2 De lens - Samenvattingen en nog veel meer!

advertisement
NATUURKUNDE
1 Lichtbreking
Hoek i = hoek van inval
Hoek r = hoek van breking
Als de lichtstraal van een optisch minder dichtheid naar een optisch dichter stof gaat, dan is hoek i groter dan
hoek r.
Brekingsindex = n
De wet van Snellius: lucht > een stof met een grotere optische dichtheid
Sin i = n
Sin r
Als de lichtstraal de andere kant op gaat geldt: een stof met een grotere optische dichtheid > lucht
Sin i = 1
Sin r n
!!GRENSHOEK!! (vragen!!)
2 De lens
Lens
Positief (+)
Hoe gaat het licht door de lens?
Convergerende werking
Negatief (-)
Divergerende werking
Hoe ziet de lens eruit?
Een fototoestel is een lichtdichte doos voor het maken van beelden. De beelden zijn bij het maken van foto’s
vaak veel kleiner dan de voorwerpen die worden gefotografeerd. Daarom wordt een lens (in een fototoestel
een objectief genoemd) gebruikt. Dankzij die lens kun je beelden maken die tegelijk scherp én lichtsterk zijn.
De sluiter van het fototoestel is meestal dicht: er valt dan geen licht op de chip of film. Alleen als de
ontspanknop wordt ingedrukt, gaat de sluiter even open en wordt er een foto gemaakt. Vlak voor de lens
bevind zich nog een verstelbare opening: het diafragma. Hoe verder het diafragma openstaat, des te meer
licht valt er door de lens.
Fresnellenzen vindt je in spotlights, vuurtorens en op de achterruit van auto’s.
3 Rekenen aan lenzen
Brandpunt = F
Brandpuntsafstand = f, daar komen de lichtstralen samen bij een positieve lens
Hoofdas = midden door de lens, hierop ligt het brandpunt.
Voorwerpsafstand = v, de afstand tussen het voorwerp en de lens
Beeldafstand = b, afstand tussen het beeld en de lens
Lenzenformule:
1+1=1
v b f
Positieve lenzen kom je ook tegen in projectoren. Denk bijvoorbeeld aan de beamer. De lens in de projector
beeldt een voorwerp af op een scherm. Die afbeelding heet het beeld.
Gaatjescamera: hoe groter het gat hoe onscherper het beeld.
4 Lichtstralen tekenen
Constructiestralen:
1) Punt bovenkant voorwerp evenwijdig met de hoofdas tot de lens en door het brandpunt.
2) Lijn van de bovenkant van het voorwerp door het optisch middelpunt.
3) Bovenkant van het voorwerp door het brandpunt voor het lensvlak tot en met de lens en vervolgens
evenwijdig met de hoofdas.
4) Herhalen met de onderkant van het voorwerp.
De vergroting (N) berekenen:
N = lengte beeld _
Lengte voorwerp
N=b
v
5 Ogen en bril
Het licht komt op het oog en passeert dan:
1) Het hoornvlies
2) De voorste oogkamer
3) De pupil (een opening in de iris)
4) De ooglens
5) Het glasachtig lichaam
6) Netvlies (bevat lichtgevoelige zintuigcellen)
7) De impulsen worden doorgegeven door de zenuwen
Het platter en boller maken van je lens heet: accommoderen. Soms werkt dit niet meer optimaal en mensen
worden dan; bijziend, verziend of oudziend.
Ooglenzen
Afstand
Wat kun Wat kun Welke
Vermoeiend?
Naam
hoornvlies
je goed
je slecht lens
bril?
en het
zien?
zien?
nodig?
netvlies
Bijziend
te sterk
te groot
dichtbij
veraf
negatief
Verziend
te zwak
veraf
dichtbij
positief
Ja
Oudziend
Werkt niet
dichtbij
positief
Leesbril
goed meer
De instelbare bril varieert tussen -6 en +3. Het geheim achter de variabele sterkte is eigenlijk simpel: in elk
glas kan men twee plastic ‘lenzen’ over elkaar heen schuiven.
Formules
Formule
Sin i / sin r = n
Sin i / sin r = 1 / n
1/v + 1/b = 1/f
N = lengte beeld / lengte voorwerp
N = b/v
S = 1/f
Waarvoor nodig?
Hoek r of i berekenen, lucht > stof
Hoek r of i berekenen, stof > lucht
Lenzenformule
Vergroting berekenen
Vergroting berekenen
De lenssterkte in dpt
Download