HET LICHAAM Le corps 1 het oor – de oren het hoofd het haar het oog – de ogen de neus de mond de tand – de tanden de tong de lip – de lippen de wenkbrauw(en) de wang – de wangen het gezicht HET LICHAAM Le corps 2 de arm – de armen de elleboog de hand – de handen de vinger(s) de borst de buik (de navel) de bil – de billen de heup – de heupen het been – de benen de knie – de kniën de teen – de tenen de voet – de voeten HET LICHAAM Le corps 3 de hals de nek het voorhoofd de kin de duim de nagel de enkel de snor hoofdpijn rugpijn Het doet pijn! tandpijn Ik heb hoofdpijn. J'ai mal à la tête. Hij heeft rugpijn. Il a mal au dos. Mijn voet/ teen/ vinger doet pijn. J'ai mal au pied/ à l'orteil/ au doigt... horen – luisteren zien - kijken ruiken spreken Ik hoor met mijn oren. Ik luister aandachtig naar de leraar. J'entends avec mes oreilles, j'écoute attentivement le professeur. Ik zie met mijn ogen. Ik kijk naar het bord. Je vois avec mes yeux. Je regarde le tableau. Ik ruik een bloem Ik spreek met mijn met mijn neus. mond. Het ruikt naar soep. Ik spreek Nederlands De soep ruikt lekker. of Frans. Je sens une fleur Je parle avec ma avec mon nez. bouche. Ça sent la soupe. Je parle néerlandais Elle sent bon. ou français. HET LICHAAM Le corps 4 Devoir: colorie le dessin puis ecopie plusieurs fois le mot néerlandais het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd het hoofd tête het gezicht het gezicht het gezicht het gezichthet gezicht het gezicht het gezicht het gezicht visage cheveux het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het haar het oog oeil het oor oreille de neus nez de mond bouche de lippen lèvres de tand dent HET LICHAAM de tong langue de wang joue de hals cou de nek nuque de schouder épaule de arm bras de elleboog coude de hand main de pols poignet de vinger doigt Le corps 5 HET LICHAAM de nagel ongle de duim pouce de pinker petit doigt de romp torse de borst poitrine de navel nombril de buik ventre de heup hanche het been jambe de knie genou Le corps 6 HET LICHAAM Le corps de voet pied de teen orteil de enkel cheville de hiel talon de snor moustache het baard barbe de bril lunettes groot grand mager maigre klein petit dik gros de reus géant de dwerg nain 7 HET LICHAAM Le corps RECAPUTILATION Complète les noms au singulier, puis au pluriel 8