijn schilfertjes van zilverkleurige muscoviet (glimmer of mica). Keien zijn balkvormig of plaatvormig, nooit rond, buitenvlakken kunnen wel afgerond zijn Arkose of veldspaathoudende zandsteen: middelmatige tot grof-korrelige zandsteenkeien die ruw aanvoelen door de aanwezigheid van talrijke holten (putjes) tussen de zandkorrels. Kleur varieert van beige, lichtbruin tot rood. Bij openbreken kan er nog wit of beige klei- tot poederachtig materiaal tussen de zandkorrels aanwezig zijn. De putjes zijn ontstaan door verwering van de veldspaatkorrels. Typische glinstering bij draaien. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 92 Conglomeraat: aaneenkitting van rolkeien tot een betonachtig materiaal. Het bindmiddel van de steen varieert van kleur, van rood tot groen en bleekgrijs of beige. De keien zijn bont van kleur en bestaan veelal uit witte kwarts, donkere Kwartsiet en divers gekleurde zandsteen. Soms komen afgeplatte holten voor te wijten aan verweerde (verdwenen) fragmenten steen zoals kalksteen en schiefer. Licht afgeplatte blokken. De in-gesloten steentjes moeten afgerond zijn (anders breccie). De grondmassa van Burnot is bruinrood. Andenne is witzwart. Verkiezeld krijt (kalksteen): Opvallend licht, ruw, maar hard gesteente, zeer onregelmatig van vorm, zelden of niet afgerond. Bleekgrijs tot wit, lichtgeel van kleur, zeer poreus, zandig aanvoelend. Karakteristiek zijn holten of afdrukken van opgeloste fossielen zoals schelpfragmenten, zeelelies (crinoïden) of resten van zee-egels. Ook steenkernen van fossielen komen voor waarbij de kalkschaal werd opgelost. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 93 Vuursteen: Hier worden platte of ronde keien onderscheiden naast zeer onregelmatige vuurstenen met holten en witte korsten onregelmatige vuursteen of holle buizen. Hun kleur varieert: bleek-, blauw- tot donkergrijs en zwart. Er kan een sterk kleurverschil bestaan met de buitenkant van de kei. Op het gladde buitenoppervlak van keien komen vaak sikkelvormige inkervingen voor (botsfiguren). Het breukvlak is meestal schelpvormig. Bruine strepen op de keien zijn roestvlekken ontstaan tijdens jarenlange begraving in het leemrijke berggrind. Gladde, meestal bruinverkleurde, onregelmatige vuurstenen komen uit het z.g. vuursteeneluvium, het residu van volledig opgelost vuursteenhoudend krijt. Soms nog met witte korst (cortex). Vuursteen kan ook uit het noorden komen (Scandinavië). Kijk eens naar fossiele insluitingen. Limoniet: In feite geen échte keien maar korsten die in het grind zelf ontstaan, ingesloten keien verkitten en kunnen sterk uiteenlopende vormen aannemen: onregelmatig, gegolfde, tot gladde, gebarsten geelbruin of okerkleurig tot bruinzwarte gelaagde korsten, met mat, poederig of zwart metallisch knobbelig oppervlak. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 94 Arkose of veldspaathoudende zandsteen: middelmatige tot grof-korrelige zandsteenkeien die ruw aanvoelen door de aanwezigheid van talrijke holten (putjes) tussen de zandkorrels. Kleur varieert van beige, lichtbruin tot rood. Bij openbreken kan er nog wit of beige klei- tot poederachtig materiaal tussen de zandkorrels aanwezig zijn. De putjes zijn ontstaan door verwering van de veldspaatkorrels. Typische glinstering bij draaien. Lydiet: volledig zwarte, gladde keien met een prismatische tot afgeplatte vorm (nooit helemaal rond). Lokaal kunnen heel fijne witte kwartsadertjes voorkomen. Een heel fijne horizontale banding (gelaagdheid) is soms herkenbaar door kleine verschillen in kleur. De breuk is meestal schelpvormig (zoals glas). Wordt ook wel toetssteen genoemd. Jaspis: kleine platte of ronde keitjes van een hard glad bruinrood kiezelachtig materiaal. Bij bevochtiging van de steen zijn soms mooie concentrische banden te zien. Met verschillende kleurintensiteiten, gaande van doorzichtig glasachtig tot wit, grijs en rood. Pas op voor verwisseling met ijzerkiezel. Kan ook wit dooraderd zijn dan Jaspis breccie. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 95 Fylliet: opvallend goed splijtende of afschilferende, zwart tot donkergrijs fijn-korrelige platte keien met een satijnachtige glans. Splijtvlakken kunnen horizontaal, licht golvend tot geplooid zijn. Soms is de platte kei opgebouwd uit afwisselend harde (kwartsrijke) en minder harde (schieferachtige) laagjes Kwartsiet met kwartsaders: fijnkorrelig, glad aanvoelende, harde keien, variabel van vorm en met opvallende witte kwartsaders die elkaar kunnen kruisen, en die vooral in kleinere formaten licht in reliëf staan. Kleur varieert van donkergrijs tot bruin Taunuskwartsiet is een grijs gesteente waarin wijnrode vlekken voorkomen. Het gesteente is afkomstig uit het Taunusgebergte in Duitsland. Stenen kunnen allerlei grond kleuren tonen maar de wijnrode vlekken zijn bepalend. Kan ook in Maasgrind voorkomen (zeldzaam Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 96 Onregelmatige Vuursteen: Hier worden platte of ronde keien onderscheiden naast zeer onregelmatige vuurstenen met holten en witte korsten onregelmatige vuursteen of holle buizen. Hun kleur varieert: bleek-, blauw- tot donkergrijs en zwart. Er kan een sterk kleurverschil bestaan met de buitenkant van de kei. Op het gladde buitenoppervlak van keien komen vaak sikkelvormige inkervingen voor (botsfiguren). Het breukvlak is meestal schelpvormig. Bruine strepen op de keien zijn roestvlekken ontstaan tijdens jarenlange begraving in het leemrijke berggrind. Gladde, meestal bruinverkleurde, onregelmatige vuurstenen komen uit het z.g. vuursteeneluvium, het residu van volledig opgelost vuursteenhoudend krijt. Soms nog met witte korst (cortex). Vuursteen kan ook uit het noorden komen (Scandinavië). Conglomeraat. Een Breccie : aaneenkitting van rolkeien tot een betonachtig materiaal. Het bindmiddel van de steen varieert van kleur, van rood tot groen en bleekgrijs of beige. De keien zijn bont van kleur en bestaan veelal uit witte kwarts, donkere Kwartsiet en divers gekleurde zandsteen. Soms komen afgeplatte holten voor te wijten aan verweerde (verdwenen) fragmenten steen zoals kalksteen en schiefer. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 97 Licht afgeplatte blokken. De in-gesloten steentjes moeten afgerond zijn (anders breccie). De grondmassa van Burnot is bruinrood. Andenne is witzwart. Limoniet korst In feite geen échte keien maar korsten die in het grind zelf ontstaan. Ingesloten keien verkitten en sterk uiteenlopende vormen aannemen: onregelmatig, gegolfde, tot gladde, gebarsten geelbruin of okerkleurig tot bruinzwarte gelaagde korsten, met mat, poederig of zwart metallisch knobbelig oppervlak. Fylliet: opvallend goed splijtende of afschilferende, zwart tot donkergrijs fijnkorrelige platte keien met een satijnachtige glans. Splijtvlakken kunnen horizontaal, licht golvend tot geplooid zijn. Soms is de platte kei opgebouwd uit afwisselend harde (kwartsrijke) en minder harde (schieferachtige laagjes Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 98 Rode Zandsteen: Overwegend platte keien bestaande uit bruingrijze, geelbruine tot grijsgroene zandsteen, goed klievend volgens de gelaagdheid. Korrels zijn fijn tot middelmatig met opvallende glinsteringen : dit zijn schilfertjes van zilverkleurige muscoviet (glimmer of mica). Keien zijn balkvormig of plaatvormig, nooit rond, buitenvlakken kunnen wel afgerond zijn. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 99 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 100 Doordat veel materiaal van boven de stuwwal naar beneden spoelt heeft zich aan de voet van de stuwwal een vruchtbare bosbodem ontwikkelt [mull]. Dit maakt de groei van geofyten en rhizoomgeofyten mogelijk. Het zijn veelal zomerontwijkers met een korte vegetatieperiode. Ze eisen dan ook een vruchtbare bosbodem. Op sommige plekken zien we de eerste blaadjes van Speenkruid. Bijna alle dalen zijn droogdalen, ontstaan door solifluctie en gelifluctie in het Weichsel glaciaal. Ze zijn asymmetrisch Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 101 Droge dalen zijn dalen met een langgerekte vorm, gelegen in de stuwwalheuvels. Ze liggen als een soort regengoten langs de hellingen van stuwwallen. Nu stromen er geen beken meer doorheen, of beken die te klein zijn om een dal van dergelijke grootte uit te slijpen. Vaak zijn de dalen asymmetrisch in doorsnee: de ene dalwand is steiler dan de tegenoverliggende wand. De droogdalen zijn gevrmd in een permafrostgebied Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 102 Deze droog dalen zijn ontstaan in het Weichselien tijdens periodes van permafrost. In het Weichselien bereikte het ijs Nederland niet. Wel heerste er een toendraklimaat. De temperatuur was in de zomer niet hoger dan 10 °C en in de winter kon het wel 50 °C vriezen. De bodem was daardoor bijna het hele jaar bevroren, tot op een diepte van enkele tientallen meters. Alleen in de zomermaanden ontdooide de bovenste 2-2,5 meter. Deze bovenlaag veranderde dan in een papperige, natte massa, want het water kon niet in de grond zijgen. Het smeltwater stroomde langs de heuvels weg en sleep zo dalen uit. Droge dalen kregen een asymmetrische vorm door de ontvangen hoeveelheid zonlicht. Bij oost-west georiënteerde dalen bescheen de zon de noordkant van het dal het meest en liet aan die kant de bodem opdrogen, waardoor de helling steil bleef. De zuidkant van het dal bleef echter in de schaduw. Daar gleed de blubberachtige grond gemakkelijk van de helling af en werd met het smeltwater meegevoerd. Zuidhellingen werden daardoor minder steil. Dit afglijden noemt men ook wel gelifluctie. Hetzelfde gold voor noord-zuid georiënteerde dalen. De middagzon, die op de oostkant van het dal scheen, was warmer dan de ochtendzon, die op de westkant scheen. Hierdoor bleef de oostkant steil en de westkant vlak. In het Laat-Weichselien werd het klimaat warmer. De bodem ontdooide langzaam en het regenwater kon er weer in wegzakken. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 103 Ook tegenwoordig stroomt er meestal geen water meer door droge dalen; alle neerslag trekt de grond in. Bij onze klim naar boven bleek ook dat de droogdalen allemaal doodlopen. Onze tocht voerde door het Vaccinio-Piceëtea. De naaldbossen zijn hier ontstaan door aanplanting van uitheemse productiehoutsoorten. De coniferen vertegenwoordigen net als bijvoorbeeld de varens, een vroege fase in de ontwikkeling van de vaatplanten, ze kwamen als groep tot ontplooiing vóór de bloemplanten, die vervolgens de heerschappij in het grootste deel van het vegetatiedek wisten te veroveren. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 104 De naaldbomen in het Herikhuizerveld tonen een zeer grote tolerantie voor alle standplaatsfactoren, maar zijn over een groot deel van hun traject niet opgewassen tegen de concurrentie met loofbomen. Slechts waar het klimaat of de vochthuishouding ongunstig is voor goed groei van loofbomen, hebben naaldbomen de overhand. Het grootste gedeelte van dit naaldbosareaal wordt ingenomen door het noordelijke oftewel boreale deel van het noordelijk halfrond, waar strenge winterkoude de ontwikkeling van een loofbos verhindert, maar tot 70° N. Br wel naaldbosgroei mogelijk is. Er groeit hier veel meer Blauwebos dan op de stuwwallen bij Nijmegen Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 105 Blauwe bosbes is ook in de winter groen en kan dan door fotosynthese suikers assimileren. Behalve dat de bessen worden verzameld voor menselijke consumptie als jam, sap en dergelijke, worden de bessen ook gegeten door allerlei vogels die op die manier zorg dragen voor de verspreiding van het zaad. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 106 De Associatie van Struikhei en bosbes Op veel plaatsen in het Herikhuizerveld groeit de gemeenschap Calluno-Ulicetea. Dit wordt veroorzaakt door de hoge neerslagcijfers en een hoge luchtvochtigheid, alwaar Vaccinium soorten zich ook buiten het bos in de open heide kunnen handhaven. Het bodemtype varieert van humuspodzolgrond tot moderpodzolgrond die onder andere gekarakteriseerd wordt door een dikke humuslaag [Ao-horizont]. De dikte van de Ao-horizont bedraagt 2,7 cm. Het Vaccinio-Callunetum wordt gedomineerd door dwerstruiken en is rijk aan mossen. Het aandeel van hemicryptofyten [ met name grassen] is kleiner dan in het Genisto anglicae-Callunetum. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 107 Rode bosbes Struikhei Heideklauwtjesmos Rode heidelucifer Gewoon gaffeltandmos Bronsmos Blauwe bosbes Grove den Bochtige smele Pijpenstrootje Zomereik Open rendiermos Fijn bekermos Gewoon klauwtjesmos Zachte berk Gewoon haarmos Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 108 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 109 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 110 Door de altijd groene sterk vertakte takken en twijgen kan de Blauwe bosbes ook in de winter assimileren. De smalle vleugels of lijsten langs de takken en twijgen vergroten het assimilerende oppervlak. De bessen worden gebruikt om er frisdrank en jam van te maken. De bestuiving geschiedt door insecten, bijen en hommels, die met hun kop tegen het stempel op de stijl stoten en vervolgens op zoek naar de nectar onder in de bloem de meeldraden raken.Daarbij dienen de hoorntjes die links en rechts van de helmknoppen zitten als een soort hefboompjes om de helmknoppen te laten opensplijten en het pollen vrij te geven. Dat nemen ze dan mee naar een volgende bloem. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 111 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 112 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 113 De Bosbesbestanden ontstonden doordat heide beplant werd met dennen, die naarmate ze ouder werden meer licht doorlieten. Het intensieve gebruik van het bos waarbij hout werd gesprokkeld en strooisel verzameld was gunstig voor de ontwikkeling van de bosbes. De pluk en verkoop van bessen leverde indertijd voor vele arme gezinnen een noodzakelijke aanvulling op hun inkomen. Hele generaties schoolkinderen uit omliggende dorpen kregen vervroegd zomervakantie om de hele dag bosbessen te kunnen plukken. Het verdwijnen van dit type bos heeft diverse oorzaken: • De toename van loofhout: de grote bladeren bedekken de bosbessenstruikjes en leveren minder zuur strooisel dan dennennaalden. • Er blijft meer hout en strooisel in het bos liggen, waardoor het bos voedselrijker wordt ten gunste van de concurrenten van de bosbes (de bosbes kan goed tegen voedselarmoede). • De belangrijkste oorzaak komt uit de lucht: stikstofdepositie vanuit de landbouw en het verkeer. Dit zorgt voor bemesting van de bodem, waardoor stikstofminners zoals bramen, Framboos, Kleefkruid en Brandnetel sterk opkomen en Bosbes, Liggend walstro en Pilzegge verdwijnen. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 114 In het Herkhuizerveld moet ook plaats zijn voor productiebos, alleen wat minder prominent dan nu vaak het geval is. Met betrekking tot houtproductie heeft productieloofbos met een zo ecologisch mogelijk beheer de voorkeur, maar ook zal er plaats zijn voor naaldhoutbos. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 115 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 116 Groot wild zoals edelherten, wilde zwijnen en reeën hoort in het bos thuis. Hun betekenis voor de moderne mens gaat verder dan die van jachtbuit of schadelijk dier. Dieren hebben in onze beleving een eigen, intrinsieke waarde en het recht om hun eigen leven te leiden. Daarom willen we dat ook in het Herikhuizer veld edelherten kunnen leven. Raster moet zoveel mogelijk worden teruggedrongen. De dieren moeten de mogelijkheid hebben om naar andere leefgebieden te trekken via zgn. robuuste verbindingszones. Bovendien zal de aanwezigheid van het edelhert de aantrekkelijkheid van het bos voor bezoekers vergroten. Op de landbouwgronden die deel uitmaken van deze landgoederen wordt op ecologische wijze graan verbouwd en vee gehouden. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 117 Door het park stromen op verschillende plaatsen ooit met de hand gegraven beken, de sprengen. Ze brachten, tot de komst van de stoommachine,watermolens in beweging. Een aantal in verval geraakte sprengen is in het nabije verleden hersteld. Toen rond 1900 de waardering van natuur en landschap begon te groeien, trok de omgeving steeds meer toeristen die in het gebied kwamen wandelen. In het begin waren dat vooral welgestelde bewoners van de steden in het westen van het land, die vaak gedurende de zomer enkele maanden in pensions in de omliggende dorpen verbleven. In de loop van de 20e eeuw trok het gebied steeds meer mensen uit het hele land en uit brede lagen van de bevolking. De Posbank verwierf in deze tijd landelijke bekendheid als doel van veel dagtochten. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 118 Om wild te bekijken zijn er in het nationaal park twee wildkansels gebouwd: één aan de rand van de voormalige landbouwenclave Herikhuizen, waar men zicht heeft op de ruïne van de voormalige boerderij Herikhuizen is door ons bezocht. Het is wandelend bereikbaar vanaf het bezoekerscentrum. De ander op de Elsberg, is gebouwd in een heuveltop vanwaar men een uitgestrekt zicht heeft over de Rheder- en Worthrhederheide en omliggende bossen. In de herfst komen hier veel mensen kijken naar de bronst van de edelherten. Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 119 Werkgroep Geologie en landschap KNNV; Herikhuizerveld . 21 febr 2015 120