Hulpstof met bekend effect:: Dosering

advertisement
Sodium Chromate SKP 16mei2017
Samenvatting van de productkenmerken
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
GE Healthcare Sodium Chromate (51Cr) 37 MBq/ml, radiofarmaceutische uitgangsstof, oplossing
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Natriumchromaat(Cr-51) :
37 MBq/ml op de referentietijdstip voor de activiteit.
De formulering bevat 3,1 – 31 µg/ml natriumchromaat.
Chroom-51 heeft een fysische halveringstijd van ongeveer 28 dagen en vervalt door elektronenvangst onder
emissie van gammastraling met een energie van 0,32 MeV.
Hulpstof met bekend effect:
Natrium: 3,55 mg/ml.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Radiofarmaceutische uitgangsstof, oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik.
Natriumchromaat (Cr-51) wordt gebruikt voor labelling van erytrocyten in vitro/ex vivo.
Het radioactief labelen van erytrocyten vergemakkelijkt de bepaling van het erytrocytenvolume, bijvoorbeeld
bij de diagnose van polycythemieën, anemieën in verband met splenomegalie en 'pseudoanemie' als gevolg
van een vergroot plasmavolume. Zo kan ook onderzoek worden gedaan naar de overlevingsduur van
erytrocyten bij patiënten met hemoglobinopathieën, hemolytische anemieën en bij hen bij wie de behoefte
aan een transfusie moet worden vastgesteld na reacties op incompatibel bloed. Het labelen van cellen met Cr51 kan ook worden gebruikt ter vaststelling van plaatsen van cel-sekwestratie (lever, milt), met name wanneer
splenectomie wordt overwogen bij patiënten met chronische hemolyse of idiopathische trombocytopenische
purpura.
Met Cr-51 gelabelde erytrocyten kunnen worden gebruikt om chronisch gastro-intestinaal bloedverlies te
kwantificeren.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen en ouderen
Natriumchromaat (Cr-51)-oplossing is uitsluitend bestemd voor labelling in vitro van erytrocyten, die daarna
opnieuw bij de patiënt worden ingespoten.
1/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
Voor bepaling van het volume en de overlevingsduur van de erytrocyten wordt door middel van venasectie 1015 ml bloed afgenomen en gecentrifugeerd, waarna de erytrocyten met de radioactieve oplossing worden
geïncubeerd. Om beschadiging van de erytrocyten tot een minimum te beperken, moet de pH met daarvoor
geschikte additieven op peil worden gehouden. Overtollige ongebonden isotoop moet worden verwijderd door
de cellen met isotone fysiologische zoutoplossing of plasma te wassen. De cellen worden dan voor herinjectie
opnieuw in een fysiologische zoutoplossing geresuspendeerd.
Daarna kan een serie bloedmonsters worden genomen voor telling en radiokinetische berekeningen. Door
uitwendig tellen worden de sekwestratieplaatsen in het lichaam geïdentificeerd. Bij een chronische maagdarmbloeding wordt de activiteit in veneus bloed met die in de faeces vergeleken.
Het International Committee for Standardisation in Haematology (ICSH) beveelt onderstaande activiteiten aan
voor toediening aan patiënten voor het labelen van erytrocyten.
Schatting van erytrocyten-volume (RCV):
3,7 - 7,4 kBq/kg lichaamsgewicht
d.w.z. 260 - 520 kBq/persoon van 70 kg.
Schatting van overlevingsduur erytrocyten (RCS):
≤ 18,5 kBq/kg lichaamsgewicht
d.w.z. 740 - 1300 kBq/persoon van 70 kg
≤ 50 kBq/kg lichaamsgewicht
Overlevingsduur en sekwestratie erytrocyten:
d.w.z. ≤ 4 MBq/persoon van 70 kg
Detectie van maagdarmbloeding:
0,74 - 4 MBq/persoon van 70 kg
Pediatrische patiënten
Het gebruik bij kinderen en adolescenten moet zorgvuldig worden overwogen, gebaseerd op de klinische
behoeften en de beoordeling van de risico/baten-verhouding in deze groep patiënten.
Er zijn geen uitvoerige gegevens over de biodistributie bij kinderen beschikbaar. Volgens de gangbare praktijk
dienen de aan kinderen en adolescenten toegediende activiteiten een fractie te bedragen van de voor
volwassenen geadviseerde doses. Deze toe te dienen activiteiten worden berekend aan de hand van het
lichaamsgewicht of het lichaamsoppervlak. Onderstaande activiteiten berusten op gemiddelde gegevens en
vormen slechts een richtlijn.
Aanbevolen pediatrische schema's in verhouding tot de voor volwassenen aanbevolen activiteiten
Factor op
basis van lichaamsgewicht
oppervlak
neonatus
1 jaar
5 jaar
10 jaar
15 jaar
18 jaar
x 0,06
x 0,14
x 0,30
x 0,33
x 0,30
x 0,43
x 0,51
x 0,59
x 0,94
x 0,91
x 1,0
x 1,0
Algemeen aanbevolen correctiefactoren:
leeftijd bij benadering
3 kg
neonatus
10 kg
1 jaar
20 kg
5 jaar
30 kg
10 jaar
40-50 kg
15 jaar
68 kg
17 jaar+
dosis voor volwassene
x 0,1
x 0,27
x 0,46
x 0,62
x 0,76-0,88
x 0,99
Nier- en leverinsufficiëntie
De natriumchromaat (Cr-51) injectie is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nier- of leverinsufficiëntie.
2/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
Er moet zorgvuldig worden overwogen hoeveel activiteit moet worden toegediend, aangezien er bij deze
patiënten een verhoogde blootstelling aan straling mogelijk is.
Wijze van toediening
De inhoud van de flacon met natriumchromaat (Cr-51) radiofarmaceutische uitgangsoplossing is uitsluitend
bestemd voor gebruik bij de radioactieve in vitro labeling van geïsoleerde bloedcellen en dient niet
rechtstreeks aan de patiënt te worden toegediend.
Zie voor aanwijzingen over de bereiding en bepaling van de concentratie van dit radiofarmaceutisch
geneesmiddel rubriek 12.
Voor de voorbereiding van de patiënt, zie rubriek 4.4.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Mogelijkheid van optreden van overgevoeligheid of anafylactische reacties
Indien overgevoeligheid of anafylactische reacties optreden, moet de toediening van het geneesmiddel
onmiddellijk gestopt worden, en moet er - indien nodig – overgegaan worden naar een intraveneuze
behandeling. Om in spoedgevallen hulp te kunnen bieden, moeten de noodzakelijke medicatie en apparatuur
zoals endotracheale tube en een beademingsapparaat onmiddellijk voorhanden zijn.
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten, zie rubriek 4.2. De indicatie moet zorgvuldig worden afgewogen, aangezien de
effectieve dosis per MBq hoger is dan bij volwassenen (zie rubriek 11).
Individuele baten/risico motivering
Voor elke patiënt moet de blootstelling aan ioniserende straling vanuit een oogpunt van waarschijnlijk
voordeel gerechtvaardigd zijn. De toegediende radioactiviteit moet zodanig zijn dat de stralingsdosis als
gevolg daarvan zo laag mogelijk wordt gehouden, rekening houdend met het beoogde diagnostische resultaat.
Nier- en leverinsufficiëntie
De natriumchromaat (Cr-51) injectie is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nier- of leverinsufficiëntie.
Er is een zorgvuldige afweging van de voordeel/risicoverhouding bij deze patiënten vereist, omdat de
stralingsblootstelling mogelijk verhoogd is (zie rubriek 4.2).
Voorbereiding van de patiënt
De patiënt dient vóór de aanvang van het onderzoek voldoende gehydrateerd zijn en aangespoord worden om
zo veel mogelijk de blaas te ledigen gedurende de eerste uren na het onderzoek om de straling te verminderen.
Bijzondere waarschuwingen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosering, d.w.z. in wezen ‘natriumvrij’.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot gevaren voor de omgeving zijn beschreven in rubriek 6.6.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er werden geen interactiestudies uitgevoerd.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen van vruchtbare leeftijd
Wanneer toediening van radiofarmaca beoogd wordt aan een vrouw die zwanger kan worden, is het belangrijk
om te bepalen of zij al dan niet zwanger is. Van elke vrouw die over tijd is, moet worden aangenomen dat ze
zwanger is totdat is aangetoond dat dit niet zo is. Indien er twijfel bestaat over haar mogelijke zwangerschap
3/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
(als de vrouw over tijd is, als de menstruatie zeer onregelmatig is, enz.), moeten alternatieve technieken,
waarbij geen ioniserende straling wordt gebruikt (indien die bestaan), aan de patiënt worden aangeboden.
Zwangerschap
Technieken met radionucliden die bij zwangere vrouwen worden toegepast, houden in dat ook de foetus aan
straling wordt blootgesteld. Vooral activiteiten die doses groter of gelijk aan 0,5 mGy voor de uterus
opleveren, worden als gevaarlijk beschouwd. Bij zwangerschap dienen slechts dringend noodzakelijke
onderzoeken te worden uitgevoerd, wanneer het te verwachten voordeel opweegt tegen het door de moeder en
haar foetus gelopen risico. De naar verwachting door de uterus geabsorbeerde dosis na toediening van 4 MBq
natrium chromaat (Cr-51) is op 0,4 mGy geschat, al worden normaliter lagere activiteiten gebruikt. Ook is na
herhaalde toediening van chroom (III)-zouten bij dierproeven van teratogene effecten melding gemaakt.
Chroom-51 heeft een fysische halveringstijd van 28 dagen. Als chromaat wordt het snel in de urine
uitgescheiden, maar aan cellen gebonden heeft het een met zijn fysische halveringstijd overeenkomende
effectieve halveringstijd. Gezien de vermoedelijke maximale chemische concentraties en radioactiviteiten die
in het kader van de beschreven hematologische onderzoeken worden toegediend en mede gezien de sterke
intracellulaire binding van de isotoop in vivo, kan het advies om zwangerschap te vermijden beperkt blijven
tot het begin van de volgende volledige menstruatiecyclus.
Borstvoeding
Alvorens een radioactief geneesmiddel toe te dienen aan een moeder die borstvoeding geeft, dient te worden
overwogen of het onderzoek redelijkerwijs kan worden uitgesteld tot de moeder de borstvoeding heeft
beëindigd en of men wel het juiste radiofarmacon heeft gekozen gezien de in de moedermelk uitgescheiden
radioactiviteit. Er zijn geen gegevens over de uitscheiding van chroom-51 in moedermelk na labeling van de
cellen. Indien zo'n onderzoek noodzakelijk wordt geacht, kan controle van de radioactiviteit in de moedermelk
geïndiceerd zijn. De zuigeling mag geen activiteiten binnen krijgen die leiden tot een hogere algehele
blootstelling dan 1 mSv (EDE).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te besturen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Voor iedere patiënt moet de blootstelling aan ioniserende straling vanuit een oogpunt van waarschijnlijk
voordeel gerechtvaardigd zijn. De toegediende radioactiviteit moet zodanig zijn dat de stralingsdosis als
gevolg daarvan zo laag mogelijk wordt gehouden, rekening houdend met het beoogde diagnostische of
therapeutische resultaat.
Blootstelling aan ioniserende straling wordt in verband gebracht met het ontstaan van kanker en met de kans
op het ontstaan van erfelijke afwijkingen. Uit recent bewijsmateriaal wat betreft diagnostisch nucleair
geneeskundig onderzoek komt naar voren dat die bijwerkingen zich gezien de lage stralingsdosis die gebruikt
wordt, weinig frequent zullen voordoen.
Bij de meeste in de nucleaire geneeskunde gebruikte, diagnostische onderzoekingen bedraagt geleverde
stralingsdosis (EDE) minder dan 20 mSv. Met dit diagnosticum worden echter slechts zeer lage stralingsdoses
voorzien (EDE < 1 mSv).
Er zijn na toediening van met chroom gelabelde bloedcellen geen bijwerkingen gemeld ondanks het feit dat
het middel al verscheidene decennia in gebruik is.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze
kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden aan het
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II,
Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel, Website: www.fagg.be
4/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
e-mail: [email protected].
4.9 Overdosering
Dit middel is bestemd voor gebruik door bevoegd personeel in specifieke klinische omstandigheden. De
mogelijkheid van overdosering is derhalve hoogst onwaarschijnlijk. In geval van abusievelijke toediening van
een aanzienlijke overmaat aan radioactiviteit, bijvoorbeeld tijdens het labelen van erytrocyten, zou
hematologische controle gedurende enkele maanden echter nodig kunnen zijn. Het is niet mogelijk de
uitscheiding van het celgebonden Cr-51 te bespoedigen. Er zijn tot dusverre geen gevallen van overdosering
gemeld.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: overige radiofarmaca voor diagnostiek, hartvaatstelsel, ATC code
V09GX03
Farmacodynamische effecten
Chroom is in principe een toxische stof. In hogere doses remt het de glycolyse (>10 μg/ml) en
glutathionreductase (>5 μg/ml). In de voor het labelen van bloedcellen gebruikte dosis (veel kleiner dan 2
μg/ml erytrocytenconcentraat) heeft natriumchromaat (Cr-51)-oplossing geen effect op de cel waaraan het
gebonden is en evenmin blijkt het bij de mens andere belangrijke farmacodynamische effecten uit te oefenen.
5.2 Farmacokinetische gegevens
Distributie en orgaanopname
De zeswaardige vorm van natriumchromaat (Cr-51) wordt normaliter gebruikt om erytrocyten radioactief te
labelen. Reductie tot de driewaardige vorm kan worden bereikt door het te wassen met middelen als
ascorbinezuur, waarmee een sterke binding aan de bètaketen van hemoglobine wordt verkregen. Cr-51 komt
dan pas bij het afsterven van de erytrocyt vrij. Andere soorten binding zijn minder stabiel en per dag kan circa
1% van de radio-isotoop na injectie in de bloedbaan uit de cellen worden geëlueerd. Het cumulatieve verlies
door elutie kan tijdens de levensduur van de erytrocyten wel tot 40% oplopen.
Eliminatie
Chroom-51 heeft een fysische halveringstijd van 28 dagen. Het vrijgekomen chroom wordt voornamelijk door
de nieren geëlimineerd (96%) en niet door andere cellen opgenomen. Eventueel door intraluminale hemorragie
in het maagdarmkanaal terechtgekomen radio-isotoop wordt niet in de grote bloedsomloop opnieuw
geresorbeerd.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Hoewel er toxische verschijnselen door hoge chemische doses van chroomverbindingen zijn beschreven,
hebben de toegepaste relatief kleine hoeveelheden bij labelling van de cellen (kleiner of gelijk 10,8 µg à 4
MBq), en ook de sterke binding van Cr-51 met hemoglobine, een lage systematische blootstelling tot gevolg
met betrekking tot alle diagnostische procedures in kwestie.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Water voor injectie
5/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
De uiterste gebruiksdatum is 2 maanden vanaf de op het etiket vermelde referentiedatum voor de activiteit.
Het product bevat geen antimicrobieel conserveringsmiddel. Het product is bedoeld voor meerdere doseringen.
Alle doseringen uit één flacon moeten wel op dezelfde dag genomen worden en na het nemen van de eerste
dosis dient het product te worden bewaard bij 2 - 8°C.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25°C. Niet invriezen.
Opslag van radiofarmaca dient in overeenstemming te zijn met de nationale regelgeving voor radioactief
materiaal Voor de bewaarcondities van het geopende product, zie rubriek 6.3.
6.5. Aard en inhoud van de verpakking
Het product is verkrijgbaar in een glazen (Type I Ph. Eur.) injectieflacon (10ml) van helder, kleurloos
borosilicaatglas, voorzien van een butylrubberstop met PTFE bedekt en een aluminium beschermkap. Elke
injectieflacon is verpakt in een tegen straling beschermende loden container.
Verkrijgbaar in verpakkingen van 1ml (=37MBq), 2ml (=74MBq) en 5ml (=185MBq) oplossing.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Instructies voor gebruik en verwerking
Algemene waarschuwing
Radiofarmaca mogen alleen worden ontvangen, gebruikt en toegediend door bevoegd personeel in daarvoor
ingerichte klinische omstandigheden. Ontvangst, bewaring, gebruik, vervoer en afvoer moeten voldoen aan de
reglementen en/of van toepassing zijnde vergunningen van plaatselijke daarvoor bevoegde officiële instanties.
Radiofarmaca dienen door de gebruiker zodanig te worden bereid dat voldaan wordt aan veiligheidseisen ten
aanzien van zowel straling als aan farmaceutische kwaliteitseisen. Passende voorzorgsmaatregelen aangaande
de steriliteit moeten worden genomen.
Als op enig moment tijdens in de bereiding van dit product de integriteit van deze injectieflacon is aangetast
mag het niet worden gebruikt.
De manier van toedienen moet rekening houden met een minimaal risico op contaminatie van het
geneesmiddel en stralingsblootstelling van de persoon die het product manipuleert. Adequate afscherming is
verplicht.
Toediening van radiofarmaca levert voor anderen gevaar op wegens omgevingsstraling of besmetting door
morsen van urine, braken, enz. Derhalve moeten voorzorgen ter bescherming tegen straling worden getroffen
overeenkomstig de nationale voorschriften.
Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd in overeenstemming met lokale
voorschriften.
6/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GE Healthcare BVBA, Kouterveldstraat 20, BE-1831 Diegem
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE279483
Aflevering: geneesmiddel op medisch voorschrift
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van de eerste verlening van de vergunning: 16/01/2006
Datum van laatste verlenging: 16/01/2011
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
05/2017
Goedkeuringsdatum: 06/2017
11.
DOSIMETRIE
De geschatte geabsorbeerde stralingsdoses voor volwassenen onder verschillende toedieningsomstandigheden
worden hieronder opgegeven. Ze zijn ontleend aan ICRP nr. 53.
Voor dit product is het karakteristieke E 0,68 mSv (ten gevolge van een toegediende activiteit van 4 MBq,
voor een persoon van 70 kg) (ICRP 80, 1998).
Dosimetrie van met (Cr-51) gelabelde erytrocyten
Orgaan
Bijnieren
Blaaswand
Botoppervlak
Borst
Maagdarmkanaal
- Maagwand
- Dunne darm
- Wand bovenste
deel dikke darm
- Wand onderste
deel dikke darm
Hart
Nieren
Lever
Longen
Ovariën
Pancreas
Rode beenmerg
Milt
Testikels
Schildklier
Uterus
Geabsorbeerde dosis per eenheid toegediende activiteit
(mGy/MBq)
Adult
15 jaar
10 jaar
5 jaar
1 jaar
2.2E-01
2.7E-01
4.2E-01
6.5E-01
1.2E+00
9.7E-02
1.4E-01
2.2E-01
3.7E-01
7.5E-02
2.5E-01
4.0E-01
6.2E-01
1.3E+00
1.1E-01
1.0E-01
1.7E-01
2.6E-01
4.6E-01
9.9E-02
1.4E-01
9.5E-02
9.4E-02
1.6E-01
1.2E-01
1.2E-01
2.4E-01
1.8E-01
1.7E-01
3.5E-01
2.8E-01
2.8E-01
6.0E-01
5.0E-01
4.9E-01
8.1E-02
1.0E-01
1.6E-01
2.3E-01
4.2E-01
5.1E-01
2.2E-01
2.4E-01
3.2E-01
8.2E-02
1.9E-01
1.4E-01
1.6E+00
6.3E-02
1.2E-01
8.5E-02
6.1E-01
2.6E-01
2.9E-01
4.1E-01
1.1E-01
2.2E-01
1.7E-01
2.1E+00
7.7E-02
1.6E-01
1.1E-01
9.1E-01
4.1E-01
4.6E-01
6.5E-01
1.6E-01
3.4E-01
2.6E-01
3.3E+00
1.1E-01
2.6E-01
1.6E-01
1.4E+00
6.4E-01
6.9E-01
1.0E+00
2.5E-01
5.0E-01
4.1E-01
5.1E+00
1.7E-01
4.2E-01
2.5E-01
2.4E+00
1.2E+00
1.3E+00
2.0E+00
4.5E-01
8.5E-01
7.6E-01
9.3E+00
3.3E-01
7.9E-01
4.5E-01
7/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
12.
Overige weefsels
8.5E-02
1.0E-01
1.5E-01
2.3E-01
4.2E-01
Effectieve dosis
equivalent (mSv/MBq)
2,6E-01
3,3E-01
5,2E-01
8,0E-01
1,5E+00
INSTRUCTIES VOOR DE BEREIDING VAN RADIOACTIEVE GENEESMIDDELEN
Onttrekkingen moeten worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden. De flacons mogen niet worden
geopend voor het desinfecteren van de stop. De oplossing dient via de stop te worden opgetrokken met behulp
van een enkele dosis injectiespuit uitgerust met geschikte afscherming en een wegwerp steriele naald of met
behulp van een erkend geautomatiseerd applicatie-systeem.
Als op enig moment tijdens in de bereiding van dit product de integriteit van deze injectieflacon is aangetast
mag het niet worden gebruikt.
Procedure voor de bepaling van het aantal erytrocyten
Natriumchromaat (51Cr) oplossing moet zonder verdunning worden gebruikt.
Bij het hanteren van bloedmonsters dient labelling van dit radiofarmaceutische product uiterst zorgvuldig te
geschieden. Zelfs als de patiënt is onderzocht, biedt geen enkele methode een volledige garantie dat Hepatitis
B Virus, HIV (Human Immuno-deficiency Virus) of een ander besmettelijke agens niet aanwezig is. Alle
menselijke bloedmonsters moeten in principe worden gezien als potentieel besmettelijk.
Procedure voor het merken van rode bloedcellen van de patiënt zelf
De volgende methode beschrijft het gebruik van 25 ml bloed. Naarmate men meer ervaring krijgt kan deze
procedure worden aangepast en kan de hoeveelheid bloed die bij stap 2 wordt gebruikt worden gehalveerd.
1.
Neem bij de patiënt 25 ml bloed af in een gehepariniseerde spuit. Breng 5 ml aan in een telbuisje, voeg
een kleine hoeveelheid saponien-poeder toe en meng dit om de cellen te hemolyseren. Dit monster
(monster 1) wordt gebruikt om de achtergrondstraling te meten.
2.
Breng de rest van het bloed (20 ml) over in een steriele fles met 4 ml standaard ACD oplossing.
3.
Meng het bloed met de ACD oplossing, voeg langzaam 0,74 - 1,11 MBq (20 - 30 μCi) Natriumchromaat
(51Cr) Oplossing toe, en blijf voortdurend op een rustige manier mengen. 3,7 MBq (100 μCi) wordt
toegevoegd wanneer tegelijkertijd de overlevingstijd van de rode bloedcellen wordt bepaald - zie
hieronder).
4.
Laat gedurende 30 minuten bij kamertemperatuur rusten.
5.
Voeg 50 mg ascorbinezuur (als steriele injectievloeistof) toe om het ongebonden chromaat tot het
trivalente stadium te reduceren.
6.
Voeg 40 ml steriele isotonische zoutoplossing toe voor de wassing. Keer dit 10 tot 12 maal rustig om.
7.
Centrifugeer gedurende 5 tot 10 minuten bij minder dan 1000 r.p.m.
8.
Verwijder de bovendrijvende vloeistoflaag, gooi dit weg en reconstitueer tot 20 ml met steriele
isotonische zoutoplossing.
9.
Verdun een aliquot van 1 ml van de opnieuw gesuspendeerde gemerkte cellen tot 1000 ml met
gedestilleerd water of zoutoplossing met saponien (om de cellen te hemolyseren). Meet een aliquot van
5 ml van deze oplossing af. Dit dient als norm (monster 2).
10.
Injecteer intraveneus een aliquot van de onverdunde, opnieuw gesuspendeerde gemerkte rode
bloedcellen met de vereiste hoeveelheid radioactiviteit. Het volume (V) van dit aliquot kan nauwkeurig
worden bepaald door de injectiespuit en de naald voor en na de injectie te wegen.
8/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
11.
Wacht 10 minuten, zodat de gemerkte cellen binnen het vasculaire systeem zich kunnen mengen.
Verleng deze periode tot 30 - 40 minuten bij polycythemie en splenomegalie.
12.
Neem zonder stasis met een gehepariniseerde spuit een monster van 8 ml bloed uit de arm die niet voor
de injectie van de gemerkte cellen is gebruikt. Breng hiervan 5 ml aan in een telbuisje en meng dit met
een kleine hoeveelheid saponienpoeder om de cellen te hemolyseren (monster 3).
13.
Gebruik het restant van de 8 ml om duplicaat hematocrieten (H) te verkrijgen.
14.
Tel de radioactiviteit (cpm) van monsters 1-3, en van een lege ampul (monster 4) voor omgevingsachtergrondstraling.
15.
Bereken het totale volume rode bloedcellen met behulp van de formule:
R = 1000(S-B) x V x H x F
(P-A) x 100
Waarbij
16.
R = totaal volume rode bloedcellen (ml)
A = cpm van monster 1 (achtergrond patiënt)
S = cpm van monster 2 (norm)
P = cpm van monster 3 (monster van na de injectie)
B = cpm van monster 4 (omgevingsachtergrond)
V = Volume (ml) injectie bij stap 10
H = Hematocriet (procent)
F = correctiefactor (ongeveer 0,96) voor het corrigeren van de hematocrietwaarde voor
plasma dat tussen de rode bloedcellen zit. Er is geen correctiefactor nodig wanneer een
microhematocriet wordt gebruikt.
Bereken, indien nodig, bij benadering het totale bloedvolume (T) met behulp van de formule:
T=
R x 100
H x F x 0,91
Het gecorrigeerde hematocriet wordt met 0,91 vermenigvuldigd ter compensatie van het feit dat de rode
bloedcellen zich niet uniform door de circulatie verspreiden. Deze factor 0,91 is echter onjuist bij vele
afwijkingen en bij zwangerschap (tengevolge van verandering in het circulatievolume), waardoor de
waarde voor T die met deze methode wordt verkregen, slechts een waarde bij benadering is.
Procedure voor de bepaling van de overlevingstijd van rode bloedcellen
De beschreven procedure volgt Methode C uit het verslag over Aanbevolen Methoden voor onderzoek
naar de Overleving van Radioisotope Rode Bloedcellen door The International Committee for
Standardisation in Haematology (De Internationale Commissie voor Standaardisering in de
Hematologie) (Brit. J. Haemat. 1971, vol. 21, blz. 378-386). Men kan ook gebruik maken van methode
A of B uit dat verslag.
Wanneer het volume van rode bloedcellen tegelijkertijd wordt bepaald dient u stap 1 - 5 van de
hierboven beschreven procedure te volgen, echter met de volgende variaties:
i.
wanneer de leukocytentelling meer is dan 25.000/ml dient u het mengsel van bloed en ACD-oplossing te
centrifugeren, het plasma te scheiden, de buffy coat te verwijderen en dan het plasma weer aan te
brengen.
ii.
voeg 3,7 MBq (100 μCi) Natriumchromaat (Cr) Oplossing toe tijdens stap 3.
iii.
verdeel de suspensie gemerkte cellen bij voltooiing van stap 5.
Wanneer alleen de overlevingstijd van rode bloedcellen wordt bepaald, dient de procedure van stap 2 - 5
(hierboven) te worden gevolgd. Meng echter 10 ml bloed van de patiënt met 2 ml ACD oplossing en voeg 1,48
9/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
- 1,85 MBq (40 - 50 μCi) Natriumchromaat (Cr-51) Oplossing toe. Er is geen wasstadium. Laat het, nadat
ascorbinezuur bij stap 5 is toegevoegd, gedurende 3 minuten staan en vervolg als volgt:
6.
Injecteer intraveneus de vereiste hoeveelheid van het gemerkte bloedmengsel.
7.
Neem na 10 minuten een bloedmonster van 7-10 ml in een gehepariniseerde spuit uit een andere ader
dan die waarin is geïnjecteerd. (Wanneer men vermoedt dat het mengen binnen 10 minuten niet
compleet is, dient dit monster na 60 minuten genomen te worden).
8.
Centrifugeer 2 ml van dit monster en bepaal de radioactiviteit van het plasma.
9.
Neem na 24 uur nog een monster en neem drie monsters tussen dag 2 en dag 7. Neem daarna nog
minstens 2 monsters per week gedurende het onderzoek.
10.
Meet het hemoglobine (g/100ml) met behulp van de haemiglobincyanide methode of het PCV van een
deel van elk monster.
11.
Voeg een kleine hoeveelheid saponien toe aan elk monster, meng het goed om er zeker van te zijn dat
haemolyse plaatsvindt en pipetteer vervolgens 1 - 3 ml in een telbuisje. Bewaar monsters bij een
temperatuur van 2 - 4C.
12.
Tel op de laatste dag van het onderzoek de radioactiviteit van elk monster en ook van het
plasmamonster van het specimen na 10 minuten (of 60 minuten) en van een leeg buisje om de
achtergrond ervan af te trekken. De verkregen waarden worden weergegeven als cpm/ml rode
bloedcellen.
13.
Corrigeer de cpm cijfers vanwege fysisch verval en breng vervolgens de gegevens onder in een diagram
volgens de aanwijzingen op bladzijde 383 en 384 van het verslag van Onderzoek naar Radioisotopische
Rode Bloedcellen van de Internationale Commissie. Hierin staat een uitgebreide analyse van gegevens
over de overleving van rode bloedcellen, een tabel met de gemiddelde overleving van Cr en
correctiefactoren. Gewoonlijk werd de tijd die nodig was tot de helft van de gemerkte stof uit de
circulatie was verdwenen (T1/2 of T50Cr) gebruikt als een enkele index. In het rapport van de
Internationale Commissie wordt er echter de nadruk op gelegd dat er niet zonder meer een verband
bestaat tussen de T50Cr en de gemiddelde levensduur van rode bloedcellen, hetgeen de vereiste
parameter binnen de klinische praktijk is.
Radioactiviteit
De toe te dienen hoeveelheid natriumchromaat (Cr-51) oplossing wordt berekend aan de hand van de
radioactieve concentratie om 12.00 uur GMT op de dag van toediening. De berekening wordt uitgevoerd door
de radioactieve concentratie op de referentiedatum voor de activiteit te vermenigvuldigen met de
desintegratiefactor uit de onderstaande tabel:
* Dagen voor (-) of dagen na de referentiedatum die op het etiket staat vermeld.
Dag*
Factor
Dag*
Factor
Dag*
Factor
10/11
Sodium Chromate SKP 16mei2017
-28
-26
-24
-22
-20
-18
-16
-14
-12
-10
-8
-6
2.015
1.917
1.823
1.734
1.649
1.569
1.492
1.419
1.350
1.284
1.222
1.162
-4
-2
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
1.105
1.051
1.000
0.951
0.905
0.861
0.819
0.779
0.741
0.704
0.670
0.637
20
22
24
26
28
30
35
40
45
50
55
60
0.606
0.577
0.549
0.522
0.496
0.472
0.417
0.368
0.324
0.286
0.253
0.223
Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd in overeenstemming met lokale
voorschriften.
11/11
Download