WORD, 308 KB - Gemeente Leiden

advertisement
2004.
Nr.
: 04.0081.
Dnst. : BOWO
Startersnota: het huidige en toekomstige
beleid ten aanzien van beginnende
ondernemingen.
Leiden, 30 maart 2004.
Aanleiding en doel nota
In Leiden beginnen ongeveer 500 ondernemers per jaar een bedrijf. Zij dragen bij aan de
reguliere bedrijvigheid, creëren werkgelegenheid en verlevendigen de stad. Vandaar dat een
belangrijke pijler van het beleid van Economische Zaken (EZ) gericht is op de bevordering van
ondernemerschap. Deze nota beschrijft en evalueert het beleid van de gemeente Leiden voor
het ondersteunen van startende ondernemingen en doet voorstellen voor de toekomstige
koers van dit beleid.
Het beleid in de afgelopen jaren
Het totale budget van Economische Zaken (EZ) voor het startersbeleid bedroeg tot voor kort
ruim € 206.050,-- ( 454.075,--) per jaar. Dit bedrag is gedurende een periode van 10 jaar
helemaal besteed aan de Stichting Werk en Onderneming (SWO, voorheen SWL).
SWO bood tot 2002 integrale ondersteuning bij het starten van een eigen onderneming. Zij
richtte zich daarbij op beginnende ondernemers met een minder gunstige uitgangspositie.
Het aanbod bestond uit individuele en collectieve bedrijfsadvisering,
financieringsondersteuning en de verhuur van bedrijfsruimten. Begin 2003 besloot de
Stichting haar taken af te bouwen, onder andere vanwege een afnemend aantal klanten. Zij
verhuurt nu alleen nog units aan starters in vier bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en).
Vanaf 1999 is er een helder programma voor het beleid ten aanzien van ‘starters en nietloonvormende ondernemingen’. Dat programma is een onderdeel van het Leidse
grotestedenbeleid (GSB) en is opgenomen in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)
voor 1999-2004.
Daarin stonden 5 concrete doelen voor het startersbeleid:
1. Toename van aantal startende ondernemingen met 25 per jaar.
2. Per doelgroep of sector worden er samenwerkingsverbanden (startersprojecten) opgezet.
3. Middels de Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) voorzien 5 kunstenaars in eigen
levensonderhoud.
4. De ontwikkeling van een ‘startersvolgsysteem’ in samenwerking met de KvK.
5. Het realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen voor startende ondernemers.
Stand van zaken
Leiden is op de goede weg met het startersbeleid. Een vrij groot deel van de
bedrijfsvestigingen in Leiden bestaat uit starters, in 2002 circa 10%. De overlevingskansen zijn
redelijk: gemiddeld is na 2 jaar 25 procent van de nieuwe bedrijven weer beëindigd en na 5
jaar 50 procent. De bedrijven die overleven weten relatief een aanzienlijke groei in
werkgelegenheid te bewerkstelligen. Zo'n 4% (2100 banen) van het aantal werkzame
personen in Leiden is werkzaam bij startende bedrijven. In 2000 zijn 534 nieuwe ondernemers
van start gegaan. Het jaar daarvoor waren dat er nog 488. Het aantal allochtone
ondernemers nam sterker dan gemiddeld toe. Verder stroomden 16 kunstenaars uit de
regeling Wet Inkomens Kunstenaars (WIK). Het tekort aan voorlichting en
begeleidingstrajecten van potentiële starters is succesvol aangepakt met projecten voor
bedrijven in de life sciences, ICT en innovatieve starters. Voorts opende de gemeente het éénserviceloket waarbinnen de gemeentelijke informatie, de afwikkeling van
vergunningaanvragen en accountmanagement zijn geconcentreerd. Ook is er een
bedrijfsverzamelgebouw bijgekomen in Bioscience Park.
Toch zijn er nog kwesties die verbetering behoeven. Er was en is dus een ruim aanbod aan
ondersteuning, maar het probleem is dat starters hier nog weinig gebruik van maken en dat
dit aanbod erg versnipperd is. Ook vertonen de verschillende initiatieven nog te weinig
samenhang. De stijging van het aantal starters in 2000 is door de economische terugval weer
tenietgedaan in 2001 en 2002. En het aanbod aan geschikte huisvesting voor startende
ondernemers kan niet geheel aan de markt overgelaten worden, zo blijkt. De overheid moet
hier een rol in blijven spelen.
Voorstellen voor de toekomst
Als gevolg van de structurele bezuiniging op het beleidsproduct Starters met ingang van
2003 van € 212.000,-- naar € 62.000,-- zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de ambitie
verlaagd. Dit betekent dat € 62.000,-- minimaal nodig is voor het uitvoeren van onderstaande
voorstellen en de daaruit voortvloeiende beleidsacties. Deze acties zijn al afgestemd met de
andere gemeentelijke sectoren.
Vier prioriteiten voor het startersbeleid:
1. Behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting, daartoe in te zetten op:
 beheer en kwalitatieve verbetering van de 4 bedrijfsverzamelgebouwen van de Leidse
Stichting Werk en Onderneming alsmede zorg te dragen voor promotie van
beschikbare bedrijfsruimte;
 onderzoek te starten naar één overkoepelend stichting Academisch Bedrijven
Centrum, Bioparner Incubator Centre Leiden alsmede een fysieke uitbreiding van het
Academisch Bedrijven Centrum en Biopartner Incubator Centre Leiden;
 de opbouw van netwerken van vastgoedbeheerders;
 het bevorderen van uitstroom uit bedrijfsverzamelgebouwen;
 het verrichten van marktonderzoek naar nieuwe vormen van startershuisvesting,
waaronder het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied
alsmede het daartoe opstellen van een programma van eisen;
 het scannen van gemeentelijke panden voor startende ondernemers;
 het monitoren van startende ondernemers in de bestaande gebouwen van de
Stichting Werk en Onderneming, Academisch Bedrijven Centrum, Bioparner Incubator
Centre,
 behoud van in bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimten en stimuleren van
mogelijke functiemenging;
2. Bieden van begeleiding:

Voor wat betreft het aanbieden van advies- en begeleidingsdiensten samen te
werken met de Kamer van Koophandel Rijnland.
3. Financiële ondersteuning van projecten, te weten:

Stichting Stimulating Female Entrepreneurship in ICT;

Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland;



Starterswedstrijd LEF;
Jaarlijkse Startersdag van de Kamer van Koophandel;
Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.
4. Verbeteren gemeentelijke dienstverlening, toegespitst op:
 afstemming sociale partners en betrokkenheid bij initiatieven van marktpartijen;
 het uitbouwen van het Servicepunt Bedrijven;
 het ondersteunen van starters- en kennisnetwerken;
 het inzetten op promotie en acquisitieactiviteiten;
 het vergemakkelijken van het aanvragen van vergunningen;
 het ontwikkelen interactief van een digitaal bedrijvenloket;
 het intensiveren van de samenwerking met SoZa en Kamer van Koophandel.
Wij stellen uw Raad voor het hierna in ontwerp afgedrukte besluit te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
de Secretaris,
de Burgemeester,
P.I.M. v.d. WIJNGAART.
H.J.J. LENFERINK.
De Raad der gemeente Leiden;
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders (raadsvoorstel nr. 04.0081 van 2004);
B E S L U I T:
1. kennis te nemen van de startersnota als leidraad voor het te voeren beleid;
2. in te stemmen met de volgende vier prioriteiten en de daarbij behorende beleidsacties:

behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting, daartoe in te zetten op:
 beheer en kwalitatieve verbetering van de 4 bedrijfsverzamelgebouwen van de
Leidse Stichting Werk en Onderneming alsmede zorg te dragen voor promotie
van beschikbare bedrijfsruimte;
 onderzoek te starten naar één overkoepelend stichting Academisch Bedrijven
Centrum, Bioparner Incubator Centre Leiden alsmede een fysieke uitbreiding van
het Academisch Bedrijven Centrum en Biopartner Incubator Centre Leiden;
 de opbouw van netwerken van vastgoedbeheerders;
 het bevorderen van uitstroom uit bedrijfsverzamelgebouwen;
 het verrichten van marktonderzoek naar nieuwe vormen van startershuisvesting,
waaronder het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied
alsmede het daartoe opstellen van een programma van eisen;
 het scannen van gemeentelijke panden voor startende ondernemers;
 het monitoren van startende ondernemers in de bestaande gebouwen van de
Stichting Werk en Onderneming, Academisch Bedrijven Centrum, Bioparner
Incubator Centre,
 behoud van in bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimten en stimuleren van
mogelijke functiemenging;

Bieden van begeleiding:

Voor wat betreft het aanbieden van advies- en begeleidingsdiensten samen te
werken met de Kamer van Koophandel Rijnland.

Financiële ondersteuning van projecten, te weten:






Stichting Stimulating Female Entrepreneurship in ICT;
Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland;
Starterswedstrijd LEF;
Jaarlijkse Startersdag van de Kamer van Koophandel;
Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.
Verbeteren gemeentelijke dienstverlening, toegespitst op:
 afstemming sociale partners en betrokkenheid bij initiatieven van marktpartijen;
 het uitbouwen van het Servicepunt Bedrijven,
 het ondersteunen van starters- en kennisnetwerken,
 het inzetten op promotie en acquisitieactiviteiten;
 het vergemakkelijken van het aanvragen van vergunningen;
 het ontwikkelen interactief van een digitaal bedrijvenloket;
 het intensiveren van de samenwerking met SoZa en Kamer van Koophandel;
Gedaan ter openbare vergadering van 29 juni 2004
de Griffier,
de Voorzitter,
BW040397
Dit raadsvoorstel is ongewijzigd vastgesteld in de vergadering van 29 juni 2004
Aanbiedingsformulier
Onderwerp
In te vullen door
Startersnota: het huidige en toekomstige beleid ten aanzien van
beginnende ondernemingen
Ontwerper
Parafanten
Bestuurssecretariaat
Directeuren
Portefeuilleh.
EGTV
B&W Nr:04.0397/30-03-2004 Dienst
: BoWo
BoWo
Agenda
Sector
: Economische Zaken
SoZa
Openbaar: ja
Naam
: N. Azogagh
R.V
Tst.nr
: 7115
Datum
: 18-03-2004
nr:
Commissie:
BESLUITEN
Behoudens advies van de commi ssie EGT
1. Kennis te nemen van de startersnota als leidraad voor het te voeren beleid;
2. In te stemmen met de volgende vier prioriteiten en de daarbij behorende beleidsacties:



Behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting, daartoe in te zetten op:
 beheer en kwalitatieve verbetering van de 4 bedrijfsverzamelgebouwen van de Leidse
Stichting Werk en Onderneming alsmede zorg te dragen voor promotie van beschikbare
bedrijfsruimte;
 onderzoek te starten naar één overkoepelend stichting Academisch Bedrijven Centrum,
Bioparner Incubator Centre Leiden alsmede een fysieke uitbreiding van het Academisch
Bedrijven Centrum en Biopartner Incubator Centre Leiden;
 de opbouw van netwerken van vastgoedbeheerders;
 het bevorderen van uitstroom uit bedrijfsverzamelgebouwen;
 het verrichten van marktonderzoek naar nieuwe vormen van startershuisvesting,
waaronder het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied alsmede
het daartoe opstellen van een programma van eisen;
 het scannen van gemeentelijke panden voor startende ondernemers;
 het monitoren van startende ondernemers in de bestaande gebouwen van de Stichting
Werk en Onderneming, Academisch Bedrijven Centrum, Bioparner Incubator Centre,
 behoud van in bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimten en stimuleren van mogelijke
functiemenging;
Bieden van begeleiding:
 Voor wat betreft het aanbieden van advies- en begeleidingsdiensten samen te werken met
de Kamer van Koophandel Rijnland.
Financiële ondersteuning van projecten, te weten:
 Stichting Stimulating Female Entrepreneurship in ICT;
 Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland;
 Starterswedstrijd LEF;
 Jaarlijkse Startersdag van de Kamer van Koophandel;
 Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.

3.
Verbeteren gemeentelijke dienstverlening, toegespitst op:
 afstemming sociale partners en betrokkenheid bij initiatieven van marktpartijen;
 het uitbouwen van het Servicepunt Bedrijven,
 het ondersteunen van starters- en kennisnetwerken,
 het inzetten op promotie en acquisitieactiviteiten;
 het vergemakkelijken van het aanvragen van vergunningen;
 het ontwikkelen interactief van een digitaal bedrijvenloket;
 het intensiveren van de samenwerking met SoZa en Kamer van Koophandel.
Dit besluit en de nota te doen toekomen aan de Griffie met het verzoek behandeling in de
raadscommissie en raad te bevorderen.
Korte overwegingen
Korte overwegingen
De behoefte van het Leidse bestuur aan een overzicht van de gehele startersproblematiek
vormt de aanleiding voor deze nota.
In Leiden beginnen ongeveer 500 ondernemers per jaar een bedrijf. De gemeente Leiden
vindt het belangrijk om beginnende ondernemers te steunen en te zorgen voor een goed
‘startersklimaat’. Nieuwe bedrijven dragen immers bij aan de reguliere bedrijvigheid, zij
creëren werkgelegenheid en verlevendigen de stad. Maar ondersteuning is ook noodzakelijk
omdat ondernemers in de beginfase vaak stuiten op een veelheid aan obstakels.
Deze nota beschrijft en evalueert het beleid van de gemeente Leiden voor het ondersteunen van
startende ondernemingen en doet voorstellen voor de toekomstige koers van dit beleid.
Vanaf 1999 is er een helder programma voor het beleid ten aanzien van ‘starters en nietloonvormende ondernemingen’. Dat programma is een onderdeel van het Leidse grote-stedenbeleid
en is opgenomen in het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) voor 1999-2004. Daarin stonden
5 concrete doelen voor het startersbeleid: toename van aantal startende ondernemingen met 25 per
jaar; per doelgroep of sector worden er samenwerkingsverbanden (startersprojecten) opgezet; middels
de Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) voorzien 5 kunstenaars in eigen levensonderhoud; de ontwikkeling
van een ‘startersvolgsysteem’ in samenwerking met de Kamer van Koophandel (KvK); het realiseren van
bedrijfsverzamelgebouwen voor startende ondernemers.
Geconcludeerd kan worden dat Leiden de afgelopen jaren op de goede weg is met bovengenoemde
doelstellingen. Positieve resultaten zijn: stijging van het aantal starters in 2000, verdubbeling van het
aantal startende allochtone ondernemers in de periode 1990-2000, uitstroming van 16 kunstenaars uit
de Wet Inkomens Kunstenaars (WIK), tekort aan begeleidingstrajecten aangepakt middels diverse
succesvolle projecten en realisering van een bedrijfsverzamelgebouw op het Bioscience Park.
Toch zijn er ook punten die aandacht blijven vragen, zoals de daling van het aantal starters in de
afgelopen drie jaar, ondoorzichtigheid van de startersmarkt, het verder ontwikkelen van het
Servicepunt Bedrijven en het realiseren van startershuisvesting. Economische Zaken zal zich daarom de
komende jaren nog intensiever bezighouden met het scheppen van een goed klimaat voor
beginnende ondernemers. Het doel blijft: het faciliteren en ondersteunen van startersinitiatieven.
Als gevolg van de bezuinigingen op het beleidsproduct Starters (€150.000 structureel) m.i.v. 2003, is
per jaar € 62.000 beschikbaar. Gelet op deze bezuiniging zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de
ambitie verlaagd.
Gekozen is voor de volgende 4 prioriteiten en bijbehorende beleidsacties:
1. Behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting, daartoe in te zetten op:
 beheer en kwalitatieve verbetering van de 4 bedrijfsverzamelgebouwen van de Leidse
Stichting Werk en Onderneming alsmede zorg te dragen voor promotie van beschikbare
bedrijfsruimte;
 onderzoek te starten naar één overkoepelend stichting Academisch Bedrijven Centrum,
Bioparner Incubator Centre Leiden alsmede een fysieke uitbreiding van het Academisch
Bedrijven Centrum en Biopartner Incubator Centre Leiden;
 de opbouw van netwerken van vastgoedbeheerders;
 het bevorderen van uitstroom uit bedrijfsverzamelgebouwen;
 het verrichten van marktonderzoek naar nieuwe vormen van startershuisvesting,
waaronder het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied alsmede
het daartoe opstellen van een programma van eisen;
 het scannen van gemeentelijke panden voor startende ondernemers;
 het monitoren van startende ondernemers in de bestaande gebouwen van de Stichting
Werk en Onderneming, Academisch Bedrijven Centrum, Bioparner Incubator Centre,
 behoud van in bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimten en stimuleren van mogelijke
functiemenging;
2. Bieden van begeleiding:
 Voor wat betreft het aanbieden van advies- en begeleidingsdiensten samen te werken met
de Kamer van Koophandel Rijnland.
3. Financiële ondersteuning van projecten, te weten:
 Stichting Stimulating Female Entrepreneurship in ICT;
 Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland;
 Starterswedstrijd LEF;
 Jaarlijkse Startersdag van de Kamer van Koophandel;
 Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.
4. Verbeteren gemeentelijke dienstverlening, toegespitst op:
 afstemming sociale partners en betrokkenheid bij initiatieven van marktpartijen;
 het uitbouwen van het Servicepunt Bedrijven,
 het ondersteunen van starters- en kennisnetwerken,
 het inzetten op promotie en acquisitieactiviteiten;
 het vergemakkelijken van het aanvragen van vergunningen;
 het ontwikkelen interactief van een digitaal bedrijvenloket;
 het intensiveren van de samenwerking met SoZa en Kamer van Koophandel.
Formatieve consequenties
Geen
Begrotingsconsequenties
Geen
Communicatie
Openbaar: B&W-besluitenlijst/ niet openbaar / anders, nl: ….
B&W-besluitenlijst
Samenvatting
De behoefte van het Leidse bestuur aan een overzicht van de gehele startersproblematiek vormt de
aanleiding voor deze nota. In Leiden beginnen ongeveer 500 ondernemers per jaar een bedrijf. Zij zijn
belangrijk voor de vitaliteit van de economie en krijgen daarom binnen het EZ-beleid volop de ruimte.
Deze nota beschrijft en evalueert het beleid van de gemeente Leiden voor het ondersteunen van
startende ondernemingen en doet voorstellen voor de toekomstige koers van dit beleid.
Aanpak verdere communicatie
Na vaststelling van deze nota zullen er per speerpunt en bijbehorend beleidsactiepunt, communicatieinspanningen verricht worden gericht op de betreffende doelgroepen. Hiervoor zal te zijner tijd een
apart communicatie-actieplan worden opgesteld.
Lijst van gehanteerde afkortingen
Abw:
Algemene bijstandswet
ABC:
Stichting Academisch Bedrijven Centrum
Bbz:
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
BVG-(en):
Bedrijfsverzamelgebouw(en).
CCLS:
Competence Center Life Science
EZ:
Economische Zaken
FWI:
Fonds voor Werk en Inkomen
GSB:
Grotestedenbeleid
IMK:
Instituut Midden- en Kleinbedrijf
KvKR:
Kamer van Koophandel Rijnland
KVS:
Klantvraagvolgsysteem
LUMC:
Leidse Universitaire Medisch Centrum
MOP:
Meerjaren Ontwikkelingsprogramma
PvE:
Programma van Eisen
SFE-ICT:
Stimulating Female Entrepreneurship in ICT
SNBH/R:
Stichting Nieuwe bedrijvigheid regio Haaglanden/Rijnland
SOIL:
Spin-off initiatief Leiden
SOZA:
Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid
SWL:
Stichting Werkgelegenheid Leiden
SWO:
Stichting Werk en Onderneming (voorheen SWL)
SZW
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
WIK:
Wet Inkomen Kunstenaars
WOP:
Wijkontwikkelingsplan
WWB:
Wet Werk en Bijstand
Samenvatting
Deze nota beschrijft en evalueert het beleid van de gemeente Leiden voor het ondersteunen
van startende ondernemingen en doet voorstellen voor de toekomstige koers van dit beleid.
Uitgangspunten van het beleid
In Leiden beginnen ongeveer 500 ondernemers per jaar een bedrijf. De gemeente vindt het
belangrijk om hen te stimuleren. Zij dragen bij aan de reguliere bedrijvigheid, creëren
werkgelegenheid en verlevendigen de stad.
Niet alleen om die redenen is een goed ‘startersklimaat’ essentieel. Het blijkt dat
ondernemers in spe bij de uitvoering van hun plannen zeer veel barrières te overwinnen
hebben. Die kunnen te maken hebben met onwetendheid, geldgebrek, ondoorzichtige
regelgeving, een onoverzichtelijk aanbod aan faciliteiten voor starters of het ontbreken van
geschikte bedrijfsruimte. Lang niet alle starters slagen erin om deze barrières te overwinnen.
Een coherent en overzichtelijk beleid is dus in het belang van de starters en kan hun kans op
succes vergroten.
Het Leidse startersbeleid sluit goed aan bij het rijks- beleid. Als voornaamste uitgangspunt
geldt het wegnemen van belemmeringen en het scheppen van kansen voor
ondernemerschap. Dit heeft geleid tot tal van projecten en de oprichting / ondersteuning van
organisaties die zich richten op de begeleiding en huisvesting van starters.
Organisaties en instanties voor starters
De belangrijkste organisaties die ondersteuning bieden aan starters zijn de Kamer van
Koophandel Rijnland (KvKR), de Belastingdienst, Instituut Midden- en Kleinbedrijf (IMK), de
universiteit, accountants en makelaars en banken. De gemeente heeft het Servicepunt
Bedrijven als één loketfunctie voor (startende) ondernemers. Bij de dienst Sociale Zaken
kunnen zelfstandigen uitkeringen of andere regelingen aanvragen.
Het beleid in de afgelopen jaren
Het totale budget van Economische Zaken (EZ) voor het startersbeleid bedroeg tot voor kort
ruim € 206.050 ( 454.075) per jaar. Dit bedrag is gedurende een periode van 10 jaar
helemaal besteed aan de Stichting Werk en Onderneming (SWO, voorheen SWL).
SWO bood tot 2002 integrale ondersteuning bij het starten van een eigen onderneming. Zij
richtte zich daarbij op beginnende ondernemers met een minder gunstige uitgangspositie.
Het aanbod bestond uit individuele en collectieve bedrijfsadvisering,
financieringsondersteuning en de verhuur van bedrijfsruimten.
Voorjaar 2003 besloot de Stichting haar taken af te bouwen, onder andere vanwege een
afnemend aantal klanten. Zij verhuurt nu alleen nog units aan starters in vier
bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en).
Vanaf 1999 is er een helder programma voor het beleid ten aanzien van ‘starters en nietloonvormende ondernemingen’. Dat programma is een onderdeel van het Leidse
grotestedenbeleid (GSB) en is opgenomen in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)
voor 1999-2004.
Daarin stonden 5 concrete doelen voor het startersbeleid:
6. Toename van aantal startende ondernemingen met 25 per jaar.
7. Per doelgroep of sector worden er samenwerkingsverbanden (startersprojecten)
opgezet.
8. Middels de Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) voorzien 5 kunstenaars in eigen
levensonderhoud.
9. De ontwikkeling van een ‘startersvolgsysteem’ in samenwerking met de KvK.
10. Het realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen voor startende ondernemers.
Resultaten
We kunnen concluderen dat Leiden de afgelopen jaren op de goede weg is met
bovengenoemde doelstellingen. Een positief resultaat is bijvoorbeeld dat in 2000 het aantal
starters in een breed scala van sectoren en branches toenam. Het aantal startende allochtone
ondernemers bijvoorbeeld is in de periode 1990-2000 meer dan verdubbeld. Verder
stroomden 16 kunstenaars uit de regeling Wet Inkomens Kunstenaars (WIK); zij verwierven
op eigen kracht voldoende inkomsten. WIK blijkt een voldoende stimuleringsinstrument te
zijn en daarmee is een apart project gericht op kunstenaars, niet langer nodig. Het tekort aan
voorlichting en begeleidingstrajecten van potentiële starters is succesvol aangepakt met
projecten voor bedrijven in de life sciences, ICT en innovatieve starters. Voorts maakte de
gemeente met het Servicepunt Bedrijven een begin met het klantvraagvolgsysteem (KVS) en
daarmee ook met het startersvolgsysteem. Dit is een belangrijk instrument om inzicht te
krijgen in de aantallen en in de problematiek van starters. Ook is er een
bedrijfsverzamelgebouw bijgekomen in Bioscience Park.
Toch zijn er nog kwesties die verbetering behoeven. Er was en is dus een ruim aanbod aan
ondersteuning, maar het probleem is dat starters hier nog weinig gebruik van maken en dat
dit aanbod erg versnipperd is. Ook vertonen de verschillende initiatieven nog te weinig
samenhang. De stijging van het aantal starters in 2000 is door de economische terugval weer
tenietgedaan in 2001 en 2002.. En het aanbod aan geschikte huisvesting voor startende
ondernemers kan niet geheel aan de markt overgelaten worden, zo blijkt. De overheid moet
hier een rol in blijven spelen.
Voorstellen voor de toekomst
De gemeente zal zich de komende jaren nog intensiever moeten bezighouden met het
scheppen van een goed klimaat voor beginnende ondernemers. Het doel blijft: het faciliteren
en ondersteunen van startersinitiatieven.
Het ontwikkelen van het beleid ten aanzien van starters is de verantwoordelijkheid van EZ.
Deze zorgt waar nodig voor afstemming met de overige gemeentelijke afdelingen en externe
instanties.
Als gevolg van de structurele bezuiniging op het beleidsproduct Starters m.i.v. 2003 van €
212.000 naar € 62.000 zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de ambitie verlaagd. Dit
betekent dat € 62.000 minimaal nodig is voor het uitvoeren van onderstaande prioriteiten en
de daaruit voortvloeiende beleidsacties. Deze acties zijn al afgestemd met de andere
gemeentelijke sectoren.
Vier prioriteiten voor het startersbeleid:
1. Behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting: beheer en kwalitatieve verbetering van
SWO-gebouwen; onderzoeken van één overkoepelend stichting ABC/Bioparner Center/
CCLS en Fysieke uitbreiding ABC en Biopartner nagaan; opbouwen netwerken van
vastgoedbeheerders; bevorderen van uitstroom uit BVG-en, verrichten van
marktonderzoek naar startershuisvesting; bij behoefte realiseren BVG in het
Hallengebiedn; opstellen programma van Eisen (PvE) voor nieuwe BVG-en, scannen
gemeentelijke panden voor starters, promotenBVG-en, monitoren starters in SWOgebouwen, ABC en Biopartners; behoud van in bestemmingsplan voorziene
bedrijfsruimte en stimuleren van functiemenging.
2. Bieden van begeleiding: EZ biedt zelf geen advies- en begeleidingsdiensten aan, maar
werkt op dit punt nauw samen met de KvK.
3. Financiële ondersteuning van de volgende projecten: Stimulating Female Entrepreneurship
in ICT, Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland, LEF , Startersdag,
Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.

Verbeteren gemeentelijke dienstverlening: coördineren startersbeleid; professionaliseren
Servicepunt Bedrijven, ondersteunen van starters- en kennisnetwerken, promotie
startersbeleid/publiciteit, acquisitie en werving(versterken accountmanagement en
opsporen van initiatieven), vergroten efficiëntie (aanjagen en verkorten doorlooptijd
vergunningen), ontwikkelen interactief digitaal bedrijvenloket, intensieve samenwerking
met SoZa en KvKR.
1
Inleiding
Aanleiding
De behoefte van het Leidse bestuur aan een overzicht van de gehele startersproblematiek vormt de
aanleiding voor deze nota.
Waarom een startersbeleid?
De gemeente Leiden vindt het belangrijk om beginnende ondernemers te steunen en te zorgen voor
een goed ‘startersklimaat’. Nieuwe bedrijven dragen immers bij aan de groei, vernieuwing en
dynamiek van onze economie. Daarnaast leveren zij een belangrijke bijdrage aan het leefklimaat in
woonbuurten en integratie van minderheden.
Maar ondersteuning is ook noodzakelijk omdat ondernemers in de beginfase vaak stuiten op een
veelheid aan obstakels. Die variëren van een gebrek aan marktinzicht, aan kapitaal en
ondernemingskwaliteiten tot het gebrek aan betaalbare bedrijfsruimte, de veelheid aan regelgeving en
een onoverzichtelijk aanbod van instanties.
De gemeente heeft een belangrijke, maar zeker geen exclusieve, rol bij het aanpakken van deze
knelpunten. Naast commerciële partijen, zoals banken en accountants, spelen andere overheden (rijk,
provincie) en tal van intermediaire organisaties, zoals de KvKR , ieder een eigen rol. Samenwerking
en afstemming met deze organisaties is daarom essentieel. In deze nota zullen we op diverse plaatsen
nader ingaan op die samenwerking.
Rijks- versus gemeentelijk beleid
Op rijksniveau is er veel aandacht voor startende ondernemers. Met de operatie ‘Beter bestuur voor
burgers en bedrijf’, wil het kabinet de regelzucht en bureaucratie van de overheid terugdringen.
Opvallend is dat de belangrijkste betrokken ministeries verschillende accenten leggen. Economische
Zaken legt een accent op starters waarbij nieuwe innovaties tot ontwikkeling komen en richt zich
veelal op kansrijke starters. Sociale Zaken focust zich sterk op de reïntegratie van werklozen (moeilijk
plaatsbaren in de arbeidsmarkt) en zet onder meer in op de minder kansrijke starterscategorie.
Leiden, mede daartoe aangezet door het grotestedenbeleid (GSB), integreert de twee
accenten in gemeentelijk beleid waarbij ook andere doelstellingen (stedelijke revitalisering)
mee zijn gediend. Uitgangspunt daarbij is het scheppen van kansen en het wegnemen van
belemmeringen. Dit heeft geleid tot tal van initiatieven. De gemeentelijke dienstverlening is
gestroomlijnd en er is een uiteenlopende scala aan faciliteiten ontstaan. Specifieke projecten
spelen in op de diverse doelgroepen en ambities. Middels coaching en subsidieregelingen
worden starters vanuit de bijstand ondersteund bij het opzetten van een eigen bedrijf.
Daarnaast werkt de gemeente in toenemende mate met diverse marktpartijen.
Definitie starter
De KvKR definieert een startende onderneming als: “Het beginnen van een nieuwe economische
activiteit door een man/vrouw die nog niet een onderneming heeft.” Deze definitie impliceert dat
overname van bestaande bedrijven en oprichting van nieuwe dochterondernemingen niet tot het begrip
‘starter’ gerekend worden.
Over de vraag hoe lang de startfase voor een bedrijf duurt bestaat geen eenduidigheid. De grens kan
getrokken worden bij drie jaar, maar ook bij vijf of tien jaar.
Doel en opbouw nota
Het doel van deze nota is: Het huidige startersbeleid in Leiden in kaart brengen, evalueren en
voorstellen doen voor de koers van het gemeentelijke beleid op dit terrein.
Deze nota is als volgt opgebouwd. De samenvatting in het begin geeft in principe de meest essentiële
informatie. Hoofdstuk 2 biedt een evaluatie van de huidige situatie en beschrijft in hoeverre eerder
gestelde doelen gehaald zijn. In hoofdstuk 3 worden voorstellen geformuleerd voor het toekomstige
startersbeleid.
2. Het startersbeleid in Leiden
In dit hoofdstuk wordt het startersbeleid in Leiden geëvalueerd. Allereerst wordt in paragraaf 2.1
ingegaan op de periode vóór 1999. In de tweede paragraaf wordt het startersbeleid na 1999
beschreven. Aan de orde komen de ontwikkeling van het aantal starters en de diverse initiatieven ter
stimulering van nieuwe bedrijvigheid. In paragraaf 2.3 wordt de waardering van het startersbeleid
door ondernemers gepresenteerd. Tot slot worden op grond van de resultaten in paragraaf 2.4
conclusies getrokken.
2.1
Het beleid vóór 1999
In 1983 is de Stichting Werkgelegenheid Leiden (SWL) opgericht, op initiatief van het
gemeentebestuur van Leiden. De Stichting richtte zich op ‘kansarme’ starters: mensen die veelal
vanuit een uitkeringssituatie een eigen bedrijf wilden opzetten. SWL beheerde en verhuurde
bedrijfsruimten, verleende borgstellingen en begeleidde mensen bij de oriëntatie op het zelfstandig
ondernemerschap en de start van een eigen bedrijf. Dit laatste gebeurde in de vorm van individuele of
collectieve bedrijfsadvisering (cursussen, themabijeenkomsten).
Het aantal klanten dat bij SWL aanklopte voor individuele bedrijfsadvisering bedroeg tot en met 1998
gemiddeld 350 per jaar. Het totaal aantal huurders in de bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-(en)
bedroeg gemiddeld 121 per jaar; de bezettingsgraad was 90 procent. Tabel 1 geeft een overzicht van
de kerngetallen van SWL voor de periode 1992-2000.
Tabel 1: kerngetallen SWL 1992-2000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Advies door een starteradviseur
284
357
391
394
408
417
225
274
391
Gebruik collectieve advisering
382
422
430
425
373
324
52
64
64
Een groot deel van de mensen die door SWL begeleid werd bestond uit allochtonen (26 procent) en
starters vanuit de bijstand (45 procent).
2.2
Het huidige startersbeleid
Het startersbeleid na 1999 komt direct voort uit het GSB van Leiden. Dat beleid is neergelegd in het
Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) voor 1999-2004. Daarbinnen vormen ‘startende en nietloonvormende ondernemingen’ een deelprogramma. Dat stelt zich ten doel: ‘het creëren van een
infrastructuur waarin men gemakkelijk de weg weet te vinden naar het starten van een eigen
onderneming.’ Hiervoor werden vijf concrete doelstellingen geformuleerd. In de volgende paragrafen
evalueren we kort de ervaringen per doelstelling.
2.2.1. Doelstelling 1: toename van het aantal starters
De eerste doelstelling uit het MOP was een stijging van het aantal nieuwe ondernemingen met 25 per
jaar, waarvan het aandeel kansrijke (biochemie, automatiseringsdiensten, onderzoek- en
ontwikkelingsinstellingen) en kansarme (werklozen, etnische minderheden) starters 10%
respectievelijk 5% bedraagt.
Ontwikkelingen starters
In leiden bedraagt het aandeel starters in de totale bedrijvenpopulatie circa 10%. Tabel 2 geeft een
beeld van de ontwikkelingen van het aantal en overlevingskansen van starters in Leiden.
Tabel 2: aantal en overlevingskansen starters in Leiden
Sectoren
Industrie
Bouw
Groothandel
Detailhandel
Horeca
Vervoer
Zakelijke en overige diensten
Totaal
Aantallen
1999
17
94
39
32
20
18
268
488
2000
20
117
33
45
14
10
295
534
2001
21
84
25
42
20
7
246
445
Aandeel
2002
21
89
27
42
17
18
211
425
Overlevingskanse
n
na 5 jaar
Gemiddeld
Gemiddeld
4%
54%
20%
56%
7%
41%
9%
45%
4%
50%
3%
47%
53%
50%
100%
49%
De toename van het aantal starters was het hoogst in 2000. De economische terugval heeft directe
gevolgen voor het aantal starters gehad. Vanaf 2001 is het aantal starters sterk aan het dalen. In 2001
waren er al 89 minder starters dan in 2000. In 2002 zette deze tendens zich voort en daalde het aantal
staters met ongeveer 201. De grootste teruggang heeft zich voorgedaan in de dienstensector. Deze
sector bestaat onder andere uit het bankwezen, verzekeringen, makelaars, reclamebureaus,
uitzendbureaus, kappers, schoonmaak en beveiligingsbedrijven, automatiserings- en
onderzoeksdiensten. De industrie en detailhandel bleven nagenoeg gelijk. Uitzondering vormde
vervoer, waar een opleving merkbaar was.
De meeste starters in Leiden starten in de dienstensector. Ruim 53% van het aantal starters is actief in
de zakelijke en overige dienstverlening. Daarnaast is 20% van het aantal starters actief in de
bouwsector. Kijken we naar de onderliggende branches, dan is het aandeel kansrijke starters
1
Hiermee volgt Leiden de landelijke trend: in 2000 telde Nederland 53.793 starters( een stijging van circa 7000),
waarna het aantal starters in 2002 daalde naar 42.598.
(biochemie (0), automatiseringsdiensten (41), onderzoek- en ontwikkelings-instellingen(5)) gemiddeld
9%.
De overlevingskansen voor starters zijn redelijk. Gemiddeld is na 2 jaar 25 procent van de nieuwe
bedrijven weer beëindigd en na 5 jaar circa 50 procent. Per bedrijfstak zijn echter verschillen. Van de
bedrijven in de bouwnijverheid en de industrie overleeft na vijf jaar circa 56%, respectievelijk 54%. In
de sector zakelijke diensten en horeca is dit percentage met 50% lager, maar altijd nog één op de twee
bedrijven. Groothandel, detailhandel, en vervoer bieden een relatief kleine kans op overleving binnen
vijf jaar, gemiddeld 44%. De detailhandel en transport kennen verzadigde markten, waardoor het lastig
is voor nieuwe bedrijven om te overleven. Ook verschillen in voorbereiding kunnen een oorzaak zijn
voor verschillen in overlevingskansen.
De creatie van werkgelegenheid vindt plaatse door oprichting van nieuwe bedrijven of door bestaande
bedrijven die groeien. Door het inkrimpen of door het opheffen van bestaande bedrijven gaat
werkgelegenheid verloren. De werkgelegenheidsverandering is het saldo van deze banencreatie en
banenvernietiging. In Leiden creëren startende bedrijven samen jaarlijks circa 2.000 banen. Dat is 4%
van het aantal werkzame personen in Leiden.
Ondernemen vanuit de bijstand
De dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid (SOZA) beschikt over verschillende uitkeringen en
regelingen voor zelfstandigen. Dit zijn belangrijke instrumenten om zelfstandig ondernemerschap van
bijstandsgerechtigden te ondersteunen. Op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
(Bbz) en het Algemene bijstandswet (Abw) kan de dienst naar gelang de levensfase waarin het bedrijf
zich bevindt aan startende ondernemers die in Leiden wonen, inkomensondersteuning en/of
bedrijfskapitaal verstrekken. De inkomensondersteuning wordt in vorm van een renteloze geldlening
maandelijks uitgekeerd voor maximaal 36 maanden. De maximaal aan starters te verstrekken
bedrijfskapitaal bedraagt € 30.417. De rente blijft gedurende de looptijd van de lening (maximaal 10
jaar) onveranderd en bedraagt 4,5%.
Starters die nog niet zijn gestart maar wel binnen een jaar voorneemmens zijn een bedrijf of
zelfstandig beroep te beginnen kunnen aanspraak maken op het préstarttraject. Deze bestaat
onder meer uit voortzetting van de bestaande uitkering, tegemoetkoming in de scholingsbegeleidingskosten en een renteloos voorbereidingskrediet van maximaal € 2.513. Deze
voorbereidingskrediet is voorlopig renteloos. Als de belanghebbende na afloop van de
voorbereidingsperiode niet is gestart wordt de geldlening kwijtgescholden, anders wordt de
geldlening omgezet in een rentedragende geldlening. Voor de advisering en begeleiding van
starters wordt gebruik gemaakt van de diensten van het IMK en tot voor kort van SWO.
Per jaar hebben gemiddeld 30 starters een aanvraag ingediend voor Bbz. Slecht 10 van deze
aanvragen zijn gehonoreerd; de gemeente kent een lening in het kader van het Bbz pas toe
als een andere wijze van financiering onmogelijk blijkt. Bovendien worden starters met
kansarme plannen gewezen op andere mogelijkheden (werkgelegenheidsprojecten) dan het
ondernemerschap. Overigens stappen veel potentiële starters zelf van hun voornemen af om
een eigen bedrijf te beginnen.
Naast deze groep die met hulp van Bbz een eigen bedrijf is begonnen, is er ook een
onbekend aantal bijstandsgerechtigden die zonder hulp van Bbz zijn gestart.
Allochtone ondernemers
Helaas zijn er weinig cijfers beschikbaar over startende ondernemers van allochtone afkomst. De
KvKR registreert immers niet op etnische afkomst. Toch geven de beperkte gegevens uit het
onderzoek Monitor etnisch ondernemerschap 2000 een beeld van de (eerste generatie) allochtone
ondernemers in Leiden. In de periode 1990 tot 1999 is het aantal startende allochtone bedrijven meer
dan verdriedubbeld; van 19 tot 60. Allochtonen maken hiermee 12 procent uit van het totale aantal
starters.
Wel lopen zij een vrij grote kans ten onder te gaan. Kijken we naar de bedrijven die in 1992 startten,
dan blijkt dat 77 procent daarvan eind 2000 niet meer bestaat. Knelpunten voor allochtone
ondernemers zijn: een gebrekkige professionaliteit in het ondernemen, de zwakke basis van veel
bedrijven en een geringe deelname aan zakelijke netwerken. Daarnaast is de dienstverlening voor
starters nog onvoldoende toegankelijk voor hen. Voor deze doelgroep zou het Mentor Plus project een
oplossing kunnen zijn. Dit project koppelt ervaren ondernemers als coach aan allochtone ondernemers,
die een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij hun bedrijfsvoering.
2.2.2
Doelstelling 2: projecten om starters te ondersteunen
De tweede doelstelling van het MOP was het opzetten van projecten die starters begeleiding en
ondersteuning bieden. Het moest een vorm van maatwerk zijn: aansluiten bij de uiteenlopende
behoeften en knelpunten van beginnende ondernemers. Hieronder volgt een overzicht van de
belangrijkste initiatieven. Daarbij onderscheiden wij 2 groepen: de reguliere starters en de
kennisstarters.
REGULIERE STARTERS
SWO: van begeleiding naar huisvesting
Het volledige budget van de sector Economische Zaken (EZ) voor starters is al vele jaren
benut voor het subsidiëren van de Stichting Werk en Onderneming (SWO, voorheen SWL).
Vanaf 1998 bedroeg het budget € 200.000 per jaar; in de jaren daarvoor was dat € 280.000.
De Stichting kampt sinds 1997 met een aanzienlijke daling in het aantal cliënten; de economie trok aan
en hierdoor namen de alternatieven in loondienst toe en droogde de oorspronkelijke doelgroep van
SWO op. Inmiddels worden veel van de advies- en begeleidingsdiensten van SWO tegen redelijke
tarieven door de KvKR aangeboden. Het lukt de stichting daarom niet om inkomsten te genereren in
een marktsituatie.
Om deze reden heeft het bestuur van SWO besloten om te stoppen met al haar advies- en
begeleidingsactiviteiten. Hierdoor is het startersbudget structureel m.i.v. 2003 met € 150.000
verminderd. SWO blijft nog wel units verhuren aan startende ondernemers in BVG-en.
Starten met LEF
Elk jaar organiseert Leiden een wedstrijd voor startende ondernemers onder de naam LEF.
Deze wedstrijd vormt voor veel starters een stimulans en een leerervaring. Bovendien zorgt
de wedstrijd voor veel positieve publiciteit over het starten van een eigen bedrijf. Jaarlijks
nemen 12 nieuwe bedrijven, waarvan gemiddeld 8 uit Leiden, deel aan de wedstrijd. De
stichting ontvangt een jaarlijkse gemeentelijke bijdrage van € 4.538. In het bestuur van de
organisatie zitten behalve de gemeente en de KvKR ook marktpartijen. Het secretariaat van
Lef wordt gedaan door de gemeente Leiden.
KENNISSTARTERS
Innovatieve (door)startende ondernemingen: SNBH/R
In april 1999 is de Stichting Nieuwe bedrijvigheid regio Haaglanden/Rijnland (SNBH/R) van
start gegaan. Deze stichting stelde zich ten doel om in drie jaar tijd 40 nieuwe bedrijven te
begeleiden. Uiteindelijk zijn 46 bedrijven, waarvan 5 in Leiden begeleid. In totaal schiepen
deze nieuwe bedrijven 220 arbeidsplaatsen, waarvan 69 in Rijnland en 31 in Leiden.
De totale gemeentelijke bijdrage aan dit project bedroeg € 25.865 (fl. 57.000). In dit project
werken de gemeenten Den Haag, Delft, Rijswijk en Leiden en de Provincie Zuid-Holland
samen met marktpartijen.
Gezien het feit dat de projectdoelen zijn bereikt, is het project per september 2002
voortgezet met deels nieuwe deels oude participanten, waaronder de gemeente Leiden.
Momenteel worden er 31 initiatieven (waarvan 9 in Leiden) begeleid, verdeeld over diverse
sectoren. Het uiteindelijke doel is om 45 nieuwe bedrijven te gaan ondersteunen.
ICT-starters: SOIL
In de periode 1998-2000 participeerde de gemeente Leiden, samen met de universiteit en de
Provincie Zuid-Holland, in het project ‘Spin-off Leiden’ (SOIL). Het doel van dit project was om
in twee jaar tijd vanuit de universiteit 20 ICT-bedrijven op te starten. Leiden ondersteunde dit
project met een bedrag van €181.512 (f 400.000). Bij de afsluiting in december 2000 waren er
19 bedrijven in Leiden actief. Het aantal gecreëerde banen bedroeg 30.
Starters in de life sciences
In april van 2002 is het Biopartner Center - ook wel aangeduid als ‘de Incubator’ - geopend.
Het is een centrum voor startende biotechnologische bedrijven en het biedt naast
huisvesting (zie 2.2.5) ook ondersteuning en begeleiding aan startende ondernemers. De
begeleiding bestaat uit het helpen van ondernemers aan kapitaal en ze in contact brengen
met juristen, consultants en andere ondernemers.
Een ander initiatief dat de gemeente Leiden financieel ondersteunt is het Competence
Center Life Science (CCLS). Dit kenniscentrum is een initiatief van de provincie Zuid-Holland
en de gemeenten Den Haag, Delft en Leiden. Inhoudelijk en geografisch is het centrum
breder dan de Incubator. Beide centra werken nauw met elkaar samen. Het doel van het
kenniscentrum is om de kennis van de drie Zuid-Hollandse universiteiten zoveel mogelijk in
de provincie zelf te benutten.
Leiden draagt in de periode 2002-2006 een bedrag van € 279.865 bij aan CCLS, waarvan €
200.000 ten laste komt van het GSB-programma ‘Kennis van Zaken. Op den duur moet het
centrum zichzelf zonder subsidies zien te bedruipen.
2.2.3
Doelstelling 3: stimuleren van kunstondernemingen
Meer Leidse kunstenaars zouden hun kwaliteiten kunnen exploiteren via een bedrijfsmatige
opzet van hun kunstproductie. Leiden wilde dat bereiken door minstens 5 kunstenaars in het
kader van het Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) te ondersteunen bij het starten van een eigen
onderneming. De wet is bedoeld om kunstenaars te ondersteunen bij de opbouw van een –
al dan niet gemengde – beroepspraktijk en om een tijdelijke terugval in hun inkomen op te
vangen. Kunstenaars die aan bepaalde voorwaarden voldoen kunnen maximaal 48 maanden
een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud ontvangen, binnen een periode van
maximaal 10 jaar.
Uit een onderzoek van SOZA van dit jaar bleek dat kunstenaars in het algemeen positief
oordelen over de uitvoering van de WIK. Door de ruimte die deze wet hen geeft kunnen ze in
vrijheid aan hun beroepsontwikkeling werken. Zij zien de financiële ondersteuning middels
flankerend beleid als erg doelmatig en hebben er veel waardering voor. De ondersteuning
benutten zij voor de aanschaf van apparatuur of gereedschappen, het volgen van cursussen,
het maken van een portfolio en van voorlichtingsmateriaal.
De meeste kunstenaars die de maximale uitkeringtermijn bereiken, verwachten geheel
zelfstandig een oplossing te zullen vinden. Van de 33 kunstenaars waarvoor in 1999-2002 de
uitkering is beëindigd, genereren er 16 voldoende inkomsten. Wel is duidelijk dat vooral de
kansrijke kunstenaars uit het WIK stromen en dat de kansarme achterblijven. De laatste
genereren niet voldoende inkomsten uit hun beroepspraktijk en zijn vaak ook niet bereid om
daarnaast werk in loondienst te verrichten.
Gezien de uitkomsten van dit onderzoek is het niet langer nodig om een apart project op te zetten voor
de begeleiding en ondersteuning van kunstenaars. Zij kunnen immers middels het flankerend beleid de
nodige ondersteuning en begeleiding krijgen. Het GSB-bedrag van € 68.070 dat voor dit project
beschikbaar stond, is in het jaarplan 2003 ter beschikking gesteld aan andere startersprojecten.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SW) heeft besloten om per 1 januari 2004 het
aantal centrumgemeenten dat belast is met de uitvoering van de WIK terug te brengen van 39 naar 19.
Als gevolg van deze herindeling zijn de WIK-werkzaamheden uitgevoerd door de gemeente Leiden,
overgedragen aan de gemeente Den Haag.
2.2.4
Doelstelling 4: startersvolgsysteem
Doelstelling 4 van het MOP was het opzetten van een startersvolgsysteem. Dat is wenselijk omdat de
groep starters in Leiden diffuus is en we weinig inzicht hebben in de omvang en prestaties van
startende ondernemingen. Met een volgsysteem kunnen we de starters in de stad, hun vragen en
behoeften en de effecten van de dienstverlening nauwkeurig en over een langere periode in beeld
krijgen.
Met het in gebruik nemen van het klantvraagvolgsysteem (KVS) door het Servicepunt Bedrijven is
tevens een eerste aanzet gedaan met het startersvolgsysteem. Echter de aan de hand van dit systeem
verkregen informatie over starters blijft summier. De reden hiervoor is dat startende ondernemers zich
nauwelijks melden. Immers, anders dan met de KvKR, heeft men om te beginnen de gemeente niet per
se nodig. Daarom is besloten niet verder te investeren in het startersvolgsysteem, maar de
gemeentelijke inzet te beperken tot het volgen van starters in BVG-en. Overige Informatie over
starters zal de gemeente opvragen bij de KvKR.
2.2.5
Doelstelling 5: BVG-en voor starters
Leiden had te weinig betaalbare bedrijfsruimte voor startende bedrijven. Vandaar doelstelling 5 van
het MOP: het realiseren van voldoende geschikte (kleinschalige) huisvesting voor beginnende en
doorstartende bedrijven.
In Leiden bieden drie stichtingen bedrijfshuisvesting aan startende ondernemers. Dat zijn Stichting
Werk en Onderneming (SWO), Stichting Academisch Bedrijven Centrum (ABC) en Stichting
Biopartner. Samen beheren zij zes BVG-en. Deze gebouwen bieden naast de fysieke huisvesting in
kleine units ook allerlei andere faciliteiten die voor iedere kleine ondernemer afzonderlijk meestal te
duur zijn. Het gaat om faciliteiten als telefoonservice, een secretariaat, kopieermogelijkheden,
vergaderruimte en beveiliging.
De gemeente Leiden is vertegenwoordigd in de besturen van genoemde drie stichtingen.
SWO
SWO beschikt in Leiden over ruim 149 bedrijfunits in vier BVG-en: Olga, Mostertcomplex,
Frambozenweg en het pand aan de Ir.Driessenstraat. Het merendeel van de huurders beschikt over
kleine units – gemiddeld 50 vierkante meter. De huurprijs bedraagt 50 -75 procent van de marktprijs.
De huurcontracten hebben in de regel een looptijd van 5 jaar. Er is weinig leegstand; de
bezettingsgraad is boven de 90 procent. Er is wel sprake van achterstallig onderhoud in de panden.
Academisch Bedrijven Centrum
Het Academisch Bedrijven Centrum (ABC) biedt kleinschalige huisvesting aan
kennisintensieve bedrijven voor laboratorium en kantoorruimte. Momenteel zijn 16 bedrijven
in het ABC gehuisvest. Er is nagenoeg geen leegstand. De gemeente levert tegen een
gereduceerd tarief, voor 9 uur per week (€ 30.500 per jaar) de commercieel directeur.
Biopartner
In april van 2002 is er een BVG op het Bio Science park gekomen, aan de Wassenaarseweg. Dit
Biopartner Center Leiden is vooral bedoeld voor startende biotechnologische bedrijven. Het is een
gezamenlijke initiatief van de gemeente Leiden, de Universiteit Leiden en het Leidse Universitaire
Medisch Centrum (LUMC).
Momenteel beslaat het centrum meer dan 1000 m 2 kantoor- en laboratoriumruimte en biedt aan zes
bedrijven onderdak. De komende jaren kan daar circa 5000 vierkante meter bij komen. Het centrum
kan dan aan 75 bedrijven onderdak bieden.
De startende bedrijven betalen een huurprijs (inclusief energie en schoonmaakkosten) van € 160 per
vierkante meter voor de kantoorruimte en € 260 per vierkante meter voor de laboratoriumruimte.
Het centrum wordt gefinancierd door de drie initiatiefnemers tezamen met een subsidie van het
Ministerie van Economische Zaken. De gemeentelijke bijdrage is € 385.713.
BVG-en voor doorstarters
Een groot knelpunt in de startershuisvesting is de geringe uitstroom uit de BVG-en. Dat heeft twee
redenen. Het ontbreekt aan doorstroommogelijkheden voor huurders, maar de verhuurders stimuleren
de uitstroom van bedrijven ook niet. Er is dus behoefte aan een huisvestingvoorziening voor bedrijven
die de startfase ontgroeid zijn, maar nog niet toe zijn aan de aanschaf van bedrijfsruimte op de markt.
Voor dit soort bedrijven komen er nu grotere BVG-en.
Zo ontwikkelt PCS Design & Construction op het Bio Sciense Park op commerciële basis het circa
6500 vierkante meter grote Beagle Life Sciences Center aan de Darwinweg. In oktober 2004 moet het
worden opgeleverd. Het pand zal onderdak bieden aan tien à elf biotechnologiebedrijven met
gemiddeld 20 werknemers. Behalve kantoorruimte en laboratoria komen er parkeerplaatsen en
faciliteiten als beveiliging en schoonmaak. Kantoorruimte kost minimaal € 145 per vierkante meter per
jaar, labruimte € 190 per vierkante meter.
In hetzelfde Bio Science Park wordt ook het Crown BIOlab (bedrijfsverzamelgebouw) gebouwd.
Een derde project betreft een BVG voor doorstarters in het Hallengebied in Leiden Noord . Verder
wordt gestreefd om ook in de voormalige Meelfabriek bedrijfsruimte te creëren voor (door)starters.
De laatste twee projecten bestudeert de gemeente nog.
Om de geringe uitstroom uit BVG-en op te vangen is het echter niet genoeg om nieuwe, dure
bedrijfsruimten te creëren. Al is het alleen maar omdat veel ondernemers de huurprijs niet kunnen
betalen of omdat de voorzieningen niet aansluiten bij hun specifieke behoeften.
Woonwerkwoningen
Voor het versterken van de economische vitaliteit en diversiteit, en het terugbrengen van de
werkgelegenheid in de wijken ontwikkelt de gemeente kleinschalige bedrijfsruimten. Dat gebeurt
onder meer op de Rooseveltstraat (bestaand) en het EWR/slachthuisterrein (nieuw). Het gaat daarbij
vaak om zogenaamde plinten: begane grondlaag van woonblokken. Deze actie levert weliswaar
huisvesting op voor startende ondernemers, maar het huurniveau blijft een probleem. Startende
ondernemers zijn vaak niet in staat om de marktwaarde te betalen.
2.3
Waardering startersbeleid
De meeste GSB-gemeenten hebben beleid ontwikkeld ter bevordering van zelfstandig
ondernemerschap. Hoewel er verschillen bestaan hoe aan het beleid invulling wordt gegeven
spitsen zij zich voornamelijk toe op de volgende items: het subsidieren van
startersinitiatieven, het bieden van startersbegeleiding en huisvesting, het opzetten van
(innovatie)netwerken en het organiseren van starterswedstrijden.
Tabel 3 geeft de waardering door ondernemers van het gevoerde startersbeleid per stad
weer.
Het startersbeleid wordt in de tussenmeting 2002 hoger gewaardeerd dan tijdens de eerste
meting(1999). De G26 kent een duidelijke toename van de waardering, de G4 net als de
G5 slechts een beperkte. Leiden zit met een score van 6,2 op het gemiddelde van de G30.
Tabel 4 Waardering startersbeleid door ondernemers 1999 en 2002
Gemeente
Amsterdam
Den Haag
Rotterdam
Utrecht
G4
Alkmaar
Almelo
Amersfoort
Arnhem
Breda
Den Bosch
Deventer
Dordrecht
Eindhoven
Emmen
Enschede
Groningen
Haarlem
Heerlen
Helmond
Hengelo
Leeuwarden
Leiden
Lelystad
Maastricht
Nijmegen
Schiedam
Tilburg
Venlo
Zaanstad
Zwolle
G30
2.4
Nulmeting
5,4
5,8
6,5
6,0
5,9
6,0
5,8
6,1
6,0
6,3
5,6
5,8
6,0
6,1
5,8
6,2
6,2
5,8
6,0
5,7
5,8
6,3
6,0
5,9
6,5
5,9
5,4
6,1
5,9
6,1
5,7
6,0
Conclusies en aandachtspunten
Tussenmeting
5,7
6,0
6,3
6,1
6,0
6,2
6,1
6,2
6,1
6,3
5,8
6,3
6,5 
6,2
6,0
6,4
6,3
6,4 
6,2
6,1
6,2
6,1
6,2
6,5 
6,7
6,2
5,5
6,7 
6,4 
6,1
6,1
6,2
Leiden is op de goede weg met het startersbeleid. De doelstellingen uit het MOP vormden de laatste
jaren een stimulans, hoewel er ook nog punten ter verbetering zijn.
Een positief resultaat is bijvoorbeeld dat in 2000 het aantal starters, verdeeld over een breed scala van
branches en doelgroepen, is toegenomen. Helaas is deze toename in de jaren daarna weer tenietgedaan,
mede door de economische terugval.
Er zijn succesvolle ondersteunende projecten voor bedrijven in de life sciences, ICT en
innovatieve starters. Echter, er is relatief weinig samenhang tussen de diverse losse
initiatieven. Door deze versnippering zijn de resultaten waarschijnlijk minder krachtig dan
mogelijk is.
Om de dienstverlening aan starters te verbeteren en wildgroei te voorkomen moeten de verschillende
gemeentelijke diensten die bij het startersbeleid betrokken zijn intensiever gaan samenwerken met
andere partijen in Leiden die zich hiermee bezighouden.
Hoewel de markt de laatste jaren de bouw van BVG-en oppakt en er meer bedrijfsruimten zijn
gekomen, moet de overheid stimuleren dat deze gebouwen ook in de oudere wijken worden gebouwd.
Bovendien is stimulering door de overheid nodig omdat de markt niet voor alle sectoren voldoende
BVG-en creëert. Naast nieuwe BVG-en is het nodig om de kwaliteit van bestaande gebouwen te
verbeteren. Kleinschalige bedrijfsruimten dienen te worden behouden en gestimuleerd. En de
uitstroom uit BVG-en moet worden bevorderd zodat nieuwe ondernemers voortdurend kunnen
instromen.
3
Toekomstig startersbeleid
Zelfstandig ondernemerschap is van groot belang voor onze stad. Zeker gezien de huidige
slechte economische situatie heeft Leiden de dynamiek en de werkgelegenheid die daaruit
voort vloeit, hard nodig.
Per 1 januari 2004 wordt de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingevoerd. In het nieuwe sociale
stelsel dient de gemeente vanaf begin 2004 de aan het toename van het aantal werkelozen
gekoppelde uitkeringen te bekostigen uit eigen financiële middelen. Hoewel het WWBbudget op dit moment toereikend is voor de financiering van de bijstand, moet toch de
vinger aan de pols worden gehouden. Na jaren van opleving van het ondernemerschap is er
nu sprake van een neerwaartse ontwikkeling in het aantal starters en in de prestaties van het
bestaande bedrijven. Als gevolg hiervan stijgt de werkloosheid. Leiden telde per 1 januari
2004 4.802 werkzoekenden (32,7% meer dan eind 1999). Alle zeilen moeten dus worden
bijgezet om de neergaande spiraal om te buigen. Er is berekend dat actief overheidsbeleid
gericht op kwalitatief betere startende bedrijven de arbeidsproductiviteit in ons land
duurzaam, tot 1% kan verhogen (EIM).
De gemeente Leiden heeft de afgelopen jaren hier al veel aan gedaan in de vorm van het
startersbeleid. Dit beleid zal worden voortgezet en verder worden ontwikkeld. Hieronder
wordt het startersbeleid voor de komende jaren uiteengezet. Allereerst worden de
doelstelling en kerntaken met betrekking tot het startersbeleid beschreven (par. 3.1).
Vervolgens komen de speerpunten en de bijbehorende beleidsacties aan de orde (par. 3.2).
3.1
Doelstelling en kerntaken
Overheden hebben met name een rol in het voorwaardenscheppende beleid en de
vormgeving van de schakelfunctie gericht op het versterken van netwerken en samenwerking
tussen partijen. Op nationaal- en provinciaal niveau wordt de komende jaren versterkt
ingezet op het verbeteren van de uitgangspositie van starters2. Specifieke knelpunten voor
vrouwelijke, allochtone starters worden aangepakt en er is speciale aandacht voor
2
Zie hiervoor:
- Beleidsbrief van het Ministerie van Economische Zaken In Actie voor Ondernemers (dec 2003)en het Actieprogramma
Technopartner(jan 2004), Den Haag.
technostarters. De gemeente wil hierbij aansluiten door een regierol te spelen. Concreet
houdt dit in het faciliteren en ondersteunen van startersinitiatieventen om zo de neerwaartse
ontwikkeling in het aantal starters om te buigen. De gemeente ontwikkelt vanuit haar
doelstelling beleid en coördineert daar waar het kan grotere en kleinere projecten op het
gebied van startersbegeleiding- en huisvesting. Daarbij werkt zij nauw samen met partners
uit de stad en daarbuiten. De sector kiest hierbij regelmatig de rol van intermediair:
intermediair tussen startende bedrijven, overheid en maatschappelijke partners.
Behalve op de ‘kansrijke’ starters richt zij zich ook op de minder kansrijken. Want hoewel we
onderkennen dat de slaagkans voor deze doelgroep beperkt is, kan het toch soelaas bieden.
Juist zij hebben in de huidige arbeidsmarkt beperkte mogelijkheden om in het arbeidsproces
te worden opgenomen. Daarbij speelt de overtuiging dat bepaalde
ondernemersvaardigheden zijn aan te leren. Uitgangspunt blijft wel een kwalitatieve
verbetering van de dienstverlening aan starters die een duurzame uitstroom naar zelfstandig
ondernemerschap moet bevorderen. Dit houdt in dat alleen starters met kansrijke plannen
worden ondersteund. De gemeente zal niet meewerken aan het kunstmatig overeind houden
van bedrijven. Er zal daarom een goede afweging vooraf worden gemaakt ten aanzien van
het ondersteunen van starters vanuit de bijstand.
Gezien het brede terrein en de diverse doelgroepen en partners van het startersbeleid en de
noodzaak aan coördinatie en afstemming is het niet logisch het product onder te brengen bij
diverse beleidsproducten.
3.2
Prioriteiten en beleidsacties
Als gevolg van de bezuiniging m.i.v. 2003 op het beleidsproduct Starters (€ 150.000) en het GSBbudget (€ 341.590) is voor 2004 € 100.000 beschikbaar. Voor de jaren daarna is structureel € 62.000
beschikbaar. Mede–gelet op deze bezuinigingen zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de ambitie
verlaagd. Zo zal niet verder worden geïnvesteerd in het startersvolgsysteem en zal ter dekking van een
nieuw bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied gezocht worden naar andere financiële bronnen..
Dit betekent dat bovenstaande budget minimaal noodzakelijk is voor het opstellen van beleid en het
realiseren van de gewenste ontwikkelingen. Voor de komende vijf jaar worden de keuzen
beleidsmatig vertaald in vier concrete prioriteiten:
1. Bedrijfshuisvesting
- Ontwerp Innovatiebrief van de Provincie Zuid-Holland, ‘Kennismaken met de Kenniszaken, jan 2004
2. Begeleiding
3. Financiele ondersteuning projecten
4. Gemeentelijke dienstverlening.
Deze prioriteiten zijn al afgestemd met de andere gemeentelijke sectoren en worden in onderstaande
paragrafen nader uitgewerkt.
3.2.1
Bedrijfshuisvesting
Economisch beleid zet sterk in op behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting. Deze omvat:
 Beheer en kwalitatieve verbetering van SWO-gebouwen
 Mogelijkheden verkennen voor één overkoepelend stichting ABC, Bioparner Center
Leiden, CCLS en Fysieke uitbreiding ABC en Biopartner nagaan.
 Stimuleren/aanbieden van betaalbare huisvestingsmogelijkheden (middels beperken
exploitatielasten, huurgewenning) met daaraan gekoppelde voorzieningen en Flexibele
huurtermijnen (easy in, easy out).
 Keuze voor gemeenterealisatie of voor samenwerking met marktpartijen (aandacht voor
PPS), overheidsdeelname (garantie) in de risico’s).
 Opbouwen netwerken van vastgoedbeheerders van kleinschalige bedrijfsruimte.
 Bevorderen van uitstroom uit BVG-en door in besturen waarin de gemeente participeert
(SWO, ABC, Biopartner) maatregelen voor te stellen: verbod op uitbreiding in een
bedrijfsverzamelgebouw, geleidelijke huurverhoging en zorgen voor een continue stroom
aan nieuwe starters ter voorkoming van leegstand.
 Verrichten van marktonderzoek naar kleinschalige huisvesting en indien nodig realiseren
van nieuwe bedrijfsruimte (bijvoorbeeld in het Hallengebied).
 Opstellen programma van Eisen (PvE) voor nieuwe statersgebouwen.
 Scannen mogelijke gemeentelijke panden ten behoeve van starters.
 Promoten van startershuisvesting in SWO-gebouwen, ABC en Biopartner Center Leiden.
 Volgen en monitoren van starters in SWO-gebouwen, ABC en Biopartner Center Leiden.
 Behouden van in het bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimte en stimuleren van
functiemenging. Juist de economie in oude wijken biedt ruimte voor beginnende (allochtone)
ondernemers.
3.2.2
Begeleiding
Zoals eerder vermeld, heeft het bestuur van SWO wegens afgenomen aantal klanten en de toegenomen
concurrentie op de markt voor advisering en begeleiding van startende ondernemers moeten besluiten
te stoppen met de advies- en begeleidingsactiviteiten. Als gevolg hiervan zal de gemeente met ingang
van 2003 aan SWO geen vergoedingen meer verstrekken voor deze activiteiten. De gemeente Leiden
zal in overleg met het huidige bestuur van SWO de stichting (financieel) gezond maken, waarna het
bestuur zal worden overgedragen aan een nieuw te benoemen bestuur. In december zal uitvoerig
worden gerapporteerd over SWO.
De hierdoor ontstane leemte in de advies-en begeleidingsmarkt zal worden oplost door nauw samen te
werken met de KvKR. De gemeente zal zelf geen advies en begeleidingsdiensten aanbieden, maar
starters doorverwijzen naar De KvKR. Het is juist verhelderend om zo min mogelijk organisaties te
hebben die zich met starters bezighouden. Immers eerder is geconstateerd dat men door de bomen het
bos niet meer zit. Daarom is het goed om één krachtig loket te hebben. En de KvKR is de meest
logische partner. De Kamer biedt starters een breed scala van producten en diensten aan; van algemene
voorlichting (brocures en voorlichtingsmateriaal) tot op maat gesneden advies en praktische insteek
(seminars, maatwerkgesprekken en trajectbegeleiding). Zo beoordeelt de Kamer op verzoek van de
gemeente ondernemingsplannen van ondernemers die in SWO-gebouwen bedrijfsruimte willen huren..
Accountants en banken kunnen het traject aanvullen. Starters vanuit de bijstand en niet-loonvormende
ondernemers kunnen in het kader van Abw en Bbz in aanmerking komen voor tegemoetkoming in de
begeleidingskosten.
3.2.3
Financiële ondersteuning projecten
Het gemeentelijke startersbeleid zal ook in de komende jaren oog hebben voor nieuwe initiatieven
voor speciale doelgroepen. Door de bezuinigingen op het startersbeleid is daar echter nauwelijks
budget voor. Om die reden en om de samenhang tussen de versnipperde initiatieven te bevorderen zal
de gemeente de subsidiestroom zoveel mogelijk beperken tot enkele organisaties. Deze moeten zich op
de markt voor beginnende ondernemers hebben bewezen of naar verwachting veel starters opleveren.
Met deze organisaties zal de gemeente sluitende afspraken maken over informatie-uitwisseling en
prestaties.
Projecten die (mogelijk) ondersteund worden zijn:
 De participatie van de gemeente Leiden in het project SNBH/R wordt gecontinueerd.
 In navolging van het succesvolle SOIL-project werkt de gemeente samen met de Universiteit,
KvKR en Stichting Vrouwennetwerk Informatiekunde (SVI) aan het project Stimulating Female
Entrepreneurship in ICT (SFE-ICT). Het project zal gedurende 2 jaar (2002-2004) 45 vooral
vrouwelijke ondernemers ondersteunen bij het opzetten van een eigen bedrijf in de
informatietechnologie.
 Een goed middel om nieuw ondernemerschap op de publicitaire kaart te zetten en te promoten
blijkt het organiseren van starterswedstrijden. Behalve de directe, positieve effecten voor de
deelnemer, stimuleert het de belangstelling voor het starten van een eigen bedrijf. Het werkt
daarnaast imagoversterkend; het grote publiek krijgt meer aandacht en respect voor het
ondernemerschap. Daarom zal de gemeente Leiden blijven deelnemen in de starterswedstrijd LEF.
 In november 2003 organiseerde de KvKR Rijnland voor de derde keer de jaarlijkse ‘Startersdag’.
Het evenement trok meer dan 1000 bezoekers. Landelijk bezochten meer dan 27.000 mensen de
Startersdag. Op deze dag kan bij diverse stands en verschillende werkshops informatie
ingewonnen worden over het starten van een eigen bedrijf. Ook in 2004 zal de gemeente Leiden
deelnemen aan de Startersdag.
 Tijdens het ‘Tweede Zuid-Holland Kennisfestival’ op 22 oktober in Leiden is het ‘Informatiepunt
Technostarters Zuid-Holland’ officieel van start gegaan. Het Informatiepunt bevordert het starten
van een eigen bedrijf in een technische omgeving door de verschillende diensten die in ZuidHolland aan technische starters worden aangeboden onder de aandacht te brengen. Het project is
een initiatief van de Kennis Alliantie Zuid-Holland. Leiden participeert in deze alliantie.
De gemeente subsidieert geen individuele ondernemers.
3.2.4 Gemeentelijke dienstverlening
De gemeente zorgt voor goed startersklimaat door het bieden van goede dienstverlening
aan ondernemers en aan non-profit werkgevers. Het bieden van service spits zich
voornamelijk toe op de volgende items:
 Coördinatie startersbeleid: afstemming met andere afdelingen en sociale partners,
afstemming projecten, betrokkenheid marktpartijen/banken/accountants/adviesbureau’s,
ervaringsuitwisseling met andere gemeenten, best practices elders overnemen, zoals de
projecten ‘mini-ondernemingen’3, ‘scholier op de stoel van de ondernemer’4, ‘mentorplus’5. ’.
 Professionaliseren Servicepunt Bedrijven: het loket neemt de regie op zich van de
informatie-uitwisseling naar starters. Behalve als voorlichter zal het Servicepunt ook een
rol spelen als intermediair voor voorzieningen zoals BVG-en, startersprojecten en
3
In het project mini-ondernemingen wordt door studenten van het MBO en het HBO gedurende een jaar een
onderneming opgezet en gerund.
4
Het project ‘Scholier op de stoel van de ondernemer’ geeft scholieren in het studiehuis de mogelijkheid een dag met
een ondernemer mee te lopen in het bedrijf. Na afloop van deze dag krijgen de scholieren studiepunten voor de ervaring
opgedaan als ondernemer.
5
Het project ‘Mentor Plus’ koppelt ervaren ondernemers als coach aan (allochtone) ondernemers.
subsidiemogelijkheden. Hierdoor krijgen klanten een betere toegang tot die
voorzieningen. Tevens zal het Servicepunt marktontwikkelingen op het gebied van
starters en het midden- en kleinbedrijf gaan signaleren.
 Ondersteunen van starters- en kennisnetwerken: kennisuitwisseling, potentiële relatie- en
klantcontacten, marktverkenning, samenwerking met onderwijs- en kennisinstituten,
koppelen van het bedrijfsleven met de diverse kenniscentra en intermediairs etc.
 Promotie startersbeleid/publiciteit; breed promoten van beginnend
ondernemerschap(borrel, nieuwsbrief, internet, advertenties, brochures etc), organiseren
van ondernemerswedstrijden (b.v. Lef), promoten van het Servicepunt bedrijven.
 Acquisitie en werving: versterken accountmanagement, pro-actief beleid (initiatieven
herkennen en opsporen).
 Vergroten efficiëntie: aanjagen en verkorten doorlooptijd vergunningen en wettelijke
procedures.
 Intensievere samenwerking met Soza en overige partners (KvKR, CWI,
ondernemersverenigingen ed.) om beter grip te krijgen op de matching tussen vraag naar
en aanbod van arbeidskrachten en de mogelijkheden voor het starten van een eigen
bedrijf.
 Samen met de KvKR ontwikkelen van een interactief digitaal bedrijvenloket, waarvan het
startersloket onderdeel van is. Dit loket zal een nauwe relatie hebben met andere digitale
loketten van de KvKR en met digitale overheidsloket t.b.v. bedrijven.
Gezien het beperkte budget wordt het startersvolgsysteem geschrapt. Daarvoor in de plaats
zal de gemeente samen met Soza, KvKR en overige partners relevante gegevens over de
arbeids- en ondernemersmarkt (waarvan startersmarkt onderdeel van is) bundelen en de
mogelijkheden nagaan van een sociaal-economische barometer.
Samenvatting
Deze nota beschrijft en evalueert het beleid van de gemeente Leiden voor het ondersteunen
van startende ondernemingen en doet voorstellen voor de toekomstige koers van dit beleid.
Uitgangspunten van het beleid
In Leiden beginnen ongeveer 500 ondernemers per jaar een bedrijf. De gemeente vindt het
belangrijk om hen te stimuleren. Zij dragen bij aan de reguliere bedrijvigheid, creëren
werkgelegenheid en verlevendigen de stad.
Niet alleen om die redenen is een goed ‘startersklimaat’ essentieel. Het blijkt dat
ondernemers in spe bij de uitvoering van hun plannen zeer veel barrières te overwinnen
hebben. Die kunnen te maken hebben met onwetendheid, geldgebrek, ondoorzichtige
regelgeving, een onoverzichtelijk aanbod aan faciliteiten voor starters of het ontbreken van
geschikte bedrijfsruimte. Lang niet alle starters slagen erin om deze barrières te overwinnen.
Een coherent en overzichtelijk beleid is dus in het belang van de starters en kan hun kans op
succes vergroten.
Het Leidse startersbeleid sluit goed aan bij het rijks- beleid. Als voornaamste uitgangspunt
geldt het wegnemen van belemmeringen en het scheppen van kansen voor
ondernemerschap. Dit heeft geleid tot tal van projecten en de oprichting / ondersteuning van
organisaties die zich richten op de begeleiding en huisvesting van starters.
Organisaties en instanties voor starters
De belangrijkste organisaties die ondersteuning bieden aan starters zijn de Kamer van
Koophandel Rijnland (KvKR), de Belastingdienst, Instituut Midden- en Kleinbedrijf (IMK), de
universiteit, accountants en makelaars en banken. De gemeente heeft het Servicepunt
Bedrijven als één loketfunctie voor (startende) ondernemers. Bij de dienst Sociale Zaken
kunnen zelfstandigen uitkeringen of andere regelingen aanvragen.
Het beleid in de afgelopen jaren
Het totale budget van Economische Zaken (EZ) voor het startersbeleid bedroeg tot voor kort
ruim € 206.050 ( 454.075) per jaar. Dit bedrag is gedurende een periode van 10 jaar
helemaal besteed aan de Stichting Werk en Onderneming (SWO, voorheen SWL).
SWO bood tot 2002 integrale ondersteuning bij het starten van een eigen onderneming. Zij
richtte zich daarbij op beginnende ondernemers met een minder gunstige uitgangspositie.
Het aanbod bestond uit individuele en collectieve bedrijfsadvisering,
financieringsondersteuning en de verhuur van bedrijfsruimten.
Voorjaar 2003 besloot de Stichting haar taken af te bouwen, onder andere vanwege een
afnemend aantal klanten. Zij verhuurt nu alleen nog units aan starters in vier
bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en).
Vanaf 1999 is er een helder programma voor het beleid ten aanzien van ‘starters en nietloonvormende ondernemingen’. Dat programma is een onderdeel van het Leidse
grotestedenbeleid (GSB) en is opgenomen in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP)
voor 1999-2004.
Daarin stonden 5 concrete doelen voor het startersbeleid:
11. Toename van aantal startende ondernemingen met 25 per jaar.
12. Per doelgroep of sector worden er samenwerkingsverbanden (startersprojecten)
opgezet.
13. Middels de Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) voorzien 5 kunstenaars in eigen
levensonderhoud.
14. De ontwikkeling van een ‘startersvolgsysteem’ in samenwerking met de KvK.
15. Het realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen voor startende ondernemers.
Resultaten
We kunnen concluderen dat Leiden de afgelopen jaren op de goede weg is met
bovengenoemde doelstellingen. Een positief resultaat is bijvoorbeeld dat in 2000 het aantal
starters in een breed scala van sectoren en branches toenam. Het aantal startende allochtone
ondernemers bijvoorbeeld is in de periode 1990-2000 meer dan verdubbeld. Verder
stroomden 16 kunstenaars uit de regeling Wet Inkomens Kunstenaars (WIK); zij verwierven
op eigen kracht voldoende inkomsten. WIK blijkt een voldoende stimuleringsinstrument te
zijn en daarmee is een apart project gericht op kunstenaars, niet langer nodig. Het tekort aan
voorlichting en begeleidingstrajecten van potentiële starters is succesvol aangepakt met
projecten voor bedrijven in de life sciences, ICT en innovatieve starters. Voorts maakte de
gemeente met het Servicepunt Bedrijven een begin met het klantvraagvolgsysteem (KVS) en
daarmee ook met het startersvolgsysteem. Dit is een belangrijk instrument om inzicht te
krijgen in de aantallen en in de problematiek van starters. Ook is er een
bedrijfsverzamelgebouw bijgekomen in Bioscience Park.
Toch zijn er nog kwesties die verbetering behoeven. Er was en is dus een ruim aanbod aan
ondersteuning, maar het probleem is dat starters hier nog weinig gebruik van maken en dat
dit aanbod erg versnipperd is. Ook vertonen de verschillende initiatieven nog te weinig
samenhang. De stijging van het aantal starters in 2000 is door de economische terugval weer
tenietgedaan in 2001 en 2002.. En het aanbod aan geschikte huisvesting voor startende
ondernemers kan niet geheel aan de markt overgelaten worden, zo blijkt. De overheid moet
hier een rol in blijven spelen.
Voorstellen voor de toekomst
De gemeente zal zich de komende jaren nog intensiever moeten bezighouden met het
scheppen van een goed klimaat voor beginnende ondernemers. Het doel blijft: het faciliteren
en ondersteunen van startersinitiatieven.
Het ontwikkelen van het beleid ten aanzien van starters is de verantwoordelijkheid van EZ.
Deze zorgt waar nodig voor afstemming met de overige gemeentelijke afdelingen en externe
instanties.
Als gevolg van de structurele bezuiniging op het beleidsproduct Starters m.i.v. 2003 van €
212.000 naar € 62.000 zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de ambitie verlaagd. Dit
betekent dat € 62.000 minimaal nodig is voor het uitvoeren van onderstaande prioriteiten en
de daaruit voortvloeiende beleidsacties. Deze acties zijn al afgestemd met de andere
gemeentelijke sectoren.
Vier prioriteiten voor het startersbeleid:
4. Behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting: beheer en kwalitatieve verbetering van
SWO-gebouwen; onderzoeken van één overkoepelend stichting ABC/Bioparner Center/
CCLS en Fysieke uitbreiding ABC en Biopartner nagaan; opbouwen netwerken van
vastgoedbeheerders; bevorderen van uitstroom uit BVG-en, verrichten van
marktonderzoek naar startershuisvesting; bij behoefte realiseren BVG in het
Hallengebiedn; opstellen programma van Eisen (PvE) voor nieuwe BVG-en, scannen
gemeentelijke panden voor starters, promotenBVG-en, monitoren starters in SWOgebouwen, ABC en Biopartners; behoud van in bestemmingsplan voorziene
bedrijfsruimte en stimuleren van functiemenging.
5. Bieden van begeleiding: EZ biedt zelf geen advies- en begeleidingsdiensten aan, maar
werkt op dit punt nauw samen met de KvK.
6. Financiële ondersteuning van de volgende projecten: Stimulating Female Entrepreneurship
in ICT, Stichting Nieuwe Bedrijvigheid Haaglanden Rijnland, LEF , Startersdag,
Informatiepunt Technostarters Zuid-Holland.

Verbeteren gemeentelijke dienstverlening: coördineren startersbeleid; professionaliseren
Servicepunt Bedrijven, ondersteunen van starters- en kennisnetwerken, promotie
startersbeleid/publiciteit, acquisitie en werving(versterken accountmanagement en
opsporen van initiatieven), vergroten efficiëntie (aanjagen en verkorten doorlooptijd
vergunningen), ontwikkelen interactief digitaal bedrijvenloket, intensieve samenwerking
met SoZa en KvKR.
1
Inleiding
Aanleiding
De behoefte van het Leidse bestuur aan een overzicht van de gehele startersproblematiek vormt de
aanleiding voor deze nota.
Waarom een startersbeleid?
De gemeente Leiden vindt het belangrijk om beginnende ondernemers te steunen en te zorgen voor
een goed ‘startersklimaat’. Nieuwe bedrijven dragen immers bij aan de groei, vernieuwing en
dynamiek van onze economie. Daarnaast leveren zij een belangrijke bijdrage aan het leefklimaat in
woonbuurten en integratie van minderheden.
Maar ondersteuning is ook noodzakelijk omdat ondernemers in de beginfase vaak stuiten op een
veelheid aan obstakels. Die variëren van een gebrek aan marktinzicht, aan kapitaal en
ondernemingskwaliteiten tot het gebrek aan betaalbare bedrijfsruimte, de veelheid aan regelgeving en
een onoverzichtelijk aanbod van instanties.
De gemeente heeft een belangrijke, maar zeker geen exclusieve, rol bij het aanpakken van deze
knelpunten. Naast commerciële partijen, zoals banken en accountants, spelen andere overheden (rijk,
provincie) en tal van intermediaire organisaties, zoals de KvKR , ieder een eigen rol. Samenwerking
en afstemming met deze organisaties is daarom essentieel. In deze nota zullen we op diverse plaatsen
nader ingaan op die samenwerking.
Rijks- versus gemeentelijk beleid
Op rijksniveau is er veel aandacht voor startende ondernemers. Met de operatie ‘Beter bestuur voor
burgers en bedrijf’, wil het kabinet de regelzucht en bureaucratie van de overheid terugdringen.
Opvallend is dat de belangrijkste betrokken ministeries verschillende accenten leggen. Economische
Zaken legt een accent op starters waarbij nieuwe innovaties tot ontwikkeling komen en richt zich
veelal op kansrijke starters. Sociale Zaken focust zich sterk op de reïntegratie van werklozen (moeilijk
plaatsbaren in de arbeidsmarkt) en zet onder meer in op de minder kansrijke starterscategorie.
Leiden, mede daartoe aangezet door het grotestedenbeleid (GSB), integreert de twee
accenten in gemeentelijk beleid waarbij ook andere doelstellingen (stedelijke revitalisering)
mee zijn gediend. Uitgangspunt daarbij is het scheppen van kansen en het wegnemen van
belemmeringen. Dit heeft geleid tot tal van initiatieven. De gemeentelijke dienstverlening is
gestroomlijnd en er is een uiteenlopende scala aan faciliteiten ontstaan. Specifieke projecten
spelen in op de diverse doelgroepen en ambities. Middels coaching en subsidieregelingen
worden starters vanuit de bijstand ondersteund bij het opzetten van een eigen bedrijf.
Daarnaast werkt de gemeente in toenemende mate met diverse marktpartijen.
Definitie starter
De KvKR definieert een startende onderneming als: “Het beginnen van een nieuwe economische
activiteit door een man/vrouw die nog niet een onderneming heeft.” Deze definitie impliceert dat
overname van bestaande bedrijven en oprichting van nieuwe dochterondernemingen niet tot het begrip
‘starter’ gerekend worden.
Over de vraag hoe lang de startfase voor een bedrijf duurt bestaat geen eenduidigheid. De grens kan
getrokken worden bij drie jaar, maar ook bij vijf of tien jaar.
Doel en opbouw nota
Het doel van deze nota is: Het huidige startersbeleid in Leiden in kaart brengen, evalueren en
voorstellen doen voor de koers van het gemeentelijke beleid op dit terrein.
Deze nota is als volgt opgebouwd. De samenvatting in het begin geeft in principe de meest essentiële
informatie. Hoofdstuk 2 biedt een evaluatie van de huidige situatie en beschrijft in hoeverre eerder
gestelde doelen gehaald zijn. In hoofdstuk 3 worden voorstellen geformuleerd voor het toekomstige
startersbeleid.
2. Het startersbeleid in Leiden
In dit hoofdstuk wordt het startersbeleid in Leiden geëvalueerd. Allereerst wordt in paragraaf 2.1
ingegaan op de periode vóór 1999. In de tweede paragraaf wordt het startersbeleid na 1999
beschreven. Aan de orde komen de ontwikkeling van het aantal starters en de diverse initiatieven ter
stimulering van nieuwe bedrijvigheid. In paragraaf 2.3 wordt de waardering van het startersbeleid
door ondernemers gepresenteerd. Tot slot worden op grond van de resultaten in paragraaf 2.4
conclusies getrokken.
2.1
Het beleid vóór 1999
In 1983 is de Stichting Werkgelegenheid Leiden (SWL) opgericht, op initiatief van het
gemeentebestuur van Leiden. De Stichting richtte zich op ‘kansarme’ starters: mensen die veelal
vanuit een uitkeringssituatie een eigen bedrijf wilden opzetten. SWL beheerde en verhuurde
bedrijfsruimten, verleende borgstellingen en begeleidde mensen bij de oriëntatie op het zelfstandig
ondernemerschap en de start van een eigen bedrijf. Dit laatste gebeurde in de vorm van individuele of
collectieve bedrijfsadvisering (cursussen, themabijeenkomsten).
Het aantal klanten dat bij SWL aanklopte voor individuele bedrijfsadvisering bedroeg tot en met 1998
gemiddeld 350 per jaar. Het totaal aantal huurders in de bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-(en)
bedroeg gemiddeld 121 per jaar; de bezettingsgraad was 90 procent. Tabel 1 geeft een overzicht van
de kerngetallen van SWL voor de periode 1992-2000.
Tabel 1: kerngetallen SWL 1992-2000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Advies door een starteradviseur
284
357
391
394
408
417
225
274
391
Gebruik collectieve advisering
382
422
430
425
373
324
52
64
64
Een groot deel van de mensen die door SWL begeleid werd bestond uit allochtonen (26 procent) en
starters vanuit de bijstand (45 procent).
2.2
Het huidige startersbeleid
Het startersbeleid na 1999 komt direct voort uit het GSB van Leiden. Dat beleid is neergelegd in het
Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) voor 1999-2004. Daarbinnen vormen ‘startende en nietloonvormende ondernemingen’ een deelprogramma. Dat stelt zich ten doel: ‘het creëren van een
infrastructuur waarin men gemakkelijk de weg weet te vinden naar het starten van een eigen
onderneming.’ Hiervoor werden vijf concrete doelstellingen geformuleerd. In de volgende paragrafen
evalueren we kort de ervaringen per doelstelling.
2.2.1. Doelstelling 1: toename van het aantal starters
De eerste doelstelling uit het MOP was een stijging van het aantal nieuwe ondernemingen met 25 per
jaar, waarvan het aandeel kansrijke (biochemie, automatiseringsdiensten, onderzoek- en
ontwikkelingsinstellingen) en kansarme (werklozen, etnische minderheden) starters 10%
respectievelijk 5% bedraagt.
Ontwikkelingen starters
In leiden bedraagt het aandeel starters in de totale bedrijvenpopulatie circa 10%. Tabel 2 geeft een
beeld van de ontwikkelingen van het aantal en overlevingskansen van starters in Leiden.
Tabel 2: aantal en overlevingskansen starters in Leiden
Sectoren
Industrie
Bouw
Groothandel
Detailhandel
Horeca
Vervoer
Zakelijke en overige diensten
Totaal
Aantallen
1999
17
94
39
32
20
18
268
488
2000
20
117
33
45
14
10
295
534
2001
21
84
25
42
20
7
246
445
Aandeel
2002
21
89
27
42
17
18
211
425
Overlevingskanse
n
na 5 jaar
Gemiddeld
Gemiddeld
4%
54%
20%
56%
7%
41%
9%
45%
4%
50%
3%
47%
53%
50%
100%
49%
De toename van het aantal starters was het hoogst in 2000. De economische terugval heeft directe
gevolgen voor het aantal starters gehad. Vanaf 2001 is het aantal starters sterk aan het dalen. In 2001
waren er al 89 minder starters dan in 2000. In 2002 zette deze tendens zich voort en daalde het aantal
staters met ongeveer 206. De grootste teruggang heeft zich voorgedaan in de dienstensector. Deze
sector bestaat onder andere uit het bankwezen, verzekeringen, makelaars, reclamebureaus,
uitzendbureaus, kappers, schoonmaak en beveiligingsbedrijven, automatiserings- en
onderzoeksdiensten. De industrie en detailhandel bleven nagenoeg gelijk. Uitzondering vormde
vervoer, waar een opleving merkbaar was.
De meeste starters in Leiden starten in de dienstensector. Ruim 53% van het aantal starters is actief in
de zakelijke en overige dienstverlening. Daarnaast is 20% van het aantal starters actief in de
bouwsector. Kijken we naar de onderliggende branches, dan is het aandeel kansrijke starters
6
Hiermee volgt Leiden de landelijke trend: in 2000 telde Nederland 53.793 starters( een stijging van circa 7000),
waarna het aantal starters in 2002 daalde naar 42.598.
(biochemie (0), automatiseringsdiensten (41), onderzoek- en ontwikkelings-instellingen(5)) gemiddeld
9%.
De overlevingskansen voor starters zijn redelijk. Gemiddeld is na 2 jaar 25 procent van de nieuwe
bedrijven weer beëindigd en na 5 jaar circa 50 procent. Per bedrijfstak zijn echter verschillen. Van de
bedrijven in de bouwnijverheid en de industrie overleeft na vijf jaar circa 56%, respectievelijk 54%. In
de sector zakelijke diensten en horeca is dit percentage met 50% lager, maar altijd nog één op de twee
bedrijven. Groothandel, detailhandel, en vervoer bieden een relatief kleine kans op overleving binnen
vijf jaar, gemiddeld 44%. De detailhandel en transport kennen verzadigde markten, waardoor het lastig
is voor nieuwe bedrijven om te overleven. Ook verschillen in voorbereiding kunnen een oorzaak zijn
voor verschillen in overlevingskansen.
De creatie van werkgelegenheid vindt plaatse door oprichting van nieuwe bedrijven of door bestaande
bedrijven die groeien. Door het inkrimpen of door het opheffen van bestaande bedrijven gaat
werkgelegenheid verloren. De werkgelegenheidsverandering is het saldo van deze banencreatie en
banenvernietiging. In Leiden creëren startende bedrijven samen jaarlijks circa 2.000 banen. Dat is 4%
van het aantal werkzame personen in Leiden.
Ondernemen vanuit de bijstand
De dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid (SOZA) beschikt over verschillende uitkeringen en
regelingen voor zelfstandigen. Dit zijn belangrijke instrumenten om zelfstandig ondernemerschap van
bijstandsgerechtigden te ondersteunen. Op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
(Bbz) en het Algemene bijstandswet (Abw) kan de dienst naar gelang de levensfase waarin het bedrijf
zich bevindt aan startende ondernemers die in Leiden wonen, inkomensondersteuning en/of
bedrijfskapitaal verstrekken. De inkomensondersteuning wordt in vorm van een renteloze geldlening
maandelijks uitgekeerd voor maximaal 36 maanden. De maximaal aan starters te verstrekken
bedrijfskapitaal bedraagt € 30.417. De rente blijft gedurende de looptijd van de lening (maximaal 10
jaar) onveranderd en bedraagt 4,5%.
Starters die nog niet zijn gestart maar wel binnen een jaar voorneemmens zijn een bedrijf of
zelfstandig beroep te beginnen kunnen aanspraak maken op het préstarttraject. Deze bestaat
onder meer uit voortzetting van de bestaande uitkering, tegemoetkoming in de scholingsbegeleidingskosten en een renteloos voorbereidingskrediet van maximaal € 2.513. Deze
voorbereidingskrediet is voorlopig renteloos. Als de belanghebbende na afloop van de
voorbereidingsperiode niet is gestart wordt de geldlening kwijtgescholden, anders wordt de
geldlening omgezet in een rentedragende geldlening. Voor de advisering en begeleiding van
starters wordt gebruik gemaakt van de diensten van het IMK en tot voor kort van SWO.
Per jaar hebben gemiddeld 30 starters een aanvraag ingediend voor Bbz. Slecht 10 van deze
aanvragen zijn gehonoreerd; de gemeente kent een lening in het kader van het Bbz pas toe
als een andere wijze van financiering onmogelijk blijkt. Bovendien worden starters met
kansarme plannen gewezen op andere mogelijkheden (werkgelegenheidsprojecten) dan het
ondernemerschap. Overigens stappen veel potentiële starters zelf van hun voornemen af om
een eigen bedrijf te beginnen.
Naast deze groep die met hulp van Bbz een eigen bedrijf is begonnen, is er ook een
onbekend aantal bijstandsgerechtigden die zonder hulp van Bbz zijn gestart.
Allochtone ondernemers
Helaas zijn er weinig cijfers beschikbaar over startende ondernemers van allochtone afkomst. De
KvKR registreert immers niet op etnische afkomst. Toch geven de beperkte gegevens uit het
onderzoek Monitor etnisch ondernemerschap 2000 een beeld van de (eerste generatie) allochtone
ondernemers in Leiden. In de periode 1990 tot 1999 is het aantal startende allochtone bedrijven meer
dan verdriedubbeld; van 19 tot 60. Allochtonen maken hiermee 12 procent uit van het totale aantal
starters.
Wel lopen zij een vrij grote kans ten onder te gaan. Kijken we naar de bedrijven die in 1992 startten,
dan blijkt dat 77 procent daarvan eind 2000 niet meer bestaat. Knelpunten voor allochtone
ondernemers zijn: een gebrekkige professionaliteit in het ondernemen, de zwakke basis van veel
bedrijven en een geringe deelname aan zakelijke netwerken. Daarnaast is de dienstverlening voor
starters nog onvoldoende toegankelijk voor hen. Voor deze doelgroep zou het Mentor Plus project een
oplossing kunnen zijn. Dit project koppelt ervaren ondernemers als coach aan allochtone ondernemers,
die een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij hun bedrijfsvoering.
2.2.2
Doelstelling 2: projecten om starters te ondersteunen
De tweede doelstelling van het MOP was het opzetten van projecten die starters begeleiding en
ondersteuning bieden. Het moest een vorm van maatwerk zijn: aansluiten bij de uiteenlopende
behoeften en knelpunten van beginnende ondernemers. Hieronder volgt een overzicht van de
belangrijkste initiatieven. Daarbij onderscheiden wij 2 groepen: de reguliere starters en de
kennisstarters.
REGULIERE STARTERS
SWO: van begeleiding naar huisvesting
Het volledige budget van de sector Economische Zaken (EZ) voor starters is al vele jaren
benut voor het subsidiëren van de Stichting Werk en Onderneming (SWO, voorheen SWL).
Vanaf 1998 bedroeg het budget € 200.000 per jaar; in de jaren daarvoor was dat € 280.000.
De Stichting kampt sinds 1997 met een aanzienlijke daling in het aantal cliënten; de economie trok aan
en hierdoor namen de alternatieven in loondienst toe en droogde de oorspronkelijke doelgroep van
SWO op. Inmiddels worden veel van de advies- en begeleidingsdiensten van SWO tegen redelijke
tarieven door de KvKR aangeboden. Het lukt de stichting daarom niet om inkomsten te genereren in
een marktsituatie.
Om deze reden heeft het bestuur van SWO besloten om te stoppen met al haar advies- en
begeleidingsactiviteiten. Hierdoor is het startersbudget structureel m.i.v. 2003 met € 150.000
verminderd. SWO blijft nog wel units verhuren aan startende ondernemers in BVG-en.
Starten met LEF
Elk jaar organiseert Leiden een wedstrijd voor startende ondernemers onder de naam LEF.
Deze wedstrijd vormt voor veel starters een stimulans en een leerervaring. Bovendien zorgt
de wedstrijd voor veel positieve publiciteit over het starten van een eigen bedrijf. Jaarlijks
nemen 12 nieuwe bedrijven, waarvan gemiddeld 8 uit Leiden, deel aan de wedstrijd. De
stichting ontvangt een jaarlijkse gemeentelijke bijdrage van € 4.538. In het bestuur van de
organisatie zitten behalve de gemeente en de KvKR ook marktpartijen. Het secretariaat van
Lef wordt gedaan door de gemeente Leiden.
KENNISSTARTERS
Innovatieve (door)startende ondernemingen: SNBH/R
In april 1999 is de Stichting Nieuwe bedrijvigheid regio Haaglanden/Rijnland (SNBH/R) van
start gegaan. Deze stichting stelde zich ten doel om in drie jaar tijd 40 nieuwe bedrijven te
begeleiden. Uiteindelijk zijn 46 bedrijven, waarvan 5 in Leiden begeleid. In totaal schiepen
deze nieuwe bedrijven 220 arbeidsplaatsen, waarvan 69 in Rijnland en 31 in Leiden.
De totale gemeentelijke bijdrage aan dit project bedroeg € 25.865 (fl. 57.000). In dit project
werken de gemeenten Den Haag, Delft, Rijswijk en Leiden en de Provincie Zuid-Holland
samen met marktpartijen.
Gezien het feit dat de projectdoelen zijn bereikt, is het project per september 2002
voortgezet met deels nieuwe deels oude participanten, waaronder de gemeente Leiden.
Momenteel worden er 31 initiatieven (waarvan 9 in Leiden) begeleid, verdeeld over diverse
sectoren. Het uiteindelijke doel is om 45 nieuwe bedrijven te gaan ondersteunen.
ICT-starters: SOIL
In de periode 1998-2000 participeerde de gemeente Leiden, samen met de universiteit en de
Provincie Zuid-Holland, in het project ‘Spin-off Leiden’ (SOIL). Het doel van dit project was om
in twee jaar tijd vanuit de universiteit 20 ICT-bedrijven op te starten. Leiden ondersteunde dit
project met een bedrag van €181.512 (f 400.000). Bij de afsluiting in december 2000 waren er
19 bedrijven in Leiden actief. Het aantal gecreëerde banen bedroeg 30.
Starters in de life sciences
In april van 2002 is het Biopartner Center - ook wel aangeduid als ‘de Incubator’ - geopend.
Het is een centrum voor startende biotechnologische bedrijven en het biedt naast
huisvesting (zie 2.2.5) ook ondersteuning en begeleiding aan startende ondernemers. De
begeleiding bestaat uit het helpen van ondernemers aan kapitaal en ze in contact brengen
met juristen, consultants en andere ondernemers.
Een ander initiatief dat de gemeente Leiden financieel ondersteunt is het Competence
Center Life Science (CCLS). Dit kenniscentrum is een initiatief van de provincie Zuid-Holland
en de gemeenten Den Haag, Delft en Leiden. Inhoudelijk en geografisch is het centrum
breder dan de Incubator. Beide centra werken nauw met elkaar samen. Het doel van het
kenniscentrum is om de kennis van de drie Zuid-Hollandse universiteiten zoveel mogelijk in
de provincie zelf te benutten.
Leiden draagt in de periode 2002-2006 een bedrag van € 279.865 bij aan CCLS, waarvan €
200.000 ten laste komt van het GSB-programma ‘Kennis van Zaken. Op den duur moet het
centrum zichzelf zonder subsidies zien te bedruipen.
2.2.4
Doelstelling 3: stimuleren van kunstondernemingen
Meer Leidse kunstenaars zouden hun kwaliteiten kunnen exploiteren via een bedrijfsmatige
opzet van hun kunstproductie. Leiden wilde dat bereiken door minstens 5 kunstenaars in het
kader van het Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) te ondersteunen bij het starten van een eigen
onderneming. De wet is bedoeld om kunstenaars te ondersteunen bij de opbouw van een –
al dan niet gemengde – beroepspraktijk en om een tijdelijke terugval in hun inkomen op te
vangen. Kunstenaars die aan bepaalde voorwaarden voldoen kunnen maximaal 48 maanden
een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud ontvangen, binnen een periode van
maximaal 10 jaar.
Uit een onderzoek van SOZA van dit jaar bleek dat kunstenaars in het algemeen positief
oordelen over de uitvoering van de WIK. Door de ruimte die deze wet hen geeft kunnen ze in
vrijheid aan hun beroepsontwikkeling werken. Zij zien de financiële ondersteuning middels
flankerend beleid als erg doelmatig en hebben er veel waardering voor. De ondersteuning
benutten zij voor de aanschaf van apparatuur of gereedschappen, het volgen van cursussen,
het maken van een portfolio en van voorlichtingsmateriaal.
De meeste kunstenaars die de maximale uitkeringtermijn bereiken, verwachten geheel
zelfstandig een oplossing te zullen vinden. Van de 33 kunstenaars waarvoor in 1999-2002 de
uitkering is beëindigd, genereren er 16 voldoende inkomsten. Wel is duidelijk dat vooral de
kansrijke kunstenaars uit het WIK stromen en dat de kansarme achterblijven. De laatste
genereren niet voldoende inkomsten uit hun beroepspraktijk en zijn vaak ook niet bereid om
daarnaast werk in loondienst te verrichten.
Gezien de uitkomsten van dit onderzoek is het niet langer nodig om een apart project op te zetten voor
de begeleiding en ondersteuning van kunstenaars. Zij kunnen immers middels het flankerend beleid de
nodige ondersteuning en begeleiding krijgen. Het GSB-bedrag van € 68.070 dat voor dit project
beschikbaar stond, is in het jaarplan 2003 ter beschikking gesteld aan andere startersprojecten.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SW) heeft besloten om per 1 januari 2004 het
aantal centrumgemeenten dat belast is met de uitvoering van de WIK terug te brengen van 39 naar 19.
Als gevolg van deze herindeling zijn de WIK-werkzaamheden uitgevoerd door de gemeente Leiden,
overgedragen aan de gemeente Den Haag.
2.2.5
Doelstelling 4: startersvolgsysteem
Doelstelling 4 van het MOP was het opzetten van een startersvolgsysteem. Dat is wenselijk omdat de
groep starters in Leiden diffuus is en we weinig inzicht hebben in de omvang en prestaties van
startende ondernemingen. Met een volgsysteem kunnen we de starters in de stad, hun vragen en
behoeften en de effecten van de dienstverlening nauwkeurig en over een langere periode in beeld
krijgen.
Met het in gebruik nemen van het klantvraagvolgsysteem (KVS) door het Servicepunt Bedrijven is
tevens een eerste aanzet gedaan met het startersvolgsysteem. Echter de aan de hand van dit systeem
verkregen informatie over starters blijft summier. De reden hiervoor is dat startende ondernemers zich
nauwelijks melden. Immers, anders dan met de KvKR, heeft men om te beginnen de gemeente niet per
se nodig. Daarom is besloten niet verder te investeren in het startersvolgsysteem, maar de
gemeentelijke inzet te beperken tot het volgen van starters in BVG-en. Overige Informatie over
starters zal de gemeente opvragen bij de KvKR.
2.2.6
Doelstelling 5: BVG-en voor starters
Leiden had te weinig betaalbare bedrijfsruimte voor startende bedrijven. Vandaar doelstelling 5 van
het MOP: het realiseren van voldoende geschikte (kleinschalige) huisvesting voor beginnende en
doorstartende bedrijven.
In Leiden bieden drie stichtingen bedrijfshuisvesting aan startende ondernemers. Dat zijn Stichting
Werk en Onderneming (SWO), Stichting Academisch Bedrijven Centrum (ABC) en Stichting
Biopartner. Samen beheren zij zes BVG-en. Deze gebouwen bieden naast de fysieke huisvesting in
kleine units ook allerlei andere faciliteiten die voor iedere kleine ondernemer afzonderlijk meestal te
duur zijn. Het gaat om faciliteiten als telefoonservice, een secretariaat, kopieermogelijkheden,
vergaderruimte en beveiliging.
De gemeente Leiden is vertegenwoordigd in de besturen van genoemde drie stichtingen.
SWO
SWO beschikt in Leiden over ruim 149 bedrijfunits in vier BVG-en: Olga, Mostertcomplex,
Frambozenweg en het pand aan de Ir.Driessenstraat. Het merendeel van de huurders beschikt over
kleine units – gemiddeld 50 vierkante meter. De huurprijs bedraagt 50 -75 procent van de marktprijs.
De huurcontracten hebben in de regel een looptijd van 5 jaar. Er is weinig leegstand; de
bezettingsgraad is boven de 90 procent. Er is wel sprake van achterstallig onderhoud in de panden.
Academisch Bedrijven Centrum
Het Academisch Bedrijven Centrum (ABC) biedt kleinschalige huisvesting aan
kennisintensieve bedrijven voor laboratorium en kantoorruimte. Momenteel zijn 16 bedrijven
in het ABC gehuisvest. Er is nagenoeg geen leegstand. De gemeente levert tegen een
gereduceerd tarief, voor 9 uur per week (€ 30.500 per jaar) de commercieel directeur.
Biopartner
In april van 2002 is er een BVG op het Bio Science park gekomen, aan de Wassenaarseweg. Dit
Biopartner Center Leiden is vooral bedoeld voor startende biotechnologische bedrijven. Het is een
gezamenlijke initiatief van de gemeente Leiden, de Universiteit Leiden en het Leidse Universitaire
Medisch Centrum (LUMC).
Momenteel beslaat het centrum meer dan 1000 m 2 kantoor- en laboratoriumruimte en biedt aan zes
bedrijven onderdak. De komende jaren kan daar circa 5000 vierkante meter bij komen. Het centrum
kan dan aan 75 bedrijven onderdak bieden.
De startende bedrijven betalen een huurprijs (inclusief energie en schoonmaakkosten) van € 160 per
vierkante meter voor de kantoorruimte en € 260 per vierkante meter voor de laboratoriumruimte.
Het centrum wordt gefinancierd door de drie initiatiefnemers tezamen met een subsidie van het
Ministerie van Economische Zaken. De gemeentelijke bijdrage is € 385.713.
BVG-en voor doorstarters
Een groot knelpunt in de startershuisvesting is de geringe uitstroom uit de BVG-en. Dat heeft twee
redenen. Het ontbreekt aan doorstroommogelijkheden voor huurders, maar de verhuurders stimuleren
de uitstroom van bedrijven ook niet. Er is dus behoefte aan een huisvestingvoorziening voor bedrijven
die de startfase ontgroeid zijn, maar nog niet toe zijn aan de aanschaf van bedrijfsruimte op de markt.
Voor dit soort bedrijven komen er nu grotere BVG-en.
Zo ontwikkelt PCS Design & Construction op het Bio Sciense Park op commerciële basis het circa
6500 vierkante meter grote Beagle Life Sciences Center aan de Darwinweg. In oktober 2004 moet het
worden opgeleverd. Het pand zal onderdak bieden aan tien à elf biotechnologiebedrijven met
gemiddeld 20 werknemers. Behalve kantoorruimte en laboratoria komen er parkeerplaatsen en
faciliteiten als beveiliging en schoonmaak. Kantoorruimte kost minimaal € 145 per vierkante meter per
jaar, labruimte € 190 per vierkante meter.
In hetzelfde Bio Science Park wordt ook het Crown BIOlab (bedrijfsverzamelgebouw) gebouwd.
Een derde project betreft een BVG voor doorstarters in het Hallengebied in Leiden Noord . Verder
wordt gestreefd om ook in de voormalige Meelfabriek bedrijfsruimte te creëren voor (door)starters.
De laatste twee projecten bestudeert de gemeente nog.
Om de geringe uitstroom uit BVG-en op te vangen is het echter niet genoeg om nieuwe, dure
bedrijfsruimten te creëren. Al is het alleen maar omdat veel ondernemers de huurprijs niet kunnen
betalen of omdat de voorzieningen niet aansluiten bij hun specifieke behoeften.
Woonwerkwoningen
Voor het versterken van de economische vitaliteit en diversiteit, en het terugbrengen van de
werkgelegenheid in de wijken ontwikkelt de gemeente kleinschalige bedrijfsruimten. Dat gebeurt
onder meer op de Rooseveltstraat (bestaand) en het EWR/slachthuisterrein (nieuw). Het gaat daarbij
vaak om zogenaamde plinten: begane grondlaag van woonblokken. Deze actie levert weliswaar
huisvesting op voor startende ondernemers, maar het huurniveau blijft een probleem. Startende
ondernemers zijn vaak niet in staat om de marktwaarde te betalen.
2.3
Waardering startersbeleid
De meeste GSB-gemeenten hebben beleid ontwikkeld ter bevordering van zelfstandig
ondernemerschap. Hoewel er verschillen bestaan hoe aan het beleid invulling wordt gegeven
spitsen zij zich voornamelijk toe op de volgende items: het subsidieren van
startersinitiatieven, het bieden van startersbegeleiding en huisvesting, het opzetten van
(innovatie)netwerken en het organiseren van starterswedstrijden.
Tabel 3 geeft de waardering door ondernemers van het gevoerde startersbeleid per stad
weer.
Het startersbeleid wordt in de tussenmeting 2002 hoger gewaardeerd dan tijdens de eerste
meting(1999). De G26 kent een duidelijke toename van de waardering, de G4 net als de
G5 slechts een beperkte. Leiden zit met een score van 6,2 op het gemiddelde van de G30.
Tabel 4 Waardering startersbeleid door ondernemers 1999 en 2002
Gemeente
Amsterdam
Den Haag
Rotterdam
Utrecht
G4
Alkmaar
Almelo
Amersfoort
Arnhem
Breda
Den Bosch
Deventer
Dordrecht
Eindhoven
Emmen
Enschede
Groningen
Haarlem
Heerlen
Helmond
Hengelo
Leeuwarden
Leiden
Lelystad
Maastricht
Nijmegen
Schiedam
Tilburg
Venlo
Zaanstad
Zwolle
G30
2.4
Nulmeting
5,4
5,8
6,5
6,0
5,9
6,0
5,8
6,1
6,0
6,3
5,6
5,8
6,0
6,1
5,8
6,2
6,2
5,8
6,0
5,7
5,8
6,3
6,0
5,9
6,5
5,9
5,4
6,1
5,9
6,1
5,7
6,0
Conclusies en aandachtspunten
Tussenmeting
5,7
6,0
6,3
6,1
6,0
6,2
6,1
6,2
6,1
6,3
5,8
6,3
6,5 
6,2
6,0
6,4
6,3
6,4 
6,2
6,1
6,2
6,1
6,2
6,5 
6,7
6,2
5,5
6,7 
6,4 
6,1
6,1
6,2
Leiden is op de goede weg met het startersbeleid. De doelstellingen uit het MOP vormden de laatste
jaren een stimulans, hoewel er ook nog punten ter verbetering zijn.
Een positief resultaat is bijvoorbeeld dat in 2000 het aantal starters, verdeeld over een breed scala van
branches en doelgroepen, is toegenomen. Helaas is deze toename in de jaren daarna weer tenietgedaan,
mede door de economische terugval.
Er zijn succesvolle ondersteunende projecten voor bedrijven in de life sciences, ICT en
innovatieve starters. Echter, er is relatief weinig samenhang tussen de diverse losse
initiatieven. Door deze versnippering zijn de resultaten waarschijnlijk minder krachtig dan
mogelijk is.
Om de dienstverlening aan starters te verbeteren en wildgroei te voorkomen moeten de verschillende
gemeentelijke diensten die bij het startersbeleid betrokken zijn intensiever gaan samenwerken met
andere partijen in Leiden die zich hiermee bezighouden.
Hoewel de markt de laatste jaren de bouw van BVG-en oppakt en er meer bedrijfsruimten zijn
gekomen, moet de overheid stimuleren dat deze gebouwen ook in de oudere wijken worden gebouwd.
Bovendien is stimulering door de overheid nodig omdat de markt niet voor alle sectoren voldoende
BVG-en creëert. Naast nieuwe BVG-en is het nodig om de kwaliteit van bestaande gebouwen te
verbeteren. Kleinschalige bedrijfsruimten dienen te worden behouden en gestimuleerd. En de
uitstroom uit BVG-en moet worden bevorderd zodat nieuwe ondernemers voortdurend kunnen
instromen.
3
Toekomstig startersbeleid
Zelfstandig ondernemerschap is van groot belang voor onze stad. Zeker gezien de huidige
slechte economische situatie heeft Leiden de dynamiek en de werkgelegenheid die daaruit
voort vloeit, hard nodig.
Per 1 januari 2004 wordt de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingevoerd. In het nieuwe sociale
stelsel dient de gemeente vanaf begin 2004 de aan het toename van het aantal werkelozen
gekoppelde uitkeringen te bekostigen uit eigen financiële middelen. Hoewel het WWBbudget op dit moment toereikend is voor de financiering van de bijstand, moet toch de
vinger aan de pols worden gehouden. Na jaren van opleving van het ondernemerschap is er
nu sprake van een neerwaartse ontwikkeling in het aantal starters en in de prestaties van het
bestaande bedrijven. Als gevolg hiervan stijgt de werkloosheid. Leiden telde per 1 januari
2004 4.802 werkzoekenden (32,7% meer dan eind 1999). Alle zeilen moeten dus worden
bijgezet om de neergaande spiraal om te buigen. Er is berekend dat actief overheidsbeleid
gericht op kwalitatief betere startende bedrijven de arbeidsproductiviteit in ons land
duurzaam, tot 1% kan verhogen (EIM).
De gemeente Leiden heeft de afgelopen jaren hier al veel aan gedaan in de vorm van het
startersbeleid. Dit beleid zal worden voortgezet en verder worden ontwikkeld. Hieronder
wordt het startersbeleid voor de komende jaren uiteengezet. Allereerst worden de
doelstelling en kerntaken met betrekking tot het startersbeleid beschreven (par. 3.1).
Vervolgens komen de speerpunten en de bijbehorende beleidsacties aan de orde (par. 3.2).
3.1
Doelstelling en kerntaken
Overheden hebben met name een rol in het voorwaardenscheppende beleid en de
vormgeving van de schakelfunctie gericht op het versterken van netwerken en samenwerking
tussen partijen. Op nationaal- en provinciaal niveau wordt de komende jaren versterkt
ingezet op het verbeteren van de uitgangspositie van starters7. Specifieke knelpunten voor
vrouwelijke, allochtone starters worden aangepakt en er is speciale aandacht voor
7
Zie hiervoor:
- Beleidsbrief van het Ministerie van Economische Zaken In Actie voor Ondernemers (dec 2003)en het Actieprogramma
Technopartner(jan 2004), Den Haag.
technostarters. De gemeente wil hierbij aansluiten door een regierol te spelen. Concreet
houdt dit in het faciliteren en ondersteunen van startersinitiatieventen om zo de neerwaartse
ontwikkeling in het aantal starters om te buigen. De gemeente ontwikkelt vanuit haar
doelstelling beleid en coördineert daar waar het kan grotere en kleinere projecten op het
gebied van startersbegeleiding- en huisvesting. Daarbij werkt zij nauw samen met partners
uit de stad en daarbuiten. De sector kiest hierbij regelmatig de rol van intermediair:
intermediair tussen startende bedrijven, overheid en maatschappelijke partners.
Behalve op de ‘kansrijke’ starters richt zij zich ook op de minder kansrijken. Want hoewel we
onderkennen dat de slaagkans voor deze doelgroep beperkt is, kan het toch soelaas bieden.
Juist zij hebben in de huidige arbeidsmarkt beperkte mogelijkheden om in het arbeidsproces
te worden opgenomen. Daarbij speelt de overtuiging dat bepaalde
ondernemersvaardigheden zijn aan te leren. Uitgangspunt blijft wel een kwalitatieve
verbetering van de dienstverlening aan starters die een duurzame uitstroom naar zelfstandig
ondernemerschap moet bevorderen. Dit houdt in dat alleen starters met kansrijke plannen
worden ondersteund. De gemeente zal niet meewerken aan het kunstmatig overeind houden
van bedrijven. Er zal daarom een goede afweging vooraf worden gemaakt ten aanzien van
het ondersteunen van starters vanuit de bijstand.
Gezien het brede terrein en de diverse doelgroepen en partners van het startersbeleid en de
noodzaak aan coördinatie en afstemming is het niet logisch het product onder te brengen bij
diverse beleidsproducten.
3.2
Prioriteiten en beleidsacties
Als gevolg van de bezuiniging m.i.v. 2003 op het beleidsproduct Starters (€ 150.000) en het GSBbudget (€ 341.590) is voor 2004 € 100.000 beschikbaar. Voor de jaren daarna is structureel € 62.000
beschikbaar. Mede–gelet op deze bezuinigingen zijn keuzes gemaakt en is vanzelfsprekend de ambitie
verlaagd. Zo zal niet verder worden geïnvesteerd in het startersvolgsysteem en zal ter dekking van een
nieuw bedrijfsverzamelgebouw in het Hallengebied gezocht worden naar andere financiële bronnen..
Dit betekent dat bovenstaande budget minimaal noodzakelijk is voor het opstellen van beleid en het
realiseren van de gewenste ontwikkelingen. Voor de komende vijf jaar worden de keuzen
beleidsmatig vertaald in vier concrete prioriteiten:
5. Bedrijfshuisvesting
- Ontwerp Innovatiebrief van de Provincie Zuid-Holland, ‘Kennismaken met de Kenniszaken, jan 2004
6. Begeleiding
7. Financiele ondersteuning projecten
8. Gemeentelijke dienstverlening.
Deze prioriteiten zijn al afgestemd met de andere gemeentelijke sectoren en worden in onderstaande
paragrafen nader uitgewerkt.
3.2.1
Bedrijfshuisvesting
Economisch beleid zet sterk in op behoud en uitbreiding van bedrijfshuisvesting. Deze omvat:
 Beheer en kwalitatieve verbetering van SWO-gebouwen
 Mogelijkheden verkennen voor één overkoepelend stichting ABC, Bioparner Center
Leiden, CCLS en Fysieke uitbreiding ABC en Biopartner nagaan.
 Stimuleren/aanbieden van betaalbare huisvestingsmogelijkheden (middels beperken
exploitatielasten, huurgewenning) met daaraan gekoppelde voorzieningen en Flexibele
huurtermijnen (easy in, easy out).
 Keuze voor gemeenterealisatie of voor samenwerking met marktpartijen (aandacht voor
PPS), overheidsdeelname (garantie) in de risico’s).
 Opbouwen netwerken van vastgoedbeheerders van kleinschalige bedrijfsruimte.
 Bevorderen van uitstroom uit BVG-en door in besturen waarin de gemeente participeert
(SWO, ABC, Biopartner) maatregelen voor te stellen: verbod op uitbreiding in een
bedrijfsverzamelgebouw, geleidelijke huurverhoging en zorgen voor een continue stroom
aan nieuwe starters ter voorkoming van leegstand.
 Verrichten van marktonderzoek naar kleinschalige huisvesting en indien nodig realiseren
van nieuwe bedrijfsruimte (bijvoorbeeld in het Hallengebied).
 Opstellen programma van Eisen (PvE) voor nieuwe statersgebouwen.
 Scannen mogelijke gemeentelijke panden ten behoeve van starters.
 Promoten van startershuisvesting in SWO-gebouwen, ABC en Biopartner Center Leiden.
 Volgen en monitoren van starters in SWO-gebouwen, ABC en Biopartner Center Leiden.
 Behouden van in het bestemmingsplan voorziene bedrijfsruimte en stimuleren van
functiemenging. Juist de economie in oude wijken biedt ruimte voor beginnende (allochtone)
ondernemers.
3.2.3
Begeleiding
Zoals eerder vermeld, heeft het bestuur van SWO wegens afgenomen aantal klanten en de toegenomen
concurrentie op de markt voor advisering en begeleiding van startende ondernemers moeten besluiten
te stoppen met de advies- en begeleidingsactiviteiten. Als gevolg hiervan zal de gemeente met ingang
van 2003 aan SWO geen vergoedingen meer verstrekken voor deze activiteiten. De gemeente Leiden
zal in overleg met het huidige bestuur van SWO de stichting (financieel) gezond maken, waarna het
bestuur zal worden overgedragen aan een nieuw te benoemen bestuur. In december zal uitvoerig
worden gerapporteerd over SWO.
De hierdoor ontstane leemte in de advies-en begeleidingsmarkt zal worden oplost door nauw samen te
werken met de KvKR. De gemeente zal zelf geen advies en begeleidingsdiensten aanbieden, maar
starters doorverwijzen naar De KvKR. Het is juist verhelderend om zo min mogelijk organisaties te
hebben die zich met starters bezighouden. Immers eerder is geconstateerd dat men door de bomen het
bos niet meer zit. Daarom is het goed om één krachtig loket te hebben. En de KvKR is de meest
logische partner. De Kamer biedt starters een breed scala van producten en diensten aan; van algemene
voorlichting (brocures en voorlichtingsmateriaal) tot op maat gesneden advies en praktische insteek
(seminars, maatwerkgesprekken en trajectbegeleiding). Zo beoordeelt de Kamer op verzoek van de
gemeente ondernemingsplannen van ondernemers die in SWO-gebouwen bedrijfsruimte willen huren..
Accountants en banken kunnen het traject aanvullen. Starters vanuit de bijstand en niet-loonvormende
ondernemers kunnen in het kader van Abw en Bbz in aanmerking komen voor tegemoetkoming in de
begeleidingskosten.
3.2.3
Financiële ondersteuning projecten
Het gemeentelijke startersbeleid zal ook in de komende jaren oog hebben voor nieuwe initiatieven
voor speciale doelgroepen. Door de bezuinigingen op het startersbeleid is daar echter nauwelijks
budget voor. Om die reden en om de samenhang tussen de versnipperde initiatieven te bevorderen zal
de gemeente de subsidiestroom zoveel mogelijk beperken tot enkele organisaties. Deze moeten zich op
de markt voor beginnende ondernemers hebben bewezen of naar verwachting veel starters opleveren.
Met deze organisaties zal de gemeente sluitende afspraken maken over informatie-uitwisseling en
prestaties.
Projecten die (mogelijk) ondersteund worden zijn:
 De participatie van de gemeente Leiden in het project SNBH/R wordt gecontinueerd.
 In navolging van het succesvolle SOIL-project werkt de gemeente samen met de Universiteit,
KvKR en Stichting Vrouwennetwerk Informatiekunde (SVI) aan het project Stimulating Female
Entrepreneurship in ICT (SFE-ICT). Het project zal gedurende 2 jaar (2002-2004) 45 vooral
vrouwelijke ondernemers ondersteunen bij het opzetten van een eigen bedrijf in de
informatietechnologie.
 Een goed middel om nieuw ondernemerschap op de publicitaire kaart te zetten en te promoten
blijkt het organiseren van starterswedstrijden. Behalve de directe, positieve effecten voor de
deelnemer, stimuleert het de belangstelling voor het starten van een eigen bedrijf. Het werkt
daarnaast imagoversterkend; het grote publiek krijgt meer aandacht en respect voor het
ondernemerschap. Daarom zal de gemeente Leiden blijven deelnemen in de starterswedstrijd LEF.
 In november 2003 organiseerde de KvKR Rijnland voor de derde keer de jaarlijkse ‘Startersdag’.
Het evenement trok meer dan 1000 bezoekers. Landelijk bezochten meer dan 27.000 mensen de
Startersdag. Op deze dag kan bij diverse stands en verschillende werkshops informatie
ingewonnen worden over het starten van een eigen bedrijf. Ook in 2004 zal de gemeente Leiden
deelnemen aan de Startersdag.
 Tijdens het ‘Tweede Zuid-Holland Kennisfestival’ op 22 oktober in Leiden is het ‘Informatiepunt
Technostarters Zuid-Holland’ officieel van start gegaan. Het Informatiepunt bevordert het starten
van een eigen bedrijf in een technische omgeving door de verschillende diensten die in ZuidHolland aan technische starters worden aangeboden onder de aandacht te brengen. Het project is
een initiatief van de Kennis Alliantie Zuid-Holland. Leiden participeert in deze alliantie.
De gemeente subsidieert geen individuele ondernemers.
3.2.4 Gemeentelijke dienstverlening
De gemeente zorgt voor goed startersklimaat door het bieden van goede dienstverlening
aan ondernemers en aan non-profit werkgevers. Het bieden van service spits zich
voornamelijk toe op de volgende items:
 Coördinatie startersbeleid: afstemming met andere afdelingen en sociale partners,
afstemming projecten, betrokkenheid marktpartijen/banken/accountants/adviesbureau’s,
ervaringsuitwisseling met andere gemeenten, best practices elders overnemen, zoals de
projecten ‘mini-ondernemingen’8, ‘scholier op de stoel van de ondernemer’9, ‘mentorplus’10. ’.
 Professionaliseren Servicepunt Bedrijven: het loket neemt de regie op zich van de
informatie-uitwisseling naar starters. Behalve als voorlichter zal het Servicepunt ook een
rol spelen als intermediair voor voorzieningen zoals BVG-en, startersprojecten en
8
In het project mini-ondernemingen wordt door studenten van het MBO en het HBO gedurende een jaar een
onderneming opgezet en gerund.
9
Het project ‘Scholier op de stoel van de ondernemer’ geeft scholieren in het studiehuis de mogelijkheid een dag met
een ondernemer mee te lopen in het bedrijf. Na afloop van deze dag krijgen de scholieren studiepunten voor de ervaring
opgedaan als ondernemer.
10
Het project ‘Mentor Plus’ koppelt ervaren ondernemers als coach aan (allochtone) ondernemers.
subsidiemogelijkheden. Hierdoor krijgen klanten een betere toegang tot die
voorzieningen. Tevens zal het Servicepunt marktontwikkelingen op het gebied van
starters en het midden- en kleinbedrijf gaan signaleren.
 Ondersteunen van starters- en kennisnetwerken: kennisuitwisseling, potentiële relatie- en
klantcontacten, marktverkenning, samenwerking met onderwijs- en kennisinstituten,
koppelen van het bedrijfsleven met de diverse kenniscentra en intermediairs etc.
 Promotie startersbeleid/publiciteit; breed promoten van beginnend
ondernemerschap(borrel, nieuwsbrief, internet, advertenties, brochures etc), organiseren
van ondernemerswedstrijden (b.v. Lef), promoten van het Servicepunt bedrijven.
 Acquisitie en werving: versterken accountmanagement, pro-actief beleid (initiatieven
herkennen en opsporen).
 Vergroten efficiëntie: aanjagen en verkorten doorlooptijd vergunningen en wettelijke
procedures.
 Intensievere samenwerking met Soza en overige partners (KvKR, CWI,
ondernemersverenigingen ed.) om beter grip te krijgen op de matching tussen vraag naar
en aanbod van arbeidskrachten en de mogelijkheden voor het starten van een eigen
bedrijf.
 Samen met de KvKR ontwikkelen van een interactief digitaal bedrijvenloket, waarvan het
startersloket onderdeel van is. Dit loket zal een nauwe relatie hebben met andere digitale
loketten van de KvKR en met digitale overheidsloket t.b.v. bedrijven.
Gezien het beperkte budget wordt het startersvolgsysteem geschrapt. Daarvoor in de plaats
zal de gemeente samen met Soza, KvKR en overige partners relevante gegevens over de
arbeids- en ondernemersmarkt (waarvan startersmarkt onderdeel van is) bundelen en de
mogelijkheden nagaan van een sociaal-economische barometer.
Download