WORKSHOP CONCEPTBUILDING PROBLEEMSTELLING Context - nieuwe leerplannen eerste graad voor natuurwetenschappen: concepten die in de tweede graad werden aangebracht schuiven naar de eerste graad (deeltjesmodel, kracht, energie) → curriculumhervorming aan de lerarenopleiding: verbreding waarbij alle studenten wetenschappen een brede waaier van concepten moeten beheersen en kunnen aanleren. - nieuw leerplan techniek eerste graad: 25% duiden en 25% begrijpen naast 50% handelen in toepassingsgebieden energie, constructies, transport, biochemie, informatie en communicatie → leerkracht techniek moet basisconcepten als energie, vermogen, druk, …. beheersen en kunnen aanbrengen in functie van het begrijpen van techniek. Probleem in de eerste graad werd dat de aanpak tweede graad niet getransfereerd kon worden naar de eerste graad omdat deze aanpak te formeel is (definities, formules, rekenen). Leerlingen hebben de wiskundige, abstracte vorming in de eerste graad nog niet om die aanpak toe te laten. Een nieuwe aanpak drong zich op. - nieuwe leerplannen wetenschappen in de tweede graad. Deze leerplannen vragen aandacht voor aanbreng van concepten, bewaken de volgorde in de aanbreng van concepten, werden minder overladen door horizontaal overleg wetenschappen → ruimte voor conceptonderwijs Concept, conceptueel, conceptbuilding? In wetenschap en techniek maken we gebruik van heel wat concepten om de realiteit te beschrijven, om modellen van de realiteit te beschrijven. Een concept (van het latijn concipere, conceptum: bijeen nemen, vatten, begrijpen) is de mentale voorstelling die staat voor een geheel van ideeën. Voorbeelden: energie, temperatuur, druk, deeltje, …. Dit zijn voor leerlingen geen nieuwe begrippen, maar de betekenis die we er binnen de wetenschap aan geven verschilt van de betekenis die leerlingen er intuïtief aan geven. In de wetenschap spreken we bijvoorbeeld over de Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 grootheid (wat je kan meten ) temperatuur. Het concept temperatuur is echter veel ruimer. De invulling die leerlingen aan het concept temperatuur geven is grotendeels intuïtief, eerder eenzijdig, meestaal niet wetenschappelijk. Onder conceptueel onderwijs verstaan we: onderwijs met aandacht voor het concept in de brede betekenis. In de nieuwe leerplannen 2de graad wordt er aandacht geschonken aan een conceptuele aanpak. Een voorbeeld uit het leerplan fysica, ASO, tweede graad: B1 Het begrip arbeid op een kwalitatieve manier toelichten. F6 SET28 Taalsteun De term arbeid heeft in het dagelijks leven een bredere betekenis dan in de fysica. In de fysica is er sprake van arbeid als een kracht werkt op een voorwerp dat zich verplaatst. Een zware boekentas boven je hoofd houden is lastig, maar is fysisch gezien geen arbeid. De volgorde waarin concepten worden aangereikt is herdacht met de bedoeling een duidelijke scheiding tussen intuïtieve en wetenschappelijke invulling zichtbaar te maken. Starten met snelheid is daar een voorbeeld van. In het derde jaar starten we nu met de wetenschappelijke betekenis van het concept snelheid zuiver te zetten en vervolgens brengen we het concept licht aan. Licht heeft immers snelheid. Ik heb het concept snelheid dus nodig om het concept licht te bevatten. Conceptbuilding is het proces dat doorlopen moet worden om een concept in zijn ruime betekenis te bevatten. Wat is enerzijds de intuïtieve voorkennis? Deze intuïtieve voorkennis van leerlingen werd door uitgebreid wetenschappelijk onderzoek in de jaren ’90 in kaart gebracht. Deze intuïtieve voorkennis bestaat oa. uit preconcepten. Wat is anderzijds de wetenschappelijke invulling van een concept? Ten slotte. Hoe maken we de overgang van de intuïtieve invulling van het concept naar de wetenschappelijke? Hoe krijgt het concept verder vorm? Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 De taal die binnen conceptbuilding gebruikt wordt is dagelijkse taal in tegenstelling tot definities, formules en symbolentaal. Het uitgangspunt van conceptbuilding is geen abstract model van de werkelijkheid zoals in een formele beschrijving, maar de zintuigelijk waarneembare realiteit. Conceptbuilding vergt een voldoende brede invulling van een begrip, vraagt om verschillende benaderingen. Denk aan hoe je als jong kind tot inzicht in het concept ‘vallen’ komt. Via taal: iemand zegt ‘is het gevallen, laat het vallen, het valt,….’ Via activiteiten: je laat voorwerpen opnieuw en opnieuw vallen, je kijkt, je luistert naar het geluid dat het maakt, je probeert op te vangen. De totaalervaring geeft vorm aan het concept. Vandaar ook de brede invulling die leerlingen zelf geven wanneer je hen vraagt wat denk je wanneer je het woord vallen hoort. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 METHODIEK conceptbuilding Binnen de opleiding wetenschappen is conceptbuilding een onderdeel van het curriculum sinds de leerplanhervorming naar natuurwetenschappen in de eerste graad van het secundair onderwijs. Alle studenten wetenschappen hebben bvb. fysica. De niet - fysica student krijgt een conceptuele invulling van bvb. temperatuur. De fysica student krijgt een conceptuele en een formele invulling. We werken volgens onderstaande methodiek: Stap 1: kennis nemen van preconcepten van leerlingen Deze preconcepten zijn uit onderzoek bekend. (Bvb. oa. Driver, Squires, Rushworth, Wood Robinson,Making sense of secondary science, 1993). Een voorbeeld voor het concept ‘snelheid’ - Constante rechtlijnige snelheid en rust zijn twee verschillende toestanden. - Leerlingen leggen geen verband tussen de begrippen afstand, snelheid en tijd. Tijd maakt geen onderdeel uit van hun denken over bewegende voorwerpen. - Wanneer een voorwerp tot een bepaalde snelheid versnelt, gebeurt dat ogenblikkelijk. - Een constante snelheid wil zeggen voortdurend in beweging ( in termen van ‘constant snelheid’). - Versnellen wil zeggen inhalen. Wanneer voorwerpen elkaar inhalen hebben ze op dat ogenblik dezelfde snelheid. - Vaak is er geen duidelijk onderscheid tussen snelheid en versnelling. Versnelling betekent sneller of snel bewegen. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Een voorbeeld voor het concept ‘zien’ Veel leerlingen hebben een ‘active eye’ idee over kijken en zien. Ze denken dat hun ogen kijken en dat licht enkel helpt om beter te kunnen kijken. - Sommigen denken dat licht een voorwerp letterlijk ‘oplicht’ zodat we het kunnen zien. Anderen zeggen dat we verder kunnen kijken als het licht aan is. - Als in hun verklaring een lichtbron voorkomt zeggen ze vaak dat licht van de lichtbron naar het oog gaat (het oog als het ware activeert) en dan wordt weerkaatst naar het voorwerp. - Sommige kinderen maken een onderscheid tussen een lichtbron en een donker lichaam op de volgende manier: een lichtbron zendt licht uit naar ons oog, naar een donker lichaam moet je zelf kijken. Afbeeldingen: Driver, Squires, Rushworth, Wood Robinson,Making sense of secondary science, 1993 Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Stap 2: identificeer de grote wetenschappelijke kernideeën die leerlingen moeten kennen om het concept wetenschappelijk te begrijpen. Kleed het concept als het ware uit, breng het terug tot zijn fundament, tot de essentie. Vertrek van je wetenschappelijk kader. Laat randinformatie weg. Vervang vakjargon door dagelijkse taal. Bewaak dat je voldoende concreet bent. Bewaak dat je niet ingaat tegen het wetenschappelijke idee. Voorbeeld 1: temperatuur Wetenschappelijk kader: Temperatuur is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de moleculen in een stof. In formule: 1 2 3 m v kT 2 2 Met ….. Kernideeën: - de wereld is opgebouwd uit deeltjes - deeltjes bewegen, trillen - hoe heftiger de beweging, hoe hoger de temperatuur Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Voorbeeld 2: elektrische stroom Wetenschappelijk kader: Elektrische stroom is het verplaatsen van ladingsdragers door een geleider of een halfgeleider onder invloed van een potentiaalverschil. Formule: I Q t met: I : elektrische stroom in ampère (A) Q : elektrische lading in coulomb (C) t : tijd in seconde (s) Kernideeën In metaaldraden zoals bijvoorbeeld ijzer, koper, lood en aluminium zitten er kleine deeltjes (veel kleiner dan moleculen) die vrij bewegen. Deze deeltjes stoten elkaar af. Aan één kant van een batterij zitten heel veel dergelijke deeltjes, aan de andere kant heel weinig. Verbind je de uiteinden van een batterij met metalen, dan stromen deze deeltjes van waar er veel zitten naar waar er weinig zitten. Het aantal deeltjes dat per seconde op een bepaalde plaats passeert, heet de elektrische stroom. Waarom bij voorkeur niet het model van mannetjes die door een draad lopen? We kunnen de voorkennis deeltjesmodel uit de eerste graad natuurwetenschappen benutten. In de omschrijving blijven we zo dicht mogelijk bij het wetenschappelijke idee. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Voorbeelden 3: een oefening → Oefening: gegeven zijn grote A4 bladen met telkens een concept: warmte, kracht, energie, magnetisme, geluid, deeltje. Welke ideeën zijn volgens jou fundamenteel om dit concept te vatten? Lijst ze op. Ervaringen met studenten leert dat deze oefening moeilijk is. De reden daarvoor is dat we hen een opdracht geven die ingaat tegen hun opleiding, tegen hun denkkader in. Hun opleiding was formeel, vertrekkende vanuit abstracte modellen van de werkelijkheid, wiskundige beschrijvingen van deze modellen, definities. Onderzoek wijst uit dat een dergelijke formele opleiding niet leidt tot inzicht in wetenschappelijke concepten en tot het kunnen toepassen van wetenschappelijke kennis in reële situaties. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Stap 3: de fundamentele ideeën vertalen naar leermateriaal. Het leermateriaal dat we ontwikkelen rust op verschillende pijlers: taal via conceptomschrijvingen, beeld via concept strips en conceptsimulaties, activiteiten via conceptexperimenten. De pijlers worden uitgewerkt vertrekkende van de fundamentele ideeën die we in stap 2 identificeerden. Taal Voorbeeld omschrijvingen voor temperatuur uit de tweede graad; een bloemlezing van omschrijvingen uit handboeken vroeger en nu Men stelt vast dat de aanraking van een voorwerp of een stof ons verschillende gewaarwordingen kan geven, die in gewone omgangstaal met woorden als: warm, koud, lauw, heet, enz. worden weergegeven. In de fysica zegt men dat dit onderscheid neerkomt op een verschil in temperatuur. Bij hogere temperatuur hebben de moleculen van een stof een grotere gemiddelde snelheid. De temperatuur van een stof kan dan ook opgevat worden als een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de moleculen. (1974) Men zegt dat de temperatuur 1 graad Celsius veranderd is als de volumeverandering van een hoeveelheid kwik het honderdste deel is van de volumeverandering die zij ondergaat bij opwarming van het stolpunt tot het kookpunt van water bij normdruk. (1988) De temperatuur (symbool t) van een lichaam is een maat voor de energietoestand of warmtetoestand van het lichaam. Temperatuur wordt meestal uitgedrukt in graden Celsius. (1991) Temperatuur geeft aan of het warm of koud is. Temperatuur wordt gemeten met een thermometer. Temperatuur geeft de warmtegraad of warmtetoestand aan van een lichaam of een voorwerp. Temperatuur is een fysische grootheid. (2002) De temperatuur van een voorwerp is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de deeltjes. (2002) Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Merk op: omschrijven worden korter, ze steunen op andere begrippen, verwiskundigen, Lees terug de omschrijving uit ‘Pergoot 1974’. Merk op hoe de voorziene ruimte afnam, de omschrijving minder toegankelijk werd. Even terug naar Newton’s Principia (1687). Merk op hoe hij in de 17de eeuw wel duidelijk omschrijft wat hij verstaat onder de woorden die hij gebruikt. Bovendien benadrukt hij ook het belang van die duidelijkheid. An impressed force is an action exerted upon a body, in order to change its state, either of rest, or of moving uniformly forward in a right line. This force consists in the action only; and remains no longer in the body, when the action is over. Scholium Hitherto I have laid down the definition of such words as are less known, and explained the sense in which I would have them to be understood in the following discourse. I do not define time, space, place and motion, as being well known to all. Only I must observe, that the vulgar conceive those quantities under no other notions but from the relation they bear to sensible objects. And thence arise certain prejudices, for the removing of which, it will be convenient to distinguish them into absolute and relative, true and apparent, mathematical and common. (bron: Great Experiments in Physics, Firsthand Accounts from Galileo to Einstein, Morris H. Shamos, p.46-p58) → We moeten de taal niet uitvinden, we moeten ze herontdekken. Een voorbeeld voor energie We gebruiken als instap de benadering van R. Feynman, Feynman’s lectures’ vol I: There is a certain quantity, which we call energy, that does not change in the manifold changes that nature undergoes. That is a most abstract idea, because it is a mathematical principle. It says that there is a numerical quantity which does not change when something happens. De instap is het woord ‘verandering’. We vermijden vakjargon. We reiken een taaltip aan: ‘hoe praat je erover, hoe zeg je het’. Als er iets verandert kan je dat mogelijk waarnemen met je zintuigen of kan je dat meten. Je ziet, hoort, ruikt, voelt, smaakt of je meet veranderingen. Energie is een hoeveelheid die gekoppeld is aan alles in de wereld. Het is een maat voor mogelijke verandering. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Taaltip: energie heb je, iets heeft energie De energie gekoppeld aan een bepaald voorwerp bijvoorbeeld geeft aan hoeveel verandering er nodig was om dat voorwerp in die situatie te brengen en hoeveel verandering dat voorwerp op zijn beurt kan teweegbrengen. De energie van een voorwerp omvat verschillende bijdragen: gekoppeld aan de plaats, gekoppeld aan de beweging, gekoppeld aan het soort stof, gekoppeld aan de aggregatietoestand , de temperatuur. Ken je de situatie waarin het voorwerp zich bevindt, dan kan je de energie van het voorwerp berekenen uit meetwaarden zoals bijvoorbeeld de snelheid van … , de plaats van … , de massa van … , de temperatuur van …. Verandert er iets met een voorwerp dan verandert de energie van het voorwerp. Een deel van de energie van het voorwerp wordt daarbij altijd omgezet in energie van de omgeving, dat heet warmte. Het blijkt dat de totale energie in het heelal constant is. Kracht We gebruiken als instap de oorspronkelijk benadering van Newton (zie hierboven). De instap is opnieuw het woord ‘verandering’. We vermijden vakjargon. We reiken een taaltip aan. Verandering is het gevolg van interacties of krachten die elkaar niet compenseren of niet opheffen. Taaltip: kracht oefen je uit op Heffen krachten of interacties elkaar wel op dan is er geen verandering. Interacties of krachten gebeuren tussen voorwerpen, personen, deeltjes. Bijvoorbeeld van de aarde op je lichaam, van je hand op een emmer, van een magneet op een kompasnaald. Een interactie of kracht kan je voorstellen met een pijl. De lengte van de pijl zegt iets over de sterkte van de interactie, de grootte van de kracht. De richting van de pijl zegt naar welke kant de kracht werkt. De pijl vertrekt in het voorwerp of de persoon waarop de kracht werkt. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Belangrijk is dat we verwoorden wat we bedoelen. Dat de kerninformatie, de kernideeën achter een inzicht in de omschrijving opgenomen zijn. Vereenvoudig niet om minder tekst te hebben. Voorzie de noodzakelijke info. Ga uit van de idee dat de lezer geen voorkennis heeft. De keuze om de info door te nemen is aan de lezer. Die keuze maken we niet voor hem/haar. Link dagelijkse taal aan jargon. Er is niet één juiste omschrijving. Het is in een veelheid van benaderingen dat het idee uitkristalliseert. Beeld De grote ideeën zijn herkenbaar in de afbeelding, simulatie. Het beeld verbindt macroscopische en microscopische wereld met elkaar, maakt de microwereld zichtbaar. Het beeld leunt zo nauw mogelijk aan bij het wetenschappelijke idee. Het beeld anticipeert op preconcepten. Een tekening, een reeks van tekeningen kernideeën Voorbeeld deeltje Deeltjes trillen +/- ter plaatse, deeltjes bewegen, verplaatsen zich, deeltjes zijn ijl Voorbeeld aggregatietoestanden In vaste stoffen en vloeistoffen is de afstand tussen de deeltjes klein. In gassen is de afstand tussen de deeltjes groot In vaste stoffen is de interactie (aantrekking) tussen de deeltjes heel groot. In vloeistoffen en gassen is de interactie (aantrekking) tussen de deeltjes kleiner. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Voorbeeld kracht Kracht = interactie Ik kan kracht voorstellen met een pijl De pijl vertrekt in het voorwerp/ de persoon waarop de kracht werkt Als de totale kracht nul is dan neem je geen verandering waar in het voorwerp waarop de kracht werkt. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Voorbeelden overdracht van energie Van windenergie naar bewegingsenergie van de boot Van lichtenergie naar elektrische energie Van lichtenergie naar bewegingsenergie van deetjes Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Tutor Vista. Com: Adsorptie en absorptie http://www.youtube.com/watch?v=djIzXvwIz5U&feature=relmfu Tutor Vista. Com: Beweeglijkheid van deeltjes http://www.youtube.com/watch?v=hy-clLi8gHg&feature=related Een simulatie Voorbeelden: Kernideeën PHET Simulatie elektriciteit Conceptbuilding Elektrische stroom is een gerichte beweging van geladen deeltjes in een gesloten kring gemaakt van [email protected] http://phet.colorado.edu/en/simulation/circuit-construction-kitdc#translated-versions VELEWE 2012 gelijkstroom metaaldraad. Hoe hoger de aangelegde spanning hoe sneller de deeltjes bewegen door de metaaldraad. Hoe sneller de deeltjes bewegen door de metaaldraad hoe meer licht de lamp geeft PHET: Elektromagnetisme faraday’s lab Een bewegende magneet doet de geladen deeltjes in een metaaldraad gericht bewegen. http://phet.colorado.edu/en/simulation/faraday Hoe sneller de magneet beweegt, hoe sneller de deeltjes gericht bewegen. PHET: Kernfissie Bij kernfissie wordt een neutron afgeschoten op een kern. Daardoor valt de kern uiteen in 2 brokstukken en 3 neutronen. http://phet.colorado.edu/en/simulation/nuclear-fission Deze 3 neutronen kunnen op hun beurt 3 kernen stukschieten….. Zo krijg je een kettingreactie. Je kan neutronen vangen met controlestaven en de kettingreactie stoppen. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Activiteiten Pre experimenteel: Nadruk op zintuiglijke ervaring Vertrekkende van preconcepten Leerlingen kunnen ze vaak gemakkelijk als taak thuis uitvoeren. Een goede onderzoeksvraag is dan van belang. Enkele voorbeelden: Mogelijk preconcept Kernidee Activiteit Onderzoeksvraag De luchtdruk en niet de zwaartekracht houdt voorwerpen op het aardoppervlak. De zwaartekracht komt enkel in de lucht voor; niet in het vacuüm, niet in vloeistoffen of vaste stoffen. Er is interactie tussen de aarde en voorwerpen. De aarde trekt de voorwerpen aan. Voorwerpen trekken de aarde aan. Breng een ballon in de vacuümklok. Wat gebeurt er met de ballon als ik de lucht uit de klok wegzuig? Leerlingen herkennen geen krachten uitgeoefend door dode objecten. Om een voorwerp in rust te houden moet er een steunkracht werken op het voorwerp. Die is tegengesteld gericht aan de zwaartekracht. Zet een vaas op de tafel. Zuig de lucht weg uit de vacuümklok. Merk dat de ballon groter wordt en niet zoals de leerlingen denken gaat zweven. Iemand zet een emmer water op je hand →je voelt de emmer vallen, je oefent een toenemende tegenkracht uit, je hand vertraagt en komt tot rust. Je voelt de kracht van je hand op de emmer, de kracht van de emmer op je hand. Krachten op de emmer heffen elkaar op. (steunkracht) Oefent de tafel een steunkracht uit op de vaas? Kijk opnieuw naar de vaas op de tafel Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 en beantwoord nu de vraag. De afstand tussen de deeltjes van een vast stof is klein, van een vloeistof ergens tussenin en van een gas groot. De afstand tussen de deeltjes bij vaste stoffen en vloeistoffen is klein. De afstand tussen deeltjes in gassen is groot. Zand in spuit, water in spuit, lucht in spuit. Spuit samendrukken. Rangschik de volgende spuiten op een schaal van goed naar niet samendrukbaar: Spuit gevuld met zand Spuit gevuld met water Spuit gevuld met lucht Temperatuur zegt iets over hoe warm of hoe koud iets is. Hoe hoger de temperatuur, hoe beweeglijker de deeltjes Beweeglijkheid van moleculen: twee glazen, warm water en koud water. In beide een druppel inkt met druppelteller en het verschil in beweeglijkheid observeren. Wat heeft de temperatuur van een stof te maken met de beweeglijkheid van de deeltjes waaruit de stof gemaakt is? Wanneer de temperatuur van een kopje koffie daalt is de energie weg. Voorwerpen op een hogere temperatuur verliezen energie aan hun omgeving, dat is warmte Kopje heet water in een bak met kouder water. Kopje heet water in de lucht. Waar is de energie van het kopje koffie naartoe? Het is niet omdat ik jou in de spiegel zie, dat jij mij ziet De stralengang van het licht is omkeerbaar. Experiment met spiegel en linten. Als ik jou zie in de spiegel, zie jij mij dan ook? Op een voorwerp dat een cirkelbeweging maakt werkt een middelpuntvliegende kracht Een voorwerp dat op een cirkel beweegt ondervindt een kracht naar het midden van de beweging gericht. Experiment met duwen van een bal om tot centripetale kracht te komen. Welke kracht moet je uitoefenen op de bal om hem op een cirkelvormige baan te brengen? Ik kijk naar een voorwerp. Licht gaat van mijn oog naar het voorwerp. Om iets te zien moet er licht zijn, moeten je ogen open zijn en moet licht van het voorwerp je oog bereiken. Ogen, ogen open, licht Experiment laser waarin je ogen open zijn, er licht is en je toch niets ziet. Wat is er nodig om te kijken. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012 Stap 4: materiaal testen op effectiviteit Onderzoek gebeurt in de scholen van de scholengemeenschap Sint Nicolaas. Conceptbuilding [email protected] VELEWE 2012