Bliksem en overspanningbeveiliging Binnen de meeste bedrijven neemt automatisatie en informatisatie een steeds belangrijkere rol in. Aangezien de gebruikte apparatuur steeds gevoeliger wordt, is het belangrijk het probleem van overspanningen te onderkennen. Niet alleen in de industrie worden de gebruikte apparaten gevoeliger maar ook in onze huizen is dit probleem meer en meer aan de orde. Omdat elke stroomkring werkt met een specifieke spanning, is een overschrijding van de toleranties van het nominale spanningsbereik, een overspanning. In veel gevallen veroorzaakt deze overspanning schade aan de stroomkring en de bijbehorende componenten (spanningsbron, verbruikers enz.). Vermits de stroombeveiligingen te traag zijn om de kring tijdig af te schakelen, moet er gebruik gemaakt worden van speciale elementen nl. overspanningbeveiligingen. Deze reageren veel sneller. 1. Voorbeelden van ongevallen Bij wijze van inleiding geven we enkele voorbeelden van schadegevallen om de consequenties van de problematiek van bliksem en overspanningen duidelijk te maken. Al deze schadegevallen waren te voorkomen indien men zich op een adequate manier beveiligd had. In deze schadegevallen moeten we een onderscheid maken tussen: - directe schade aan gebouwen en bouwwerken door de bliksem; - indirecte schade aan gebouwen door de bliksemstroom in de elektrische installatie; - schade aan elektrische toestellen door overspanningen. Voorbeelden: 1. Directe schade Voorbeeld 1 (Bron: VEI) Bij een hevig onweer werd een plat dak van een garagebedrijf getroffen door een bliksem. Het water dat op het dak lag verdampte explosief. Dit had tot gevolg dat het dak bezweek. De kracht van de explosie was zo groot dat enkele wagens uit de showroom naar buiten werden gedrukt. 2. Indirecte schade Voorbeeld 2 (Bron: VEI) Op deze foto ziet u een voorbeeld van schade aan een huis door een blikseminslag op de elektrische installatie. 3. Schade door overspanningen Voorbeeld 3 (Bron: VEI) Kenmerkend bij een schade door overspanning is dat condensatoren vaak exploderen en dat bij IC’s veelal de behuizing wordt opgeblazen In dit artikel zullen we ons toespitsen op de beveiligingsmaatregelen tegen de ongewenste effecten op de elektrische installatie door overspanning, voornamelijk ten gevolge van blikseminslag. 2. Stoorbronnen Binnen de transiënte of overspanningbeveiligingstechnologie kunnen een kenmerkende stoorbronnen of groepen van stoorbronnen onderkend worden. Het van de stoorbron is van belang, omdat deze de karakteristieke eigenschappen stoorimpuls bepaalt. Hierin zijn vooral de topwaarde van de stroom en de grootte stroomsteilheid een belangrijke factor. aantal kennen van de van de We onderscheiden volgende mogelijke stoorbronnen: • de atmosferische ontlading (bliksemontlading); • schakelverschijnselen; • de elektrostatische ontlading. Storingen kunnen van verschillende aard zijn. Daarom vindt u in onderstaande figuur de verschillende types van stoorvormen waarmee we te maken kunnen krijgen. U 3 1 4 Un 2 t [ms] Soorten storingen (Bron: VEI) Hierin is: 1. Een overspanning van langdurige aard. Deze vorm van overspanning komt zelden voor. We gaan er ons dus ook niet specifiek tegen beveiligen. 2. Een onderspanning of een “sag”. Bij deze spanningsveranderingen kunnen er storingen optreden doch geen beschadiging. Ook hier ligt het toepassingsgebied van de overspanningbeveiligingstoestellen niet. Voor deze problemen bestaan al lang UPS (Uninterruptible Power Supply) systemen. 3. Een overspanning die kortstondig optreedt. Het zijn deze overspanningen die door overspanningbeveiligingstoestellen naar de aarde worden afgeleid. 4. Een “burst”. Dit is een spanning die zeer snel verandert, van zeer hoog naar zeer laag. Ook deze vorm komt zelden voor. Beveiligingselementen werken ook hier te beperkt. In het vakgebied van de overspanningbeveiligingen houden we ons dus vooral bezig met de storing van punt 3. 3. Koppelingswegen We onderscheiden de storingen op basis van de manier waarop ze in een installatie binnendringen. De belangrijkste manieren van binnendringen zijn: • Via geleiding (galvanische verbinding). Het stoorsignaal kan via geleiders getransporteerd worden. Voor deze geleiding komen in aanmerking: - gezamenlijk voedingsnet; - verbindingskabels, zowel aders als afschermingmantels; - equipotentiaalverbindingen; - aardingssystemen. • Via inductieve koppeling. Dit treedt op als lussen in de bedrading gekoppeld worden. De koppeling neemt eveneens toe met de frequentie. Het effect verloopt via magnetische velden en is stroomafhankelijk. • Via capacitieve koppeling. De storing kan bijvoorbeeld ontstaan door parallel lopende draden. Deze koppeling neemt toe met de frequentie. Het effect verloopt via elektrische velden en is spanningsafhankelijk. • Via straling. Dit effect is terug te vinden in het hoog frequent domein (MHz tot GHZ en meer) en ontstaat via antennes. Elke draad en elke lus kan als antenne werken en straling oppikken of uitstralen. 4. Beveiligingsonderdelen De algemene naam voor de beveiligingscomponenten is overspanningafleiders. Het kenmerkende van deze componenten is dat ze door de te hoge spanning geactiveerd worden. De reactietijd van overspanningafleiders is erg kort, van enkele tientallen microseconden tot nanoseconden. Overspanningafleiders die dicht bij de stoorbron staan, bijvoorbeeld blikseminslag, moeten grote energieën kunnen doorlaten. Deze componenten zijn duidelijk te herkennen aan hun grote afmetingen. De overspanningafleiders stoppen met geleiden van zodra de spanning is gedaald beneden de drempelspanning. Met andere woorden de verbinding met de aarde wordt verbroken vanaf het ogenblik dat de overspanning is verdwenen. Bij het afschakelen mag er geen energie meer opgenomen worden uit het net. De geleidingstijd is veelal erg kort vergeleken met de aanspreektijden van stroombeveiligingen zoals automaten, zekeringen en differentieelschakelaars. Overspanningbeveiligingen zijn veel sneller dan stroombeveiligingen, zodat ze schade aan toestellen kunnen voorkomen. De gebruikte elementen in de overspanningbeveiligingen zijn: - Vonkbruggen; - Gasgevulde overspanningafleiders; - Varistor of VDR (VDR = Voltage Dependent Resistor); - Diodes. De gebruikte overspanningbeveiligingselementen hebben verschillende eigenschappen met elk hun beperkingen. Om te bepalen welke elementen we moeten gebruiken, moeten we ons de volgende vragen stellen: - Kan het element de optredende overspanning verdragen? - Wat is de restspanning achter het element? - Is de aanspreektijd van het element voldoende kort? - Hoe werkt het element samen met andere maatregelen? Uit deze verschillende vragen blijkt dat de toepassing zeer specifiek is en dat de elementen op elkaar moeten worden afgestemd. Algemeen mag men zeggen dat overspanningtoestellen niets anders doen dat het teveel aan energie naar de aarde af leiden. 4.1. De vonkbrug De vonkbrug is het krachtigste element dat gebruikt wordt om overspanningen af te leiden omdat het de grootste energie kan verwerken. Er zijn verschillende types van vonkbruggen in gebruik. Men maakt een onderscheid volgens bouwvorm en volgens het gebruikte diëlektricum. Zo zijn er open en gesloten uitvoeringen alsook vonkbruggen met lucht of een vaste stof als diëlektricum. Foto en symbool open vonkbrug met lucht als diëlektricum (Bron: VEI) Open vonkbrug die een bliksemstroom afleidt (Bron: Dehn) 4.2. De gasgevulde overspanningsafleiders Gasgevulde overspanningafleiders bestaan uit een keramisch of glazen buisje, waarin zich twee elektroden bevinden. De ruimte van het buisje is gevuld met edelgas (bijvoorbeeld Argon en/of Neon). Deze edelgassen garanderen een lange levensduur met constante elektrische eigenschappen. De afleiderstroom kan maar enkele kA bedragen. Met de gasgevulde overspanningafleider kan dus geen directe inslag worden afgeleid. Foto en symbool van een gasgevulde overspanningafleider (Bron: VEI) 4.3. De varistor Varistoren zijn spanningsafhankelijke weerstanden. Een andere benaming voor een varistor is VDR (Voltage Dependent Resistor). Foto en symbool van een varistor (Bron: VEI) De aanspreektijd van de varistor bedraagt enige tientallen nanoseconden. Een groot nadeel van varistoren is het feit dat na een aantal stroomstoten of na overbelasting de lekstroom in de normale toestand toeneemt. De varistor wordt hierdoor zeer warm en kan verbranden (dit effect wordt derating effect genoemd). Daarom zijn er varistoren ontwikkeld die een beveiligingselement bevatten. Varistor met thermische beveiliging (Bron: VEI) Een varistor biedt een optimale beveiliging aan een apparaat dat op dezelfde klemmen is aangesloten als de varistor. 4.4. Diodes Diodes kunnen ook gebruikt worden als overspanningbeveiligingselement. Er zijn twee types van diodes die gebruikt worden. Zo zijn er: - zenerdioden; - suppressordioden. 4.4.1. De zenerdiode Een zenerdiode is een halfgeleider, die in de sperrichting een hoge weerstand bezit. Bij het overschrijden van een bepaalde spanning gaat de diode over van een sperrende in een geleidende toestand. Door deze eigenschappen zijn zenerdioden uitstekend geschikt als overspanningbeveiligingselement. Zenerdiodes zijn ontworpen voor spanningsstabilisatie en kunnen, afhankelijk van het type, een groot vermogen verwerken gedurende een relatief lange periode. Ingeval van impulsbelasting neemt dit vermogen al snel af. Voordelen van de zenerdiode zijn: - zeer snelle reactietijd (« 25 ns); - zeer nauwkeurige begrenzing; - in verschillende aanspreekspanningen verkrijgbaar 4-400 V; - kunnen in serie worden geplaatst, waardoor de aanspreekspanning kan worden verhoogd. Nadelen van de zenerdiode zijn: - als diode alleen in gelijkstroomketens geschikt; - kan maar relatief lage stootstromen verwerken. Wanneer twee zenerdioden in serie worden gezet met de kathoden naar elkaar toe, dan kunnen ze ook in wisselstroomketens worden toegepast, dan zijn het suppressordioden. 4.4.2. De suppressordiode Dergelijke serieschakelingen zijn in een behuizing verkrijgbaar met afkoelplaatjes. Foto en symbool van een suppressordiode voor een wisselstroomketen (Bron: VEI) De suppressordiode (ook Trans Absorption Zener genoemd) is speciaal ontwikkeld voor de 10/1000 stoorimpuls. Deze diode is veel ongevoeliger voor stroomvariaties dan een gewone zenerdiode. Ze kunnen stootstromen verdragen van 1 kA en hebben een zeer korte aanspreektijd (<10 picoseconde). Een nadeel van de suppressordiode is de vrij hoge capaciteit, die afhankelijk van de doorslagspanning varieert van 12 nF tot 300 pF. Voor gelijkspanning en laagfrequente signalen is dat geen bezwaar, maar bij hoogfrequente signalen kan dit veel demping opleveren. Deze suppressordiode componenten. wordt in beveiligingscomponenten gebruikt naast andere 5. Opbouw overspanningbeveiliging Het beveiligen van de apparaten gebeurt stapsgewijs. Hoe gevoeliger het te beveiligen apparaat is voor overspanningen, des te meer trappen de beveiliging zal bevatten. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de voedings- en signaalzijde van een apparaat. De voedingsbeveiliging vanaf het net tot aan een apparaat kan vier stappen bevatten: - de grofbeveiliging voor de 400/230 V voeding met een restspanning van minder dan 4000 Volt; - de middenbeveiliging voor de 400/230 V voeding met een restspanning van minder dan 1600 Volt; - de fijnbeveiliging voor de 230 V voeding met een restspanning van minder dan 1000 Volt; - de fijn-fijn-beveiliging voor de voeding in data- en telecommunicatieapparatuur. Om een installatie te beveiligen is meestal één beveiligingstoestel onvoldoende om het beoogde spanningsniveau te bereiken. Als meerdere toestellen nodig zijn worden deze parallel gemonteerd. Dit is schematisch weergegeven in de figuur. A B C Schematische voorstelling van meerdere beveiligingen parallel Hier is A een grofbeveiliging, B een middenbeveiliging en C een fijnbeveiliging. We kunnen enkel stapsgewijs de overspanning reduceren. Dit is zo omdat in de eerste stap het grootste vermogen moet afgevoerd worden. Daardoor zijn daar sterkere elementen noodzakelijk zoals de vonkbrug. In de laatste stap echter staan de gevoeligste componenten die ook het meest nauwkeurig de spanning afvlakken. Nu kan niet zomaar een varistor of suppressordiode parallel geschakeld worden met een vonkbrug omdat een suppressordiode veel sneller “aanspreekt” dan een vonkbrug. Zonder maatregelen zal de suppressordiode doorslaan voordat de ontsteekspanning van de vonkbrug bereikt wordt. Het gevolg hiervan zou zijn dat de totale overstroom door de suppressordiode vloeit en deze is daartegen totaal niet bestand. Om deze situaties te vermijden moeten er maatregelen genomen worden. De meest efficiënte maatregelen om dit probleem op te vangen zijn: - het plaatsen van een spoel; - toepassen van afstandsvergroting. De producenten delen mee hoeveel de minimale afstand moet zijn tussen twee types van beveiligingstoestellen. Een richtlijn die kan worden aangehouden is dat de minimale kabellengte tussen twee beveiligingstoestellen 15 meter moet bedragen. 3,5 kV 15 meter kabellengte. Deze lengte wordt bepaald aan de hand van het verschil in aanspreekspanning, hier 1,6 kV 1 kV Minimale afstand tussen twee beveiligingselementen Als het door constructieve beperkingen niet mogelijk is om deze minimale afstand te verzekeren, biedt de spoel een oplossing. In de figuur wordt de afstand van 15 meter dan vervangen door een spoel. De producenten van de beveiligingstoestellen hebben in hun gamma spoelen die met 100 % zekerheid voldoen. Een richtlijn die kan worden aangehouden is dat de spoel minimaal 10 µH moet bedragen. Bij het afstemmen van toestellen is het van belang dat het grootste gedeelte van de storing in de eerste component (grofbeveiliging) wordt afgeleid. De component die volgt mag niet beschadigd worden door de doorgaande impuls. Deze manier van werken moet doorgetrokken worden voor elke component tot en met het te beveiligen apparaat. Heb u nog verdere vragen of opmerkingen? Aarzel niet om ons te contacteren! Vlaams Elektro Innovatiecentrum Kleinhoefstraat 6 2440 Geel tel: 014/57.96.10 [email protected] www.vei.be