De Grondwettelijke Rechter sensu stricto in de Verenigde Staten

advertisement
'H*URQGZHWWHOLMNH5HFKWHUVHQVXVWULFWRLQGH
9HUHQLJGH6WDWHQYDQ$PHULNDHQ%HOJLs
OHJLWLHPHJDQJPDNHUYDQFRQVWLWXWLRQHOH
FRKHVLH
.DUO&URRQHQERUJKV !
Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. A. Alen
*RGVDYHWKLV+RQRURXEOH&RXUWV3
/DXUHQFH7ULEH
,1/(,',1*
Reeds in 1835 merkte Alexis de Tocqueville in zijn beroemde traktaat 'H OD
GpPRFUDWLH HQ $PpULTXH op dat: ³7KH $PHULFDQV KDYH JLYHQ WKHLU FRXUWV
LPPHQVHSROLWLFDOSRZHUWKHSHDFHSURVSHULW\DQGYHU\H[LVWHQFHRIWKH8QLRQ
UHVW FRQWLQXDOO\ LQ WKH KDQGV RI WKHVHMXGJHV´4 Deze vlijmscherpe verbale
expressie blijkt 170 jaar na dato actueler dan ooit en gaat ook op voor België.
Het 6XSUHPH &RXUW RI WKH 8QLWHG 6WDWHV – ook wel 8QLWHG 6WDWHV 6XSUHPH
&RXUW, Federaal Hooggerechtshof of Opperste Gerechtshof genoemd – en het
Arbitragehof bekleden een juridische en politiek-maatschappelijk pivotale
maar vaak ook gecontesteerde positie in het Amerikaanse– en Belgische
federale staatsbestel.
In deze juridische verhandeling wordt vanuit een rechtsvergelijkend
perspectief getracht inzicht te verschaffen in de rol van deze twee uitermate
actuele instellingen als legitieme gangmakers van FRQVWLWXWLRQHOHFRKHVLHin de
betrokken federale staten.
Eerst en vooral wordt het specifieke federale kader binnen het welke deze
rechtsinstanties zich aandienen geschetst. Vervolgens wordt een poging tot
definitie voorgesteld van het begrip JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU en de aandacht
gevestigd op de eigen aard van de voornoemde instellingen. De focus ligt
1
Voor C.M en L.
Student Derde Licentie Rechten
3
L. TRIBE, "$#&%('*),+.-$/ 01 243(#&5#6) 7*8 -:9;#<,6/=(3>#&?@/ 0,-$9A0 # 1 BC-$# D:' <E46
-.F:-$9;#<,6/&G<,2/ 1 B-.24'*0,)E4-.2
H
<,643I1 2/ #6 J , New York, Random House, 1985, 171p.
4
A. DE TOCQUEVILLE, KL-L8 )(%*M.FL#BC6
) / 1 -N-C5:O;F:M.6C1 P*<,-.Q Gallimard, 5e edition, 1951, 99 – 106
2
53
KARL CROONENBORGHS
daarbij logischerwijze op de gelijkenissen en verschillen inzake samenstelling,
rechtsmacht, en toetsingswijze van de betrokken instituten. Er wordt tevens
aangetoond in hoeverre er een dialectiek bestaat tussen het specifieke federale
kader enerzijds en de betrokken rechtsinstantie anderzijds.
Ten slotte wordt de intellectueel uitdagende vraag aangesneden of het
Arbitragehof en het Amerikaanse Hooggerechtshof bijdragen tot
constitutionele cohesie in hun respectieve federale staatsverbanden en in welke
mate dit als legitiem aan te merken valt. Aan de hand van parallel
grondwettelijke contentieux wordt dit geïllustreerd.
)('(5$$/ .$'(5 +(7 %(/*,6&+( (1
$0(5,.$$16( )('(5$/,60( *(:,.7 (1
*(:2*(1
Het uitwerken van een rechtsvergelijkende analyse met betrekking tot het
federale karakter van de Verenigde Staten van Amerika en België bij wijze van
schouwtoneel waartegen de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU verschijnt, is een zeer
uitdagende doch complexe academische oefening. Tegelijk is het ook een
FRQGLWLR VLQH TXD QRQ om het opereren van deze JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU te
kunnen begrijpen. Diverse uitgesproken, maar ook subtiele gelijkenissen en
verschillen komen aan de oppervlakte zowel op het formele als substantiële
vlak. Deze zijn voornamelijk historisch te verklaren. De meest relevante
kenmerken worden voor de doelstellingen van deze verhandeling uitgediept
zonder in extenso volledigheid te beogen. Vormelijk gezien zijn zowel de Verenigde Staten van Amerika als het
Koninkrijk België representatieve, democratische, federale staten5 gebaseerd
op de UXOHRIODZ. Zij beschikken beiden over een geschreven grondwettelijk
charter. In tegenstelling tot België dat een constitutionele hereditaire
monarchie is met een parlementair regeringsstelsel en een relatieve scheiding
der machten, treft men in de Verenigde Staten van Amerika een republikeinse
staatsvorm aan. Bovendien is er sprake van een regeringsvorm die neerkomt
op een “gescheiden systeem” – eerder dan een presidentieel regime6 – met een
meer strikte opvatting over de scheiding der machten. Een centrale positie
hierin is weggelegd voor het Congres als hoofdzakelijk wetgevend orgaan.7
Achter deze ogenschijnlijk eenvoudige definiëring gaat echter een verschillend
5
Zie P. J. BOON, O;F$-.61 RC),)*5*24' / )*) / 2
6-&BC0 / , Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 2001, 46: over de
centripetaal-verticale –en horizontale dimensie van het Amerikaanse federalisme.
6
B. KERREMANS, KL-N3>#&-.%(+C)*5TS45 B.8 -N',)*F$Q D&-C%*-.6)8 -UEV#,8 1 / 1 -.R.-$7&-.28 <1 / +&#6
F(1 5WX1 5(%,-ZY-.6
-C51 W*%*'/ )/ -.5(+C)*5NO;F$-.61 RC)*Q Leuven, Acco, 361-362; T. KOOPMANS, “Rechter en politiek in de
Verenigde Staten”Q Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 2002, 79
7
Infra, nr. 8
54
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
historisch te verklaren groeiproces, invulling van het sociale contract en
federale karakter van beide staten schuil. Dit wordt in zijn voornaamste
karaktertrekken uiteengezet.8
2.1. CENTRIPETAAL VERSUS CENTRIFUGAAL FEDERALISME
Substantieel bekeken verdienen volgende facetten de aandacht. Ten eerste
vormt de keuze van het Great Seal Committee in 1776 voor (SOXULEXV8QXP9
als wapenspreuk van wat als de Verenigde Staten van Amerika te boek is gaan
staan, een duidelijke referentie naar de oorspronkelijk dertien afgescheurde
Britse kroonkolonies verenigd in één natie – aanvankelijk onder de vorm van
een uitermate zwakke confederatie – maar vanaf 1789 met de inwerkingtreding
van de Amerikaanse Grondwet10 als een ‘meer volmaakte federale unie’.11
$E LQLWLR lag de klemtoon – in tegenstelling tot wat in het in 1830 ontstane
België het geval is – op de federalistische idee H GLYHUVLWDWH XQLWDV of het
centripetale federalisme.12 Het gedeelde soevereiniteitsbegrip tussen federaal
en gefedereerd niveau komt sterk tot uiting ondanks de tegenstellingen tussen
de zogenaamde Federalisten en Antifederalisten bij het redigeren van de
Grondwet.13 België echter zag na zijn afscheiding uit het Koninkrijk der
Nederlanden het levenslicht als een unitaire staat – weliswaar beïnvloed door
het ideeëngoed van de Amerikaanse en Franse Revoluties – waarbij de spreuk
O¶ 8QLRQ IDLW OD IRUFH sterk de ene, ondeelbare soevereiniteit van de staat tot
uitdrukking bracht.
Terecht kan men zich de vraag stellen of – sinds de centrifugale federalisering
vanaf de jaren zeventig – artikel 193 van de Grondwet nog opgeld maakt in het
Belgische federale staatsverband waar getracht werd twee verschillende visies
op de staat te verzoenen en te verankeren in een vreedzaam duaal maar tevens
ook coöperatief coëxistentiemodel.14
8
B. KERREMANS, 1 7*1 %*[ , 29-87; T. KOOPMANS, 1 7 1 % [ , 6-9
E pluribus unum, Out of Many One: www.greatseal.com
10
De opstelling van de Amerikaanse Grondwet werd afgerond op 17 september 1787 bij zijn
aanname door de Constitutionele Conventie van Philadelphia en werd in de volgende jaren
geratificeerd in de diverse Amerikaanse Staten ter vervanging van de Articles of Confederation en
tot vestiging van een federale unie als opvolger van de Confederatie van de Verenigde Staten van
Noord-Amerika.
11
In de aanhef van de Grondwet staat te lezen: “We the People of the United States, in Order to
form a more perfect Union…do ordain and establish this Constitution for the United States of
America”
in K. LENAERTS, 9;#&5*2/ 1 / < / 1 -N-.5L\4-.B0/ -.6]=(KL-;\4-&B0 / 2 E46),)*RN+C)*5(0/CO;F$-.61 RC),)*5*2H
9
_
E*E]-.6
2/ -L"N-.6-&B0/ 20 # D&Q,0,-/^4<,6# E4-.2-;3># D:+.),5$G,<2/ 1 / 1 -N-.5(0,-/^A<,6# E4-.2-N3># D:+#,#64%*-;\4-.BC0 / -C5(+.),5(%*-
, Antwerpen, Kluwer, 1983, 5
A. ALEN, 9;#F`E]-C5*%1 <,Fa+C)*5(0,-/b4-&8 W1 2B0('/ )*) / 2
6
-.BC0 / Q Mechelen, Kluwer, 2004, dl. 1, 8; R.
ERGEC, ‘Institutionele Analyse van het Federalisme’, in INTERUNIVERSITAIR
STUDIECENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), c]-.%,-.6
) 8 1 2
F:-N'/ )*) / R.<5,%1 W QdV#,8 1 / 1 -.RN-C5
^AB&#&5 #F>1 2B0 , Antwerpen, Maklu, 1994, 35
13
B. KERREMANS, #,[ BC[ , 51
14
K. DESCHOUWER, “Belgium: Ambiguity and Disagreement”, in BLINDENBACHER R. en
OSTIEN, A. (eds.), Oa":8 #,7&)8KI1 )8 #&W <-L#&5Lc4-C%*-.6)8 1 2
F>e %1 )8 #&W <-.2V#5>B.#5*2/ 1 / < / 1 #&5,)8 #61 W1 5*2Q
12
-C5*2
. 55
KARL CROONENBORGHS
2.2. HORIZONTALE BEVOEGDHEIDSVERDELING: “ ABSOLU(T)E(RE)”
VERSUS RELATIEVE SCHEIDING DER MACHTEN?
Het principe van de “ machtenscheiding” of VHSDUDWLRQRISRZHUV staat centraal
in het Amerikaanse politieke systeem15 en wordt ook in België aangewend als
staatsrechtelijk rechtsbeschermend ordeningsprincipe. In essentie behelst het
concept de door Montesquieu in zijn 'HO¶(VSULWGHV/RLV ontwikkelde idee van
interdependente machtsspreiding tussen staatsorganen. De onderliggende ratio
van dit machtsverdelingsprincipe is er op gericht machtsmisbruik in de
functionele zin van het woord – die de individuele vrijheid van de burger zou
beknotten of tot willekeur aanleiding geven – te vermijden16 en een efficiënt
overheidsoptreden te garanderen.
Een vergelijking tussen hoe de machtenscheiding in concreto gestalte krijgt
dringt zich op. KOOPMANS schetst op onvoldoende wijze de
“ machtenscheiding in de Amerikaanse zin van het woord” 17 waarbij men
verkeerd zou kunnen besluiten dat er in de Verenigde Staten van Amerika een
absolute machtenscheiding voorligt zoals dat in Frankrijk aan de orde is. De
Verenigde Staten van Amerika onderscheiden zich van België doordat het
Congres de wetgevende macht, de president de uitvoerende macht en de
federale rechtbanken met inbegrip van het Hooggerechtshof de rechterlijke
macht uitoefenen op federaal niveau. Op deelstatelijk niveau is een
afspiegeling terug vinden van deze constellatie met hier en daar specifieke
particulariteiten in bepaalde staten.
In België rust op federaal niveau de OHJLVODWLYH SRZHU GH MXUH bij het
parlement, de H[HFXWLYH SRZHU bij de Koning en rust finaal de rechterlijke
macht in handen van de hoven en rechtbanken die niet op duale leest geschoeid
zijn maar op centraal niveau voor federaal en gefedereerd niveau opereren. Het
Arbitragehof bevindt zich als atypische instelling buiten deze klassieke LPSHULL
GLYLVLR18 in tegenstelling tot haar Amerikaanse tegenhanger. Op deelstatelijk
niveau zijn ook in België wetgevende en uitvoerende machten in organieke en
functionele zin te onderscheiden.
2/ 6<,B&/ <,6
-CQ,)*5,%>BC0,),5,W*-L1 5UD&-C%*-C6
) 8 B.#<,5 / 6C1 - s, 1, Montréal & Kingston-London-Ithaca, McGillQueen’s University Press, 10-13; F. DELPEREE, “ La Cour d’Arbitrage et le fédéralisme belge” ,
in ORBAN, E.,, c4MC%*M.6)8 1 2
F$-N-/ 9V#,<6
24'*<E46f.F$-.2]=(c4-C%*-.6)8 1 2
Fa)*5,%('*<E46-.F$-$9V#,<,6/ 2
Q Brussel,
Bruylant, 1991, 168 en 170
15
B. KERREMANS, #,[ BC[ , 56
16
A. ALEN, #,[ B.[ Q 16-18
17
T. KOOPMANS, 8 [ B ., 7
18
Infra nr. 18 en 24; J. DELVA, “ Staatsrechtelijk profiel van het Belgisch Arbitragehof” , g [ bA[ d4[
1991, 87-89, nrs. 63-68; L.-P. SUETENS, “ Judicial Review in Belgium” in SMITH, E. (ed.),
Constitutional Justice under Old Constitutions, Den Haag-London-Boston, Kluwer Law
International, 1995, 319
56
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
Hoogstens kan men stellen dat er in Amerika sprake is van een striktere WULDV
SROLWLFD, die haar grondslag vindt in wat sommige auteurs aanwijzen als de
presidentiële regeringsvorm en anderen als het “ gescheiden systeem” van de
Verenigde Staten. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat er in Amerika
diverse FKHFNV DQG EDODQFHV tussen de staatsmachten in organieke zin
aanwezig zijn. In het Belgische federale staatsverband – dat eerder berust op
een afhankelijke verhouding tussen parlement en regering19 – is dit overigens
niet anders.
In de aanloop naar de redactie van een Amerikaanse grondwet blijkt duidelijk
dat de )UDPHUV allen uit eigen opgedane ervaringen in hun staten de risico’ s
kenden van een té verregaande machtenscheiding of de totale afwezigheid
ervan.20 Deze tendens kan men tevens ontdekken bij de redactie van de
Belgische Grondwet van 7 februari 1831 die evenveel reacties inhield tegen de
beperkte monarchie en de koninklijke besluitenregering van Koning Willem I21
als de Amerikaanse Grondwet fulmineert tegen de $UWLFOHVRI&RQIHGHUDWLRQ en
ruimer tegen de Engelse constitutionele traditie.
Een nader onderzoek van de grondwetsbepalingen22 leert ons dat er in beide
staten met andere woorden een subtiel weefsel van machtsbegrenzende
mechanismen kan worden ontwaard waarbij Congres respectievelijk parlement
en president respectievelijk regering interactief hun respectieve door de
grondwet omschreven taken in het wetgevende en uitvoerende proces
waarnemen.
Specifiek relevant in het kader van deze verhandeling zijn de rol van Congres,
president, parlement en regering ten aanzien van het Amerikaanse
Hooggerechtshof en het Arbitragehof in het algemeen en wat betreft de
benoeming van rechters in het bijzonder.
Ook de mate waarin de machtenscheiding in horizontale zin aan bod komt in
de jurisprudentie van de respectieve JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHUV23 is relevant In
19
A. ALEN, #,[ B.[ , 14; B. KERREMANS, #[ B.[ [ Q 361-362: het verdient aanbeveling in navolging van
KERREMANS te spreken over een ‘gescheiden systeem’ eerder dan over een presidentieel stelsel
gelet op de historische finaliteit van de Amerikaanse Grondwet om het wetgevende proces in
eerste instantie te doen toekomen aan het Congres dat onafhankelijk van de President gekozen
wordt. Dit congressionele systeem kan door de presidentiële beleidsvoering – al naargelang de
context en zijn strategisch gedrag – doen verwateren tot een cocktail van een congressioneelpresidentieel gestuurd systeem. In België regeert de “ Koning” bij gratie van een parlementaire
meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Ook de zwakke partijstructuren en de
beperkte duur van de mandaten van de Congressmen in het Huis van Afgevaardigden dwingt tot
nauwe contacten en specifieke lokale belangenbehartiging die de rol van de staten in de verf
zetten.
20
KERREMANS, B., 1 7*1 % [ Q 57-60
21
A. ALEN, #,[ B.[ , 21-26
22
Article I, section 1 en 7 U.S. Constitution; Article II, section 3 U.S. Constitution; Titel III
Hoofdstuk I, II en III G.W.
23
Zie K. LENAERTS, #,[ B.[ , 40-88
. 57
KARL CROONENBORGHS
het licht van de doelstellingen van deze verhandeling, namelijk aantonen in
welke mate FRQVWLWXWLRQHOH FRKHVLH in de ruime en ruimste zin gevrijwaard
word, komt dit laatste aspect mee ter sprake.24
2.3. VERTICALE
BEVOEGDHEIDSVERDELING:
GEFEDEREERD NIVEAU
FEDERAAL
VERSUS
Ten derdeis het van belang om in te zien dat noch de opbouw van het federale
Amerikaanse bouwwerk noch dit van de Belgische federale staat over rozen
ging. Inherent aan de strijd tegen een mogelijke tirannie van de meerderheid
was voor de Amerikaanse Federalisten de creatie van een federaal systeem25
naast een horizontale machtenspreiding. Dit voornemen stootte op zware
tegenkanting van de Antifederalisten tijdens de ratificatiedebatten van de
grondwet in de diverse Amerikaanse staten.
Deze Antifederalisten meenden namelijk dat de nieuwe Grondwet mijlenver
verwijderd was van de 'HFODUDWLRQ RI ,QGHSHQGHQFH, de in de $UWLFOHV RI
&RQIHGHUDWLRQ gewaarborgde natuurrechten en de omstandigheid dat de
omvang van het Amerikaanse territorium inherent enkel een confederatie van
republieken als staatsvorm zou toelaten. Finaal opperden zij bezwaren tegen
het door de Grondwet gecreëerde – en als ondemocratisch gepercipieerde –
risico dat het Hooggerechtshof zichzelf een MXGLFLDO UHYLHZ bevoegdheid zou
aanmatigen. Deze vrees werd later overigens een jurisprudentieel IDLW
DFFRPSOL.26
In België leidde het inzicht in het failliet van een unitaire staatshuishouding ten
gevolge van de politieke, sociale en maatschappelijke divergentie tussen
Noord en Zuid – gekoppeld aan een streven naar minderhedenbescherming en
de 6HKQVXFKW naar een grotere autonomie van de deelgebieden – tot een
federaliseringsproces VXLJHQHULV vanaf de jaren zeventig.
Enige ambivalentie kan in beide federale systemen worden ontdekt. Eerst en
vooral leert Artikel I sectie 8 U.S. Constitution ons – in tegenstelling tot wat in
België27 vooralsnog aan de orde is ingevolge het niet in werking treden van
artikel 35 van de Grondwet – welke bevoegdheden expliciet worden
toegewezen aan de federale wetgevende macht. Het residu aan bevoegdheden
blijft in de Verenigde Staten met andere woorden rusten bij de staten hoewel er
volgens LENAERTS van een vage constitutionele bevoegdheidsverdeling
sprake is. Dit is toe te schrijven aan de LPSOLHG SRZHUV WKHRU\ die
24
Infra, nrs. 34 ev., 39, 50 ev.
B. KERREMANS, #,[ BC[ , 60: onderliggende ratio’ s zijn ondermeer de kloof tussen burger en
overheid dichten, fragmentatie van de politieke macht, garanderen van de individuele vrijheid van
de burgers
26
B. KERREMANS, 1 7*1 %*[ , 62-70, infra nr. 14-15
27
P. J. BOONQ #,[ B.[ Q 22; R. ERGEC, 8 [ B.[ Q 64
25
58
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
grondwettelijk verankerd is in de zogenaamde QHFHVVDU\DQGSURSHUFODXVH28
Deze theorie vinden we ook in België terug in het befaamde artikel 10 van de
Bijzondere Wet Hervorming der Instellingen.
BOON geeft bovendien terecht aan dat niet-Amerikanen licht geneigd zijn de
impact van de staten te onderschatten. In het dagelijkse leven van de
Amerikaanse burgers spelen zij een centrale rol. Dit blijkt onder andere uit de
ruime bevoegdheden inzake privaat– en strafrecht, het statelijk optreden in
socio-economische materies en het terugdringen door Republikeinse
presidenten van federale staatsbemoeienis.29 De jurisprudentiële geschiedenis
geeft echter een sterke centralisatietendens aan ten nadele van de staten.30 Dit
fenomeen wordt in deel drie uitgediept met betrekking tot de FRPPHUFHFODXVH
in artikel I sectie 8 lid 3 U.S. Constitution waarbij enige referentie aan het
concept (08 in de Arbitragehofrechtspraak zich opdringt. Vanaf het
aantreden van Rehnquist als &KLHI -XVWLFH is enige moderatie met betrekking
tot deze centralisering zichtbaar.
Ten tweede treffen we in de Verenigde Staten net zoals in België allerlei
participatievormen aan ten behoeve van de staten in de machtsuitoefening door
de federatie in zogenaamde Statenkamers.
Een belangrijke slotbemerking die nog dient te worden gemaakt is dat het
federaal piepjonge België nog volop zijn door identiteitstegenstellingen
gekenmerkte federaliseringsproces ondergaat. Dit is hoofdzakelijk te wijten
aan het uitgesproken taalkundig en culturele bipolaire karakter van de
Belgische staat.
Het Amerikaanse federalisme echter geeft vandaag niet langer per definitie
uitdrukking aan enige vorm van geografische, etnische, culturele, economische
of andersoortige diversiteit die doorgaans aanleiding geven tot de keuze voor
een bondsstaat. Het bevestigt eerder de evenwichtsoefening tussen de staten en
de Unie met een belangrijkere rol voor deze laatste.
Tegelijk speelt de idee van verticale en horizontale machtsbegrenzing door
waarbij de kern van het Amerikaanse federalisme historisch gezien “ SULPDLU
]LMQ OHYHQVNUDFKW RQWOHHQG DDQ GH IXQGDPHQWHOH SROLWLHNH GULIW«YDQ GH
28
K. LENAERTS, #,[ B.[ Q 94
P. J. BOON, #,[ B.[ [ , 42
P. J. BOON, 1 7 1 % [ , 30; E. KATZ, “ The United States Supreme Court and the Integration of
American Federalism” , in ORBAN, E[ Q,c]M.%,M.6
) 8 1 2
F:-:-&/ 9;#<,6
24'*<E46
f.F$-.2]=(c]-.%*-C6
) 8 1 2
Fa),5*%
' <E46
-.F:-$9;#<,6/ 2 , Brussel, Bruylant, 1991, 35-58; ORBAN, E., “ La Cour Suprème des Etats-Unis
et le processus de nationalisation” , in ORBAN, E., ., c4MC%*M.6)8 1 2
F$-N-&/9V#<,6
24' <E46
f.F:-.2]=>c]-.%,-.6)8 1 2
F
)*5,%('*<E46-.F$-$9V#,<,6/ 2 , Brussel, Bruylant, 1991, 59-80
29
30
. 59
KARL CROONENBORGHS
$PHULNDDQVH VDPHQOHYLQJ´31 om in navolging van JAMES MADISON’ S
stelling32 de heersers te verdelen om zo zelf te heersen.
2.4.GEDECENTRALISEERDE
VERSUS
GECENTRALISEERDE
GRONDWETTELIJKHEIDSCONTROLE
Het vierde en laatste relevante kenmerk dat aandacht verdient, is het feit datin
federale staten zoals België en de Verenigde Staten de grondwettelijk
vastgelegde bevoegdheidsverdeling in de horizontale maar vooral in de
verticale zin een cruciaal gegeven is. Inherent vloeien hier mogelijkerwijze
risico’ s uit voort op bevoegdheidsconflicten tussen federaal en gefedereerd
niveau enerzijds en tussen gefedereerde entiteiten anderzijds.
Enkele uitzonderingen niet te na gesproken kennen de meeste federaties dan
ook het bestaan van een hoge rechtsinstantie die zich specifiek toelegt op de
beslechting van bevoegdheidscontentieux vaak naast een ruimere opdracht van
grondrechtengarantie.33 Het 8QLWHG6WDWHV6XSUHPH&RXUW en het Arbitragehof
vervullen respectievelijk deze kiese, in een democratische rechtsstaat verre van
evidente en vaak uitermate gecontesteerde taak.34
Het principe van de onschendbaarheid van de wet gaat niet volledig op voor de
Verenigde Staten van Amerika of België.35 Nochartikel III noch enige andere
provisie van de sterk individualistisch opgevatte Amerikaanse Grondwet
kennen echter een expliciete constitutionele toetsingsbevoegdheid op federale
wetten toe aan het Amerikaanse Hooggerechtshof.36 Het ontbreken van een
expliciet toetsingsrecht staat in schril contrast met de Belgische situatie waar
artikel 141 en 142 van de Grondwet uitdrukkelijk deze bevoegdheid opdragen
aan het Arbitragehof sinds zijn oprichting bij de grondwetswijziging van 1980
en de wettelijke uitwerking hiervan in 1983.37
Ondanks het gebrek aan een wettelijk voorziene basis kende het 6XSUHPH
&RXUW zich deze opdracht 200 jaar geleden impliciet zelf toe. ³,W LV
31
P. J. BOON, 1 7 1 % [ Q 49
Zie A. HAMILTON, J. MADISON & J. JAY, g*0*-Nc]-.%,-.6
) 8 1 2/ Q London/New YorkQ Everyman’ s
Library Ed., 1971, 265-266: h
/ 0,-UEV#&?V-.6A2
<,6
6
-C5*%,-.%I7JX/ 0,-UE4-&#EA8 -L1 2.D*1 6
2/,%1 +,1 %*-C%I7-&/ ?V-.-C5i/ ?N#
32
%1 2/ 1 5 B./W#&+.-.65*F$-C5/ 2Q,)*5,%I/ 0,),5I/ 0,-UEV#&6/ 1 #5() 8 8 #*/ / -C%I/ #$-C) B0>2
<*7%1 +1 %,-.%()*FL#&5,W>%1 2/ 1 5*B&/,),5,%>2
- E]-.6
) / %*- E4)*6/ F$-C5/ 2]3L-C5 BC-N)(% #< 7,8 -N2
-.B.<,61 / JI)*6C1 2-.2V/ #(/ 0*-:61 W 0 / # DL/ 0*-UE4-&# EV8 -&[g,0*-N%1 D D.-.6
-C5/W#&+.-.65*F$-C5/ 2
?$1 8 8*B&#&5 / 6#,8*-C)*BC0I#,/ 0,-.6
Q,) // 0*-N2)*F$-$/ 1 F$-L/ 0*) /,-.)*BC0(?:1 8 7&-$B.#&5/ 6#*8 8 -C%I7
JZ1 / 2
-8 DAj
33
J. DELVA, 8 [ B.[ , 70; R. ERGEC, 8 [ B.[ Q 58
H
+.-.6k.1 B0/dA<*7,8 1 -CR.6
-.BC0 / , Brugge, Die Keure, 2003,
J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER,
_
#&%*-&8 8 -.5(+C)*5I"N6#&5,%*?;-&/ / 1 W 0,-,1 %*2/ #-&/ 2C1 5,Wi/ #-W - E])*2/ # El%*1292; D. VANHEULE, O;F$-.6C1 RC),)*5*2\4-&B0/ 2 E46)*),R:+C),5(0*-&/.O;67 1 / 6),W*-.0 # DL#+.-C6A%*-N),6/ 1 R.-&8 -C5im*n:-C5im,m$+C),5(%*-L"N6#&5*%,?;-/ , Antwerpen, 2001,
doctoraal proefschrift, 5-8; infra nr. 24-30
35
L.-P. SUETENS, “ De invloed van het Arbitragehof op het Grondwettelijk Recht” , \A[ o([ , 199394, 1313; J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIERQ1 7 1 % [ Q 116-120; J. VELAERS, Y)*5
O;67 1 / 6),W*-.0 # D:5*),)*6;"N6#5,%,?;-&/ / -&8 1 p&R;3># D.Q.OV5/ ?;-.6 E4-C5 , Maklu, 1995, 51
36
B. KERREMANS, #,[ BC[ Q 81
37
J. VANDE LANOTTE en GOEDERTIER, G., 1 7 1 % [ , 1291
34
60
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
HPSDWKLFDOO\WKHSURYLQFHDQGGXW\RIWKHMXGLFLDOGHSDUWPHQWWRVD\ZKDWWKH
ODZLV´ 38 verwoordde &KLHI-XVWLFH Marshall op polemische wijze in het arrest
0DUEXU\ Y 0DGLVRQ uit 1803. In tegenstelling tot de Verenigde Staten waar
MXGLFLDO UHYLHZ dus op basis van een jurisprudentieel precedent van het Hof
gestalte kreeg, doch de spaarzame aanwending van dit controversiële
juridische mechanisme de legitimiteit er van ten goede kwam39 – ondermeer
door ervaringen met de Engelse oorsprong van het instrument, de 3ULY\
&RXQFLO praktijk tijdens de koloniale periode en bovenal het uitermate grote
vertrouwen van de )UDPHUV in de rechterlijke macht40 – is er in België een
grondwettelijke basis voorhanden. Dit kan gelet op het aanvankelijk diep
geworteld wantrouwen in de rechterlijke macht omwille van de vrees voor een
JRXYHUQHPHQWGHVMXJHVsterk worden toegejuicht. Artikel 141 en 142 van de
Grondwet vertalen dan ook meteen de bijzondere positie die het Arbitragehof
in onze constitutionele ordening en ruimer in ons rechtsbestel inneemt.41
De in België formeel voorziene juridische grondslag neemt meteen ook
grotendeels de basis weg voor discussies over het al dan niet legitiem karakter
van een rechterlijke instantie die oordeelt over door een
volksvertegenwoordiging aangenomen beleidskeuzes. De Amerikaanse
FRQVWLWXWLRQHOHUHFKWHU zal steeds omzichtiger zijn positie dienen te bepalen in
het geheel aan FKHFNV DQG EDODQFHV van het institutionele basiskader waarin
deze functioneert.42
In de doctrine onderscheidt men ten slotte twee “ originele modellen van
grondwettelijkheidstoetsing.” De Verenigde Staten en België behoren
respectievelijk tot het Amerikaanse en Oostenrijkse model. Dit impliceert dat
we in het eerste geval geconfronteerd worden met een gedecentraliseerde
normtoetsing en in het tweede geval met een gecentraliseerde normtoetsing.
Ondanks het formele verschil tussen beiden – dat verder nog wordt toegelicht43
– blijken deze modellen in de praktijk te convergeren: “ KHW]ZDDUWHSXQWOLJWLQ
EHLGH VWHOVHOV ELM ppQ KRRJ UHFKWVFROOHJH ZDDULQ UHFKWHUV ]LMQ EHQRHPG RS
EDVLV YDQ KXQ ELM]RQGHUH EHNZDDPKHLG´ om “ RS DOJHPHHQ ELQGHQGH ZLM]H
XLWVSUDDNWHGRHQRYHUGHFRQIRUPLWHLWPHWGH*URQGZHW´44De significante rol
38 _
_
),67<,6 JI+&[
)*%1 2#5 , 1 Cranch 137, 177 (1803)
R. MAIDMENT and A. MCGREW, g*0*-4O;F$-.6C1 BC),5LdV#,8 1 / 1 BC) 8,d]6#BC-.2
2
Q London, Saga
Publications Ltd., 1986, 43-46 e&h
[ [ [ ?V01 8 -*p<%1 B1 ) 8*6
-C+,1 -.?qF:)JX#645 #,/*F$)JI0*),+C-L7&-.-C5ar B.#&5*2B&1 #<,28 J
39
1 5 / -C5*%,-.%I7JX/ 0,-NcA#<,5,%*-.6
2]s.1 /,?;)*2 t$5 #&5,-/ 0*-8 -.2
2.D<*8 8 JiB&#&5*2C1 2/ -C5/,?:1 / 0I/ 0,-,1 6;1 5/ -C5/ 1 #&5*2[j
40
R., MAIDMENT and A., MCGREW,
43; A., BICKEL, g*0*-;uv-.)*2/,K$),5,W*-.6#<,2]b46
),5*BC0>w
, New Haven, Yale University Press, 2nd, 1986, 15; E.
VAN DOMMELEN, 9;#5*2/ 1 / <*/ 1 #&5*-&8 -;\4-&B0/ 2 E46)*),R:+C),5 < 1 /,6
-.BC0 / 2 D,1 8 #2# D,1 2B04E]-.6
2 E]-&B&/ 1 - D&Q Boom
Juridische Uitgevers, 2003, 14-17: de idee van grondwettigheidstoetsing kadert in Hamilton’ s visie
van de Amerikaanse Grondwet als een r 8 1 F>1 / -C%IB.#&5*2/ 1 / < / 1 #&5:x
41
Infra, nr. 25; J. DELVA, 8 [ [ B.[ Q 71-72
42
D. VANHEULE, #,[ B.[ Q 9; infra nr. 39 ev.
43
Zie infra nrs. 28 – 33
44
D. VANHEULEQ1 7 1 % [ Q 10 b
1 7*1 % [ [ Q
g*0*-N'*<E46-.F$-$9V#,<,6/,)/ / 0*-;b4)*6V# DNdV#,8 1 / 1 BC2
. 61
KARL CROONENBORGHS
van de respectieve hoven in het interpreteren en “ aanpassen” van de Grondwet
aan de actuele maatschappelijke omstandigheden kan niet worden onderschat
zoals de Amerikaanse ervaring ons leert. Finaal is het namelijk de
constitutionele arbiter die de grondwettelijke bakens en de perimeter
waarbinnen beleidsvoering mogelijk is, uiteenzet.45
+(767$$765(&+7(/,-.( 352),(/9$1+(7
$0(5,.$$16( +22**(5(&+76+2) (1 +(7
$5%,75$*(+2)
3.1. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER: WHAT’ S IN A NAME?
Vanuit het voorliggende federale kader dient het begrip JURQGZHWWHOLMNH± RI
FRQVWLWXWLRQHOHUHFKWHUte worden omschreven. Algemeen kan men stellen dat
het begrip de generieke term is voor het geheel aan grondwettelijke hoven,
rechtbanken en raden die er in diverse rechtsstelsels wereldwijd te
onderkennen zijn.46
FAVOREU definieert een grondwettelijk hof nogal eenzijdig als ³XQH
MXULGLFWLRQFUppHSRXUFRQQDvWUHVSpFLDOHPHQWHWH[FOXVLYHPHQWGXFRQWHQWLHX[
FRQVWLWXWLRQQHO VLWXp KRUV GH O¶DSSDUHLO MXULGLFWLRQQHO RUGLQDLUH HW
LQGpSHQGDQWHGHFHOXLFLFRPPHGHVSRXYRLUVSXEOLFV´47 Deze begripsomschrijving, die het resultaat is van een ruim
rechtsvergelijkende onderzoek, focust echter unilateraal op een West-Europees
concept van gecentraliseerde grondwettelijke toetsing door een speciaal
daartoe opgericht rechtscollege zoals het Arbitragehof. Deze definitie laat ons
echter geen ruimte om het Amerikaanse Hooggerechtshof hier binnen te
kaderen. Een verdere poging tot begripsafbakening dringt zich dan ook op.
Het is daarom sterk aan te bevelen om een onderscheid te maken tussen de
JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX ODWR enerzijds en de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU
VHQVX VWULFWR anderzijds. De JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX ODWR kan
gedefinieerd worden als: “ een op een grondwettelijke rechtsgrondslag
gebaseerde rechterlijke instantie” terwijl de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX
VWULFWR te omschrijven is als: “ de rechterlijke instantie bekleed met de
45
R. MAIDMENT and A. MCGREW, #,[ BC[ Q 48
Zie www.arbitrage.be: A. ALEN, C. COURTOY, F. MEERSSCHAUT, F. MELCHIOR, B.
RENAULD, 9;#&5 D.-.6
-C5/ 1 -N+C)*5I"N6#&5,%*?V-/ / -8 1 p.R.-N3(#+C-.5L=:yAz zA9V#&5,W 6-.2Ce KL-$7&-/ 6
-.R.R1 5W -C5I/ <,2
2
-C5
46
"N6#5,%*?V-/ / -&8 1 p&R.-;3>#&+.-C5(-.5(),5*%,-.6
-N5,) / 1 #5,)8 -:6-&B0/ 2
B&#,8 8 -CW*-.2
Q*F:-/1 57&-CW 61 E{+C),5(%*-L1 5/ -.6 D&-.6-.5 / 1 -.Q / -.6
,3
L. FAVOREU, uv-.2;9V#<,6
2V9;#&5*2/ 1 / <*/ 1 #5,5*-&8 8 -.2 , (reeks Que sais-je), Parijs, P.U.F., 1986, 3 en 1631
k)*RC-.Q,+.),5(0*-&/ #EA/ 6
-C%*-C5(+C)*5L^A<6# E4-.2-N6
-&B0/ 2B.#,8 8 -W*-.2
47
62
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
rechtsmacht om de wet te toetsen op zijn overeenstemming met de grondwet
en deze in voorkomend geval wegens non-conformiteit te weren.”
'HJURQGZHWWHOLMNHUHFKWHUVHQVXODWR
D*URQGZHWWHOLMNH–HQUHFKWHUOLMNHLQVWDQWLH
Zowel het 8QLWHG 6WDWHV 6XSUHPH &RXUW als het $UELWUDJHKRI kunnen als
FRQVWLWXWLRQHHO UHFKWHU VHQVX ODWR worden aangemerkt gelet op de
omstandigheid dat beiden ‘grondwettelijk’ zijn in de zin dat hun juridisch
bestaan op een grondwettelijke rechtsgrondslag rust. Beide instellingen kunnen
tevens worden gekwalificeerd als rechterlijke instanties.
3ULPR constateren we dat het Amerikaanse Hooggerechtshof, in tegenstelling
tot de andere federale rechtbanken die hun bestaan ontlenen aan een akte van
het Congres, haar bestaansrecht ontleent aan artikel III sectie 1 van de
Amerikaanse Constitutie. Deze provisie geeft duidelijk aan dat “ WKH MXGLFLDO
SRZHU«VKDOO«EHYHVWHGLQRQHVXSUHPHFRXUW«´
In België stelt men vast dat naast de hoven en rechtbanken48 – die de
rechterlijke macht in organieke zin constitueren – en de administratieve
rechtscolleges49 ook het Arbitragehof zijn bestaan ontleent aan een
grondwettelijk voorziene bepaling. Artikel 142 van de Grondwet (ex artikel
107ter G.W.) stelt namelijk expliciet dat: ³HUEHVWDDWYRRUJHKHHO%HOJLsHHQ
$UELWUDJHKRIZDDUYDQGHVDPHQVWHOOLQJGHEHYRHJGKHLGHQGHZHUNLQJGRRU
GHZHWZRUGHQEHSDDOG´
6HFXQGRstaat het buiten kijf dat beide instellingen rechterlijke instanties zijn.
Het Amerikaanse Hooggerechtshof is een instelling die zowel qua vorm,
procedure en op het vlak van de besluitvorming die er plaatsgrijpt een
rechterlijke instantie is.50 Ook het Arbitragehof dient als een volwaardig
rechtscollege te worden aanzien omdat het een rechterlijke opdracht heeft, de
procedure ter behandeling van het aangebrachte contentieux een jurisdictionele
aard heeft en tenslotte, alle waarborgen waarmee een rechterlijke instantie
omgeven is, aanwezig zijn.51
48
49
50
4
Artikel 92 en 93 G.W.
Artikel 94 G.W
S. GOLDMAN, 9;#&5*2/ 1 / <
/ 1 #&5,)8&uv),?$e9A)*2-.2;|a^42
2
)J2
, 2nd ed., New York, Harper Collins, 1991,
51
J. DELVA, 8 [ B.[ Q 77; A. ARTS, I. VEROUGESTRAETE, R. ANDERSEN, G. SUETENSBOURGEOIS, M.F. RIGAUX_ R. RYCKEBOER, A. DE WOLF (eds.), KL-N+.-.60#<%1 5,Wi/ <,2
2
-C5(0*-&/
O;67 1 / 6),W*-.0 # D&Q,%*-;\4-.BC0 / -.68 1 p&RC!
!
mL#&R/ #,7-.6
n n&~ , Brugge, Die
*
) B0 /*-C5(%*-;\4),),%>+C),5('/ )/ -;=}Y-.6
28 )W7,#-CRN+.),5(0*-&/,'JF`EA#21 <,Fa+C)*5
Keure, 2006, 60
. 63
KARL CROONENBORGHS
Beide formuleringen komen feitelijk gezien op hetzelfde neer en verdienen een
nader onderzoek in het licht van de vraag of de constitutionele rechter niet
eerder of specifieker tevens als een politieke instelling aan te merken valt.52
De algemene opdracht van het Arbitragehof bestaat erin om – ondanks het
verschil in gezag van gewijsde – op bindende wijze uitspraak te doen over
vernietigingsberoepen en te antwoorden op prejudiciële vragen53 van bij haar,
door partijen met een belang, aanhangig gemaakte zaken. Bovendien is het Hof
op straffe van rechtsweigering54 verplicht om op een gemotiveerde55 wijze
binnen een redelijke termijn56 uitspraak te doen in de aanhangige zaken.
Procedureel gezien garandeert het Hof bij het uitoefenen van zijn rechterlijke
opdracht dat de voornaamste wettelijke waarborgen voor de rechten van
verdediging voorhanden zijn en dat het debat tegensprekelijk verloopt. De
rechterlijke besluitvorming gebeurt collectief maar het deliberée kenmerkt zich
door geheimhouding57 terwijl de terechtzittingen openbaar zijn58 en het
dispositief van de arresten in openbaar worden uitgesproken.59
Ten slotte wijzen de onafhankelijkheid van de rechters, de benoeming voor het
leven en hun status die tot een aantal onverenigbaarheden leidt met andere
ambten weldegelijk in de richting van een omschrijving als “ rechterlijke
instantie” .
Als men het Amerikaanse Hooggerechtshof vormelijk bekijkt, kan men
gemakkelijker dan dat dit voor het Arbitragehof het geval is, besluiten dat dit
Hof wel degelijk een rechtscollege is omwille van het eenvoudige feit dat het
Hof aan de top staat van de federale rechterlijke macht in organieke zin en dit
voor het Arbitragehof niet het geval is.60
Substantieel gesproken heeft het Hooggerechtshof een rechtssprekende taak
die zowel RULJLQDO61alsDSSHOODWHMXULVGLFWLRQomvat en die het Hof gaandeweg
in zijn jurisprudentie verder heeft ingevuld in lijn van de &RPPRQ /DZ
traditie. In een strikt aantal in de grondwet omschreven gevallen heeft het Hof
dus een monopolie om in eerste aanleg te oordelen. De numerieke meerderheid
van geschillen aanhangig gemaakt door partijen met VWDQGLQJWRVXH en nadat
52
Infra nr. 22
Infra nr. 29-31
Art. 57 Bijz. W. Arbitragehof
55
Art. 111 Bijz. W. Arbitragehof
56
Art. 109 Bijz. W. Arbitragehof
57
Art. 108 Bijz. W. Arbitragehof; R. BOONE en R. DE CORTE, “ Arbitragehof een weg van
evenwicht en de bedachtzaamheid” , G<,6C1 2/ -C5*R.6),5/&:6[,€,€ , 2004-2005, 8-9
58
Art. 104 Bijz. W. Arbitragehof
59
Art. 110 Bijz. W. Arbitragehof
60
Infra nr. 24
61
Art. III sectie 2 lid 2 U.S. Constitution
53
54
64
. DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
een ZULW RI FHUWLRUDUL62 door het Hof is verleend, betreffen echter beroepen
ingesteld tegen beslissingen gewezen door lagere rechtscolleges waarvoor het
Congres een wettelijke grondslag voorzag. Deze zaken kan men grosso modo
typeren als GLYHUVLW\FDVHV63 en IHGHUDOFDVHV64Net zoals in België aan de orde
is, dient er dus van een belang sprake te zijn en moet een amalgaam aan
rechtsplegingsvoorschriften – zowel bij het aanbrengen van als tijdens het VXE
LXGLFH zijn van een zaak – bij het Hof, worden gerespecteerd.65
Ook in de Verenigde Staten worden de opperste rechters voor het leven
benoemd.66 Het Hof beslist er ook collegiaal en de arresten worden in het
openbaar uitgesproken.67 Opmerkelijk verschil is echter dat de stemresultaten
van het deliberée worden bekend gemaakt wat enerzijds van aard is aan de
beslissing een grotere dan wel kleinere precedentwaarde te verschaffen en
anderzijds aanleiding geeft tot een naar buiten toe blijkende verdeeldheid door
middel van het bestaan van GLVVHQWLQJofFRQFXUULQJRSLQLRQV.68 In België zou
dit mechanisme onmogelijk werkzaam kunnen zijn om het bestaan van het Hof
als zodanig te beschermen tegen ongepaste druk van buitenaf69 en het
consensusstreven niet te hypothekeren.70
ESROLWLHNHLQVWHOOLQJVHQVXODWR"
Het verdient echter wel aanbeveling, in tegenstelling tot wat DELVA71 en
VANHEULE72 voorhouden en in lijn met de stelling van GOLDMAN,
MAIDMENT en MCGREW73 om zowel het Arbitragehof als het 6XSUHPH
&RXUW tevens te beschouwen als SROLWLHNHLQVWHOOLQJHQ VHQVXODWR
Dit hoeft niet LSVR IDFWR te betekenen dat beide instellingen plots hun
rechterlijke karakter zouden verliezen zoals vernoemde auteurs suggereren.
Terwijl men volksvertegenwoordigingen en regeringen kan aanmerken als
politieke instanties in de strikte zin van het woord valt er veel voor te zeggen
om rechterlijke instanties in het algemeen en JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHUV in het
bijzonder DIRUWLRUL te beschouwen als tevens politiek van aard in de ruime zin
van het woord. Diverse overtuigende argumenten kunnen hiervoor worden
aangedragen.
62
Bevelschrift door het Hof uitgevaardigd
Geschil tussen burgers van diverse staten
64
Geschillen in verband met federal statutory law, federale grondwetsbepalingen, federale
verdragen,…
65
Zie: http://www.supremecourtus.gov
66
Art. II U.S. Constitution
67
S. GOLDMAN, #,[ BC[ Q 10
68
P. J. BOONQ #,[ B.[ Q 113-115; R. BOONE en R. DE CORTE, 8 [ B.[ Q 8
69
A. ALEN, 3L)*5,%7,#-CR:+C),5(0*-&/,b]-8 WU1 2
B0('/ )*) / 2
6
-.B0/ , Deurne, Kluwer, 1995, 295
70
R. BOONE en R. DE CORTE, 8 [ B ., 8
71
J. DELVA, #,[ BC[ Q 74-77
72
D. VANHEULE, #,[ B.[ Q 4
73
R. MAIDMENT en M. McGREW, #,[ B.[ Q 62
63
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
65
KARL CROONENBORGHS
Vooreerst zijn beide hoven rudimentair politiek van aard in de zin dat het
resultaat van hun jurisprudentiële activiteit de uitkomst is van een collegiaal
beslissingsproces waar naar een consensus wordt gezocht over de te beslissen
zaak.
Daarnaast dient men tevens voor ogen te houden dat zowel het 6XSUHPH&RXUW
als het Arbitragehof zich voortbewegen op de vaak vage grens tussen recht en
beleid. Enerzijds dienen zij vanuit hun rechterlijke opdracht het concreet
aanhangige probleem op te lossen wat tevens keuzes impliceert en dus als
politiek-beleidsmatig kan worden gekwalificeerd. Anderzijds grijpt deze
constitutioneel rechterlijke activiteit plaats tegen en in een specifiek socioeconomisch, partijpolitiek en bureaucratisch kader dat onlosmakelijk
verbonden is met het concrete bevoegdheids– of grondrechtengeschil in
kwestie dat beslecht dient te worden.
Ten derde dient te worden opgemerkt dat zowel in de Verenigde Staten als in
België de betrokken rechters vooraleer zij benoemd werden in hun functie in
sterke mate actief waren in het publieke – al dan niet politieke – leven en aldus
politiek gesensibiliseerd zijn. De samenstelling74 van de respectieve hoven
mag hier een bewijs van zijn en duidt tevens op de sensitiviteit van beide
Grondwetgevers voor de feitelijke gegevenheid dat deze rechtscolleges door
hun bevoegdheden in politiek-maatschappelijk delicaat vaarwater opereren en
de nodige politieke ervaring bijgevolg dient te worden verdisconteerd.
Tenslotte dient, gelet op de aard van het contentieux dat bij het 6XSUHPH&RXUW
en het Arbitragehof aanhangig wordt gemaakt, te worden besloten dat de
juridische vragen bij deze hoven vaak voortvloeien uit de PDMRU SROLWLFDO
LVVXHV RI WKH GD\.75 Vooral de eeuwenoude Amerikaanse jurisprudentiële
ervaring – waartegenover de twintigjarige Arbitragehofpraktijk als piepjong
verschijnt – confronteert ons met de uitgesproken politieke rol die een
rechterlijk orgaan als stuwende en integrerende maar ook als verdelende factor
in een politieke gemeenschap kan spelen.76
'HJURQGZHWWHOLMNHUHFKWHUVHQVXVWULFWR
De definitie van de FRQVWLWXWLRQHOH UHFKWHU VHQVX VWULFWR indachtig, staat het
buiten kijf dat het Amerikaanse Hooggerechtshof dient gezien te worden als
een JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU in strikte zin gelet op zijn eeuwenoude MXGLFLDO
UHYLHZ competentie en de daaruit voortspruitende jurisprudentie. In het licht
van de gedecentraliseerde en concrete grondwettelijke normcontrole is het
specifiek voor Amerika dat het een “ gewone rechtsinstantie betreft aan de top
74
Infra nr. 38
S. GOLDMAN, #,[ BC[ ,4
Infra nr. 50-63; R. MAIDMENT and M. McGREWQ#,[ BC[ Q 48-60: over de New Deal politiek, de
grondrechtenjurisprudentie en de impeachment van President Nixon
75
76
66
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
van de federale rechterlijke piramide” 77 die het laatste woord heeft betreffende
de toepassing van het federale recht in concrete rechtsgeschillen met inbegrip
van bevoegdheidsverdelings– en grondrechtenvraagstukken. MAIDMENT,
MCGREW en LENAERTS spreken dan ook over het 6XSUHPH &RXUW als de
ultieme constitutionele arbiter van de Verenigde Staten van Amerika78 die een
onbetwiste scheidsrechterlijke functie heeft op het gebied van de feitelijke
werking van het federale systeem.79
Minder evident was deze zelfde stelling aanvankelijk in het Belgische
constitutionele kader. De gefaseerde hervorming van de Belgische Staat ten
gevolge van de opeenvolgende communautaire overlegrondes nam
aanvankelijk een start met het oprichten van gemeenschappen en gewesten die
normen konden uitvaardigen met “ kracht van wet” .
Dit maakte het meteen noodzakelijk om een externe onafhankelijke juridische
waakhond te voorzien80 los van de rechterlijke macht in organieke zin.81 Deze
arbiter moest in een stelsel van exclusieve bevoegdheidsverdeling met
nevenschikking van gelijkwaardige wetgevende normen eventuele abstracte
competentiegeschillen beslechten om zo aan het primaat van de
grondwettelijke bevoegdheidsverdeling gestalte te geven.82 Deze aanvankelijk
uitermate beperkte taak, die door deze rechterlijke waakhond in kwestie ook
werd bevestigd83 en kaderde in de vrees voor een JRXYHUQHPHQW GHV MXJHV,
werd opgedragen aan een rechtscollege dat men bedacht met de naam
“ Arbitragehof” .
Deze benaming gaat vandaag echter niet meer op gelet op de verdere
federalisering van de Belgische Staat sinds het Hof zijn oprichting in 1980 en
daar mee gepaard gaande bevoegdheidsuitbreidingen in 1988 en 2003. Een
voorstel tot wijziging van de benaming in Grondwettelijk Hof is momenteel
dan ook terecht hangend.84
77
R. ERGEC™ š› œ.› ™ 59
R. MAIDMENT en M. McGREW,  ž* Ÿ › ™ 43
79
K. LENAERTS, š,› œ.› ™ 89
80
J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, š,› œ.› ™ 1291
81
Zie redactie Grondwet.: Titel III, hoofdstuk V (Arbitragehof) en hoofdstuk VI (rechterlijke
macht)
82
A. ALEN, “ Twintig jaar grondwettigheidstoezicht op wetgevende normen. Krachtlijnen van de
rechtspraak van het Arbitragehof van 1985 tot 2004” in A. ALEN (ed.) *¡$ ¢£  ¤v¥.¦*¦*§U¨;§ž  £ §
¦¤*©.ª š « ,
Kluwer, Mechelen, 2005, 5
83
Arbitragehof, nr. 32, 29 januari 1987; A. ALEN en F. MEERSSCHAUT, “ Het Arbitragehof,
(nog steeds) een grondwettelijk hof in wording. Een commentaar op de bijzondere wet van 6
januari 1989” , › ¬4› ­A› , 1989, 211-232
84
Voorstel tot herziening van artikel 142, eerste lid G.W. en tot wijziging van de terminologie,
­4¦*§® ›¯£ › , Senaat, 2004-05, nr. 3-1052/1 en nr. 3-1053/1; J. VELAERS, “ Het Arbitragehof ‘Derde
Fase’ : de bijzondere wet van 9 maart 2003” , °A› ± ., 2003-2004, nr. 36, 1401-1426 P. VANDEN
HEEDE, en G. GOEDERTIER, “ Eindelijk een volwaardig Grondwettelijk Hof? Een commentaar
op de Bijzondere Wet van 9 maart 2003 op het Arbitragehof” , › ¬4› ­4™ 2003, 458-479
78
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
67
KARL CROONENBORGHS
Het benoemen van beide rechtscolleges als JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHUV in de
strikte zin van het woord is in hoofdzaak het resultaat van een historisch
groeiproces qua rol en – al dan niet aan zichzelf verschafte – bevoegdheid op
het vlak van constitutionele toetsing. In België gaf de formele
bevoegdheidsuitbreiding inzake grondrechten vanaf 1988 en het voorzien van
het mechanisme van prejudiciële vraagstelling aanleiding tot een impliciete
groei van het Hof die op haar beurt in 2003 verder werd geformaliseerd.
Een opvallend parallellisme kan dus worden waargenomen. Net zoals in de
Verenigde Staten het geval is, kan de jurisprudentiële evolutie van het
Arbitragehof in fases worden opgedeeld. Voor beide staten gaat de these op dat
de eerste fase degene is waarin de fundamentele rol van respectieve hoven in
het federale staatsbestel en tegenover de andere staatsmachten wordt
afgebakend.85 Vervolgens stelt men een groei in rol vast die het strikte federale
debat over bevoegdheidsafbakening overstijgt en evolueert in de richting van
het beschermen van grondrechten. In zeker opzicht kan men de uitermate
ruime toepassing van het gelijkheidsbeginsel in België vergelijken met de
liberale hoogdagen van grondrechtentoetsing die vanaf 1945 aan de orde
waren in de Verenigde Staten.
3.2. BEVOEGDHEDEN – GRONDWETTELIJKE CONTROLE
Zoals daarnet werd aangegeven, kan men zowel in de Verenigde Staten als in
België doorheen de tijd een bevoegdheidsuitbreiding op het vlak van
grondwettelijke toetsing waarnemen. De vraag stelt zich dan ook wat nu
precies de specifieke opdracht van het Amerikaanse Hooggerechtshof en het
Belgische Arbitragehof is en in welke mate deze rol beperkter is voor het ene
dan wel voor het andere rechtscollege.
Naast elementen zoals het beschikkingsbeginsel, het feit dat het de wetgevende
macht is zowel in de Verenigde Staten als in België die de specifieke opdracht
van beide hoven bepaalt86 en de uitvoering van hun beslissingen afhangt van
de bereidwilligheid van andere staatsrechtelijk actoren om zich te
conformeren, dient men een aantal meer fundamentele elementen in rekening
te nemen.
Het Arbitragehof heeft een grondwettelijk beperkte, toegewezen en exclusieve
bevoegdheid87 terwijl in de Verenigde Staten van enige beperking op het eerste
gezicht minder sprake lijkt te zijn. In de Verenigde Staten van Amerika kan
elke rechter namelijk de grondwet verdisconteren in het kader van een concreet
voor hem aangebracht rechtsgeschil.88 Deze gedecentraliseerde niet-exclusieve
85
VS (1789-1865) en België (1980-1989)
S. GOLDMAN, š,› œC› ™ 12-13
87
A. ALEN, ²L¦*¢,Ÿž,š©C³:´C¦,¢(ª*©&£,¬]©® ¤U µ
œª(¯£ ¦*¦ £ µ
§
©.œª£ , Deurne, Kluwer, 1995, 274 ev.; J. VANDE
LANOTTE en G. GOEDERTIER, š,› œC› ™ 1296-1298
88
Supra, nrs. 14-16
86
68
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
toetsing die voortvloeit uit de Amerikaanse traditie dat de primaire functie van
een rechter bestaat uit de interpretatie en toepassing van de wet
overeenkomstig het OH[VXSHULRUGHURJDWOHJLLQIHULRUL beginsel, staat in schril
contrast met de gecentraliseerde opvatting in België.
Het Arbitragehof is namelijk exclusief bevoegd om van het grondwettelijk
contentieux kennis te nemen. De gewone rechter dient zich hier van te
onthouden omwille van zijn traditionele taak van loutere “ wetstoepasser” in
onze contreien, de afwezigheid van precedentenwerking en de historisch
gegroeide ongeschiktheid van continentaal-Europese rechters om over
constitutionele geschillen uitspraak te doen.89 'H IDFWR is het echter zo dat
zowel in de Verenigde Staten als in België het Hooggerechtshof respectievelijk
het Arbitragehof het laatste woord hebben inzake het al dan niet constitutioneel
karakter van een norm.90
Hierbij aansluitend dient te worden opgemerkt dat de beperking van de
rechtsmacht van het Arbitragehof gelegen is in het toetsingsvoorwerp en de
toetsingsmaatstaf terwijl dit voor de Verenigde Staten niet op gaat. Het
Arbitragehof toetst ingevolge artikel 142 G.W. en de artikelen 1 tot 26 van de
Bijzondere Wet Arbitragehof enkel wetgevende akten91 op hun conformiteit
met de bevoegdheidsverdelende regels, de artikelen van Titel II “ De Belgen
en hun rechten” en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet. Dit gebeurt
in het kader van vernietigingsberoepen en prejudiciële vragen aangebracht
door politieke instellingen of particulieren.
Echter, ook in de Verenigde Staten staat er een rem op de ongebreidelde
uitoefening van rechtsmacht. Zoals al aangegeven werd, is het 6XSUHPH&RXUW
in eerste aanleg slechts zeer beperkt bevoegd terwijl het op het vlak van GH
DSSHOODWH MXULVGLFWLRQ ruimer kan optreden en door middel van het selectief
verlenen van ZULWVRIcertiorari de toegang tot Hof zodoende kan verbreden of
versmallen. De constitutionele controle zelf is tevens beperkt. Zij kan namelijk
enkel plaatsgrijpen binnen het kader van artikel III van de Amerikaanse
Grondwet zelf, dat aangeeft dat er sprake moet zijn van µDOOFDVHVLQODZDQG
HTXLW\DULVLQJXQGHUWKLV&RQVWLWXWLRQ¶
In tegenstelling tot het Belgische objectieve constitutionele contentieux treedt
de Amerikaanse JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR dus steeds op in het
kader van een subjectieve geschillenbeslechting. Bijgevolg rijst de vraag naar
de grondwettelijkheid van een norm maar incidenteel in de mate dat dit
relevant is voor de uitkomst van het concreet te beslechten geschil over
89
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 11 en 23
Supra nr. 16, D. VANHEULE,  ž  Ÿ › › ™ 10
91
Wetgevende akten zijn: bijzonderdere meerderheidswetten, gewone wetten, decreten en
ordonnanties, wetgevende normen waardoor een internationaal verdrag instemming krijgt, wetten
houdende goedkeuring van een samenwerkingsakkoord.
90
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
69
KARL CROONENBORGHS
individuele subjectieve rechten.92 Diverse doctrines werden ontwikkeld om
het incidentele en concrete karakter van deze toetsing te garanderen omdat de
Amerikaanse Grondwet geen abstracte controle toelaat.93
Nochtans toont de Amerikaanse constitutionele jurisprudentiële geschiedenis
aan dat een soepele omgang met deze doctrines, en vooral het leerstuk van de
FDVHFRQWURYHUV\, de mate van abstractie van de grondwettelijkheidstoetsing
in de Verenigde Staten in grote mate bepalen.94 Een nuancering dringt zich ook
voor België op sinds het ontstaan van het prejudiciële vragenmechanisme. In
het kader van vernietigingsberoepen komt de abstracte normcontrole inderdaad
tot uiting omdat er geen sprake is van een concreet geschil over subjectieve
rechten maar de hoofdvordering louter gericht is op het retroactief verwijderen
van een wettelijke norm uit de rechtsorde. Bij een prejudiciële vraag van een
rechtscollege ligt dit enigszins anders.95 Een concreet aanhangig rechtsgeschil
vormt namelijk de aanleiding tot een vraag naar grondwettelijke conformiteit.
Bij het antwoord beperkt het Arbitragehof zich evenwel tot het beantwoorden
van een abstracte vraag los van de concrete feiten van de zaak.
Er is dan ook sprake van een daadwerkelijke evolutie naar een gemengd
systeem van abstracte en concrete normencontrole. Deze tendens kan ook
blijken uit het toekennen aan particulieren van de mogelijkheid om een
vernietigingsberoep in te stellen mits het aantonen van een belang.96
/DVW EXW QRW OHDVW komt het gezag van een rechterlijke uitspraak van de
FRQVWLWXWLRQHOHUHFKWHU VHQVXVWULFWR aan de orde die van aard is de omvang van
rechtsmacht van de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHUV in kwestie mee te duiden. Een
beslissing van het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft in de regel slechts een
werking LQWHUSDUWHVDit is zeer logisch aangezien de grondwettelijke toetsing
plaatsgrijpt in het kader van een NRQNUHWH1RUPHQNRQWUROOH.
De in het concreet aanhangige geschil ongrondwettig bevonden wetskrachtige
norm wordt materieel gezien buiten toepassing gesteld maar blijft formeeljuridisch wel RQ WKH VWDWXWH ERRNV zonder vernietigd te worden. 'H IDFWR
betekent dit, ingevolge het verticale respectievelijk horizontale aspect van het
VWDUH GHFLVLV beginsel, dat enerzijds lagere rechters gebonden zijn door de
uitspraken van de hiërarchisch gezien hogere rechters en anderzijds dat het
6XSUHPH &RXUW gebonden is door haar eigen vroegere beslissingen. Dit
beginsel impliceert dus dat men voor een finaal oordeel staat over het al dan
niet grondwettig karakter van een norm. Een bevestiging door de overheid van
een ongrondwettig verklaarde norm vergt dan ook een grondwetswijziging.
92
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 14
Case & Controversy en verlengde leerstukken zoals Standing, Absence of Political Questions,
Ripeness-mootness,…
94
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 19-20
95
A. ALEN, š,› œ.› ™ 290
96
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 37
93
70
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
Een uitspraak werkt ten slotte alleen naar de toekomst toe maar kan in
sommige gevallen door het Hof retroactieve effecten worden toegewezen.97
In België dienen we echter een onderscheid te maken tussen beslissingen
gewezen op vernietigingsberoepen enerzijds en op prejudiciële vragen
anderzijds. Een vernietigingsarrest heeft een gezag van gewijsde HUJD RPQHV
terwijl een verwerping van een verzoek tot vernietiging de rechtscolleges
binden wat betreft de beslechte geschilpunten.98 In het kader van deze
DEVWUDNWH1RUPNRQWUROOH – die meestal effectief tot vernietiging leidt – wordt
de norm formeel-juridisch geschrapt voor de toekomst en tevens geacht nooit
tot de rechtsorde te hebben behoord. In antwoord op prejudiciële vragen komt
aan arresten slechts een werking LQWHU SDUWHV toe hoewel er daarna een
mogelijkheid tot formele vernietiging openligt voor de politieke instellingen
naar luid van artikel 4, 2° van de Bijzonder Wet Arbitragehof.
VANHEULE geeft echter ook aan dat er meer sprake is van convergentie dan
van divergentie met betrekking tot de grondwettelijke toetsing in België en de
Verenigde Staten. Ondanks het verschil in oorsprong en grondwettelijke basis
stellen we vast dat er in beide systemen een mengvorm is ontstaan van
concrete naar abstractere controle en YLFH YHUVD ³« EHLGH NDQWHQ YDQ GH
$WODQWLVFKH 2FHDDQGXLGHQ RS KHW RQWVWDDQ YDQ HHQ FRQYHUJHQW PRGHO YDQ
JURQGZHWWLJKHLGVWRHWVLQJ«ZDQQHHU HHQ XLWVSUDDN RYHU GH JURQGZHWWLJKHLG
YDQHHQZHWJHYROJHQ]DOKHEEHQYRRUHHQLQGLYLGX«]DOLQEHLGHPRGHOOHQppQ
FHQWUDDOUHFKWVFROOHJHRSDOJHPHHQELQGHQGHZLM]H]LMQRRUGHHOYHOOHQ´99
Het zijn echter de aanwending van de diverse doctrines in de Verenigde Staten
en het arbitraire oordeel om al dan niet een ZULWRIFHUWLRUDUL uit te vaardigen in
beroepsprocedures die van aard is te concluderen dat het Amerikaanse
Hooggerechtshof een ruimere rechtsmacht bezit dan het Belgische
Arbitragehof. Nochtans impliceert dit tevens dat enige rechterlijke
terughoudendheid in de Verenigde Staten meer geboden is dan dit in België
het geval is. Het Amerikaanse systeem van ruime rechtsmacht gestoeld op een
summiere legale basis is inherent meer conflictueus van aard en stelt de
legitimiteit van de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU zijn optreden sneller aan de orde.100
3.3 SAMENSTELLING
De Amerikaanse en Belgische rechters, die zetelen in een instantie die
aangewezen kan worden als de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR bekleden
een enorm prestigieus ambt in hun respectieve rechtsordes. Een vergelijking
van de magistraten die het 6XSUHPH &RXUW en het Arbitragehof bevolken, de
97
D. VANHEULE,  ž  Ÿ › , 21-22
Art. 9 § 1en § 2 Bijzondere Wet Arbitragehof
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 43
100
Zie infra nr. 38-39
98
99
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
71
KARL CROONENBORGHS
benoeming ervan en de politieke betekenis die hieruit blijkt voor een federale
staat, dringen zich op.
Opvallende gelijkenissen en verschillen komen bij deze oefening aan de
oppervlakte. Het lijdt geen twijfel dat de samenstelling van het Arbitragehof
het streven verraad van de wetgever naar een balans tussen expertise in
grondwettelijke aangelegenheden enerzijds en het politiek delicate karakter
hiervan in het Belgische duale federale staatsbestel anderzijds in lijn van de
eeuwenoude traditie van vrees voor een beleidsvoerende rechter.101
In de Verenigde Staten van Amerika is dit minder uitgesproken wat
hoofdzakelijk te verklaren is door de afwezigheid van een bipolair federaal
staatsverband en het door de )RXQGLQJ )DWKHUV gestelde vertrouwen in de
rechterlijke macht.102 Tegelijk merkt men echter wel doorheen de historische
samenstelling van het Hof de trend op om zoveel als mogelijk de Amerikaanse
sociologische en maatschappelijke diversiteit te weerspiegelen. Er is tevens
een tendens te zien van grote presidentiële– en congressionele bemoeienis in
het zoeken naar dé geschikte samenstelling van het Hof.
3ULPR, ligt de omvang van het Amerikaanse Hooggerechtshof grondwettelijk
gezien niet vast maar is het aantal leden sinds de -XGLFLDU\ $FW van 1869
vastgesteld op negen, namelijk de &KLHI -XVWLFH RI WKH 8QLWHG 6WDWHV RI
$PHULFD103 en acht $VVRFLDWH -XVWLFHV RI WKH 6XSUHPH &RXUW RI WKH 8QLWHG
6WDWHVRI$PHULFD104 Dit aantal is sindsdien onveranderlijk zo gebleven.105 Ook
in België bepaalt artikel 31 1e lid Bijzondere Wet Arbitragehof expliciet dat
het Arbitragehof bestaat uit twaalf leden.
Het significante verschil tussen de Verenigde Staten en België is echter
gelegen in de Belgische formele juridische eis van een binair evenwicht tussen
Nederlandstalige en Franstalige rechters106 enerzijds en de pariteit tussen
rechtstechnici en ex-politici107 in het Hof anderzijds. Uiteraard presenteert het
Hof zich door zijn dubbel gemengde samenstelling als een typische instelling
uit het Belgische federale staatsverband. Voor het Amerikaanse
Hooggerechtshof is dit eigenlijk niet anders. Hier wordt vooral getracht – zij
het zonder enige formele rechtsbasis – om de etnische, religieuze en
101
D. VANHEULE, š,› œ ., 28
R. MAIDMENT en A. McGREW, š› œ.› ™ 43
Sinds 29 september 2005 John Roberts Jr.
104
In rangorde van anciënniteit: John Paul Stevens, Antonin Scalia, Anthony Kennedy, David
Souter, Clarence Thomas, Ruth Bader Ginsburg, Stephen Breyer en Samuel Alito.
105
P. J. BOON, š,› œ.› ™ 112
106
Art. 31 2e lid Bijz. W. Arbitragehof: De hoedanigheid van Nederlandstalige rechter of van
Franstalige rechter van het Arbitragehof wordt, voor de in artikel 34, § 1, 1°, bedoelde rechters,
bepaald door de taal van het diploma en voor de in artikel 34, § 1, 2°, bedoelde rechters, door de
parlementaire taalgroep waartoe zij het laatst behoorden
107
Art. 34 § 1 1° Bijz. W. Arbitragehof en art. 34 § 2 lid 2 Bijz. W. Arbitragehof
102
103
72
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
geografische diversiteit van de Amerikaanse samenleving enerzijds en
juridische expertise anderzijds te verdisconteren doorheen de samenstelling.108
De geschiedenis geeft echter aan dat dit minder het geval is dan het op het
eerste gezicht lijkt bij de aanblik van de huidige 5REHUWV &RXUW.109 Specifiek
voor de Belgische bipolaire situatie van twee grote volksgemeenschappen
garandeert de bijzondere wetgever in de werking van het Hof dat de voorzitters
van beide taalgroepen steeds zitting nemen in elke zaak, in de regel in een talig
gemengde kamer van 7 rechters.110
Artikel 34 § 1 Bijzonder Wet Arbitragehof vereist bovendien, in tegenstelling
tot wat in de Verenigde Staten aan de orde is, een minimale leeftijdsgrens van
veertig jaar. 'H IDFWR stelt men voor de Verenigde Staten vast dat actueel de
gemiddelde leeftijd van de -XVWLFHV zessenzestig jaar bedraagt wat PXWDWLV
PXWDQGLV ook voor België opgaat waar de gemiddelde leeftijd van de leden van
het Arbitragehof zestig bedraagt.
Een zekere maturiteit in combinatie met een grote constitutionele expertise
wordt dus in beide rechtsstelsels vereist. Deze expertise betekent noch voor
België noch voor de Verenigde Staten dat een lid van het grondwettelijk hof
voorheen juridische of rechterlijke ervaring moet hebben gehad.111 Voor
België blijkt dit al uit de wil van de wetgever om ex-politici in het Hof op te
nemen die niet noodzakelijk juridisch geschoold dienen te zijn112 en het feit dat
ook tenminste één hoogleraar in het recht per taalgroep, naast tenminste één
vroegere magistraat van het Hof van Cassatie of van de Raad van State,
aanwezig dient te zijn.113 In Amerika blijkt dan weer dat het eerder
uitzonderlijk is dat een rechter zijn carrière aanvat in lagere rechtbanken en zo
opklimt tot het hoogste ambt. Federale rechters kunnen er voor het eerst
benoemd worden zowel in de GLVWULFWFRXUWV, een FLUFXLW van de federale hoven
van beroep of zelfs in het 6XSUHPH &RXUW zonder voorafgaande juridische of
rechterlijke ervaring.114
108
Zie: http://chrome.law.cornell.edu/supct/justices/histBio.html
Zie: http://chrome.law.cornell.edu/supct/justices/histBio.html; www.arbitrage.be. Opvallende
tendensen kunnen worden waargenomen.Vanaf 1994 met de benoeming van Stephen Breyer werd
een tijdperk van 2 eeuwen Protestantse dominantie in het hof beëindigd. Door de recente
benoemingen staan we nu zelfs voor een katholieke mannelijke meerderheid. Slechts twee AfroAmerikanen, twee Latino’ s en twee Italians zetelden ooit in het Hof. Qua gender stellen we vast
dat buiten Ruth Bader-Ginsburg en Sandra Day O’ Connor nooit een vrouw tot het hoogste
rechterlijke ambt werd toegelaten wat in België net zo is. Slechts twee vrouwen, Irene Pétry en
Janine Delruelle-Ghobert zetelden ooit in het Hof. Pétry schopte het echter wel als vrouw tot
voorzitter van de Franse taalgroep in het Hof.
110
A. ALEN, š,› œ.› ™ 295
111
K. M. HOLLAND “ The Courts in the United States” in J. L. WALTMAN and K. M.
HOLLAND (eds.) *ª,©N­Aš*®  £  œ¦®°Aš*® ©:š «N¶U¦,¡a·Vš¸,§£ µ; ¢L¹{š&Ÿ*©.§¢(º$©.»(šœC§
¦*œ ¼ , London, The
MacMillan Press Ltd, 16
112
A ALEN, š,› œ.› ™ 294
113
Art. 34 § 2 Bijz. W. Arbitragehof
114
D. VANHEULE™š,› œ.› ™ 29
109
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
73
KARL CROONENBORGHS
In het merendeel van de gevallen stellen we echter feitelijk vast dat zowel in
de Verenigde Staten – waar elke rechter alumnus is van een ,Y\ /HDJXH ODZ
VFKRRO, of een hoog aangeschreven academicus, advocaat of SXEOLFVHUYDQW –
als in België de broodnodige juridische ervaring om te kunnen functioneren in
een grondwettelijk rechtscollege in de strikte zin van het woord aanwezig is.
Zowel voor België als voor de VS kan men in navolging van TRIBE stellen
dat elk van deze rechters lessen hebben getrokken uit de grondwet haar
verleden en een visie hebben op Grondwet haar toekomst.115
6HFXQGR stelt men vast dat, om de onafhankelijkheid van de FRQVWLWXWLRQHOH
UHFKWHU VHQVX VWULFWR te garanderen, de benoeming zowel in de Verenigde
Staten van Amerika als in België voor het leven gebeurt. De Amerikaanse
Grondwet bepaalt in artikel III sectie 1 dat de -XVWLFHVVKDOOKROGWKHLU2IILFHV
GXULQJ JRRG %HKDYLRU, wat geïnterpreteerd dient te worden als levenslang.
Ook artikel 32 Bijzondere Wet Arbitragehof voorziet een gelijkaardige
bepaling in het Belgische staatsverband onafgezien van de door de wet
opgelegde pensioenleeftijd116 en beperkte mogelijkheden van afzetting die
zowel in België als de Verenigde Staten aangetroffen worden.
De eigenlijke benoeming reveleert twee opvallende gelijkenissen doch tevens
een belangrijk verschil. De benoeming van een rechter in het Arbitragehof of
het Amerikaanse Hooggerechtshof gebeurt in beide federale staten door het
Staatshoofd, namelijk de Koning of de President.117 In beide stelsels wordt er
tevens een representatieve vertegenwoordiging ingeschakeld. Het opvallende
verschil is gelegen in de eigenlijke voordracht van de kandidaat-rechters. In de
Verenigde Staten staan we voor een voordracht van een QRPLQHH door de
president aan de Senaat die zijn DGYLFHDQGFRQVHQW118 dient te verlenen.
In België echter is er sprake van een beurtelingse voordracht door Senaat of
Kamer van Volksvertegenwoordigers van een lijst van twee kandidaten per
vacant ambt die een twee derde meerderheid van stemmen wisten te vergaren
achter hun naam. De inschakeling van representatieve organen, om tegemoet te
komen aan het antimajoritaire karakter dat inherent aan het rechtersambt
115
L. TRIBE™š,› œ.› ™ 85
Zie de (gewone) wet van 6 januari 1989 betreffende de wedden en pensioenen van de rechters,
de referendarissen en griffiers van het Arbitragehof.
117
Art. 32 Bijz. W. Arbitragehof en Art. II Section 2 Clause 2 U.S Constitution
116
118
De Senaat aanvaard of verwerpt de kandidaat bij gewone meerderheid. The Chief Justice of the
United States: Responsibilities of the Office and Process for Appointment (CRS Report, Order
Code RL32821, Updated September 12, 2005,
(http://www.bespacific.com/mt/resources/2005.09.22.crssab.pdf) Supreme Court Appointment
Process: Roles of the President, Judiciary Committee, and Senate (CRS Report, Order Code
RL31989. Updated July 6, 2005) [http://fpc.state.gov/documents/organization/50146.pdf or
http://digital.library.unt.edu/govdocs/crs//data/2005/upl-meta-crs-6787/RL31989_2005Jul06.pdf]
74
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
kleeft, is in de Verenigde Staten bovendien meer conflictueus van aard door de
DSRVWHULRULtussenkomst van de Senaat.
In België is het de volksvertegenwoordiging zelf die, GHMXUHalthans, DSULRUL
een consensus tracht te bereiken omtrent bepaalde kandidaat-rechters. De
benoeming is daarna nog een fluitje van een cent wat in de Verenigde Staten
niet meteen het geval is. Voordrachten van rechters voor het 6XSUHPH &RXUW
draaien er sinds de jaren zeventig119 vaak uit op een machtsstrijd tussen
President en Congres. Meteen is de gecontesteerde, en als significant
gepercipieerde rol, die voor de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR is
weggelegd in het institutionele bestel aan de orde gesteld in het licht van de
horizontale bevoegheidsafbakening tussen de diverse federale actoren.
Partijpolitieke invloeden bij de benoeming van rechters in een grondwettelijk
hof zijn onvermijdelijk en zelfs onontbeerlijk in een “ partijendemocratie.” Dit
is voor de Verenigde Staten van Amerika en België niet anders. Het twee
derde meerderheidsvereiste in de voordragende wetgevende kamer in België
betekent een waarborg dat de verschillende politieke, ideologische en
filosofische strekkingen vertegenwoordigd zijn.120 'H IDFWR heeft een
kandidaat dus politieke steun nodig van de familie waartoe zijn persoonlijke
overtuiging terug te brengen is zonder al te gecontesteerd te zijn voor de
andere politieke stromingen.
In de Verenigde Staten van Amerika is dit niet anders zij het dat, door het
bipartisane politieke landschap, het opbod tussen Republikeinen en
Democraten er veel groter is dan in België. De recente
benoemingsmogelijkheden voor de Bush-administratie, de lange lijst aan
verworpen genomineerden uit het verleden121, en de krappe meerderheden122
die kandidaten halen mogen hier een bewijs van zijn.
Diverse factoren die grondig verschillen van België kunnen hiervoor tenslotte
worden aangereikt. Eerst en vooral zorgt de impact van het op informele
gronden gebaseerde MXGLFLDO UHYLHZ ervoor – rekening houdend met de
opstoten van rechterlijk activisme die daar uit bleken in het verleden in
combinatie met de zetelvastheid van de rechters – dat de president uitermate
gevoelig is voor het invullen van de schaarse vacatures die rijzen. Dit is des te
meer waar wanneer er zich tijdens eenzelfde presidentiële ambtstermijn
diverse benoemingsmogelijkheden voordoen. De president krijgt zo de kans
119
J. P. BOON, š,› œ.› ™ 102
J. DELVA™š,› œC› ™ 76
Zie: http://www.usatoday.com/news/washington/judicial/2005-10-27-scotusflops_x.htm
122
Zie:http://www.senate.gov/legislative/LIS/roll_call_lists/roll_call_vote_cfm.cfm?congress=109
&session=1&vote=00245: John Roberts behaalde een meerderheid van 78 tegen 22 stemmen
waarbij alle Republikeinen voor stemden en de Democraten fifty-fifty verdeeld waren. De marge
was echter ruimer dan die van zijn voorganger Rehnquist in 1986. Samuel Alito behaalde in
opvolging van Sandra Day O’ Conner een summiere meerderheid van 58 tegen 42 stemmen.
120
121
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
75
KARL CROONENBORGHS
om zijn stempel te drukken op de toekomstige koers van het 6XSUHPH &RXUW
door geestesverwanten te benoemen, hoewel ook dit in het verleden soms
nogal eens anders uitpakte dan het Staatshoofd had voorzien.123 Bovendien
biedt de Senaat en ruimer het Congres een tegengewicht zowel aan president
als aan Hooggerechtshof zelf.124
In tweede instantie zien we dat in België de voordragende en benoemende
actoren wettelijk verplicht worden de dualiteit en politieke diversiteit van het
staatsbestel te verdisconteren om een coherente werking van de
JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR toe te laten in het uitermatig gevoelige
Belgische constitutioneelrechtelijke contentieux. In Amerika is dit niet het
geval en is het zo dat ³IURP WKH YHU\ IRXQGDWLRQ RI WKH 5HSXEOLF WKH
DSSRLQWPHQW KDV EHHQ FRQWUROHG QRW E\ WKH UHTXLUHPHQWV RI WKH MXGLFLDO
DQG OHJDO SURFHVV EXW E\ WKH LPSHUDWLYHV RI SUHVLGHQWLDO DQG FRQJUHVVLRQDO
SROLWLFV´125 De presidentiële benoemingspolitiek kan tot drie essentiële
stellingen worden herleid die er toe strekken de politieke positie van het
staatshoofd in de horizontale machtsafbakening tussen de staatsmachten in
organieke zin te bevestigen. 3ULPR, het belonen van bewezen verdiensten, een
aspect dat ook in België subtiel speelt. 6HFXQGR, het beïnvloeden van de
juridische interpretatiekoers van het Hof. Ten slotte, presidentiële patronage
die er op gericht is zich de steun te verzekeren van een welbepaalde
bevolkingsgroep.
'( &2167,787,21(/( 5(&+7(5 6(168
675,&72 /(*,7,(0( *$1*0$.(5 9$1
&2167,787,21(/(&2+(6,("
De laatste problematiek die zich aandient in verband met de verschijning van
de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR betreft de uitdagende vraag of, en in
welke mate, het Amerikaanse Hooggerechtshof en het Arbitragehof kunnen
worden aangemerkt als dé pivotale actor in een federaal staatsbestel alsook de
mate waarin hun optreden als legitiem aan te merken valt. Het is evident uit het
voorgaande dat in het licht van zijn algemene rechterlijke en specifieke
constitutioneelrechterlijke opdracht de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU in strikte zin
niet enkel en alleen het product is van een specifieke federale constellatie die
kadert in een ruimere rechtstraditie, maar tevens in grote mate zelf vorm geeft
aan de evolutie van dat federale bestel als zodanig. Een dialectiek tussen
federale context en grondwettelijk hof en YLFH YHUVD kan dan ook
logischerwijze worden ontwaard.126
123
P. J. BOON, š,› œ.› ™ 119
P. J. BOON™ ž  Ÿ › ™ 120-122
R. MAIDMENT en A. MCGREW, š› œ.› ™ 43
126
F. DELPEREE, š,› œ.› ™ 170
124
125
76
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
Vooreerst is vereist een poging tot definitie te ondernemen van het begrip
FRQVWLWXWLRQHOH FRKHVLH of JURQGZHWWHOLMNH VDPHQKDQJ. Vervolgens wordt
aangetoond dat het optreden van de FRQVWLWXWLRQHOH UHFKWHU VHQVX VWULFWR wel
degelijk de legitimiteitstoets overleeft. Finaal wordt dit alles geïllustreerd aan
de hand van parallel grondrechten– en bevoegdhedencontentieux.
4.1. CONSTITUTIONELE COHESIE OF GRONDWETTELIJKE SAMENHANG:
EEN DRIELEDIGE DEFINITIE.
Het lijdt geen twijfel dat het 6XSUHPH &RXUW en het Arbitragehof de
koninginnestukken op het Amerikaanse en Belgische federale schaakbord zijn.
Kunnen beide grondwettelijke hoven dan ook worden aangemerkt als
gangmakers van FRQVWLWXWLRQHOHFRKHVLH of JURQGZHWWHOLMNHVDPHQKDQJgelet op
de finaliteit van hun bestaan en uit de aan hen toegewezen opdracht?127 Een
definitie van het begrip FRQVWLWXWLRQHOH FRKHVLH dringt zich op dit punt ten
stelligste op.
In de strikte zin van het woord refereert FRQVWLWXWLRQHOH FRKHVLH naar de
coherentie die idealiter dient te worden nagestreefd in het uniform
interpreteren en toepassen van de grondwet, een taak die uiteraard één van de
fundamentele functies van het opperste rechtscollege in elke rechtsorde blijkt
te zijn. Daarnaast dient gewag te worden gemaakt van FRQVWLWXWLRQHOHFRKHVLH
VHQVXODWR en VHQVXODWLVVLPR. De eerste opvatting verwijst naar de coëxistentie
van de federale en gefedereerde rechtsordes in overeenstemming met de in de
formele en materiële grondwet uitgetekende regels. De meest ruime opvatting
van het begrip heeft betrekking op de politiek-maatschappelijke stabiliteit van
de staatsgemeenschap op het ruimere vlak van grondrechtengarantie in
maatschappelijk soms zeer gevoelige thema’ s als discriminatie, abortus,
huwelijken tussen personen van gelijk geslacht, levensbeëindiging enzovoort.
Men dient DELVA en VANHEULE bij te treden in hun stelling dat het
Arbitragehof en ook het 6XSUHPH&RXUWeen uitkijkpost bezetten aan de top van
de federale constructie128, zij het voor de Verenigde Staten in de hoedanigheid
van opperste orgaan van de rechterlijke macht in de uitoefening van zijn
MXGLFLDO UHYLHZ competentie. Aanleunend bij de grondwetgevende functie
zonder er toe te behoren, zijn beide hoven automatisch aangeschakeld bij de
uitoefening van de volkssoevereiniteit. Het federale hof verschijnt in beide
rechtsstelsels als derivaat van de grondwetgevende macht en tevens als haar
gevolmachtigde.129 Het vertrouwen van de Grondwetgever in beide
instellingen mag hier het beste bewijs van zijn.130
127
Infra nr. 43
J. DELVA, š,› œC› ™ 80 en D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 4
D. VANHEULE,  ž  Ÿ › ™ 4
130
Infra nr. 43
128
129
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
77
KARL CROONENBORGHS
Deze boude stelling die op het eerste gezicht enigszins verbazingwekkend lijkt,
is dit bij nader inzien niet, rekening houdend met de omstandigheid dat er in
quasi elk federaal staatsverband drie onderscheiden en interdependente
rechtsordes waar te nemen zijn. Zowel in de Verenigde Staten van Amerika als
in België onderscheidt men een gefedereerd niveau, een federaal niveau en
tenslotte een derde structurerende orde bestaande uit de diverse basisnormen,
de bevoegdheidsregels en de organen belast met het toezicht hierop.
Vanuit hun specifieke opdracht van grondwettelijk toezicht functioneren het
6XSUHPH &RXUW en het Arbitragehof noodzakelijk autonoom als orgaan van
deze derde orde. RIGAUX geeft mooi aan dat door te opteren voor een
federaal systeem µOHSHXSOHF¶HVWSURQRQFpSRXUXQHIRUPHIpGpUDOHSOXUDOLVWH
GHODVRHYHUDLQHWp¶131 In een federaal staatsverband zoals België en Amerika
gaat het monolithische 19e-eeuwse soevereiniteitsbegrip niet langer op maar is
het noodzakelijkerwijze gedeeld.132 In de Verenigde Staten gaf dit inzicht
aanleiding tot het ontstaan en de evolutie van een grondwettelijk toetsingsrecht
terwijl in België de Constituante als ultieme normgever het Arbitragehof
inschakelde om bij te dragen tot het vormen en uitoefenen van de
volkssoevereiniteit op het specifieke vlak van de grondwetgevende functie om
zodoende het primaat van de grondwetsnorm te garanderen. Het al dan niet
aan– of afwezig zijn van een grondwettelijk tekstuele basis voor rechterlijk
toezicht doet niets af aan de praktische noodzaak ervan, ³WHQHLQGHWHEHOHWWHQ
GDWGHRQGHUQHPLQJRPHHQQDWLHWHERXZHQ(of in stand te houden)LQHONDDU
]RXVWRUWHQ´133
Theoretisch gezien, geefthet uitermate grote vertrouwen dat de )UDPHUV134 en
de Belgische Grondwetgever135 stelden in het Amerikaanse Hooggerechtshof
131
M. F. RIGAUX., ¶v¦i£ ª*½&š§ ©NŸ,©.µ;®  »> £ ©.µA»$¦ £ ©.§ ½.§ ©&® ® ©.µ4¦I®.¾ ©¿©.§
œ œC©NŸ*©$® ¦U«,š&¢*œ&£  š&¢Iœ.š&¢*µ£  £ ¸¦*¢ £ ©.™
Bruxelles, Larcier, 1985, 147-148
132
M. VERDUSSEN, ¶v©.µ4Ÿ š,¸&À©*¥¸&¤ ©.µ™ ® ¦i® ½¤U £  »> £ ½NŸ,©L® ¦I·Vš,¸,§V·Vš¢,µ£  £ ¸ £  š&¢,¢*©&® ® © , Bruxelles,
Edition Labor, 2004, 8 en 29
133
K. LENAERTS, š,› œ.› ™ 20
134
A. HAMILTON, Á4©.Ÿ,©.§
¦ ®  µ£&ÂiÃAÄÅ http://www.constitution.org/fed/federa78.htm: ,ª*©:µ£ ¦*¢,Ÿ,¦*§
Ÿ
š «N¤š*š&ŸIž&©.ª,¦*´ š§.«š§V£ ª,©:œ&š&¢£  ¢ ¸¦,¢ œC©$ ¢Iš « «, œC©$š «L£ ª,©*¥¸Ÿ œ ¦®,»$¦¤U µ£ §¦ œ ¼ ™ µAœC©.§£ ¦ ¢ ® ¼Xš&¢*©$š «(£ ª*©
»(šµ£,´.¦ ® ¸,¦ ž*® ©$š «L£ ª*©:»Lš&Ÿ*©.§¢i »`Æ4§š´C©C»$©.¢£ µ  ¢I£ ª,©UÆ4§¦ œ&£  œ©$š «N¤š´C©.§
¢*»:©.¢ £ ›&Ç ¢(¦>»Lš¢,¦*§œª¼Z £ µ4¦*¢
©¿,œ©® ® ©C¢£ ž&¦*§
§C ©.§V£ š(£ ª*©NŸ,©.µ ÆAš*£  µ
»Èš «L£ ª*©UÆ4§ ¢*œC©&É` ¢(¦(§
© ÆA¸*ž,®  œ$ £ µ4¦(¢š(® ©.µ
µ4©¿,œ©® ® ©C¢£ ž&¦*§
§C ©.§V£ š(£ ª*©
©.¢ œ§š&¦ œª*»$©C¢£ µ4¦,¢,ŸIšÆ,Æ4§
©Cµ
µC š¢*µVš «L£ ª,©N§
© Æ]§
©.µ
©C¢ £ ¦ £  ´.©$ž,šŸ¼›¨;¢,Ÿi £ µV£ ª*©:Ê*ËÌ
ÍËÎÏAËCÐÑ ËCÒÍ Ó;ÔÑ ÕCÔXÕ.Ö,Ò
Ê*ËNÐ*Ë×.Ñ ÌË.ÐLÑ ÒXÖ,ÒCØ(ÙUÚ×&ËCÛ
ÒÜXËCÒÍ ™,Í ÚLÌË.ÕÝÛË:Ö$ÌÍ Ë.Ö,Ð
Ø*ÞÝÏ4Û
Ñ ÙÔÍ ÞÖ,ÒUÐLÑ Ü;Ï4Ö,ÛÍ Ñ ÖßÖ,ÐÜiÑ ÒÑ ÌÍ Û
Ö,Í Ñ Ú,ÒZÚ à(Í ÔUË
ß ÖÓVÌ áâ±Lª š©C´.©.§4¦ £ £ ©C¢ £  ´.©® ¼iœ&š&¢*µC Ÿ*©C§
µV£ ª,©NŸ « «&©.§©C¢£,Ÿ*© Æ]¦*§£ »:©.¢ £ µVš «vÆAš¡V©.§A»$¸µ£Æ4©.§œ©, ´.©.™ £ ª,¦£ ™ ¢(¦
¤š&´.©.§¢*»$©C¢£ ¢(¡;ª œªI£ ª,©¼I¦*§©:µ
© Æ]¦*§
¦ £ ©.ŸU«&§š»ã©C¦ œªIš*£ ª*©C§
™,Í ÔUË äCÝUÐÑ ÕÑ Ö,Û Ø Þ à*ÛÚÜåÍ ÔUË;ÒUÖÍ ÝÛËNÚ à(Ñ Í Ì
à*ÝÒUÕCÍ Ñ Ú,ÒÌÞ Ó;Ñ ß ßÖß Ó;Ö
ØÌVÊ,Ë;Í ÔUË;ß ËCÖÌÍÐ,ÖÒ*ÙUËCÛ
Ú,ÝÌVÍ ÚLÍ ÔUËÏ4Ú,ß Ñ Í Ñ ÕCÖ,ß Û
Ñ ÙÔÍ ÌVÚ à(Í ÔUË:æAÚ,ÒÌ
Í Ñ Í ÝÍ Ñ Ú,ÒUÉ Ê*ËCÕ.Ö,ÝÌË
Ñ Í Ó;Ñ ß ßÊ,ËNß ËCÖÌÍ Ñ ÒXÖ(Õ.ÖÏ4Ö*ÕCÑ Í ØiÍ Ú(Ö,ÒÒUÚØXÚ,Û4Ñ ÒäCÝÛË;Í ÔUËÜlá}Ç
£,©Cç ¸¦® ® ¼VÆ4§š´C©.µ
™ £ ª,¦£ £ ªš¸&¤ ªi ¢*Ÿ ´ Ÿ*¸¦®
šÆ,Æ4§
©Cµ
µC š¢(»$¦¼I¢š&¡è¦*¢,ŸI£ ª*©C¢4Æ4§šœC©C©CŸv«.§š»È£ ª*©:œ&š¸,§£ µVš « ¥&¸,µ£  œC©C™£ ª,©;¤ ©C¢*©.§¦® ®  ž©C§£ ¼Xš «L£ ª,©UÆ4©&š ÆV® ©
œC¦,¢(¢*©C´.©.§Vž©N©C¢*Ÿ,¦,¢,¤*©.§
©CŸ à*Û
ÚÜåÍ ÔUÖÍéÝUÖ,Û
Í ËCÛ
êë;ÜXËCÖ,ÒIÌÚLß Ú,Ò*ÙXÖÌAÍ ÔËäCÝÐ,Ñ ÕCÑ ÖÛ ØXÛËÜXÖÑ Ò ÌVÍ Û
Ýß Ø
Ð,Ñ Ì
Í Ñ ÒUÕÍà*Û
ÚÜìÊ,Ú,Í ÔiÍ ÔUË;ß ËÙÑ Ìß Ö,Í ÝÛ
ËNÖ,ÒUÐLÍ ÔUËAíVÎË.ÕCÝÍ Ñ ×&Ëî,ÁAš§]Ç`¦¤ §
©.©C™ £ ª,¦£`ï £ ª*©.§©( µ4¢ š(®  ž©.§£ ¼ ™ «L£ ª,©
ÆVš&¡;©.§Vš « ¥¸Ÿ¤U ¢,¤iž&©N¢š,£*µ© Æ]¦*§¦£ ©.ŸU«&§š&»ð£ ª,©$® ©¤U µ® ¦ £  ´.©N¦,¢*Ÿ(©¿©&œC¸ £  ´C©UÆVš&¡;©.§µ›ï,¨V¢*Ÿi £Æ4§š&´.©.µ™ ¢I£ ª,©
® ¦*µ£ÆV® ¦ œ©.™ £ ª,¦ £,¦*µ;®  ž©.§£ ¼iœC¦,¢(ª,¦*´.©N¢ š,£ ª ¢,¤i£ š«&©C¦*§.«&§š»È£ ª*©*¥&¸,Ÿ œ& ¦*§ ¼I¦® š&¢*©.™*ž,¸*£,¡:š¸ ® Ÿ(ª,¦*´C©:©C´.©.§ ¼
£ ª ¢¤i£ š«.©.¦*§.«&§š»ð £ µA¸¢ š&¢>¡: £ ª(©, £ ª,©C§;š «(£ ª*©$š,£ ª*©.§4Ÿ*© Æ]¦*§£ »:©.¢ £ µÉ`£ ª,¦£,¦*µ4¦ ® ® £ ª,©:© « «.©&œ.£ µVš «$µ
¸,œCª(¦
¸,¢ š&¢>»$¸,µ£*©C¢*µ
¸,©*«&§š»ã¦(Ÿ,© Æ]©C¢*Ÿ,©.¢*œC©$š «L£ ª*©*«,š&§
»$©.§Vš&¢i£ ª*©$® ¦£ £ ©.§
78
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
en het Belgische Arbitragehof aan dat beide hoven hun roeping gelegen is in
het bijdragen tot een politiek evenwicht, tot institutionele stabiliteit en tot de
noodzakelijke eerbied voor fundamentele rechten en waarden.136 Uiteraard
wordt dit anders ingevuld in de specifieke Amerikaanse en Belgische
maatschappelijke context rekening houdend met het specifiek aanwezig
federale kader en diverse sociaal-maatschappelijke gevoeligheden.
De mate waarin de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR ook daadwerkelijk in
de praktijk voor grondwettelijke samenhang in de drieledige zin van het woord
zorgt, valt soms te betwisten. Agitatie bij andere rechtscolleges, bij de
wetgevende of uitvoerende macht of ruimer in de samenleving als zodanig
over een bepaalde interpretatie van de Grondwet of een bepaalde rechterlijke
beslissing, is in beide rechtsordes OHJLR.
De werkelijke mate van stabiliteit die een JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR
dient te bieden in een complex federaal staatsverband als het Belgische of
Amerikaanse is dan ook in grote mateafhankelijk van zijn omzichtig omgaan
met zijn inherente zwakte positie in de verhouding tot de andere
staatsmachten. HAMILTON gaf reeds aan dat ³WKH MXGLFLDU\ LV EH\RQG
FRPSDULVRQ WKH ZHDNHVW RI WKH WKUHH GHSDUWPHQWV RI SRZHU WKDW LW FDQ QHYHU
DWWDFN ZLWK VXFFHVV HLWKHU RI WKH RWKHU WZR DQG WKDW DOO SRVVLEOH FDUH LV
UHTXLVLWHWRHQDEOHLWWRGHIHQGLWVHOIDJDLQVWWKHLUDWWDFNV´137
Enige VHOIUHVWUDLQW of rechterlijke terughoudendheid is dan ook aan de orde.
Ondanks het feit dat het toestingsrecht de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR
een enorm machtige positie verschaft, is deze macht slechts uitsluitend een
macht van het woord en net daarom kwetsbaar. Het woord heeft slechts macht
zolang er een bereidheid is tot luisteren bij de andere staatsrechtelijke actoren
en om rechterlijke uitspraken na te leven.138 Misschien nog belangrijker in dit
verband is dat een grondwettelijk hof er ten allen tijde over dient te waken dat
het niet fundamenteel tegen de maatschappelijke onderstroom in roeit of het
publiek vertrouwen schendt.139 ³7KHMXGJHLVQRWREOLJHGWRJLYHH[SUHVVLRQWR
WKHIOHHWLQJZLQGVRIWKHKRXU+HRUVKHLVWRVWDQGDJDLQVWVXFKZLQGVJLYLQJ
H[SUHVVLRQWRWKHQDWLRQDOFRQVHQVXVZKLFKUHIOHFWVWKHEDVLFSULQFLSOHVDQG
WKHµ,EHOLHYH¶RIVRFLHW\´140
135
X., ²L©&£C¨;§ž* £ §¦¤
©Cªš «›`ñ,©.§À¦*»$©&®  ¢,¤>Ÿ,©C§N *©.³.µ£ ©C¢*™Uò »$©&£,Ÿ*©$£ š©.µ Æ4§¦*³.©C¢L¤*©.ª š¸,Ÿ,©.¢i ¢(Ÿ*©N¯*©C¢,¦*¦ £ šÆèó
, Brussel, INBEL,
1985
136
J. DELVA, š,› œC› ™ 89
137
A. HAMILTON, š,› œC› ™ overweging 8
138
P. J. BOON, š,› œ.› ™ 118
139
K. LENAERTS, š,› œ.› ™ 20; P. J. BOON,  ž  Ÿ › ™ 126
140
A. BARAK, “ The Role of the Supreme Court in a Democracy” in M. ANDENAS (ed.) ¶4 ž&©.§
¨;»> œ.š§¸,»ð ¢(²(š¢ š¸,§Vš «N¶`š§Ÿ(¯® ¼¢,¢Iš «N²L¦,Ÿ® © ¼™ London, Kluwer Law International, 2000, 123
š³&£ š,ž©.§;ó&ô,Å*õ>ž* ¥N¤*©® ©C¤*©.¢,ª*© Ÿð´.¦,¢(Ÿ*©ÆV® ©&œª£  ¤*©( ¢*µ£ ¦ ® ® ¦£  ©N´C¦*¢(ª,©£C¨;§ž  £ §
¦¤ ©Cªš « ö
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
79
KARL CROONENBORGHS
4.2. LEGITIEME GANGMAKER VAN CONSTITUTIONELE COHESIE?
Het lijkt op het eerste gezicht enigszins paradoxaal dat in representatieve
democratische staten zoals de Verenigde Staten van Amerika en België een
instelling als de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR die intrinsiek
antimajoritair is, over het lot van door volksvertegenwoordigers van de
soevereine natie141 gestemde wettelijke normen kan oordelen zonder
verantwoording te moeten afleggen.142
Deze paradoxale vaststelling, dat de grondwettelijke toetsing een antimajoritair
element is in een op majoritaire basis werkende democratie,143 doet dan ook
meteen de vraag rijzen in welke mate het optreden van een grondwettelijk hof
als legitiem aan te merken valt.
Het begrip legitimiteit is als zodanig een zeer complexe notie. µ/D OHJLWLPLWp
GRLW rWUH FRPSWpH SDUPL OHV QRWLRQV OHV SOXV FRPSOH[HV DX[TXHOOHV VRQW
FRQIURQWpHVOHVVFLHQFHVKXPDLQHV¶144Het betreft de vraag in welke mate het
gerechtvaardigd is dat de grondwettelijke rechter doet wat hij doet, namelijk
het garanderen van constitutionele cohesie in de drievoudige zin van het
woord.
VERDUSSEN stelt duidelijk dat de legitimiteit van een instelling als het
6XSUHPH &RXUW of het Arbitragehof niet verward mag worden met het legaal
karakter ervan. De vraag naar de legaliteit van een instelling is van formeelnormatieve aard terwijl deze naar de legitimiteit zich op het diepere
metajuridische niveau situeert. Een instelling is legaal voorzover zij conform
een hoger geldend regelgevend kader tot stand gekomen is en regelmatig deel
uitmaakt van de rechtsorde. Noch voor het Arbitragehof noch voor het
Amerikaanse Hooggerechtshof staat dit ter discussie gelet op de wil van de
respectieve grondwetgevende machten om zulke instellingen te voorzien.145
Het is nu net omdat een bepaalde rechtsfiguur of instelling als legaal aan te
merken valt dat de vraag naar zijn legitimiteit aan de oppervlakte komt.146
De legitimiteit van een instelling als de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR is
dan ook gelegen in het verband tussen O¶DIILQLWpTXLXQLWFHWWHGHUQLqUHjGHV
LGHDX[ VXSpULHXUV147 Specifiek voor de Verenigde Staten van Amerika en
België rijst de vraag in welke mate de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR en
zijn optreden conform de basiswaarden van democratie, de soevereiniteit,
gelijkheid van burgers en ruimer het voortbestaan van de federale staat zijn.
141
Soevereine natie dient hier begrepen te worden in de federale zin van het woord.
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 4-7É R. MAIDMENT en A. MCGREW, š,› œC› ™ 64
143
D. VANHEULE,  ž  Ÿ › ™ 5
144
M. VERDUSSEN, š› œ.› ™ 7
145
Zie supra nr. 19 en 43
146
M. VERDUSSEN, š› œ.› ™ 8
147
M. VERDUSSEN,  ž  Ÿ › ™ 8
142
80
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
Allerlei, reeds LQH[WHQVR besproken elementen bepalen het al dan niet legitiem
karakter van een grondwettelijk hof.148 In grote orde is dit afhankelijk van: het
federaal grondwettelijk-politieke kader waarin de rechter zich situeert en
beweegt, de functies die het 6XSUHPH&RXUW en het Arbitragehof uitoefenen, de
samenstelling van de hoven als zodanig en finaal de omstandigheid dat de
constitutionele rechter in de strikte zin niet het laatste woord heeft maar dit
toekomt aan de Constituante zelf. Diverse deelaspecten van deze vier
elementen laten ons toe te besluiten dat de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX
VWULFWR wel degelijk te beschouwen valt als legitieme gangmaker van
FRQVWLWXWLRQHOHFRKHVLH
Ten eerste, wat betreft het federale kader, zien we dat zowel in Amerika als in
België historische factoren van belang zijn. Het zich aanmatigen van een
grondwettelijke controletaak door rechters kaderde in Amerika in de lijn van
een inherent wantrouwen tegenover de wetgever. De oprichting van het
Arbitragehof echter werd geïnspireerd door de actuele nood aan een
onpartijdige arbitrale instantie in een evoluerend bipolair federaal
staatsverband.
Bovendien kan men de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR zien als een
³ORJLVFK PDDU GDDURP QRJ QLHW GZLQJHQG YHUOHQJVWXN YDQ GH UHFKWVVWDDW
YROJHQV KHW ZHON EXUJHUV QLHW ODQJHU RQGHUZRUSHQ ]LMQ DDQ ZLOOHNHXULJH
UHJHOV PDDU GDW HU YDVWH DOJHPHQH RQSHUVRRQOLMNH HQ YRRUVSHOEDUH
UHFKWVUHJHOV ]LMQ GLH ]RZHO GRRU UHFKWVRQGHUKRULJHQ DOV GRRU EHVWXXUGHUV
PRHWHQ ZRUGHQ QDJHOHHIG” 149 De JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR
verschijnt hier dus als een hedendaags noodzakelijk correctief op het risico op
wetgevende ontsporing en machtsmisbruik door de meerderheid van de dag.150
Ook de ontwikkeling van een Europese rechtstraditie van terughoudend
optredende carrièremagistraten sinds de Franse Revolutie tegenover de
Amerikaanse traditie van groter rechterlijk activisme bij het toetsen van
normen speelt een niet onbelangrijke rol.151 Uiteraard is het ook zo dat zowel
de Belgische als Amerikaanse Grondwet vrij oude documenten zijn en per
definitie moeten worden geactualiseerd in het licht van gewijzigde
maatschappelijke omstandigheden.
Ten tweede, wat betreft de functie van de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR,
kan een grondwettelijke controle op normen bijdragen tot het beter
functioneren van een democratie. In die zin kan de legitimiteit van dergelijke
instelling beter onderkend worden door te focussen op de voordelen die dit
148
L. FAVOREU, “ La légitimité du juge constitutionel” , °A› Ǜ º(› · , 2, 1994, 557-581
D. VANHEULE, š,› œ.› ™ 3-4
J DELVA™® › œ.› ™ 80
151
L. FAVOREU, ® › œC› ™ 561
149
150
‚ƒ „…„
† ‡ ˆ‰
Š ‹. ŒŽ ‘’’“ ” ‘’’• 
‰
‚––— ƒ ˜
81
KARL CROONENBORGHS
biedt.152 Enerzijds, laat jurisdictionele controle toe om conflicten die rijzen in
de federale politieke orde te pacificeren, minderheden te beschermen en staat
de JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR verder tevens garant voor stabiliteit bij
het wisselen van de politieke meerderheden van de dag. Anderzijds, bevestigt
een grondwettelijk hof doorheen zijn toetsingsproces aan de grondwet het
primaat van de fundamentele waarden die aan deze constituerende norm ten
grondslag liggen.
Ten derde, conditioneert de samenstelling van respectieve grondwettelijke
hoven alsook de wijze waarop de leden ervan worden aangeduid in grote mate
de geloofwaardigheid en zodoende de slagkracht van de JURQGZHWWHOLMNH
UHFKWHU VHQVX VWULFWR. Politiek-ideologische, sociaal-maatschappelijke, taalculturele en etnische divergentie dienen dan ook zijn weerslag te kennen in de
instelling als zodanig om het opereren op het federale terrein van het
Amerikaanse Hooggerechtshof en het Arbitragehof mogelijk te maken. Het
bieden van een grondwettelijke grondslag aan het constitutioneel
toetsingsrecht of de impliciete erkenning ervan doorheen de tijd, in combinatie
met het majoritaire karakter van de benoemingsprocedure van rechters, is van
aard het legitimiteitsdebat grotendeels overbodig te maken.
Tot slot nog het meest overtuigende argument. Het is niet de Belgische of
Amerikaanse JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU LQ GH VWULNWH ]LQ, die als zodanig in zijn
interpretatie van de grondwet het ultieme woord bezit. ARTS geeft aan dat dit
ook niet als zodanig hoeft te zijn. De legitimiteit van de grondwettelijke
rechter is in hoge mate afhankelijk van de volgehouden inspanning om
uitspraken te motiveren, het broodnodige federale evenwicht na te streven
zodat elke beslissing die genomen wordt voor de samenleving aanvaardbaar
is153 en finaal de omstandigheid dat de Constituante de ultieme normgever is.
In die zin vervult het grondwettelijk hof dan ook een speerpuntfunctie om de
diverse actoren in een federale constellatie aan te sporen de weg van de
constitutionaliteit te bewandelen.154 Deze taak blijkt vandaag meer dan ooit
nodig ten gevolge van de toegenomen overregulering en dalende wetgevende
kwaliteit.155
4.3.
ILLUSTRATIES
IN
BEVOEGDHEDENCONTENTIEUX
HET
GRONDRECHTEN
EN
Uiteindelijk rest ons nog te illustreren aan de hand van enkele voorbeelden uit
de constitutionele jurisprudentie, hoe de Amerikaanse en Belgische
JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHUV VHQVX VWULFWR in de praktijk hun rol als legitieme
152
L. FAVOREU,  ž* Ÿ*› , 567
R. BOONE en R. DE CORTE, ® › œ.› ™ 8
154
L. FAVOREU, ® › œC› ™ 578
155
A. ALEN, “ Twintig jaar grondwettigheidstoezicht op wetgevende normen. Krachtlijnen van de
rechtspraak van het Arbitragehof van 1985 tot 2004” in A. ALEN (ed.) *¡$ ¢£  ¤v¥.¦*¦*§U¨;§ž  £ §
¦¤*©.ª š « ,
Kluwer, Mechelen, 2005, 16
153
82
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
gangmakers van FRQVWLWXWLRQHOH FRKHVLH vervullen en hoe de bovenstaande
uiteengezette problematiek speelt. Voor de doeleinden van deze verhandeling
werd een bevoegdheidsverdelingsvraagstuk en een grondrechtenzaak
uitgekozen.
'H FRPPHUFH FODXVH HQ GH HFRQRPLVFKH± HQ PRQHWDLUH XQLH LQ GH
$PHULNDDQVHHQ%HOJLVFKHMXULVSUXGHQWLHHHQKHLGVEHYHVWLJHQGHEHJULSSHQ
Om het begrip constitutionele cohesie in enge zin en ruime zin te kaderen is
besloten om twee “ bevoegdheidsverdelende kernbegrippen” uit de
Amerikaanse en Belgische constitutionele orde toe te lichten, met name de
³FRPPHUFH FODXVH´ en de ³(08´ In de Amerikaanse Grondwet van 1787
liggen een aantal uitermate rekbare clausules besloten.156 Artikel I sectie 8
derde lid U.S Constitution geeft aan het Congres ondermeer de bevoegdheid
³WRUHJXODWHFRPPHUFHZLWKWKHIRUHLJQQDWLRQVDQGDPRQJWKHVHYHUDOVWDWHV
DQGZLWKWKH,QGLDQ7ULEHV´
Deze zogenaamde FRPPHUFH FODXVH gaf al tijdens het prille bestaan van het
Amerikaanse Hooggerechtshof aanleiding tot rechtspraak en is in de loop der
tijden zo ruim geformuleerd geworden door het 6XSUHPH &RXUW, dat zij voor
het Amerikaanse Congres een grote bron van buitengewone bevoegdheden is
geworden.157 De activistische houding van de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX
VWULFWR die een rechtsvormende taak ter harte neemt, kan hier duidelijk uit
blijken. De grondslag van deze omvangrijke jurisprudentie wordt gelegd in de
“ stoombootzaak” *LEERQVY2JGHQ158 waar het Hof voor het eerst het begrip
³FRPPHUFH´ omschreef en een ruime interpretatie hechtte aan ³DPRQJ WKH
VHYHUDOVWDWHV´
De zaak betrof de partij 2JGHQ die een veerdienst uitbaatte in een door de staat
New York gevestigd monopolie om veerdiensten te voorzien, terwijl de ander
partij, Gibbons eenzelfde activiteit ontplooide op grond van een vergunning
afgeleverd door de federale overheid in het kader van een federale wet. Met
behulp van de rechter probeerde 2JGHQ dit ongedaan te maken. Het 6XSUHPH
&RXUW oordeelde echter dat het statelijk voorzien monopolie indruiste tegen de
federale regelgeving terzake. Het begrip ³FRPPHUFH´ werd door het Hof
gezien als meer dan “ EX\LQJDQGVHOOLQJ(or) WKHLQWHUFKDQJHRIFRPPRGLWLHV
&RPPHUFHXQGRXEWO\LVWUDIILFEXWLWLVVRPHWKLQJPRUHLWLVLQWHUFRXUVH´
De tweede belangrijke term, ³DPRQJWKHVHYHUDOVWDWHV´ werd op negatieve
wijze ingevuld door te stellen dat de staten enkel bevoegd zijn voor:
³FRPPHUFHZKLFKLVFRPSOHWHO\LQWHUQDOZKLFKLVFDUULHGRQEHWZHHQPDQDQG
PDQLQDVWDWHRUEHWZHHQGLIIHUHQWSDUWVRIWKHVDPHVWDWHDQGZKLFKGRHVQRW
156
P. J. BOON, 30
P. J. BOON, ., 31
158
! #"%$'&(%)+*%%,-" , 9 Wheaton 1; 6 L.Ed. 23 (1824)
157
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
83
KARL CROONENBORGHS
H[WHQG WR RU DIIHFW RWKHU VWDWHV´ Dit precedent had verregaande verticale
implicaties. Het was namelijk het startschot van een centralisering van
bevoegdheden in het voordeel van de Unie ten koste van de staten159 en levert
meteen ook het bewijs op hoe een FRQVWLWXWLRQHOH UHFKWHU VHQVX VWULFWR
doorheen de jaren vorm geeft aan het federale bestel en de grenzen uiteenzet
waarbinnen federale en gefedereerde entiteiten dienen te opereren.
De krachtmeting tussen de diverse staatsactoren in horizontale zin wordt mooi
geïllustreerd aan het begin van de 20e eeuw. De stijgende federale
overheidsinterventie in het socio-economische leven ging gepaard met een
meer activistische rol van het 6XSUHPH&RXUW Dit leverde een onvermijdelijk
conflict op over de New Deal politiek tussen het Hooggerechtshof enerzijds en
President Roosevelt anderzijds.
Door het hanteren van een onderscheidend criterium in de rechtspraak van
direct en indirect effect, waarbij de federale overheid slechts bevoegd is indien
en voor zover de binnen afzonderlijke staten gevoerde economische
activiteiten een direct effect op de interstatelijke handel hebben, worden de
sociale aspecten van de New Deal wetgeving in de zaken 6FKHFKWHU 3RXOWU\
&RUS Y 8QLWHG 6WDWHV160 &DUWHU Y &DUWHU &RDO &R161 HQ 8QLWHG 6WDWHV Y
%XWOHU162 ongrondwettig bevonden omdat er hoogstens van een indirect effect
op de interstatenhandel sprake was waarvoor de federale overheid niet
bevoegd was.
De legitimiteit van de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR werd door de
uitspraak van het Hof in deze zaken zwaar ondergraven. Het Hof kwam
namelijk in de vuurlinie te liggen van kritiek vanuit de samenleving die
verkeerde in een economische depressie waaraan de 1HZ'HDO politiek trachtte
te remediëren. Roosevelt legde dan ook het voornemen aan de dag om aan elke
rechter in het Hof een jongere, aan hem politiek verwante, rechter toe te
voegen om zo de stemming in het Hof te beïnvloeden.163 Een rechterlijke
terugtred was achteraf dan ook merkbaar toen de federale
arbeidsverhoudingenregelgeving conform de Grondwet werd verklaard.164
Deze lijn werd aangehouden in de rechtspraak in 8QLWHG6WDWHVY&DUROHQH165
Sinds deze arresten wordt de vraag of een norm een direct effect heeft op de
interstatenhandel steevast positief beantwoord zodat regulerende bevoegdheid
voor de Unie gegarandeerd is. Het Hof gaat nadien nog een stap verder en
159
160
161
162
163
E. ORBAN, # 62
./%,/0 ,13245%6 0 1 798+#1 :4#&(<;'" 0 ,=.0 >0 ,$ , 295 U.S. 495; 79 L.Ed.
8'>%10 ,-14&8'>%10 ,1?8?#>68+ ., 298 U.S. 238; 80 L.Ed. 1160 (1936)
;'" 0 ,-=.0 >0 ,$'&((@45%0 6 ,1 , 297 U.S. 1; 80 L.Ed. 477 (1936)
1570 (1935)
Een plan dat in de Amerikaanse juridische en politieke geschiedenis gekend is onder de term
“ 8+510:'>%-A# "#*4:46 >"CB
164
DC>0 ("%>6#E<>%#13F',(6 >0 ("%$'@4(>%1=&(G#",$+HIEJ>5(*/6 "=.0 ,,(68?#1 :4 301 U.S. 1; 81 L.Ed. 893
(1937)
165
Zie: E. VAN DOMMELEN 53 ev.; ;'" 0 ,-=.0 >0 ,$'&(%84>%16 ,-"%, , 304 U.S. 144 (1938)
84
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
bevestigt daarmee eens te meer dat de cohesie tussen federaal en gefedereerd
niveau in grote mate afhankelijk is van economische interdependentie, een
tendens die ook door het Arbitragehof in zijn Waterbelastingsarrest166 wordt
aangegeven. In 8QLWHG 6WDWHV Y 'DUE\167 worden namelijk aspecten uit de
jurisprudentie onder de QHFHVVDU\ DQG SURSHU FODXVH verdisconteerd. ³7KH
SRZHUV RI &RQJUHVV RYHU LQWHUVWDWH FRPPHUFH « H[WHQGV WR WKRVH DFWLYLWLHV
LQWUDVWDWH ZKLFK VR DIIHFW LQWHUVWDWH FRPPHUFH DV WR PDNH UHJXODWLRQ RI
WKHPDSSURSULDWHPHDQVWRWKHDWWDLQPHQWRIDOHJLWLPDWHHQG´
Economische materies van puur intrastatelijke aard die de interstatenhandel
beïnvloeden kunnen door het Congres worden gereguleerd voor zover deze
regelgeving een geschikt middel is om een legitiem doel te realiseren.
Bovendien houdt deze uitspraak een afwijking in van de +DPHUY'DJHQKDUW
caselaw waar impliciete beperkingen op de regulerende bevoegdheid met
inbegrip van de artikel III sectie 8 lid 3, van het Congres werden aanvaard als
uitvloeisel van het 10e Amendement bij de Grondwet dat de residuaire
bevoegdheid voor de staten reserveert. Ondanks enkele jaren van verwarring in
de rechtspraak168 onder het 5HKQTXLVW &RXUW, behoort de regulering van het
socio-economische leven voortaan quasi volledig toe aan de federale overheid.
De mate waarin er gelijkenissen zijn tussen de FRPPHUFH bevoegdheid en het
begrip HFRQRPLVFKH± HQ PRQHWDLUH XQLH, kortweg (08. genoemd, is op het
eerste gezicht een moeilijke oefening. Het concept duikt voor het eerst op in
het arrest inzake de Nationale Kas voor Beroepskrediet.169 Op basis van dat
arrest kon men de indruk hebben dat met de eisen van de (08 alleen
rekening kon worden gehouden indien er per bevoegdheidsaangelegenheid een
expliciete bepaling voorhanden was die dit toeliet.170
In zijn arrest nr. 47 van 25 februari 1988 gaat het hof echter een stap verder.
Het Arbitragehof oordeelde onomwonden dat het nieuwe Belgische
staatsbestel berust op een economische– en monetaire unie.171 Het Hof leidde
uit de grondwetsherzieningen van 1970 en 1980 en de wetten van 8 en 9
augustus 1980 tot hervorming der instellingen af dat er sprake is van een:
³LQVWLWXWLRQHHO NDGHU YDQ HHQ XLW GHHOJHELHGHQ RSJHERXZGH HFRQRPLH GDW
JHNHQPHUNWZRUGWGRRUHHQJHwQWHJUHHUGHPDUNWGH]JHFRQRPLVFKHXQLHHQ
GRRUHHQHHQKHLGYDQPXQWGH]JPRQHWDLUHXQLH´
166
Arbitragehof nr. 47/1988, 25 februari 1988, www.arbitrage.be
;'" 0 ,-=.0 >0 ,$'&(#KL>%17 , 312 U.S. 100; 85 L.Ed. 609 (1941)
Zie P. J. BOON, - 33
169
Arbitragehof nr. 11, 25 februari 1986, www.arbitrage.be
170
C. VANDERVEEREN, “ Over leefmilieu en fiscaliteit in het raam van de economische –en
monetaire unie - Commentaar bij het arrest van het Arbitragehof van 25 februari 1988” , F' M!
1988-89, 359
171
Arbitragehof nr. 47/1988, 25 februari 1988, www.arbitrage.be
167
168
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
85
KARL CROONENBORGHS
DELVA geeft aan dat dit uitermate belangrijke arrest, dat betrekking had op
een door het Waalse Gewest geheven belasting op transport van oppervlakte,grond,- en drinkwater buiten de grenzen van het Gewest, uiting geeft aan de
stabiliserende kracht die de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR in een
federaal staatsbestel ter harte neemt.172 Het Hof oordeelde namelijk dat de
uitoefening van een eigen fiscale bevoegdheid door een gemeenschap of een
gewest geen afbreuk mag doen aan de begrenzing die inherent is aan de
globale staatsopvatting en derhalve niet het vrij verkeer van goederen en
productiefactoren tussen deelgebieden van de Staat mag belemmeren. De
waterbelasting werd dan ook gezien als een intern douanerecht dat strijdig was
met de geïntegreerde markt die de Belgische federale staat is.173
VANDERVEEREN levert scherpe kritiek op de door het Hof bewandelde
activistische weg bij de invulling van het (08 begrip omdat in haar lezing
van het arrest het hof een duidelijke wettekst naast zich neerlegt en op zoek
gaat naar de “ wil van de wetgever.” Zij stelt dat het concept niet uitdrukkelijk
aanwezig was in de ideeën van de Grondwetgever van 1980 maar slechts op
impliciete wijze aan de orde was.174 Haar argument dat de Grondwetgever
geen globale staatsopvatting voor ogen had die het Hof meende te ontdekken
in het regelgevende kader snijdt geen hout. Men kan er bezwaarlijk van uit
gaan dat de Constituante de bedoeling had in het kader van de Belgische
federalisering tot separatisme te besluiten en het bestaan van de Staat als
zodanig ter discussie te stellen.
Belangwekkend gegeven dat uit dit arrest voortvloeit, is dat het begrip (08
onderkend werd als een bevoegdheidsbegrenzend concept afgeleid uit een
rechtsteleologische uitlegging door het Hof.175 Hoewel het 6XSUHPH &RXUW in
zijn FRPPHUFH FODXVH jurisprudentie de grenzen vaststelt waarbinnen de
federale en gefedereerde entiteiten kunnen opereren in socio-economische
materies en als het ware een marktopdeling tussen diverse staten wilde
vermijden door zich DELQLWLR achter het Congres te scharen, zette dit zich GH
IDFWR door in een suprematie van het federale niveau.
Van een bevoegdheidsbeperkend beginsel is feitelijk gezien helemaal geen
sprake. Dit is voornamelijk te wijten aan het toegewezen karakter van de
FRPPHUFH bevoegdheid aan de federale overheid als zodanig176 en het verlaten
van de +DPHUY'DJHQKDUW doctrine waar het Amerikaanse Hooggerechtshof
het bestaan had erkend van ‘implied limitations’ op de bevoegdheden van het
Congres met inbegrip van de FRPPHUFHbevoegdheid.
172
J. DELVA - 80
A., ALEN, “ De bevoegheidsverdeling tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten” ,
@4 24 1989, 146
174
C. VANDERVEEREN, 6 360
175
A. ALEN en P. PEETERS, “ Bundestreue in het Belgisch grondwettelijk recht” , F4 M= 1989-90,
1154
176
P. J. BOON 42
173
N
86
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
Het Arbitragehof vestigt in haar voornoemd arrest wel GH IDFWR een globale
opvatting waar het midden wordt gezocht tussen federale en deelstatelijke
belangen. Het Hof nam hier zijn taak als orgaan van de derde orde in het
geheel van drie interdependente rechtsordes in een federaal bestel volledig ter
harte. Dat ging aan de wetgever niet onopgemerkt voorbij. ALEN dient
bijgetreden te worden als hij stelt dat: ³GH LQVWDQGKRXGLQJ YDQ HHQ
HFRQRPLVFKH± HQ PRQHWDLUH XQLH QRGLJ YRRU GH LQVWDQGKRXGLQJ YDQ GH
(federale)VWDDW]HOIWLMGHQVGHGHUGHVWDDWVKHUYRUPLQJ]XONHHQIXQGDPHQWHHO
FRQFHSWJHZRUGHQ (is)´dat het effectief werd geconsacreerd in artikel 6 § 1,
VI 3e lid van de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen en tevens in de
bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de
gemeenschappen en gewesten.
Hoewel het (08 concept aanvankelijk een begrenzing inhield van de
economische gewestbevoegdheden werd het al gauw opgevat, zowel door het
Hof alsook door de Raad van State en de meerderheid van de doctrine, als een
algemeen bevoegdheidsbegrenzend beginsel met betrekking tot alle
bevoegdheden van zowel Gemeenschappen177, Gewesten178 en zelfs van de
federale staat.179 Beide begrippen verschijnen dus in de rechtspraak
overduidelijk als eenheidsbevestigende principes op het vlak van
constitutionele cohesie in de ruime zin van het woord.
+HW UHFKW YDQ YULMH PHQLQJVXLWLQJ HQ GH SUREOHPDWLHN YDQ GH
YLMDQGLJKHLGWHJHQRYHUJURQGUHFKWHQHQYULMKHGHQLQGH96HQ%HOJLs
Het grondrechtenprobleem dat behandeld wordt, betreft de problematiek van
de verhouding tussen het recht op vrije meningsuiting tot andere grondrechten
in de multiculturele samenlevingen die de Verenigde Staten van Amerika en
België zijn alsook de wijze waarop de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR
hier gestalte aan geeft.
In de Verenigde Staten wordt dit grondrecht van de eerste generatie beschermd
door het Eerste Amendement bij de Amerikaanse Grondwet dat stelt:
“ &RQJUHVV VKDOO PDNH QR ODZ«DEULGJLQJ WKH IUHHGRP RI VSHHFK RU SUHVV«´
België kent artikel 19 van de Grondwet en artikel 10 E.V.R.M ter bescherming
van dit als fundamenteel beschouwde grondrecht. In beide bepalingen wordt
respectievelijk geponeerd dat: ³«GHYULMKHLGRPRSHONJHELHG]LMQPHQLQJWH
XLWHQ«(wordt) JHZDDUERUJG´ en ³HHQLHGHU KHHIW KHW UHFKW RS YULMKHLG YDQ
PHQLQJVXLWLQJ'LWRPYDWGHYULMKHLGHHQPHQLQJWHNRHVWHUHQWHRQWYDQJHQRI
GRRUWHJHYHQ´Het tweede lid van artikel 19 van de Grondwet en 10 E.V.R.M
177
Arbitragehof nr. 124/99, 25 november 1999, www.arbitrage.be
Arbitragehof nr. 55/92, 9 juli 1992; Arbitragehof nr. 35/95, 25 april 1995, www.arbitrage.be
179
Arbitragehof nrs. 4, 6 en 7/95, 2 februari 1995, www.arbitrage.be
178
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
87
KARL CROONENBORGHS
voorzien beperkingen die aan de uitoefening van dit grondrecht kunnen
worden gesteld.
In een arrest van 7 februari 2001180 deed het Arbitragehof uitspraak in het
kader van een annulatieberoep,ingesteld door een viertal parlementsleden van
het Vlaams Blok en de vzw Vlaamse Concentratie, wegens schending van de
artikelen 10 en 11 MXQFWR artikel 19 van de Grondwet door artikel 15ter van de
wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de
verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke
partijen.
Het desbetreffende artikel 15ter biedt de mogelijkheid aan de Raad van State
om de dotatie van een partij geheel of gedeeltelijk te laten intrekken, wanneer
deze partij ³GRRU HLJHQ WRHGRHQ RI GRRU WRHGRHQ YDQ KDDU FRPSRQHQWHQ
OLMVWHQ NDQGLGDWHQ RI JHNR]HQHQ GXLGHOLMN HQ GRRU PLGGHO YDQ YHUVFKHLGHQH
RYHUHHQVWHPPHQGH WHNHQHQ DDQWRRQW GDW ]H YLMDQGLJ VWDDQ WHJHQRYHU GH
UHFKWHQ HQ YULMKHGHQ GLH JHZDDUERUJG ZRUGHQ GRRU KHW (950 HQ GH
DDQYXOOHQGHSURWRFROOHQGLHLQ%HOJLsYDQNUDFKW]LMQ´
Deze controversiële en politiek hete aardappel waarmee de JURQGZHWWHOLMNH
UHFKWHU VHQVX VWULFWR werd geconfronteerd, heeft veel inkt doen vloeien niet
alleen in de populaire pers maar tevens in de doctrine. Meteen wordt het
ongemakkelijke huwelijk tussen de antimajoritaire JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU
VHQVX VWULFWR enerzijds, en het politieke gekibbel uitgaand van andere
staatsrechtelijke actoren anderzijds, duidelijk.
Ondanks het feit dat het Hof van meet af aan poneert dat het ³JHHQ
EHRRUGHOLQJV HQ EHVOLVVLQJVEHYRHJGKHLG (bezit) GLH YHUJHOLMNEDDU LV PHW GLH
YDQGHPRFUDWLVFKYHUNR]HQZHWJHYHQGHYHUJDGHULQJHQ«(en) ]LMQEHYRHJGKHLG
WH EXLWHQ (zou) JDDQ PRFKW KHW ]LMQ EHRRUGHOLQJ RS GDW SXQW LQ GH SODDWV
VWHOOHQ YDQ GLH NHX]H YDQ GH ZHWJHYHU´181 dient SOTIAUX te worden
bijgetreden wat betreft zijn stelling dat het Arbitragehof ³KDDU WDDN DOV
JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU YROOHGLJ WHU KDUWH QHHPW´182 net zoals JUDO poneert
dat ³GH EHSHUNWH EHYRHJGKHLG YDQ RQV FRQVWLWXWLRQHOH KRI«GXV RSQLHXZ LHWV
PLQGHUEHSHUNW(lijkt) WH]LMQ´183
Terughoudendheid in een politiek– en mediatiek explosieve zaak enerzijds en
rechterlijk activisme door middel van een impliciete toetsing aan het
grondwettelijke gelijkheidsbeginsel anderzijds worden hier gerijmd. Dit gaat
180
Arbitragehof nr. 10/2001, 7 februari 2001, www.arbitrage.be
Arbitragehof nr. 10/2001, 7 februari 2001, overweging 4.6, www.arbitrage.be
182
S. SOTIAUX, “ Het Arbitragehof herwaardeert de vrijheid van meningsuiting – enkele
bedenkingen over de vrijheid van meningsuiting in een multiculturele samenleving” , F' M= 200102, 190
183
F. JUDO, “ Arbitragehof omschrijft grenzen van de weerbare democratie” , K!,+G#51- $0 ,-"%A1>"0 2001, 16
181
88
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
echter ten koste van de transparantie van het arrest. Kritiek wordt door
voormelde auteurs vooral geuit op de zeer summiere motivering die van aard is
de draagwijdte, precedentwaarde en nog belangrijker de democratische
legitimiteit van het arrest184 en ruimer van het Hof als zodanig te
ondergraven.185
Een eerste belangrijke juridisch-technische opmerking, wars van de concrete
uitkomst van de zaak, wordt gemaakt door JUDO. Deze stelt dat het
Arbitragehof de techniek van “ verwerping van een vernietigingsberoep onder
voorbehoud van interpretatie” heeft uitgebreid door duidelijke grenzen aan te
geven voor de toepassing van de bestreden wetsbepaling binnen de door de
Grondwet gestelde grenzen, daar waar het Hof in vroegere rechtspraak186 het
voorbehoud enkel aanwendde om vrij beperkte, logische of vanzelfsprekende
reserves in overweging te nemen. Het controversiële aspect schuilt precies in
het feit dat arrest de contouren omschrijft van het begrip ‘weerbare
democratie’ in een politiek uitermate gevoelige zaak en men tegelijk vaststelt
dat het Hof zijn – op dat ogenblik nog beperktere bevoegdheid – verder
uitbreidde.
Belangrijker dan dat feit op zich, is de vaststelling volgens bepaalde auteurs187
dat het Arbitragehof een nieuw zij het enigszins dubieus standpunt inneemt
over de draagwijdte van het recht op vrije meningsuiting188 waarbij het Hof
zich blijkbaar heeft laten inspireren door Amerikaanse jurisprudentie.189 Het
verdient aanbeveling even kernachtig de verschillen tussen de Amerikaanse en
Europese rechtsopvatting met betrekking tot dit grondrecht uiteen te zetten.
In de Verenigde Staten geniet de vrijheid van meningsuiting een uitermate
grote constitutionele bescherming. Het grondrecht heeft als het ware prioriteit
ten opzichte van de overige grondrechten. In de Europese rechtsstelsels echter,
zoals het Belgische, wordt traditioneel in het licht van artikel 10 E.V.R.M en
de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens terzake
voorgehouden dat het slechts één van de vele grondrechten is dat afgewogen
dient te worden tegenover andere grondrechten en maatschappelijke
waarden.190
Het Arbitragehof schreef zich in het verleden al expliciet in de door het
E.H.R.M ontwikkelde evenredigheidsbeginsel in om de geoorloofdheid in een
democratische samenleving van een beperking aan het grondrecht in kwestie te
onderzoeken. Zowel de rechtstreekse gevolgen van een meningsuiting alsook
184
SOTIAUX, l.c., 190
Zie infra nr. 63
186
Arbitragehof nr. 76/2000, 21 juni 2000, www.arbitrage.be
187
S. SOTIAUX, 6 - 193
188
Arbitragehof nr. 10/2001, 7 februari 2001, overweging B.4.7.2, www.arbitrage.be
189
S. SOTIAUX, 6 - 188
190
S. SOTIAUX, % % 185-187
185
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
89
KARL CROONENBORGHS
de inhoud van de meningsuiting DV VXFK worden verdisconteerd in deze
afweging. Het negationisme-arrest191 van het Arbitragehof is hier een mooi
voorbeeld van.
In de Verenigde Staten is dit niet het geval. De belangrijkste reden die ter
verklaring kan worden aangehaald, is het ongeclausuleerde karakter van het
)LUVW $PHQGPHQW in tegenstelling tot artikel 19 lid 2 G.W. en 10 lid 2
E.V.R.M. De vaste rechtspraak van het 6XSUHPH &RXUW is op dit vlak
overduidelijk. Een inhoudelijke beperking aan de vrije meningsuiting kan niet
worden gesteld. Twee door de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR
ontwikkelde beperkingen zijn echter mogelijk.
Enerzijds gaf het Amerikaanse Hooggerechtshof in &KDSOLQVN\ Y 1HZ
+DPSVKLUH192 aan dat ILJKWLQJ ZRUGV namelijk woorden die aanzetten tot
geweld, verboden zijn. In 5 $ 9 Y &LW\ RI 6W 3DXO193 – een zaak die
racistische uitlatingen betrof – gaf het Hof duidelijk aan dat bij het strafbaar
stellen van ILJKWLQJZRUGV dit niet mag gebeuren aan de hand van hun inhoud.
Anderzijds ontwikkelde het Hof vanuit de FOHDUDQGSUHVHQWGDQJHUWHVW sinds
het arrest 6FKHQNY8QLWHG6WDWHV194de idee dat woorden die voor een bepaald
publiek of tot een publiek in het algemeen zijn uitgesproken, een
rechtvaardiging kunnen zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken.
Deze laatste test werd na verloop van tijd zo uitgelegd door de Amerikaanse
JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU dat een meningsuiting maar aan banden kan worden
gelegd indien zij aanzet tot imminent wetteloos handelen (LQFLWHPHQW WR
LPPLQHQWODZOHVVDFWLRQ195 Met andere woorden, het 6XSUHPH&RXUW geeft aan
dat enkel de onmiddelijke gevolgen in rekening moeten worden genomen.
Kritiek op bestaande constitutionele waarden of grondrechten door bepaalde
organisaties, hoe schokkerend of beledigend ze ook mogen zijn, kunnen niet
verboden worden.196 Hoewel MUYLLE197 valabele argumenten aangeeft, lijkt het ons in navolging
van SOTIAUX zo te zijn, dat het Arbitragehof in het partijfinancieringsarrest
op zijn minst de Amerikaanse opvatting verdisconteerde op twee diverse
vlakken. Ten eerste, uitgaande van de idee van de wetgever dat een democratie
zich ³PHW HQHUJLH PRHW NXQQHQ YHUGHGLJHQ HQ LQ KHW ELM]RQGHU QLHW PDJ
WRHVWDDQGDWSROLWLHNHYULMKHGHQGLHKDDUHLJHQ]LMQHQKDDUNZHWVEDDUPDNHQ
ZRUGHQ DDQJHZHQG RP KDDU WH YHUQLHWLJHQ´ wordt het begrip “ vijandig” in
191
Arbitragehof nr. 45/96, 12 juli 1996, www.arbitrage.be
8'/%>:?6 "$A7O&(DC,PRQ!>%SJ:'$/ 1, , 314 U.S. 568 (1942)
F4T UV&(%8C 0 79 WX.0 (23>5%6 , 505 U.S. 377 (1992)
194
./%,-"AX&J;'" 0 ,=.0 >0 ,$ , 249 U.S. 47 (1919)
195
@'1>"%,-"#51*Y&()+/ # 359 U.S. 444 (1969)
196
S. SOTIAUX, 6 - 186
197
K. MUYLLE, “ Het Arbitragehof en de strijdbare democratie B(G#>>%1#,A?Z[,-"%$,-"%1,-/0 ,-" , 200001, 251-259
192
193
90
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
artikel 15ter van de Wet Partijfinanciering door de Belgische JURQGZHWWHOLMNH
UHFKWHU VHQVX VWULFWR strikt uitgelegd als ³DDQ]HWWLQJ WRW VFKHQGLQJ YDQ HHQ
YLJHUHQGHUHFKWVQRUPRQGHUPHHUKHWDDQ]HWWHQWRWKHWSOHJHQYDQJHZHOGHQ
KHW YHU]HW WHJHQ GH JHQRHPGH UHJHOV´198 Een parallel met de ³LQFLWHPHQW WR
LPPLQHQW ODZOHVV DFWLRQ WHVW´ moge duidelijk zijn. Het Arbitragehof neemt
echter een ietwat andere invalshoek. Het Hof acht het namelijk voldoende dat
er een aanzet tot wetteloos handelen voorhanden dient te zijn in tegenstelling
tot de Verenigde Staten waar de klemtoon eerder om het imminent of dreigend
karakter voor een schending van de norm rust.
Ten tweede, bevestigt het Arbitragehof net als het Amerikaanse
Hooggerechtshof de mogelijkheid om kritiek te uiten op bestaande
grondrechten en constitutionele waarden. De vijandigheid waarvan sprake in
artikel 15ter kan slechts worden bestraft in die optiek ³LQGLHQKHWJURQGUHFKW
LQNZHVWLHHHQEHJLQVHOLVGDWHVVHQWLHHOLVYRRUKHWGHPRFUDWLVFKHNDUDNWHUYDQ
KHWUHJLPH´199 Het assertief bestrijden van vreemdelingenhaat en racisme is
hier één van, onder voorbehoud uiteraard dat een discriminatoire uitspraak
aanzet tot wetteloos handelen.200
Gelet op het rechtsvormende karakter van deze uitspraak, zowel juridischtechnisch als op het vlak van het invullen van de mogelijk te stellen grenzen
aan de vrijheid van meningsuiting, verdiende het aanbeveling om dit arrest
uitvoeriger te motiveren. ADAMS geeft terecht aan dat ³GH WDDN YDQ GH
UHFKWHU´ ook van de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR, ³SULQFLSLHHO HQ
SULPDLUEHGRHOGLVRPJHVFKLOOHQWHEHVOHFKWHQHQQLHWKRHZHOPHHUHQPHHU
HHQRQYHUPLMGHOLMNHELMNRPVWLJKHLGUHFKWVYRUPLQJ´201
Door het toetsingsrecht aan het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatieverbod
toe te vertrouwen aan het Arbitragehof wordt het onvermijdelijk ³H[SOLFLHW
XLWJHQRGLJG RP GH UHOHYDQWLH HQ SURSRUWLRQDOLWHLW YDQ GH GRRU GH ZHWJHYHU
JHPDDNWH NHX]HV WH EHRRUGHOHQ” 202 In die optiek werd het Arbitragehof door
de bijzondere wetgever dan ook zeer bewust betrokken bij beleidsafwegingen.
Net omwille van het intrinsieke antimajoritaire karakter van de JURQGZHWWHOLMNH
UHFKWHU in de strikte zin en de evolutie naar een gemengd systeem van
parlementaire en rechterlijke soevereiniteit is een deugdelijke motivering van
arresten zo belangrijk. Enkel op de inhoud van zijn argumenten kan de rechter
door de samenleving worden beoordeeld en aangesproken. Hoeft het gezegd te
zijn dat dit des te meer het geval is naarmate de uitspraak verregaande
politieke gevolgen kan hebben.203
198
Arbitragehof nr. 7/2001, 7 februari 2001, overweging B.4.7.2, www.arbitrage.be
S.SOTIAUX, 6 188
200
Arbitragehof nr. 7/2001, 7 februari 2001, overweging B.4.7.2, www.arbitrage.be
201
M. ADAMS, “ Het ongemakkelijke huwelijk tussen recht en politiek – een essay over de rechter
als evenwichtskunstenaar” , F4 M= 1996-97, 1214
202
M. ADAMS, 1210
203
S. SOTIAUX, 6 - 190
199
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
91
KARL CROONENBORGHS
%(6/8,7
Vertrekkend vanuit een basisanalyse van de specifiek federale bühne waarop
de JURQGZHWWHOLMNH UHFKWHU VHQVX VWULFWR opereert, werd een poging
ondernomen om het Amerikaanse Hooggerechtshof en het Belgische
Arbitragehof te kaderen. Het al dan niet centripetaal of centrifugaal karakter,
de bevoegheidsverdeling in de horizontale en verticale zin en de centrale of
gedecentraliseerde aard van het grondwettelijk toetsingsproces bleken
toonaangevend te zijn.
Vervolgens werd aangetoond dat beide instellingen – naast het feit dat zij
tevens een politieke instelling VHQVXODWR zijn – wel degelijk als JURQGZHWWHOLMNH
UHFKWHULQGHUXLPHHQHQJH]LQ kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat
beide hoven zowel een op een grondwettelijke bepaling gebaseerde rechterlijke
instantie zijn, alsook dé rechterlijke instantie bevoegd om een norm te
onderzoeken op zijn conformiteit met de grondwetsnorm. Bij de bespreking
van de mogelijkheid van grondwettelijkheidstoetsing en de typische
samenstelling werd geïllustreerd dat beide grondwettelijke hoven tegelijk
product en voortstuwende factor zijn van hun respectieve federale
constellaties. Een uitgebalanceerde zoektocht naar evenwicht komt hier naar
voor.
Op de finale vraag in welke mate het optreden van de grondwettelijke rechter
VHQVX VWULFWR als legitiem aan te merken valt en in hoeverre deze daarbij
constitutionele cohesie in drievoudige zin bewerkstelligt, blijkt het antwoord
positief te zijn. Beide illustraties tonen aan dat zowel het 8QLWHG 6WDWHV
6XSUHPH&RXUW als het Arbitragehof elk op hun manier als verlengstuk van de
grondwetgevende macht actoren zijn van de rechtsstaat, behoeders van
federale vrede en eerste garant van grondrechtenbescherming.204
TRIBE, de grootste Amerikaanse constitutionalist van zijn tijd schreef eens dat
³DOO SHUVRQV KDYH EXVLQHVV EHIRUH WKH 6XSUHPH &RXUW´205 Zowel het
Amerikaanse Federale Hooggerechtshof als het Belgische Arbitragehof kunnen
dan ook in het licht van hun jurisprudentie terecht worden aangewezen als de
pivotale actoren in beide samenlevingen. ³,QHYHU\DVSHFWRIRXUOLYHV±IURP
WKH FKDUDFWHU RI RXU HFRQRP\ DQG LWV UHJXODWLRQ WR WKH QDWXUH RI VRFLDO OLIH
DQGVH[XDOLQWLPDF\WRWKHYHU\ZD\VZHDUHERUQDQGSDVVRXUGD\VDQGGLH±
QRWHYHQWKHPRVWSDVVLYHUHVWUDLQWHGORZSURILOH6XSUHPH&RXUW«FDQDQ\
ORQJHUDYRLGSOD\LQJDGHFLVLYHUROH´206
204
J. DELVA, - 89
L. TRIBE, 138
206
L. TRIBE, % 139
205
92
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
DE GRONDWETTELIJKE RECHTER SENSU STRICTO IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA EN
BELGIË
In dit politieke, economische en sociale federale kader waar binnen de
JURQGZHWWHOLMNHUHFKWHU VHQVXVWULFWR zijn kiese, doch vaak gecontesteerde taak
van evenwichtskunstenaar uitoefent, past het dan ook te zeggen: ³*RG VDYH
WKHVH+RQRURXEOH&RXUWV´
÷øù úûú
ü ý þÿ .÷ ÿ
ø ù
93
Download