BIJLAGE 4 Medezeggenschap in een aantal Europese lidstaten Deze bijlage bevat een beknopt overzicht van de medezeggenschap van een aantal Europese lidstaten, te weten België en Duitsland (die een wettelijke regeling van de medezeggenschap kennen), Denemarken (waar de medezeggenschap is geregeld op basis van een bindend intersectoraal akkoord) en Groot-Brittannië (waar een verplichte regeling voor informatie en raadpleging ontbreekt). België Ondernemingen met 100 of meer werknemers moeten een ondernemingsraad (conseil d’entreprise) instellen. Daarnaast moet in ondernemingen met meer dan 50 werknemers een zogeheten comité voor preventie en bescherming (comité de protection et de prévention du travail) worden ingesteld, dat zich bezighoudt met arbeidsomstandigheden in de onderneming. De Belgische OR kent een paritaire samenstelling; de ondernemer is voorzitter van de Belgische OR. België kent landelijke OR-verkiezingen, de zogeheten ‘sociale verkiezingen’, die om de vier jaar worden gehouden1. De vakorganisaties dragen kandidaten voor het OR-lidmaatschap voor2. Het aantal OR-leden is afhankelijk van het aantal werknemers van de onderneming. De wet stelt daarnaast eisen aan de vertegenwoordiging van verschillende categorieën personeelsleden (jonge werknemers en middelbaar en hoger personeel). Alle werknemers hebben stemrecht; om verkiesbaar te zijn moet een werknemer minimaal 6 maanden in de onderneming werkzaam zijn. De Belgische OR heeft een recht op informatie over sociale en economische aangelegenheden en wordt geraadpleegd voorafgaand aan alle besluiten van de ondernemer ten aanzien van een aantal in de wet genoemde aangelegenheden. De OR heeft een instemmingsrecht bij besluiten over een aantal bij wet genoemde arbeidsvoorwaardelijke regelingen. OR-leden hebben een vastgestelde hoeveelheid (betaalde) tijd voor uitoefening van hun functie als OR-lid. Zij hebben een recht op trainingen die verband houden met hun ORlidmaatschap (waarvoor tijd en financiering beschikbaar worden gesteld). Ondernemingen kunnen ter compensatie van de tijd die men aan trainingen besteedt, een bijdrage ontvangen uit een hiervoor opgericht fonds. Ondernemer en OR kunnen bij onderlinge overeenkomst een beroep doen op een externe expert als het gaat om een aanvullende studie naar de economische of financiële aspecten van een bepaald besluit. 1 2 In de publieke sector worden geen sociale verkiezingen gehouden. Zie hiervoor ook: Blanpain, R., “Inspraak van werknemers. Enkele kanttekeningen vanuit België.” In: Bulletin Arbeid, Sociale Zekerheid en Recht. nr. 4, september 2003, pp. 132-134. 143 BIJLAGE 4 Duitsland3 De Duitse medezeggenschapswetgeving (het Betriebsverfassungsgesetz) is recent (in juli 2001) gewijzigd4. De wijziging betrof onder meer de instelling van groepsondernemingsraden, medezeggenschap voor uitzendkrachten bij het inlenende bedrijf, de verkiezingsprocedure bij kleine ondernemingen, nieuwe onderwerpen waarover consultatie met de OR moet plaatsvinden en uitbreiding van faciliteiten. In Duitsland ligt de instellingsgrens voor een OR aanzienlijk lager dan in Nederland: in alle ondernemingen met ten minste 5 vaste werknemers wordt een Betriebsrat ingesteld. De Duitse OR bestaat alleen uit werknemersleden. Instelling van een OR geschiedt op initiatief van werknemers. De Duitse medezeggenschapswetgeving kent evenals de WOR medezeggenschapsorganen op verschillende niveaus binnen de onderneming. Daarnaast kent de Duitse wet de zogeheten Wirtschaftsausschuss, een commissie waarmee de ondernemer economische aangelegenheden bespreekt en waarin ten minste een OR-lid zitting heeft; en een Betriebsausschuss, dat fungeert als algemeen bestuur van een OR met meer dan 8 leden. De vertegenwoordiging van bepaalde groepen werknemers in de OR, waaronder jongeren, is bij wet geregeld. Alle werknemers die 3 maanden of langer in de onderneming werkzaam zijn, hebben stemrecht; (kiesgerechtigde) werknemers die minimaal 6 maanden in de onderneming werken, kunnen zich kandidaat stellen. Zowel vakorganisaties als de werknemers kunnen OR-kandidaten voordragen5. In kleine ondernemingen (tussen 5 en 50 werknemers) geldt een vereenvoudigde verkiezingsprocedure. De OR-verkiezingen vinden plaats in de (bij wet vastgestelde) periode van maart tot en met mei. De Duitse OR heeft een algemeen recht op informatie en overleg (eens per maand). De wet bepaalt in het bijzonder dat de ondernemer de OR dient te informeren over regelingen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden op ondernemingsniveau en over diverse bedrijfsactiviteiten en de werkgelegenheid in het bedrijf. Economische aangelegenheden (waarvan in de wet een tiental wordt genoemd) worden veelal binnen het genoemde economisch comité (Wirtschaftsausschuss) besproken. Dit comité heeft een informatierecht en moet door de ondernemer worden gehoord. De OR heeft een informatie- en overlegrecht op het gebied van reorganisaties (waaronder 3 4 5 Zie ook: M. Top en J. Cremers, OR-faciliteiten bij de buren. Een Duits-Nederlandse vergelijking. Den Haag, 2003;. Jacobs, A.T.J.M, Inleiding tot het Duitse arbeidsrecht, Gouda, 1995. Zie hiervoor ook: Däubler, W., “Die veränderte Betriebsverfassung – Erste Anwendungsprobleme”. In: Arbeit und Recht, nr. 8, 2001, pp. 285-291. Een voordracht door werknemers moet worden vergezeld van een handtekening van ten minste een twintigste van het aantal stemgerechtigde werknemers (tot een maximum van 50 handtekeningen), met een minimum van 3 handtekeningen (in bedrijven met maximaal 20 werknemers, is 2 handtekeningen voldoende). 144 BIJLAGE 4 inkrimpingen, sluitingen en fusies) en onderhandelt met de ondernemer over een sociaal plan. Over personeelsmaatregelen moet de ondernemer overleg voeren met de OR. Hieronder vallen onder meer het wervings- en selectiebeleid en het personeelsbeleid bij reorganisaties en (collectief) ontslag. De OR heeft medebeslissingsrecht (Mitbestimmungsrecht) ten aanzien van een dertiental sociale aangelegenheden (zoals arbeidstijdenregelingen, arbeidsomstandigheden, training en de planning van verlof). De beroepsmogelijkheden verschillen per bevoegdheid en per onderwerp. Er is een wettelijke regeling voor het spreekuur met de achterban en het houden van personeelsvergaderingen door de OR. Afhankelijk van het aantal werknemers van de onderneming is een aantal OR-leden geheel vrijgesteld voor OR-werk6. Verder kunnen alle OR-leden gedurende de zittingstermijn van de OR maximaal 3 weken (betaald) scholing in werktijd volgen (voor nieuwe ORleden is dit vier weken). Indien het van belang is voor het functioneren van de OR, kan dit worden uitgebreid. Denemarken In Denemarken is sprake van een duale vertegenwoordiging van werknemers op ondernemingsniveau7. Enerzijds is er een geïnstitutionaliseerde vertegenwoordiging van de vakorganisaties op ondernemingsniveau. Verkiezing van vakbondsvertegenwoordigers vindt plaats in ondernemingen met minimaal 5 werknemers. Zij vertegenwoordigen zowel de werknemers als de vakbond in de onderneming. De vakbondsvertegenwoordiging dient de samenwerking tussen werkgevers en werknemers op de werkvloer te bevorderen en toe te zien op de naleving van CAO-afspraken. Daarnaast bestaat in ondernemingen met meer dan 35 werknemers een paritair samengestelde OR (waarvan de werkgever de voorzitter is). De instelling van een OR is geregeld in een bindend intersectoraal akkoord tussen de nationale werkgeversorganisaties en vakbonden8. Voor de bouw en voor de publieke sector bestaan afzonderlijke akkoorden. Het comité moet worden geïnformeerd over de economische en financiële situatie en vooruitzichten, de werkgelegenheidssituatie en voorgenomen reorganisaties. Over sommige besluiten vindt alleen raadpleging plaats; over andere onderwerpen heeft het comité een medebeslissingsbevoegdheid. 6 7 8 In bedrijven met 200-500 werknemers gaat het om 1 vrijgesteld OR-lid; in bedrijven met 501-900 om 2 OR-leden enzovoort. Zie hiervoor: European Commission, Social Europe. Employee representatives in Europe and their economic prerogatives. Supplement 3/96. Op nationaal niveau bestaat een paritair orgaan dat deze raden adviseert, trainingen aanbiedt en bemiddelt bij geschillen. 145 BIJLAGE 4 Ook is in alle ondernemingen een (gekozen) veiligheidsvertegenwoordiger actief (veelal een vakbondsvertegenwoordiger) en wordt in ondernemingen met meer dan 20 werknemers een veiligheidscomité ingesteld. Verenigd Koninkrijk Het Verenigd Koninkrijk wijkt in hoge mate af van de continentaal-Europese benadering van informatie en raadpleging van werknemers: een algemene, verplichte regeling van informatie en raadpleging ontbreekt. Dit is mede het gevolg van de zeer terughoudende opstelling van de wetgever in de regeling van arbeidsvoorwaarden en de arbeidsverhoudingen. Wel hebben diverse Europese richtlijnen geresulteerd in een aantal regelingen voor informatie en raadpleging van werknemers over collectieve ontslagen, de overgang van ondernemingen en veiligheid en gezondheid in de onderneming. Binnen een deel van de onderneming zijn zogeheten shop stewards actief. Deze worden gekozen door vakbondsleden binnen de onderneming. Ondernemer en een werknemersvertegenwoordiging kunnen vrijwillig een Joint Consultative Committee (JCC) in de onderneming oprichten. Samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van het JCC worden neergelegd in een collectieve overeenkomst tussen de ondernemer en de werknemersvertegenwoordiging op ondernemingsniveau. Dit comité heeft geen wettelijke status. De overeenkomsten bevatten veelal afspraken over het verstrekken van informatie en in veel beperktere mate over consultatie van het JCC. De shop stewards vormen veelal ook de leden van het JCC. Ongeveer de helft van de ondernemingen kent een dergelijk JCC, hoewel de bevoegdheden en het functioneren van een werknemersvertegenwoordiging van bedrijf tot bedrijf sterk variëren9. De implementatie van de Europese richtlijn informatie en raadpleging10 zal leiden tot een nationale wettelijke regeling11. 9 10 11 Cully, M., et al., Britain at work as depicted by the 1998 Workplace Employee Relations Survey, 1999. Geciteerd in: Lorber, P., “National work’s councils: opening the door to a whole new era in United Kingdom employment relations?” In: The International Journal of Comparative Labour Law and Industrial Relations, Autumn 2003. Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (Pb L 80, 29-34). Deze richtlijn werd door het EP en de raad aanvaard op 11 maart 2002 en trad in werking op 23 maart 2002. Lorber, P., “National work’s councils: opening the door to a whole new era in United Kingdom employment relations?” In: The International Journal of Comparative Labour Law and Industrial Relations, Autumn 2003. Zie ook: High Performance Workplaces. The role of employee involvement in a modern economy. A discussion paper. Juli 2002. 146