HOOFDSTUK 7: EVOLUTIEPSYCHOLOGIE

advertisement
HOOFDSTUK 7: EVOLUTIEPSYCHOLOGIE
1. Inleiding: Darwin doordenken
‘Evolutie door natuurlijke selecte zou een nieuw licht
kunnen werpen op de menselijke geest.’
IMPLICATIES
(1) Onze geest is een stapsgewijze verfijning van eerdere
versies van het ding
Er is een cognitieve continuïteit tussen de mensen en de
andere dieren
(2) De menselijke geest valt samen met de hersenen
-
Filosofisch materialisme: het moet voortvloeien uit een
materieel substraat (= hersenen)
Katholieke weerstand: de geest is geen product van
natuurlijke selectie, want de ziel is onsterfelijk
(3) De verschillende onderdelen van de geest, zoals de
verschillende onderdelen van het lichaam, moeten
begrepen worden als adaptaties
Ze bieden een antwoord op een probleem waarmee onze
voorouders in hun omgeving geconfronteerd werden. De
geest is een gereedschapskist die cognitieve en emotionele
klusjes klaart.
EVOLUTIEPSYCHOLOGIE
Deze discipline vloeit voort uit de 3de stelling van de
implicaties (= adaptaties) en is zeer controversieel.
EVOLUTIEPSYCHIATRIE
Dit is een spin-off van de evolutiepsychologie, in die zin dat
het bestaan van geestesziekten in tegenspraak is met het
adaptationistische denken van de evolutiepsychologie.
2. Dr. Pangloss in Santa Barbara
ADAPTATIONISME
(1) Natuurlijke selectie is het belangrijkste, zo niet het
enigste mechanisme achter de evolutie van het leven
op aarde
(2) Natuurlijke selectie bedenkt altijd een optimale
oplossing voor een bepaald probleem
NATUURLIJKE SELECTIE
Natuurlijke selectie heeft een wereld voortgebracht die in
schoonheid en functionaliteit nauwelijks moet onderdoen
voor het wereldbeeld van de natuurlijke theologie.
De wereld wordt niet langer verklaard door een
mysterieuze Ontwerper, maar door een eenvoudig en
transparant formeel proces: natuurlijke selectie.
EVOLUTIEPSYCHOLOGIE
Oorsprong
In de jaren negentig van de vorige eeuw, in de faculteit
psychologie van de University of California in Santa Barbara,
door TOOBY, COSMIDES en PINKER
De menselijke geest
Stelt ons in staat om dingen waar te nemen, ons lichaam aan te
sturen, te geloven, te herinneren… op een geruisloze en hoogst
efficiënte manier = doelgerichtheid en doelmatigheid
Vertrekpunt
De geest is een complexe en hoogst functionele structuur
die niet zomaar uit de lucht komt gevallen, want het kan
enkel een product zijn van natuurlijke selectie (tenzij we
aannemen dat er een intelligente ontwerper bestaat)
PANGLOSSIANISME (GOULD & LEWONTIN)
Een spotnaam voor het adaptationisme
Ontstaan
Dr. Pangloss: leermeester van het hoofdpersonage in Voltaire’s
Candide ou l’Optimisme, die bekend stond om zijn vrolijke credo
en die van elke ziekte een zegen maakte
Het adaptationisme is de hedendaagse belichting van
Pangloss’ filosofie, omdat het over adaptaties ontwaart –
strak gestroomlijnde ontwerpen die voortgebracht zijn door een
meedogenloos proces van natuurlijke selectie
De menselijke geest is een orgaan dat vorm kreeg als
antwoord op de adaptieve problemen waarmee onze
voorouders geconfronteerd werden tijdens hun bestaan
De leefwereld van onze voorouders was relatief eenvoudig,
maar zij moesten wel in staat zijn om bepaalde taken te
vervullen. Hiervoor voorzag natuurlijke selectie een aantal
onderdelen met elk hun eigen functie, waarvan het doel was
om informatie te verwerken die ons aangeleverd wordt vanuit
verschillende domeinen die relevant waren voor de overleving.
De menselijke geest heeft zich nog niet kunnen aanpassen aan
de huidige sociale en natuurlijke omstandigheden.
Modules
De verschillende onderdelen van de menselijke geest
Eigenschappen van modules
- FUNCTIONEEL
- DOMEIN-SPECIFIEK
- AANGEBOREN
-
AUTOMATISCH
Ze worden niet ingeschakeld door hun drager, maar
activeren zichzelf wanneer ze geconfronteerd worden met
informatie uit hun betreffende domein
-
INTRANSPARANT
Ze zijn niet toegankelijk voor het bewustzijn van hun drager
-
INGEKAPSELD
Ze houden geen rekening met informatie die opgeslagen
of verwerkt wordt in andere delen van onze geest
-
GEBORNEERD
Ze verwerken enkel de informatie die ze moeten
verwerken en houden daarbij geen rekening met wat er
elders in onze geest gebeurt
Argumenten van evolutiepsychologen
(1) Taalverwervingsmodule
Jonge kinderen krijgen snel greep op zoveel complexe
problemen dat we veronderstellen dat hun geest
voorgeprogrammeerd is om specifieke taken te vervullen
(2) Nemen van beslissingen
Kennis is nefast omdat ze gebaseerd is op een abstractie
van een wilde veelheid van dingen, die precies door die
abstractie afgevlakt wordt (cf. Nietzsche)
Kennis is noodzakelijk omdat ze ons zelfbehoud dient (cf.
Nietzsche)
Opties van beslissingen
(1) Zaken rustig op een rijtje zetten
Onze geest lost verschillende problemen op met eenzelfde
vaste set van procedures
(2) Gehoorzamen aan de instinctieve drang om te
verstijven of te vluchten
Onze geest bevat een gespecialiseerde module die enkel
informatie over wilde dieren verwerkt en verbonden is met
een gedragspatroon = fright, flight or fight response (=
universeel!)
Voorouders die een mentale passe-partout hadden (= een
algemene set van procedures die bij heel uiteenlopende
problemen ingezet wordt), snel weggeconcurreerd werden
door modulaire voorouders die de relevante informatie sneller
en efficiënter verwerkten.
3. De evolutiepsychologie en haar grenzen
KRITIEK
Het evolutiepsychologische model van de geest is te
eenvoudig en een aantal van haar veronderstellingen is
dubieus.
VERONDERSTELLING 1
De geest is nog steeds aangepast aan de natuurlijke en
sociale omstandigheden die eigen waren aan de
steentijd. Het menselijke aanpassingsvermogen kan geen
gelijke
tred
houden
met
de
duizelingwekkend
veranderingen
die
onze
leefomgeving
sindsdien
ondergaan heeft.
De steentijd is het ijkpunt van de evolutiepsychologen
= Environment of evolutionary adaptedness (EEA). De
cognitieve en emotionele reacties van onze voorouders
op de problemen van hun tijd, vormen nog steeds het
raamwerk van de huidige menselijke geest. Wij zijn nog
steeds jagers-verzamelaars.
KRITIEK: visie op EEA is misleidend
(1) We kennen wel een aantal adaptieve problemen
waarmee onze steentijd-voorouders worstelden, maar
voor elk van deze problemen zijn er een aantal
oplossingen. Onze kennis over de anatomie, fysiologie
en gedrag van onze voorouders is te beperkt om te
voorspellen welke oplossing de meest waarschijnlijke is
(2) Het is weinig plausibel te beweren dat onze geest niet
meer geëvolueerd is sinds de steentijd. Ons lichaam
heeft in ieder geval nog een aantal aanpassingen
gedaan en er zijn geen redenen om aan te nemen dat
dat niet het geval zou zijn voor de menselijke geest
VERONDERSTELLING 2
De menselijke geest is vergelijkbaar met een zwitsers
zakmes, omdat het uit een groot aantal onderdelen
(modules) bestaat die elk hun eigen, specifieke functie
vervullen
Modules
- ADAPTIEF
Ze verwerken relevante informatie op een zo goed
mogelijke manier
-
De menselijke aanwezigheid in The Big Freeze
Het is enkel mogelijk omdat onze toenmalige voorouders
vindingrijk genoeg waren om allerlei sociale en technologische
voorzieningen te creëren die de plotse afkoeling van het klimaat
draaglijk maakten. En om die vindingrijkheid te kunnen denken,
moeten we een zekere flexibiliteit veronderstellen in de
menselijke geest – een flexibiliteit die haaks staat op de
gedachte dat alle modules van onze geest aangeboren zijn.
DOMEIN-SPECIFIEK
Ze zijn ontworpen om informatie te verwerken uit één enkel
domein
-
is het handiger en efficiënter om niet alles te moeten aanleren.
Maar stel dat je leefomgeving voortdurend in verandering is,
dan is de kans groot dat je opgezadeld zit met een aantal oude
cognitieve programma’s die vroeger misschien nuttig waren,
maar in die huidige omgeving eerder een nadeel vormen.
AANGEBOREN
Niet de inhoud van onze kennis is aangeboren, maar we
worden geboren met de mechanismen die we nodig
hebben om tot kennis te komen
De claim dat alle modules van onze geest aangeboren
zijn, is weinig waarschijnlijk
Het aanleren van kennis kost veel meer tijd en energie en is
minder betrouwbaar. In een omgeving die nauwelijks verandert
Naast allerlei automatische cognitieve programma’s heeft
de mens wellicht ook een aantal open programma’s die
ingezet kunnen worden om nieuwe problemen op te
lossen.
4. De ontspoorde geest
Onderdelen van onze geest zijn adaptief: ze vervullen een
welbepaalde functie en doen dit op een efficiënte manier.
Als het waar is dat onze geest een pareltje is van ontwerp,
waarom worden we dan zo vaak gek? Het bestaan van
geestesziekten lijkt een regelrechte aanfluiting van het
adaptationistisch adagium dat evolutie door natuurlijke
selectie
een
wereld
vol
voortreffelijk
ontwerp
voortgebracht heeft.
EVOLUTIEPSYCHIATRIE
Evolutiepsychiatrie
is
een
verlengstuk
evolutiepsychologie
en
het
deelt
een
veronderstellingen met de evolutiepsychologie.
van
aantal
HET GENOME LAG MODEL (MCGUIRE & TROISI)
Sommige geestesziekten komen voort uit een dramatische
mismatch tussen onze huidige omgeving en onze
voorvaderlijke omgeving (waarin onze soort zich gevormd
zou hebben).
Ons genetisch materiaal heeft een figuurlijke jetlag
overgehouden aan onze evolutionaire vliegreis.
Voorbeelden
Fobieën, vreetbuien, angststoornissen…
HAGEN
Sommige geestesziekten dienen niet alleen vroeger, maar
ook vandaag nog een evolutionair belangrijke functie.
Voorbeelden
Postnatale depressie, koorts, pijn, misselijkheid, diarree…
ADAPTIVE BEHAVIOR GONE WILD (STEVENS & PRICE)
Wanneer de daadkracht ontspoort in roekeloosheid en de
achterdocht in waan, spreken we van een psychiatrische
aandoening. Het gaat om uitvergrotingen van normaal
(en nuttig) gedrag.
KELLER & MILLER
De andere evolutiepsychiatrische verklaringsmodellen ruiken
naar panglossianisme, maar geestesziekten zijn helemaal geen
verkapte adaptaties!
Het zijn schadelijke disfuncties die altijd al schadelijk
geweest zijn. Het zijn disfuncties die e maken hebben met
het feit dat ons brein (of het erfelijk materiaal) bijzonder
kwetsbaar is voor mutaties.
De kans op geestesziekten neemt toe naarmate het
aantal mutaties iemand met zich meedraagt (= meer
afwijkende cognitieve en gedragspatronen), ook al is het
effect van elke van die mutaties op zich miniem.
De evolutiepsychiatrie hoeft geen beroep te doen op de
modulariteit van de geest of op het belang van de steentijd.
5. Conclusie
De evolutiepsychologie is een wetenschappelijke
discipline die de menselijke geest onderzoekt vanuit een
darwinistisch raamwerk.
De geest, net als ons lichaam, is een product van
natuurlijke selectie en bestaat uit onderdelen (modules)
die elk een welbepaalde functie vervullen.
Vragen
- Kan zo’n modulaire blik op de geest recht doen aan
de
complexiteit
van
onze
evolutionaire
voorgeschiedenis en aan de vindingrijkheid en
creativiteit van onze soort?
- Hecht de evolutiepsychologie niet teveel belang
aan de ontwerpkracht van natuurlijke selectie?
Natuurlijke selectie is een prutser!
Het is een wonder dat de meeste exemplaren van de
menselijke geest hun taak kunnen vervullen en dat
geestesziekten nog altijd een minderheid van de
bevolking treffen.
HOOFDSTUK 8: SIGMUND FREUD
1. Inleiding: Freud en de filosofie
PSYCHOANALYSE
Positieve en negatieve benadering
(+) WIJSGERIGE ANTROPOLOGIE: een filosofische theorie
over de mens, die radicaal ingaat tegen vroegere
theorieën
(-) WEINIG
WETENSCHAPPELIJKE
WAARDE:
enkel
bestudeerd in filosofie en letteren
2 belangrijke elementen
(a) Theorie over zelfbedrog en het onbewuste
(b) Theorie over de lotgevallen van de menselijke
seksualiteit: waarom gaan zoveel mensen ongelukkig
door het leven?
2. Een korte biografie
WENEN
= het Europese centrum voor nagenoeg alle vormen van
cultuur
= stad van tegenstellingen
1938
= Oostenrijk sluit zich bij Duitsland aan: antisemitisme ↑
= dood van Freud (in ballingschap in Londen)
OPLEIDING GENEESKUNDE (+ NEUROLOOG)
-
Privépraktijk als ‘zenuwarts’
Parijs: Charcot en Bernheim (HYPNOSE)
DE VRIJE ASSOCIATIE
= de patiënt zegt alles wat tijdens de therapie in hem/haar
opkomt
= werkt bevrijdend, waardoor symptomen verdwijnen
METAPSYCHOLOGIE
= theorie over de menselijke geest
= verklaring van de werking + het falen van de menselijke
geest
= oplossing om het falen te herstellen
3. Zelfbedrog en het onbewuste
DE MENS IS GEEN BAAS IN EIGEN HOOFD
= vorm van zelfbedrog
-
TEGENSTRIJDIGHEID OF PARADOX
DE MENS IS NIET TRANSPARANT VOOR ZICHZELF:
psychische activiteit ontrekt zich aan bewustzijn
-
HET BEWUSTE ‘IK’ IS EEN OPPERVLAKTEFENOMEEN:
aangestuurd door een massieve onpersoonlijke macht (=
onbewuste)
≠ een bewust denkend wezen
-
HET
DENKEN
IS
EEN
ONVERMOEIBARE KRACHT:
NIETS
ONTZIENDE
EN
Geen nis of spelonk van onze gedachtewereld blijft
onbelicht
-
DESCARTES:
De helderheid van de eigen geest, de introspectie
SOORTEN ZELFBEDROG
(a) NORMAAL ZELFBEDROG
= geloof hechten aan iets waarvan men weet dat het niet
waar is
(b) OMGEKEERD ZELFBEDROG
= geen geloof hechten aan iets waarvan men weet dat het
wel waar is
Wat gebeurt er wanneer we iemand anders bedriegen?
(1) ZELFBEDROG HOUDT IN DAT WE IETS WETEN EN
TEGELIJKERTIJD NIET WETEN
Kritiek: niet-contradictie principe (= iets kan niet tegelijk waar
en onwaar zijn)
(2) ZELFBEDROG HOUDT IN DAT WE ONZE INTENTIES KENNEN
EN TEGELIJKERTIJD NIET KENNEN
Oplossing
‘Kennen’ en ‘weten’ hebben 2 verschillende betekenissen
HYPNOSE
= er bestaan denkactiviteiten die niet toegankelijk zijn voor
het bewustzijn
(a) TIJDENS HYPNOSE:
Geïntegreerd bewustzijn (alle psychische activiteiten zijn
toegankelijk voor het denken)
(b) NA HYPNOSE:
Men weet niet meer wat men eigenlijk wel weet
Verklaring?
ONTSPANNING: afvlakken van remmingen + bevorderen van
impulsiviteit en vatbaarheid voor suggestie
= noodzakelijk om sociale relaties te onderhouden
ZELFCENSUUR
HOE PAST ZELFBEDROG IN DIT PLAATJE?
(1) HET ONDERDRUKKEN van ideeën, gevoelens, uitspraken en
Ik kan mezelf bedriegen als dat inhoudt dat ‘een deel van
mij’ een ander deel bedriegt.
handelingen (maar we zijn ons ervan bewust)
(2) HET VERDRINGEN van ideeën, gevoelens, uitspraken en
handelingen (maar we zijn ons er niet van bewust)
(a) Het past niet bij ons (= ‘zo ben ik helemaal niet’)
(b) Ze duiken uit het niets op
Verband
Omdat bepaalde gedachten en gevoelens niet bij ons
zelfbeeld passen, worden ze naar een ‘andere plaats’
verdreven. Wanneer ze hun weg terugvinden naar het
bewustzijn, worden ze daar als vreemd ervaren.
HET MENSELIJK DENKEN
(1) HET BEWUSTE SYSTEEM
Alle gedachten en gevoelens waar we op een bepaald
moment toegang tot hebben
(2) DE CENSUUR
Bewaakt de grenzen van het bewuste (ontzegt toegang
door middel van verdringing)
(3) HET ONBEWUSTE SYSTEEM
Alle niet-bewuste gedachten en gevoelens
Zelfbedrog
Door censuur die het bewuste systeem bedriegt, door dat
systeem informatie uit het onbewuste systeem te
onthouden
‘Kennen’ en ‘weten’
Bewust en onbewust niveau (onafhankelijk van elkaar)
KRITIEK: SARTRE
Zelfcensuur doet zelf aan zelfbedrog
Om onlustvolle gedachten adequaat te kunnen
verdringen, moet de zelfcensuur die gedachten kennen (=
herkennen als onlustvol) en tegelijkertijd niet kennen (= na
verdringing)
Verdringing bestaat niet
Het is een theoretisch verzinsel om onszelf vrij te spreken
van onze domheid en onszelf ‘ontoerekeningsvatbaar’ te
verklaren (= vrijbrief om onze verantwoordelijkheid te
ontlopen) = KWADE TROUW (mauvaise foi)
VERSCHIL ZELFCENSUUR (SARTRES EN FREUD)
S: HOMONCULUS
F: ROOKDETECTOR
(= afzonderlijke instantie in geest)
(= mechanische, automatische
onpersoonlijke macht: modules van evolutiepsychologen)
en
4. Seks, niets dan seks
ONLUST
SEKSUALITEIT
= een conflict tussen de fundamentele drijfkrachten of
driften van de mens: de seksualiteit en het zelfbehoud
≠ genitaal contact (coïtus) tussen man en vrouw
Het leven is een slagveld van allerlei krachten ≈ Nietzsche
Freud deed ook nauwkeurig uitspraken over de krachten
Variatie in
(a) VOORWERP (man, vrouw, kind, dier, schoen…)
(b) BRON (erogene zones)
(c) DOEL
(a) ZELFBEHOUDSKRACHTEN:
Driften die ervoor zorgen dat we in leven blijven
(b) SEKSUELE DRIFTEN:
Veroorzaken onlust in het psychisme
SEKSUELE DRIFT
Een grensbegrip tussen lichaam en geest
- DE GEESTELIJKE COMPONENT:
Ontstaan in kindertijd
Door activeren van mond (eten en drinken), anus en
geslachtsdelen (ontlasting)…
Er zijn meerdere seksuele driften, die elk min of meer
samenhangen met de erogene zone en voorkomen bij
alle kinderen.
De voorstelling (gedachten, gevoelens, herinneringen)
-
DE LICHAMELIJKE COMPONENT:
Het affect (hoeveelheid energie waarmee een voorstelling
beladen is)
Driften kan je niet verdringen, gedachten en gevoelens
wel.
Kinderen
= hyperseksuele wezens
= polymorf pervers (kinderen ontplooien heel wat seksuele
activiteiten, maar deze zijn nog niet genitaal georganiseerd)
Waar gaan de kinderlijke seksuele driften naartoe?
De gedachten en gevoelens (voorstellingen) die door
driften van energie (drijfkracht) voorzien worden, worden
door censuur naar het onbewuste gestuurd.
Sommige verlangens mogen niet bewust worden!!!
Waarom leidt seksualiteit zo vaak tot onlust?
(1) Sommige uitingen van ‘perverse’ driften conflicteren
met de sociale omgeving van het individu
De meeste mensen nemen de normen en waarden van hun
cultuur over en zien zich bijgevolg veroordeeld tot het
verwerpen van verlangen die zich vanuit hun eigen lichaam
aandienen. Bepaalde gedachten en gevoelens worden
ervaren als weerzinwekkend (= onlustvol en moeten dus
verdrongen worden).
Verschillende culturen hanteren verschillende seksuele
normen waarden (bv. homoseksualiteit, leeftijdsverschil,
fascinatie van kinderen voor uitwerpselen)
PSYCHISCHE DAMMEN: sluiten aan bij de seksuele normen en
waarden van de sociale omgeving (walg en weerzin)
(2) Sommige ‘polymorf perverse’ driften zijn fundamenteel
onbevredigbaar (= verklaring voor ongelukkig zijn)
Bepaalde seksuele (deel)driften kunnen nooit volledig
bevredigd worden, waardoor hun drijfkracht nooit volledig
verdwijnt en er een restverlangen ontstaat (= een bron van
onlust die verdrongen moet worden)
Waarom is onze seksualiteit fundamenteel onbevredigbaar?
De psychische dammen zijn hernemingen van bepaalde
cruciale gebeurtenissen in de evolutionaire geschiedenis
van de menselijk soort (bv. overgang van 4 naar 2 voeten)
De onbevredigbaarheid van de menselijke seksualiteit: de
mens wilde zich (al te sterk) distantiëren van de andere
dieren (= vergalopperen)
NAGENOEG ELKE VERDRINGING IS EEN TIKKENDE TIJDBOM
(1) Verdrongen voorstellingen duiken vroeg of laat terug
op in het bewuste (licht gewijzigde vorm)
(2) De drijfkracht (affect) die schuilgaat achter
verdrongen voorstellingen, blijft rondwaren in het
psychisme en richt daar allerlei onheil aan
Soms hecht het affect zich aan andere voorstellingen, die
op minder weerstand stuiten en probeert het op die manier
alsnog toegang tot het bewustzijn te krijgen.
Het psychisme
Het bestrijden van driften die niet compatibel zijn met ons
zelfbeeld (= veel tijd en energie)
Neurose
Allerlei ‘milde’ psychische stoornissen (fobie, depressie…)
ten gevolge van verdringing, die zich kenmerken door
typische negatieve emoties zoals schuld, angst, verdriet en
walg.
Perversie
= alternatief voor neurose
= niet bepaald een positie die gelukkig maakt
Besluit
De mens kan eigenlijk alleen maar ongelukkig zijn en moet
kiezen tussen de pest (perversie) en de cholera (neurose)
5. Conclusie
Freud vergelijkt de effecten van zijn eigen werk op het
zelfverstaan van de moderne mens met de effecten van
het werk van onder andere Copernicus en Darwin.
(a) Moderne wetenschappen: mens bevindt zich niet in het
centrum van het universum
(b) Darwin: kloof tussen mens en dier is niet zo groot
Freud bracht de genadeslag toe door aan te tonen dat
de mens helemaal niet zo rationeel is als hij zelf zou willen
geloven. Het leeuwendeel van onze denkactiviteiten is
helemaal niet toegankelijk voor ons bewustzijn.
-
Het onbewuste bestaat en borrelt als een levende
vulkaan.
Het bewustzijn is een belegerde stad: voortdurende
gevecht tussen het onbewuste en het bewustzijn,
tussen seks en cultuur (= recept voor ellende)
Dit voortdurende gevecht
verdringing tot neurose.
leidt
tot
verdringing
en
Verschil tussen mens en dier
De mens is helemaal geen redelijk dier, want het
onderscheidt zich door zijn vatbaarheid voor allerlei
ziekten (wijsgerige antropologie ≈ Nietzsche (atypisch))
HOOFDSTUK 9: INTELLIGENT DESIGN
1. Inleiding
2. ID en darwinisme
DE CONTROVERSE TUSSEN HET DARWINISME EN ID
DARWINISME
-
3 elementen
(1) Niet alle organismen kunnen met evenveel succes
overleven en zich voortplanten in een bepaalde
omgeving
(2) Individuele variatie: organismen van dezelfde soort
verschillen op heel veel verschillende punten
(3) Sommige aspecten van individuele variatie zijn erfelijk
(a) Kansen van het individu vergroten = ADAPTATIES
(b) Kansen van het individu verminderen
-
Relatie tussen wetenschap (astronomie, geologie, fysica)
en geloof
Relatie tussen evolutiebiologie en geloof
Evolutiebiologie
Meest verderfelijke, bedreigende wetenschap voor geloof
= deïsme
Is het darwinisme wel degelijk een gevaarlijke idee voor
het geloof?
ID
Gedreven door het filosofische materialisme
= alles moet vanuit de materie verklaard worden, dus er is geen
plaats meer voor ‘bovennatuurlijke’ entiteiten (zoals ziel en God)
= atheïsme
Is ID een goede oplossing voor de problemen die het
darwinisme oproept voor het geloof?
2 elementen: blinde proessen
(1) Mutatie: nodige variatie
(2) Selectie: verspreiding van adaptaties en verdwijning
van niet-nuttige mutaties
INTELLIGENT DESIGN
Niet de evolutie, maar de ontwerper is verantwoordelijk
voor alle schoonheid in de wereld
= creationisme (OPMERKING!!!)
= aanvulling
= bedreven door wetenschappers
≠ alternatief
OPMERKING: verschil tussen ID en creationisme
INTELLIGENT DESIGN
- Bijzonder ingewikkelde theorie
- Aanvaarden het darwinisme wel:
Verklaart heel wat biologische fenomenen perfect
-
Theorie: er zijn bepaalde vormen van ontwerp die
dermate ingenieus en complex zijn dat blinde
natuurprocessen (mutatie en selectie) ze niet kunnen
voortbrengen, dus er is een intelligente ontwerper
nodig
CREATIONISME
- Geen ingewikkelde theorie
- Aanvaarden het darwinisme niet:
Pseudowetenschap of ideologisch geneuzel
-
Theorie: hemel en aarde (+ leven op aarde) werden
ongeveer 5000 jaar geleden door God geschapen
Niet reduceerbare complexiteit
DARWINISME: alle complexiteit in de werkelijkheid kan
gereduceerd worden tot een samenspel van mutatie en
natuurlijke selectie (= gradueel: alle eigenschappen komen
stapsgewijs van vorige generatie = minimale verbetering)
MAAR FAILLIET VAN GRADUALISME
Voorbeeld: zweepstaart van E. Coli
Wanneer alle onderdelen gecombineerd zijn, kan het organisme
er baat bij hebben. Er moet een ontwerper zijn die vooruit kan
kijken (generaties stilleggen of onmiddellijke creatie van
complex orgaan)
Kritiek
ID IS OUDE WIJN IN NIEUWE ZAKKEN?
= wetenschappelijke versie van ‘Argument From Design’
ONOPGELOSTE VERSUS ONOPLOSBARE PROBLEMEN
De complexiteit van het zweepstaartje en het menselijk
oog lijkt een onopgelost probleem, maar dat wil niet
zeggen dat het onoplosbaar is.
Het lijkt dat de evolutie van het zweepstaartje veronderstelt dat
er een aantal stappen in neerwaartse richting zijn genomen,
maar darwinisten zijn ervan overtuigd dat in de toekomst zal
blijken dat elk onderdeel van het zweepstaartje wel degelijk
afzonderlijk nuttig was.
HET MYSTERIE VAN DE ONTWERPER
- Hoe? Waarom?
- Geen antwoord ≠ selectionistische verklaring
- Heeft nogal wat prutswerk afgeleverd (bv. appendix)
- Is hij meer dan een religieus geïnspireerd
verlegenheidbegrip waaraan men wetenschappelijke
ernst denkt te geven door het in te kleden met
technisch jargon uit de biochemie en de wiskunde?
IS ID WETENSCHAPPELIJK BEVREDIGEND?
- Meeste argumenten zijn negatief
- Ze zeggen wel dat het darwinisme faalt, maar hebben
zelf geen deugdelijke alternatieve verklaring
3. Religie en darwinisme: een korte geschiedenis
EEN RELIGIEUS CONFLICT
Darwinisme
Een aanval op een mens- en wereldbeeld dat begint en
eindigt bij een persoonlijke God
ATHEÏSTISCH AURA?
- Een deel van de religieuze gemeenschap aanvaardde
Darwins inzichten over de afstamming van de mens
- Sommigen (waaronder Wilberforce) hadden het
moeilijker met het aanvaarden van Darwins theorie
(1) Hij besefte dat zijn evolutietheorie niet te verzoenen was
met de letterlijke lezing van de bijbel
(2) De biologische evolutie is een aanwijzing voor het
bestaan van een goddelijke schepper (die voorwaarden
geschapen heeft voor het ontstaan van leven op aarde)
DUS DEÏSME
Hij geloofde in een goddelijke schepper die de wereld in
beweging heeft gebracht, maar die verder niet wil of kan
ingrijpen.
Intelligent Design
Een manier om aan die aanval te weerstaan (ook al stelt
men zich vragen bij de theologie en religiositeit)
THOMAS HUXLEY EN HERBERT SPENCER
Het darwinisme is een seculiere religie, waaruit men
maatschappelijke en individuele idealen en normen kan
afleiden
- Interesse voor een ideologisch gebruik van de
evolutietheorie
- Nadruk op de vooruitgang in de evolutie en harmonie
in natuur
De wetenschap moet ervoor zorgen dat men het Rijk
Gods op aarde kan verwezenlijken
Confrontatie tussen het traditionele christendom en de
evolutietheorie
RONALD FISCHER
God heeft de wereld op zo’n manier geschapen dat alle
organismen naar een adaptief optimum evolueren. Deze
goddelijke voorzienigheid leidt tot de kroon op de
goddelijke schepping: de mens.
= NEO-DARWINISME: synthese tussen Darwins gedachtegoed
en de Mendeliaanse genetica (samensmelting van basiswetten
van erfelijkheid en Darwins theorie)
THEODOSIUS DOBZHANSKY
Evolutie is een doelgericht proces, maar christelijke
overtuiging speelt hier minder mee. Hij gaat lijnrecht in
tegen creationisten door te zeggen dat hun visie op het
leven godslasterlijk is. Als het creationisme waar is, dan zou
God de mens bedriegen (God geeft ons tal van
aanwijzingen die de evolutietheorie ondersteunen) =
creationisme als blasfemie
FISHER EN DOBZHANSKY
Verzoening
van
religieuze
wetenschappelijke bezigheden
overtuiging
met
Toegevingen
(1) Vervangen
van
een
zuiver
mechanistische
evolutiebiologie door een meer teleologische
evolutiebiologie
(2) Afstand nemen van een al te dogmatisch christendom
en een letterlijke lezing van de bijbel
HEDEN
Een groot gedeelte van het hedendaagse darwinisme is
rechtstreeks gebaseerd op evolutiebiologische mechanismen
en processen die zij aan het licht brachten. Tegelijk nemen nog
weinig biologen de christelijke boodschap ernstig (vooral het
teleologische aspect). Er wordt wel toegegeven dat het
christendom een noodzakelijke inspiratiebron geweest is, maar
daarom ondersteunen hun evolutionaire theorieën de
waarheidsaanspraken van het christendom nog niet.
4. Is het darwinisme intrinsiek atheïstisch?
DARWINISME
-
Methodologisch naturalisme (onderzoeksmethoden voldoen
aan wetenschappelijke criteria)
Geen plaats voor miraculeuze interventies bij het opstellen
van verklaringen of voorspellingen
Elke darwinist moet aanvaarden dat God en goddelijke
interventies geen plaats hebben in wetenschappelijke
procedures, theorieën en experimenten, maar dat
betekent niet dat elke darwinist moet aanvaarden dat
God niet bestaat.
Darwinisme is wapen voor antireligieus fundamentalisme
-
Darwinisme leidt tot materialisme en dus tot atheïsme
Er waren vroeger wel darwinistische atheïsten, maar nu ligt
vooral de nadruk op de intrinsieke band tussen darwinisme
en atheïsme (Dawkins, Dennett, Weinberg)
-
Alle
wetenschappen
hangen
een
methodologisch
naturalisme aan, maar enkel het darwinisme wordt door
ID’ers bekritiseerd
THEÏSME
Alle religieuze theorieën en overtuigingen waarin beweerd
wordt dat God bestaat en waarin aan God allerlei
kenmerken worden toegeschreven.
CREATIONISME/INTELLIGENT DESIGN
Een zo letterlijk mogelijke interpretatie van het
Genesisverhaal (zie: Young Earth). Dit staat haaks op het
darwinistische gedachtegoed (= deïsme), maar ook op
basisprincipes van de fysica en de geologie.
PANTHEÏSME
‘God’ is de naam die wij geven aan de natuur, de natuur
is een mechanisme. God valt volledig samen met de
evolutie van het leven op aarde. Dit is verzoenbaar met
het filosofisch materialisme.
DEÏSME
Voorbeeld: Spinoza
God is een schepper van voorwaarden (voor het ontstaan
van leven op aarde), maar trekt zich verder niets aan van
zijn creatie (= vorm van theïsme).
AGNOSTICISME
Voorbeeld: Darwin
Geen bevestigende of ontkennende uitspraken over
bovennatuurlijke verschijnselen. Men bezit geen kennis om
te oordelen of er een God is of niet.
GEMATIGDE THEÏSTISCHE POSITIES
3 overtuigingen
(1) God bestaat
(2) God is een liefhebbende scheppende persoon
(3) Het bestaan van God maakt enig verschil voor de
werkelijkheid waarin wij leven en/of voor de menselijke
soort
(a) God bestaat, en zijn bestaan maat enig verschil voor
onze leefwereld (1 + 3)
Het darwinisme kan niet aantonen dat mirakels
onmogelijk zouden zijn.
In de mate dat mirakels een opschorting van natuurwetten
impliceren, kan men zeggen dat het darwinisme verzoenbaar is
met het geloof in mirakels. Als er geen mirakels zijn, volgt de natuur
gewoon de darwinistische processen.
Het bestaan van God: als zulke onderwerpen ons
bevattingsvermogen al niet overstijgen, dan overstijgen
ze
hoogstwaarschijnlijk
toch
onze
zintuiglijke
vermogens.
Het darwinisme kan geen uitspraken doen over de boven- of
buitenzintuiglijke werkelijkheid.


No comment: geen bewijs van tegendeel
Methodologisch naturalisme: men doet enkel
beroep op de wetenschap
(b) God is een liefhebbend, wijs en intelligent wezen (2)
Het darwinisme kan geen zinnig antwoord geven op
de vraag of God bestaat.
Eigenschappen van God
THEÏSME
God is liefhebbend en zorgend
DEÏSME
 God is wijs en intelligent
 Godsdienst is een redelijke aangelegenheid en
hun beeld van God weerspiegelt die overtuiging
KRITIEK OP VERZOENBAARHEID
(1) Natuurlijke selectie is een
inefficiënt proces (prutswerk)
enorm verspillend
en
(a) Zoveel tijd en zoveel mislukte ontwerpen
(b) God is een prutser, geen redelijk wezen
(2) Adaptaties zijn het product van lijden
(a) Veel nakomelingen die niet overleven, wreedheid, lijden
(b) De schepper is een sadist, geen goedzak
Tegenargumenten van deïsten
(a) Lijden is altijd al een probleem geweest voor religieuze
overtuigingen
(b) THEODICEE (Leibniz)
God heeft ons geschapen als vrije individuen. Het lijden
maakt deel uit van een ‘packagedeal’, waarvan de
voordelen en de nadelen elkaar in evenwicht houden
(c) Adaptaties zijn een bijproduct van de verspilling en het
lijden
5. Conclusie: alternatieven
KARL BARTH
HOE HET GELOOF TERUG REDELIJK MAKEN?
De aanspraken van religie hebben betrekking op een
realiteit die volledig verschilt van de wereld waarin wij
leven. Gods goedheid en alwetendheid kan men niet
begrijpen als overtreffende trappen van menselijke
goedheid en kennis.
(1) STRATEGIE VAN ID
God opnieuw binnenloodsen in wetenschap
Probleem
Fundamenteel onwetenschappelijk
Wetenschap is wetenschap als ze gebaseerd is op een
naturalistische methodologie: wie beroep doet op
goddelijke interventie of een afgeleid surrogaat plaatst zich
onvermijdelijk buiten de wetenschap
LUDWIG WITTGENSTEIN
Het zijn niet de overtuigingen die de kern uitmaken van
het geloof, maar wel de praktijken.
- Praktijken hangen nauw samen met religieuze
overtuigingen
- Overtuigingen hebben geen betekenis meer wanneer
je ze loskoppelt van de praktijken
(2) DE GESCHIEDENIS VAN HET DENKEN
Moderne wetenschappers mogen geen beroep doen
op God
REDELIJKHEID
SAMENVATTEND
Redelijkheid = wetenschappelijkheid
Bepaalde elementen van het geloof zijn niet in
overeenstemming met de wetenschappen, en zijn dus
onredelijk.
Moderne wetenschap is beter dan de aristotelische en
middeleeuwse vormen van wetenschap (= beroep op
God), omdat men meer vooruitgang geboekt heeft.
-
Het darwinisme is wel een gevaarlijke idee voor het
geloof:
Het maakt komaf met het beeld van God als verstandige en
voorzienige persoon
-
Het ID biedt geen deugdelijke oplossing:
Het herhaalt het probleem door op cruciale momenten een
‘intelligente ontwerper’ in te roepen zonder te specificeren
(+ geloof onttrekken aan de wetenschap)
HOOFDSTUK 10: SEKSUELE VOORKEUR
1. Inleiding: Freuds voorkeuren
HOMOSEKSUALITEIT
Dubbelzinnigheid
- Lijst van perversies
- Weigeren dat het een ziekte is
Oorsprong
- Het maakt deel uit van onze biologische constitutie
- Psychologische verklaringen (identificatie met moeder)
Men is homoseksueel (vanaf de geboorte) en men wordt
homoseksueel (na vereenzelviging met moeder).
2. Twee paradigma’s
LEVAY
Er bestaan anatomische verschillen tussen de hersenen
van homoseksuele mannen en de hersenen van
heteroseksuele mannen.
HAMER EN BAILEY (1)
Onze seksuele oriëntatie staat voor een groot deel in onze
genen geschreven. Het is niet of nauwelijks te veranderen,
dus mensen zijn ofwel heteroseksueel ofwel homoseksueel
(ofwel biseksueel).
Tegenwoordig: binaire denken
- Hetero OF homo
- Natuur OF cultuur
- Fatum OF keuze
LESBIAN AND GAY STUDIES (2)
Het binaire denken ondermijnen en de complexiteit van
het debat over seksuele voorkeuren bloot leggen
(a) Essentialisten
De opdeling is niet universeel en tijdloos.
Seksuele voorkeuren = natuurlijke soorten (een classificatie
die ‘geschreven’ staat in de constitutie van mensen
(b) Sociaal-constructivisten
Seksuele voorkeuren = sociale constructies (vormgegeven
door sociale, culturele en economische factoren)
Seksuele oriëntatie staat helemaal niet ‘in de genen
geschreven’, maar wordt gevormd door allerlei sociale,
culturele en economische factoren (= kneedbaar).
HET ONDERSCHEID TUSSEN BEIDE PARADIGMA’S
Het is mogelijk om over elk onderwerp (x) een debat op te
zetten, waarbij x in het ene geval beschouwd wordt als
veruitwendiging van een tijdloze en aangeboren essentie (=
essentialisme), in het andere geval als een contingente sociale
constructie (sociaal-constructivisme) = morele/politieke claim
3. Soorten van soorten
NATUURLIJKE SOORT
-
NIET-NATUURLIJKE SOORT: VOORWAARDEN
Een groep individuen, organismen, entiteiten of
eigenschappen die van nature een groep vormen
Vaste,
interne
en
natuurlijke
eigenschappen
(1) Ze trekken zich niets aan van de manier waarop we
hen conceptualiseren
(2) Ze delen geen uniek definiërend kenmerk
(3) Ze delen geen natuurlijk kenmerk
(identificatie en onderscheiding van andere entiteiten)
-
Voorbeelden
(a) Chemische elementen (goud)
(b) Biologische soorten (planten- en diersoorten)
(c) Fysische entiteiten (quark)
-
Voorbeelden
(a) Stoelen
(b) teddyberen
NATUURLIJKE MENSELIJKE SOORT
NIET-NATUURLIJKE MENSELIJKE SOORT (= SOCIALE SOORT)
-
-
Idem als natuurlijke soort, maar dan bij mensen
Voorbeelden
(a) Bloedgroepen
(b) Erfelijke kenmerken (geslachtschromosomen)
(a) Gescheiden vaders in Leuven
(b) Leden van een politieke partij
NATUURLIJKE (MENSELIJKE) SOORT: VOORWAARDEN
(1) X is totaal onverschillig ten opzichte van onze theorieën
over X
(2) X vormt een homogene en begrensde categorie
INTERACTIEVE SOORT (deel van sociale menselijke soort)
-
Alle leden van X kenmerken zich door een unieke
eigenschap die hen onderscheidt van leden van Y
(3) De unieke eigenschap die alle leden van X
gemeenschappelijk hebben moet een natuurlijke
eigenschap zijn
Sociale menselijke soorten of sociale constructies
Variabele eigenschappen (niet vast, intern of natuurlijk)
Externe en culturele eigenschappen
Voorbeelden
In sommige sociale menselijke soorten zijn de leden niet
onverschillig ten opzichte van de theorieën over die
soorten, ze zijn zich namelijk vaak bewust van de
manier waarop ze geconceptualiseerd worden en
stemmen hun doen en laten daarop af
(= interactie tussen theorieën en mensen)
-
Voorbeeld: Schizofrenie (hallucinaties of affectieve criteria)
4. Zijn seksuele voorkeuren natuurlijke (menselijke) soorten?
MAAKT ONZE SEKSUELE VOORKEUR EEN NATUURLIJKE
ORDENING VAN VERSCHILLENDE GROEPEN VAN MENSEN?
Essentialisten (JA!)
(1) Is er een unieke natuurlijke eigenschap die typerend is
voor homoseksuelen?
(3) Veranderen
individuele
homoseksuelen
en
heteroseksuelen niet als we hun benamingen
veranderen of wanneer we op een andere manier
gaan
denken
over
homoseksualiteit
(en
heteroseksualiteit)?
(a) DE BENAMING
Essentialisten: homoseksuelen trekken zich niets aan
van hoe en wat we over ze denken
Tegenargument: termen zoals ‘gay’, ‘homofiel’
hebben wel impact en zijn kwetsend
Het onderzoek is niet overtuigend en het is onduidelijk of de
neuro-anatomische verschillen de oorzaak is van hun
seksuele voorkeur, of eerder het gevolg.

Conclusie: nog geen eenduidig natuurlijk kenmerk
voor alle homoseksuelen en enkel voor homoseksuelen
‘Homoseksueel’ is gedateerd en herinnert aan de
psychiatrisering
van
homoseksualiteit.
Deze
medicalisering van homoseksualiteit liet homoseksuelen
niet onberoerd, al is het niet duidelijk hoe en in welke
mate die medicalisering hun seksuele voorkeur en hun
seksueel gedrag veranderde.
(2) Vormen homoseksuelen en heteroseksuelen duidelijk
gescheiden groepen?
o
o
o
Homoseksuelen: seks met hetzelfde geslacht
Heteroseksuelen: seks met het andere geslacht
Biseksualiteit: tijdelijke twijfelaars
(a) Kinsey:
biseksualiteit
is
even
gangbaar
homoseksualiteit
(b) Sex historians: biseksualiteit is gangbaarder
(exclusieve) homoseksualiteit
(c) Dierenwereld: geen homoseksualiteit, maar
biseksualiteit

(b) DE CLAIM DAT HET AANGEBOREN IS
als
dan
wel
Conclusie: geen dwingend en strikt onderscheid tussen
homoseksualiteit en heteroseksualiteit
Het aantal jongens dat homoseksueel was daalde sterk
 Ze durfden het niet toe te geven
 Ze waren eerlijk, dus er was iets grondig veranderd
Conclusie: er is wel een impact
INTERACTIEVE SOORT: er is wederzijdse beïnvloeding tussen onze
theorieën over homoseksualiteit en homoseksuele actoren.
Looping-effect: onze kennis over X beïnvloedt het gedag van X,
waardoor het gedrag van X verander en op basis van die
verandering, verandert ook onze kennis…
…  theorie over homoseksualiteit  homoseksueel gedrag  theorie  …
5. Zijn seksuele voorkeuren sociale constructen?
SOCIAAL-CONSTRUCTIVISTISCHE BENADERING
KRITIEK OP SOCIAAL-CONSTRUCTIVISTEN
Onze seksuele verlangens worden in belangrijke mate
bepaald door contingente sociale, culturele en
economische factoren (de aard, het voorwerp, het gevolg).
Deze elementen worden bepaald door het kennissysteem
waarin we ons bevinden. Er bestaan verschillende
kennissystemen die radicaal van elkaar verschillen
(a) De breuk tussen verschillende perioden is nooit zodanig
groot dat alle elementen van een oude ‘seksuele
vorm’ verloren gaan.
(= epistemes van Foucault).
(b) Achter de wilde veelheid van seksuele vormen gaan
een beperkt aantal basisvormen schuil die telkens
opnieuw opduiken, doorheen de tijd en doorheen
verschillende culturen
Conclusie: als onze seksualiteit vormgegeven wordt door
contingente culturele factoren en als ons kennissysteem
radicaal anders is dan dat van de oude Grieken, dan
verschilt onze seksualiteit radicaal van de seksualiteit van
de oude Grieken.
HALPERIN: EEN SOCIAAL-CONSTRUCTIVIST
De huidige, Westerse vorm van homoseksualiteit en de
huidige
dichotomie
tussen
homoseksualiteit
en
heteroseksualiteit zijn een uitvinding van de moderne tijd
en zijn geen van beide terug te vinden in het antieke
Griekenland.
VERSCHIL TUSSEN GRIEKENLAND EN ONZE CULTUUR
-
Grieken:
Westen:
asymmetrie (oudere mannen en jongens)
symmetrie (even oud)
Er wordt druk gerecycleerd: er zijn nog steeds een aantal
elementen die we ook terugvinden in oudere vormen van
homoseksualiteit
(c) Sociaal-constructivisten bezondigen zich ironisch
genoeg aan een vorm van essentialisme: een
bepaalde historische periode wordt gemakkelijk
geïdentificeerd met een bepaalde vorm van
homoseksualiteit (zoals pederastische vorm), maar het
is duidelijk dat er een veelheid van homoseksuele
vormen bestaat!
De geschiedenis van de herenliefde en de sociaal-culturele
antropologie, leren ons dat er ondanks de duidelijke verschillen
tussen vormen van homoseksueel gedrag, ook gelijkenissen en
continuïteiten zijn. Vroegere vormen keren terug in
hedendaagse vormen en vaak bestaan beide vormen ook
gewoon naast elkaar (met geografische spreiding). Het feit dat
er duidelijke continuïteiten zijn in de verschillende vormen,
betekent niet dat er slechts één vorm bestaat (zoals
essentialisten zeggen), maar wel verschillende vormen.
6. Conclusie
SEKSUELE VOORKEUREN ZIJN GEEN NATUURLIJKE SOORTEN
Homoseksualiteit en heteroseksualiteit zijn niet sterk
biologisch verankerd, zijn niet onveranderlijk en universeel.
Kunnen we homoseksualiteit en heteroseksualiteit van
elkaar onderscheiden?
SEKSUELE VOORKEUREN ZIJN GEEN SOCIALE CONSTRUCTEN
Homoseksualiteit en heteroseksualiteit zijn niet eindeloos,
kneedbaar en variabel en sommige vormen lijken steeds
opnieuw op te duiken in verschillende tijden en culturen.
HOOFDSTUK 11: LUDWIG WITTGENSTEIN
1. Inleiding
DE VERHOUDING TUSSEN TAAL EN WERKELIJKHEID
Bepalend voor betekenis en waarheid van wat we
zeggen: onderscheid tussen zin en onzin
2 DIAMETRALE THEORIEËN
(1) Betekenis ontstaat wanneer een uitspraak een
afbeelding vormt van een stand van zaken in de
werkelijkheid
De werkelijkheid geeft zin aan mijn spreken
(2) Betekenis wordt bepaald door de manier waarop en
de context waarin die uitspraak gebruikt wordt
De inbedding van mijn spreken is een specifiek taalspel
Bekommernis
Alle filosofische problemen zijn te wijten aan een verkeerd
gebruik van de taal (filosofie = ziekte)
2. Een man van extremen
BIOGRAFIE
Woonplaats:
Studies:
Interesse:
Wenen (Oostenrijks-Hongaarse rijk)
ingenieurswetenschappen
filosofie van de wiskunde
Russell ziet Wittgenstein als zijn opvolger
Boek:
Tractatus Logico-Philosophicus
3. Geen gezwets! Over Wittgenstein 1
TRACTATUS LOGICO-PHILOSOPHICUS
WITTGENSTEIN
Het biedt duidelijke criteria om een onderscheid te maken
tussen zin en onzin in ons taalgebruik in het algemeen en in
de filosofie in het bijzonder.
Hij volgt de theorie van Russell, maar voegt nog kleine
elementen toe.
Probleem
Veel filosofische problemen
oneigenlijk gebruik van de taal
vloeien
voort
uit
een
Oplossing
Het ‘doen verdwijnen’ van de oplossing, door te laten zien
hoe taal juist werkt
RUSSELL
Logisch atomisme: theorie over verband tussen taal en
werkelijkheid
Hoe haken onze taal en werkelijkheid op elkaar in?
De fundamentele bouwstenen van onze taal zijn een
spiegel van wat er zich afspeelt in de werkelijkheid en de
logica stelt ons in staat om die bouwstenen te identificeren
(= omgangstaal omzetten in logische uitspraken)
Atomaire uitspraken: komen overeen met dingen en hun
eigenschappen in de werkelijkheid
Atomaire uitspraken
- De samenhangen tussen dingen (= standen van zaken)
- Betekenis (of zin) als hij verwijst naar standen van zaken
in de werkelijkheid
- Voorbeeld: een glas op tafel, een stoel onder tafel…
Namen
- De dingen zelf
- Betekenis (of zin) als hij verwijst naar een ding in de
werkelijkheid
- Voorbeeld: tafel, stoel, glas…
Kortom
Taal ontleent betekenis aan het feit dat ze een afbeelding
is van de werkelijkheid.
Afbeelden
Structurele gelijkenis: een gelijkenis tussen de structuur van
uitspraken en de structuur van de dingen in de
werkelijkheid. Beiden hebben dezelfde logische opbouw:
evenveel elementen die in dezelfde verhouding tot elkaar
staan.
Oplossing voor filosofisch gezwets
Omdat een uitspraak geen betekenis heeft en dus onzin is
wanneer zij niet naar een stand van zaken in de
werkelijkheid verwijst. Enkele empirische uitspraken zijn
zinvol.
Filosofie is onzin omdat het namen bevat die helemaal niet
verwijzen naar dingen in de werkelijkheid (geest, ziel…)
FILOSOFIE IS NUTTIGE ONZIN
- Nuttig: onderscheid tussen zin en onzin
- Onzin: uitspraken die niet verwijzen naar werkelijkheid
Andere voorbeelden: religie en ethiek
Filosofie, religie en kunst zijn waardevolle onzin
Ze brengen ons in contact met het ‘onuitsprekelijke’ of het
‘mystieke’ (= de waarden en ideeën van iets zullen zich wel
tonen, men hoeft die helemaal niet te benoemen)
Probleem
Wittgenstein vindt het zegbare minder interessant en
belangrijk dan het onzegbare, maar over dit laatst rept hij
geen woord (hij vermeldt het wel)
4. Spelen! Meet Wittgenstein 2
PHILOSOPHISCHE UNTERSUCHUNGEN
(a) Het nut van taal
TRACTATUS
 Taal is nuttig als ze de werkelijkheid beschrijft
 Elke vorm van breedspraak, literaire opsmuk en
onnodige uitweiding is hem vreemd
 Bondig en nauwkeurig taalgebruik
 Filosofische problemen ontstaan wanneer we de
grenzen van de taal niet eerbiedigen en
uitspraken doen die geen afbeelding vormen van
de standen van zaken in de werkelijkheid
UNTERSUCHUNGEN
 Taal heeft verschillende functies die niet beperkt
moeten worden tot beschrijving van de
werkelijkheid
 Speels en ongestructureerd taalgebruik
 Opmerkingen en geen duidelijke rode draad
 Taal is een instrument om in verschillende
contexten
verschillende
dingen
te
doen
= TAALSPELEN (met eigen spelregels)
 Filosofische problemen ontstaan omdat we
verschillende taalspelen met elkaar verwarren (we
zien niet in hoe ze functioneren = schijnproblemen)
Taalspelen
De waaier van mogelijke taalspelen toont aan dat de
taal een zeer heterogeen fenomeen is, en dat het
onzinnig is om op zoek te gaan naar een enkele
essentie die gemeenschappelijk is aan al die spelen.
Wat is taal en wat maakt een taalspel tot taal?
Spelen en taal hebben geen unieke gemene deler, en
dit geldt ook voor taalspelen. Nochtans bestaan er ook
gelijkenissen en verwantschappen tussen taalspelen
(men kan dit vergelijken met familieleden). Er is met
andere woorden een merkwaardige mix van eenheid
en veelheid bij taalspelen.
(b) Zin en onzin
TRACTATUS
 Betekenis en waarheid ontstaan wanneer de taal
een afbeelding van de werkelijkheid vormt
 De werkelijkheid is een onwankelbaar ijkpunt
waarop onze uitspraken afgestemd moeten
worden om zinvol of waar te zijn
UNTERSUCHUNGEN (KRITIEK OP TRACTATUS)
(1) De betekenis van een uitspraak heeft niet te maken
met haar verhouding tot de werkelijkheid, maar de
manier waarop ze gebruikt wordt in een taalspel
Een bepaalde term kan verschillende betekenissen
aannemen, afhankelijk van het taalspel waarin het
gebruikt wordt
(2) Een term heeft alleen maar betekenis binnen de
grenzen van een bepaald taalspel
Er is geen ‘taalspelonafhankelijke’ betekenis van een
term, die de ‘echte’ (onaantastbare en definitieve)
betekenis is
ALGEMEEN
Elke taalspel schept een eigen werkelijkheid: er zijn dus
evenveel werkelijkheden als taalspelen. De betekenis
van de taal ligt in haar gebruik binnen een bepaald
taalspel en dat gebruik creëert een eigen werkelijkheid
Nadruk op heterogeniteit van de taal en gelijkenis met
spelen
5. Ziekten en familiegelijkenissen
ALGEMEEN
Er is geen unieke essentie die eigen is aan alle taalspelen,
maar er is enkel sprake van familiegelijkenissen tussen
verschillende taalspelen. Dit wil niet zeggen dat deze
manier van denken opgaat voor alle begrippen!
WAT BEDOELEN WE PRECIES WANNEER WE X EEN ZIEKTE
NOEMEN?
WAKEFIELD
Ziekte is een schadelijke disfunctie
Voorwaarden
(1) X is schadelijk voor de drager van X (het zieke individu)
of wordt als schadelijk beschouwd door diens
omgeving (= lijden)
(2) X is gebaseerd op een biologische disfunctie, de
natuurlijke functie van een orgaan moet verstoord zijn
(= aantasting van reproductief succes van individu)
Kritiek
Voor de meeste gevallen kloppen deze voorwaarden,
maar niet voor alle ziekten (bv. dyslexie, lactoseintolerantie, Alzheimer…) en ook niet enkel voor ziekten.
HET IS ONMOGELIJK OM EEN BEPALING VAN ‘ZIEKTE’ TE
GEVEN DIE NIET TOT ONENIGHEID LEIDT
WITTGENSTEIN
De vraag ‘wat is ziekte’ is al verkeerd, want ze
veronderstelt dat er zoiets bestaat als ‘de essentie van
ziekte’. Ze gaat er vanuit dat alle ziektes een uniek
definiërende eigenschap hebben en dat die eigenschap
onderscheid maakt tussen ziekte en gezondheid.
ZIEKTE ALS FAMILIELEDEN
Ziekten lijken op elkaar zoals elk lid van een familie wel in
een bepaald opzicht op een andere familielid lijkt. Maar
er is geen enkele gelijkenis die uniek is voor alle leden van
een bepaalde familie en die enkel voorkomt in deze
familie.
Prototypische ziekten of voorbeeldziekten
Sommige
ziekten
verenigen
nagenoeg
alle
familiegelijkenissen in zich (pijnlijk, dodelijk, schadelijk,
disfunctioneel…). Hoe minder prototypisch een ziekte is,
hoe verder ze zich verwijdert van de familie der ziekten.
Grenzen van de familie der ziekten zijn niet erg duidelijk
afgebakend of ze bestaan gewoonweg niet.
6. Conclusie
TRACTATUS
Strengheid en positivisme
UNTERSUCHUNGEN
Speelsheid en relativisme
ONENIGHEID
Interpretatie?
Download