Thema: "Veertig jaar dienst der genezing uit de woestijn in het beloofde land?" drs. Rob van Essen, Warden Inleiding Veertig jaar beslaat ongeveer de periode waarin ik bij de Lucasorde betrokken ben geweest, na in 1971 bevestigd te zijn als lid in de van Assendelftkapel van de Grote Kerk in den Haag. Het was ds. Pieter van Leeuwen die mij de handen oplegde. Als 17-jarige, buitenkerkelijk, werd ik leerlingverpleger op het Gereformeerde Psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Ermelo. Het geloof in Jezus Christus had ik ontdekt bij ‘de Annies’, uitgezonden door een Amerikaans kinderevangelisatie genootschap. Ik ontving daar de vreugde van het gedeelde geloof, veel zingen, stille tijd leren houden tijdens vakantieweken in Friesland en samen enthousiast sport beoefenen. Zo in de zestiger jaren raakten vriendjes onder de invloed van de Pinksterbeweging, waartegen ernstig gewaarschuwd werd. Tongentaal en genezingen waren demonische imitaties. Met deze theologische en spirituele bagage kwam ik in het (toen nog) goed Gereformeerde Veldwijk. Kennismaking met de streep-theologie Op het hoofdgebouw stond in de gevel een evangelietekst: ‘Deze tekenen zullen de gelovigen volgen: zieken zullen zij de handen opleggen, duivelen zullen zij uitwerpen’. Bij het vak ‘Theologie’ – een zwaar woord voor het bijspijkeren van kennis van de Bijbel – zei de Geref. ziekenhuispredikant dat dit alleen voor Jezus’ tijd gold. Nu hebben we de medische wetenschap van God ontvangen. In de huisgemeente, waar een collega mij mee naar toe nam, verkondigde de voorganger (verbonden aan ‘Beukenstein’ en het blad ‘Kracht van omhoog’ dat Jezus alle zieken en bezetenen wil genezen. En in plaats van de bezetenen te bevrijden op Veldwijk, hielden wij ze suf met tranquilizers. Het is in deze periode geweest dat ik een levenslange afkeer gekregen heb van het benaderen van de werkelijkheid met vooruit ingenomen theologische standpunten. Het vervreemde mij ook van de Bijbelclub, waar mijn dienstweigering gezien werd als ongehoorzaamheid aan Romeinen 13 en waar dansen, kaartspel en bioscoopbezoek als duivelse verleidingen werden getekend. Via Pinkstergemeente naar Hervormde kerk en Lucasorde Het was in die periode van zoeken naar de relatie tussen geloof en je werk in de verpleging, zoeken naar een kerkelijk dak boven je hoofd, dat mij van twee kanten een helpende hand werd toegestoken. Iemand gaf mij ‘The cross and the switchblade’ van David Wilkerson en ik was diep onder de indruk van de bevrijdende en genezende kracht van het geloof in dat boek beschreven. Ik leende het aan de Herv. ziekenhuispredikant en hij deelde mijn verwondering. Geen botte, dogmatische afwijzing, maar vreugde over wat God in en door mensen kan doen. En hij zei ook dat het Nieuwe Testament nergens leert dat wonderen en tekenen alleen voor de tijd van de apostelen bedoeld waren. Daarnaast was er iemand uit de ‘Kracht van omhoog’ gemeente die mij wees op de Lucasorde. Kennelijk had hij begrepen dat ik serieus op zoek was naar een antwoord, maar wars was van een stikken of slikken boodschap. Op Veldwijk deed ik, samen met een aantal patiënten belijdenis in de Lucaskerk. Ik bezocht enkele jaren achtereen op tweede Pinksterdag de voorbedediensten voor zieken in de Grote of St Jacobskerk in den Haag, belegd door de kerkenraadscommissie van de Haagse Hervormde gemeente. Het is lange jaren een unieke plek geweest, mede dankzij het pionierswerk van P.C. van Leeuwen, secr. Van de Herv. Raad voor Kerk en Ziekenzorg. Geen samenkomst náást de officiële kerk (zoals Oasediensten en de in 1973 gestarte Dienst der Genezing Amsterdam), maar binnen het erkende kerkverband. Er werkten ook verschillende Haagse predikanten aan mee. Lidmaatschap Lucasorde Na het behalen van mijn diploma B (Zwarte Kruis) en huwelijk in 1968, duurde het nog drie jaar voor ik de stap nam en in de Assendelftkapel als lid werd ingezegend. Enkele jaren later werd ik gevraagd voor het secretariaat, jaren waarin ik een goed contact had met dr. Karel Kraan. De Lucasorde organiseerde in die periode een cursus ‘Dienst der Genezing’, die door ds J. Karelse op allerlei plaatsen in het land werd gegeven. Het waren ook de jaren waarin het ‘magnum opus’ van Kraan verscheen: ‘Opdat u genezing ontvangt’ (Gideon, 1973). Een boek waarover een recensent schreef dat het zijn dissertatie had kunnen zijn, als hij al niet gepromoveerd was op het marxisme. Het is boeiend te zien hoe Kraan vanuit de nood van de arbeiders het Marxisme niet eenvoudigweg afwijst, maar een theologisch en pastoraal antwoord zoekt. Het gaat hem om het heil hier en nu. Als Jezus Christus de Opgestane is, wat is daar dan in deze werkelijkheid van op te merken? Het kruis in de asfaltjungle Na Veldwijk werkte ik enige jaren in de Jellinekkliniek om vervolgens door J.J. Frinsel benaderd te worden voor het nieuw opgerichte ‘Servicecentrum’ voor verslaafden in de Willemsstraat te Amsterdam. Het ging uit van ‘Tot Heil des Volks’, een oude Reveilspruit, die onder leiding van dhr. F.A. Stroethoff na de oorlog opnieuw aansluiting zocht bij samenlevingsvragen. En het was dhr. Stroethoff die in 1951 de Duitse gebedsgenezer Herman Zaiss naar Nederland uitnodigde. ‘Het Heil’ had ook ‘Is het Koninkrijk Gods werkelijkheid?’ uitgegeven van de Amerikaanse zendeling Stanley Jones, waarin ook alle nadruk valt op de aardsheid van het heil. Dit boek las ik op mijn 17e en gaf de doorslag bij mijn beslissing dienst te weigeren. Een belangrijk argument om ‘ja’ te zeggen op de vraag van Frinsel was ook het boek van Wilkerson. Om Blumhardt te parafraseren: ‘In mijn werk in de Jellinekkliniek had ik gezien wat de duivel in het leven van mensen kan doen. Bij het Heil hoopte ik te mogen zien wat Christus kan doen’. Mijn werk bij het ‘Heil’ bracht mee dat ik voor lezingen, catechisaties en congressen gevraagd werd om voorlichting over verslaving te geven en wat het geloof kan betekenen om bevrijd/genezen te worden. Ik ontdekte dan dat er welwillend, soms bewonderend gereageerd werd, maar tegelijk merkte je dat de meeste kerkleden en predikanten geen idee hadden hoe de wereld van de verslaafde tegemoet te treden of daarin het heil van Christus ter sprake te brengen. In Amsterdam werkte ik van 1975 – 1977 als jongerenpastor in de wijk van ds Paul Aalders. Samen met ds Douwe Wouters had hij het initiatief van Youth for Christ en Youth wit a Mission gesteund om evangelisatie/hulpverleningswerk onder verslaafden in het Vondelpark te doen. Hieruit ontstond later het werk van ‘De Regenboog’. Vanuit de Amsterdamse kerken is hier jarenlang wantrouwig en afwijzend naar gekeken. De kerken werden gegijzeld door de tegenstelling horizontaal en verticaal. Zo hoog als spiritualiteit (welke dan ook) nu op de agenda staat, zo verdacht was het toen in kringen waar men bewonderend keek naar Cuba en Oost-Europa omdat daar het Koninkrijk zich al aan het aftekenen was. Op dit punt veroorloof ik mij een korte historische terugblik, waarbij we niet 40, maar 160 jaar terug gaan in de geschiedenis. De verwachting van het Koninkrijk In 1852 is J.C. Blumhardt predikant in Möttlingen en wordt gebruikt bij de bevrijding van een meisje dat bezeten is. In 1854 verhuist hij naar Bad Boll waar hij een pastoraal centrum begint waar mensen van overal naar toe komen om genezing te vinden. Blumhardt was sterk beïnvloed door het Piëtisme, dat sterke nadruk legde op de redding van de ziel en het hiernamaals. De theoloog Karl Barth noemt vier aandachtsvelden die van belang waren in het pastoraat van Blumhardt: 1. De eenheid van lichaam en ziel. 2. De reële macht van de verzoening. 3. De betekenis en tegenwoordigheid van de Geest. 4. De realiteit van de christelijke hoop. Laat ik het samenvatten in: het accent ligt niet langer op de toekomst van de ziel in de hemel, maar op de komst van Gods Koninkrijk in deze wereld. Apostolaatstheologie verzandt In de na-oorlogse periode zien we een paradigmaverschuiving in de theologie, mede onder invloed van de theoloog Karl Barth. Niet langer staat de vraag naar het eigen zielenheil centraal, maar wat betekent het evangelie voor het heil van mens en samenleving. In de Hervormde kerk bloeit de ‘apostolaatstheologie’ op. Op ‘Kerk en Wereld’ worden WIKA’s opgeleid. ‘Gapmen’ die de kloof tussen de kerk en de samenleving moeten helpen overbruggen. Maar de oorlog en de Holocaust (waar was God in Auschwitz?) maken ook dat uiterlijke en innerlijke secularisatie elkaar versterken. In 1952 publiceert H. Berkhof ‘Crisis der middenorthodoxie’. De prediking raakt de mensen niet en hij wilde duidelijk maken hoe God de brug slaat naar ons mensen met onze ervaringswereld’. F. Boerwinkel, één van de oprichters van ‘Kerk en Wereld’ schreef in 1958 dat de Pinkstergroepen in eerste instantie een correctie zijn op ‘levend geloof’ in de kerk. Het optreden van T.L. Osborn in 1958 ‘heeft de plaats van genezing in het geheel van de kerkelijke verkondiging met tot nog toe ongehoord nadruk aan de orde gesteld.’ ‘De Godsdienst is in hoog tempo een randverschijnsel geworden’ (1958!) De jaren 50 – theologische bezinning en weerstand Het is juist tijdens de oorlogsjaren en het decennium dat daarop volgt dat er binnen de kerken stemmen opgaan om de dienst der genezing serieus te nemen. Dat komt door contacten van Nederlanders met de Rettungsarche in Duitsland, waar het werk van Blumhardt wordt voortgezet. Het is ds Wim Plug die in 1946 de ‘Hezenberg’ opent, waar naar het voorbeeld van Bad Boll mensen voor bezinning en genezing welkom zijn. Mevrouw J. C. Schreuder, later predikant in Amstelhof en hoogleraar aan de VU, schrijft een in 1950 verschenen brochure over Vader Stanger, vertaalt het in 1952 verschenen ‘De grote heelmeester’ van Frank Uttley (met een voorwoord van P.C. van Leeuwen) en promoveert in 1957 op ‘De overwninningsgedachte bij J.C. Blumhardt’. Veel discussie wordt ook los gemaakt door het optreden in 1952/1953 van Herman Zaiss, naar Nederland genodigd door F.A. Stroethoff. Zaiss sprak ook op een conferentie van de Raad voor Kerk en Ziekenzorg, voor Nederlandse predikanten, gehouden op de Hezenberg. Vanuit Groot Brittannië – met de Anglicaanse invloeden – kwam Miss Elaine Richards, die in 1951 (14-21 sept.) in de Haagse Bethlehemkerk was uitgenodigd voor de ‘week der genezing’. Aan deze week werkte ook ds. P.A. Elderenbosch (Voorburg) mee. Hij hield in 1951/1952 een serie lezingen over ‘vergeving en genezing’, die in 1953 als boekje verschenen. Ook promoveerde hij in 1953 op het onderwerp ‘De oplegging der handen’. In al deze activiteiten zien wij hoe ds. P.C. van Leeuwen, secretaris van de raad voor Kerk en Ziekenzorg, steeds bij de organisatie betrokken is. Wel moet opgemerkt worden dat het bij hem niet het optreden van de buitenlandse ‘gebedsgenezers’ is wat hem motiveert met deze zaken bezig te zijn. In een beleidsstuk van de Raad – opgericht in 1940medio jaren 50 lezen we: ‘Het onderwerp gebedsgenezing heeft de Raad zeer bezig gehouden’. Het is ook in 1953 dat op de Hezenberg de Nederlandse Lucasorde wordt opgericht, tijdens een internationale conferentie waar ook de stichter van de Amerikaanse moederorganisatie, John Gayner Banks aanwezig was. Van invloed was ook Agnes Sanford uit de USA(Episcopaals en lid van de OSL) die in 1949 ‘Healing Light’ schreef, dat in Nederland in de ‘Succes reeks’ verscheen! Samen met dr. Karel Kraan, die de ‘healing ministry’ leerde kennen tijdens zijn werk als predikant in Londen, heeft van Leeuwen zich tot het laatst ingezet de boodschap der genezing ingang te doen vinden in de kerken. In de theologische bezinning die begin vijftiger jaren op gang komt klinkt ook de stem van Barth. In 1952 verschijnt ‘Gezond zijn en ziek zijn’, een vertaling van een gedeelte uit zijn Kirchliche Dogmatik. In het voorwoord schrijft A.F.N. Lekkerkerker: ‘Moet er een theologie komen van de oplegging der handen?’ Een jaar later wordt hij op zijn wenken bediend door Elderenbosch. In een lezing die P.C. van Leeuwen in 1952 op de Hezenberg houdt citeert hij Barth: ‘Ex. 15:26 is het Magna Charta van alle gezondheidsvragen’. Belangrijk in die periode – waar mensen als Zaiss en Osborn ‘divine healing’ tot een ‘geloofsdaad’ van de zieke maakten – was de invloed van de Zwitserse arts Paul Tournier (Radicale Therapie, 1949), die aandacht vroeg voor de psychosomatische eenheid van de mens. Ook hij zou meerdere malen op uitnodiging van de Raad in Nederland spreken. Tenslotte was er, zoals reeds genoemd, aan het eind van de jaren 50 het optreden van T.L. Osborn, die zijn duizenden versloeg en wiens optreden ook velen de kerken deed verlaten om zich bij Pinkster/Volle evangeliegemeente te voegen. Opgemerkt moet worden dat in de theologische bezinning en literatuur van de jaren 50 veel afweer en afwijzing te vinden was als het erop aan kwam ruimte te geven aan de praxis van de dienst der genezing. P.C. van Leeuwen zei ooit dat de Lucasorde altijd met twee tegenstanders te kampen heeft gehad: traditionalisme en extremisme. Zo verschijnt in 1955 het werk van dr. J.L Koole, die beducht is voor magie (blz. 74). In 1954 verschijnt van de latere hoogleraar A.J. Rasker: Gezondheid-gebedgenezing. Een sympathiek getoonzet boek met veel waarschuwingen, maar de eindconclusie is dan wel: ‘De Heer geeft tekenen!’ (blz. 92). Maar hoe dat geloof vertaalt moet worden naar de praxis van de gemeente blijft buiten beeld. Ene F.J. Hoogenraad publiceert in 1959 een brochure ‘Gebedsgenezing – Pinksterbeweging’ , waarin dit alles als demonische imitaties geduid wordt die in de eindtijd optreden. In hetzelfde jaar komt er een degelijk rapport uit van de Hervormde Synode, ‘Vragen rondom de gebedsgenezing’ Ondanks een meer open houding, biedt men geen ruimte voor ziekenzalving (in strijd met wetenschappelijke visie!) en ‘onder zekere reserve’ ziet men wel ruimte voor handoplegging. De jaren 60 en 70 – God is/was dood Deze periode wordt gekenmerkt door wat prof. H. Berkhof de ‘genitief-theologieën’ noemde. (God is dood, theologie van de revolutie, bevrijdingstheologie, feministische theologie). In 1967 staat in een rapport van de Wereldraad van kerken dat ‘de wereld de agenda voor de kerk schrijft’. Het ‘accent op de ‘buitenkant’, de aarde en de mensen trouw blijven, is ten koste gegaan van de ‘binnenkant’ van dit bestaan’ schrijft H.M. de Lange in 1965 in het maandblad Wending. Een gevolg hiervan is dat de Pinksergemeenten sterk groeien en er een ‘evangelisch-charismatische golf’ door de samenleving gaat in het Westen. Ben Hoekendijk trekt vanaf 1959 met Evangelisatie-Genezingscampagnes door het land. Zijn prediking aanvankelijk in de lijn van Osborn: wie gelooft geneest. In 1981 publiceert hij de z.g. ‘Vierhouten verklaring’ waarin wordt uitgesproken dat de zegen van de Heer veelzijdig werkt. Binnen de Charismatische Werkgemeenschap krijgt de Dienst der Genezing en bevrijding aandacht door het pionierswerk van ds. Wim Verhoef, dr. Karel Kraan en dr. W.C. van Dam. De consequent oecumenische opstelling van de CWN maakt dat men in Pinkster- en evangelische kring wat argwanend naar de CWN kijkt. In die periode van de koude oorlog zien velen de Wereldraad van kerken als een duivels geïnspireerd bolwerk. Het is trouwens juist de Wereldraad van kerken die in 1965 een studie publiceert over ‘The Healing Church’. Daarin wordt gezegd dat er een ‘revival’ nodig is van de Bijbelse gedachte dat de dienst der genezing een bediening is die in het hart van de christelijke gemeenschap thuis hoort. Onderzocht moet worden hoe deze dienst gerelateerd kan worden aan bestaande vormen van medische praktijk’ (blz. 36). Ook wordt in het maandblad Vuur al aandacht gevraagd voor de milieucrisis (!), terwijl Hal Lindsey c.s. voorspelden dat in deze generatie de wederkomst zou plaats vinden. Je bezig houden met milieu en kernbewapening zijn voor hen symptomen van verwerpelijk horizontalisme. Het is in deze periode (1973)dat het belangrijke boek van Karel Kraan gepubliceerd worden, waarin hij ‘genezing’ benaderd in de volle, historische en oecumenische breedte. Zoals in de jaren vijftig Tourniers benadering van de mens als psychosomatische eenheid belangrijk was voor een Bijbelse visie op de geneeskunde, zo is in de jaren 70 de ‘bevestigingstheorie’ van dr. A.A.A. Terruwe een mooi model om opnieuw naar de zegen/handoplegging te kijken. Hoe genezend is het om van Godswege te mogen horen dat je een bemind mens bent! De jaren 80 – strijd over de vrede Deze periode vangt aan met de polarisatie rond de vredesvraagstukken, denk aan de grote demonstraties in 1981 en 1983. Vanuit de Wereldraad van Kerken wordt het Conciliair Proces (Vrede, Gerechtigheid en Heelheid van de schepping) op de agenda gezet. Dit ‘proces’ gaat als een nachtkaars uit. Daar zijn m.i. twee oorzaken voor aan te wijzen: 1. Teleurstelling over de taaiheid van de structuren. 2. De grote maatschappelijke thema’s zijn onvoldoende gerelateerd aan een spiritualiteit van heling. In het blad ‘Reveil’ en in ‘Tearfund’ worden daartoe aanzetten gegeven (‘radicaal-evangelisch’), maar inmiddels heeft in de kerken en de evangelische wereld de aandacht zich naar binnen gericht (gemeente-opbouw, Samen op Weg, bidden om een opwekking, controverses rond Vineyard beweging en Power-evangelism). Het is in deze periode dat binnen de Charismatische vernieuwing veel aandacht komt voor de z.g. ‘Innerlijke genezing’. Kraan schrijft in 1975 ‘Genezing der herinneringen’ (herdruk in 1983) en de CWN publiceert in 1988 ‘Doordringend heil’ van Barbara Shleman Ryan. Kraan herschrijft zijn ‘Opdat u genezing ontvangt’ en Kok publiceert dat in drie delen tussen 1983-1986 (Kraan overleed in 1982). In het laatste deel gaat hij uitvoering in op ‘innerlijke genezing’ (vanaf blz. 84), waar hij zoek naar een ontwerp van ‘pneumatherapie’. Het gaat ook om ‘genezing’ van de structuren van de samenleving. Hoe kan het ook anders, waar Kraan zich in zijn proefschrift bezig hield met de kritiek van Marx op het kapitalisme! Jurjen Beumer (Basisbeweging) en Evert van der Poll publiceren in 1986 ‘Vroom en radicaal’ waarin een weg gezocht wordt uit de polarisatie. De jaren 90 – aandacht voor spiritualiteit en symboliek Met de val van de muur (1989) tussen Oost en West is de tijd van de grote (ideologische) verhalen voorbij. Teleurgestelde maatschappij critici zoeken de weg naar binnen. Jurjen Beumer promoveert in 1993 op een proefschrift over de verhouding mystiek en engagement. Het ‘New Age’ denken verslaat tallozen en er wordt gepleit voor een ‘holistische’ benadering. ‘Scheidingsdenken’ wordt veroordeeld. De Wereldraad van Kerken publiceert in 1990 een geschrift over ‘Healing and Wholeness’, waarin een sterk accent ligt op de gemeente als een ‘healing community’. Er moet ruimte zijn voor de ‘charismata’ of ‘diensten’ van alle leden: ‘Zij zijn actief in de dienst der genezing door het opleggen van de handen, gebed, zalving van zieken met olie, zorg voor mensen door hen eten en medicijnen te geven, de zieken thuis, in ziekenhuis of hospices te bezoeken’. Typerend voor de benadering van de Wereldraad is, dat zij het opkomen voor genezing/heelmaking beschouwt als een zaak van gerechtigheid(blz. 32). In 1992 is er vanuit de Gereformeerde Kerken de publicatie ‘De kerk als helende gemeenschap’, waarin ook een liturgische handreiking wordt gegeven voor ziekenzalving en handoplegging. In 1997 van dr. M.J. Paul ‘Vergeving en genezing’ dat, na een historische inleiding, een pleidooi voert voor ziekenzalving en handoplegging. In dat jaar verschijnt ook het boek van Martien Parmentier (Oud Katholiek) ‘Heil maakt heel’ dat binnen de charismatische beweging discussie losmaakt. Naast het genezend handelen van de Geest is er volgens hem de genezingskracht die God in de schepping heeft gelegd (het ‘hagedisprincipe’). Boeiend in zijn benadering is dat hij de dienst der genezing uit het kerkelijk keurslijf wil bevrijden. ‘Kan de dienst der genezing ook buiten pastoraat en liturgie werken aan de heelwording van de mensheid?’ (blz. 159). Het is deze vraag die ook in de Lucasorde, internationaal en in ons land op de agenda kwam. Zelf schreef ik in 1996 mijn doctoraal scriptie in het kader van ‘Urban Mission’ met als titel ‘Heel de stad’. Een nieuwe eeuw Na de vorming van de Protestantse Kerk verschijnt het tweede deel van het Dienstboek, met – onder het kopje ‘zegeningen’- daarin een liturgie voor ziekenzalving. Deze wordt vooraf gegaan door een historisch/theologische inleiding en een toelichting met praktische suggesties (wat voor olie?). Gezien de afwijzing van ziekenzalving in het Herv. rapport van 1959 is hier theologisch en pastoraal wel het één en ander gebeurd! In 2004 verschijnt bij Gideon ‘Zal God mij genezen’ van Ron Dunn, waarin op een pastorale wijze op de vragen rond gebed en genezing wordt ingegaan. In 2007 publiceren de Charismatische Werkgemeenschap Nederland en de Lucasorde een ‘verklaring over gebed en genezing’ die in de Lucaskerk op Veldwijk aan de synode praeses ds. G. de Fijter wordt aangeboden. Op deze verklaring komt kritiek van de kant van dr. Willem Ouweneel (hij publiceerde in 2003 zijn ‘bijbelse leer van ziekte, genezing en bevrijding’), die in deze verklaring het machtswoord tegen de ziekte mist. Waarschijnlijk voelt hij zich in dit opzicht meer verwant met evangelist Jan Zijlstra uit Leiderdorp, wiens prediking meer in de lijn van Osborn en Johan Maasbach ligt. Als mensen niet genezen is dat vaak te danken aan ongeloof of belemmeringen die nog uit de weg geruimd moeten worden. Inmiddels is het wel duidelijk dat de dienst der genezing in de breedte van de kerken aandacht vraagt en minder krampachtig wordt benaderd dan veertig jaar geleden. Piet Schelling schreef ‘Daar word je beter van!’, dat in de praktijk van het gemeentewerk en in dialoog met de gemeente ontstond. In 2006 promoveerde Harmen U. de Vries met een proefschrift over ‘de dienst der genezing en zijn plaats in instellingen van gezondheidszorg’. In zekere zin is dit proefschrift een brede en diepgaande uitwerking van wat P.C. van Leeuwen voor ogen stond binnen de toenmalige Raad voor Kerk en Ziekenzorg. Integratie van de dienst der genezing in het instituutspastoraat (blz. 568), een ontwikkeling die gelukkig al in menig ziekenhuis plaats vindt en waar protestantse en RK-pastores de ziekenzalving in het pastorale ‘pakket’ hebben. Sieb Roozenboom promoveerde in 2007 met ‘Naar een bestaan volkomen’ op de dogmatische motieven van toonaangevende theologen van de laatste 150 jaar. Dankzij zijn studie liggen de theologische vragen die verdere doordenking vragen nu helder op tafel. Niet verwonderlijk is dat hij hierbij als eerste de ‘volmacht’ vraag aan de orde stelt. In zijn laatste aanbeveling noemt hij de liturgie voor ziekenzalving in het Dienstboek en beveelt het gebruik van harte aan. Wat ik echter node gemist heb is een aanbeveling om de opdracht tot ‘heling’ in de opleiding van predikanten en pastoraal werkenden structureel een plek te geven. Dogmatisch – het boek van Roozenboom ligt ervoor klaar – pastoraal – zie Harmen de Vries – en last but not least liturgisch. Helaas is daar in protestants Nederland nauwelijks iets over te vinden, maar in de Anglicaanse traditie heeft men daarmee een ruime ervaring. In Rooms Katholieke kring verschenen bij ‘Gooi en Sticht’ in 1993 twee bundels met ‘liturgie voor zieken’ , waaraan o.a. P.A. Elderenbosch , Marinus van den Berg en F. Heggen meewerkten. Afsluitend Terugziend op 40 jaar Lucasorde, mij zusterlijk gesteund voelend door de CWN, is er reden tot dankbaarheid. De ‘dienst der genezing’ is een serieus thema geworden, waaraan niet meer dogmatisch bevooroordeeld afstand wordt genomen. In juni 2008 weidde het Barthiaanse ‘In de Waagschaal’ zelfs voor het eerst een heel themanummer aan ‘Dienst der genezing’. Ook in kerkgenootschappen waar tot voor enige jaren Zondag 10 van de Catechismus de visie op ziekte en gezondheid bepaalde, ontstaat openheid voor de praxis van de dienst der genezing. Ziekenhuispastores en gemeentepredikanten gaan op allerlei plekken positief in op de vraag om ziekenzalving en handoplegging. En tegelijk moeten we constateren dat de dienst der genezing nauwelijks geïntegreerd is in pastoraat en liturgisch handelen. Men ziet het als ‘hobby’ van de dominee of laat het over aan een charismatisch bevlogen voorhoede in de gemeente. In dit opzicht blijft de oproep van de Wereldraad, een helende gemeenschap te zijn, actueel. Allereerst dienen wij ons bewust te zijn dat, zoals wijlen ds Paul Aalders ooit schreef, de dienst der genezing rust in de dienst der gebeden. Het gebed moet geleerd en geoefend worden. De zondagmorgendienst voldoet daartoe niet. Er mag hier gedacht worden aan gebedsdiensten (matinen, vespers), waarin gemeenteleden voorgaan. Maar waarom ook de de diakenen niet structureel in de dienst der gebeden in te schakelen op zondag. Zij kennen de nood veraf en dichtbij. En mijn ervaring is dat zij graag geholpen worden die te leren verwoorden. Het is ook belangrijk de ‘dienst der genezing’ uit het traditionele keurslijf van wondergeloof en extase los te maken. Alhoewel een beetje extase nooit weg is, maar waarom dan ook niet aan de preek gedacht? Denk aan zwarte kerken met hun responsies: ‘Yes Lord! Amen!’ De ‘acclamatio’ heette dat in de vroege kerk. Wat ik bedoel is dat ‘heling’ evenzeer thuis hoort in het werkveld van de diaconie. Werken aan verzoening in de samenleving tussen mensen van verschillende achtergrond, voedsel delen met de armen, kleding met wie zich niet durven vertonen. En in dat diaconaat wordt gezegend, wordt er soms ook om gebed gevraagd. En de vrijwilliger in het hospice kan iemand de hand opleggen. Want aanraken, bevestigen werkt helend. ‘To heal is something else than to cure’ – laat dat hier ook gezegd zijn. Er moet daarom in de dienst der genezing voortdurende aandacht zijn voor de eschatologische dimensie van de genezing. Dat niemand meer zal zeggen ‘Ik ben ziek’ behoort bij de wederoprichting van alle dingen. Daarom is er de terechte correctie van Dick Stap in zijn ‘spiritualiteit van het niet meer beter worden’. Ik schreef daarover in 2005 in Soteria: ‘Niets zo gezond als een theologie van het lijden’. Verder blijft het pleidooi van Karel Kraan actueel, waarin hij wegen zoekt om dienst der genezing en psychotherapie te laten integreren. Dit alles vraag ook om sacramentele en liturgische gevoeligheid: niet alles hoeft – en kan – gezegd worden. Een kaars opsteken bij de afkondiging van overlijden in de dienst. Aan de Paaskaars natuurlijk en niet met een gasaansteker! Een moment van stilte bij een icoon om een rouwbegeleidingsgroep mee af te sluiten. Want dat is het wonder, dat God gebeurt in mensenlevens. Tenslotte moet hieraan wel vooraf gaan dat in de opleiding van voorgangers alle aandacht gegeven wordt aan de helende opdracht van de gemeente: genezing van de schepping, genezing in relaties, genezing van wie lijden. Als dat gebeurt breekt het Koninkrijk nog wel niet aan, maar de muren van traditionalisme en extremisme belemmeren ons niet langer op weg erheen. Literatuur: Radicale therapie – Paul Tournier 1949 Het helende licht – Agnes Sanford (1949 Engelse uitgave) Wilhelm Friedrich Stanger – J.A. Schreuder 1950 Gezond zijn en ziek zijn – Karl Barth 1952 De grote heelmeester – Frank Uttley 1952 Terug naar de medicina sacra – C. Aalders 1952 Vergeving en genezing – J.A.Elderebosch 1953 De oplegging der handen – J.A. Elderenbosch 1953 Een christelijke confrontatie met Marx, Lenin en Stalin – K.J. Kraan 1953 Gezondheid gebed genezing – A.J. Rasker 1954 Gebedsgenezing – v/d Hoeven, J.L. Koole 1954 De dienst der genezing in de kerk – Bernard Martin 1955 De boodschap der genezing – J.L. Koole 1955 De overwinningsgedachte bij Johann Christoph Blumhardt – J.C. Schreuder 1957 Vragen rondom gebedsgenezing – Kerk en Ziekenzorg 1959 Als u zoekt naar genezing –Oral Roberts 1958 Gebeds-genezing Pinksterbeweging – F.J. Hoogenraad Is ziekte ongeloof? A. Dönselmann 1961 Geloofsgenezing – A. Hijmans 1962 The Healing Church – WCC 1965 Verslaggever vindt God door gebedsgenezing – Emily Gardiner Neal 1966 De dienst der genezing –K.J. Kraan/P.C. van Leeuwen 1972 Strohalm of staf – Lize Stilma 1972 Opdat u genezing ontvangt –K.J. Kraan 1973 Geef mij je hand – A.A.A. Terruwe 1974 Genezing der herinneringen – K.J. Kraan 1975 Stanger en Buchman – W. C. van Dam 1977 Experiment genezing – R. van Essen ea 1978 Er is iets gaande in den Haag – John Lewis 1980 Genezing en bevrijding 1 – K.J. Kraan 1983 Genezing en bevrijding 2 – K.J. Kraan 1984 Genezing en bevrijding 3 – K.J. Kraan 1986 Doordringend heil – Barbara Shleman Ryan 1988 Pastoraat op de grens – R. van Essen ea 1988 Inleiding tot de dienst der genezing – P.C. van Leeuwen 1989 Healing and Wholeness – WCC 1990 De kerk als helende gemeenschap – Toerusting 1992 Vergeving is geen witkalk – R. van Essen ea 1997 Vergeving en genezing – M.J. Paul 1997 Heil maakt heel – Martien Parmentier 1997 Ziekte en genezing – Henk Hagoort ea 1999 50 hindernissen op de weg naar genezing – Jan Zijlstra 2000 Geneest de zieken! – W.J. Ouweneel 2003 Dienstboek 2 – PKN 2004 Zal God mij genezen? – Ron Dunn 2004 Gebed als medicijn?! – Bert Bakker 2004 Ziek zijn enGod – Dick Stap 2004 Om heil en genezing te vinden – Harmen U. de Vries 2006 Naar een bestaan volkomen – S.M. Roozenboom 2007 Daar word je beter van! – Piet Schelling 2008 Dienst der genezing – IDW 2008 Liturgie Liturgie met zieken, deel 1 en 2. Uitgave Gooi en Sticht 1993 (RK) Praying for the dawn, a resourcebook for the ministry of healing. Ruth Burgess & Kathy Galloways. Wild Goose, 2000 (Iona) To minister His Grace, Healing Services for the Church, Stuart Thomas. Kevin Mayhew, 1995 (Anglicaans) Ministry to the Sick, Authorized Alternative Services, Synod Church of England. 1983 (Anglicaans) Sacraments of healing, Christopher Gower, SPCK, 2007 (Anglicaans) Pastoral Care of the Sick, Geoffry Chapman, London 1983 (RK)