7 Oncologische observatie Desmoïdtype fibromatose: vaak lastig voor de patiënt en minstens zo lastig voor behandelaars Editorial bij de bijdrage van Z. Faiz, C. Verhoef, M.A. den Bakker, G. Kazemier, en B.P.L. Wijnhoven, getiteld ‘Intra-abdominale desmoïdtumoren: een casusbespreking en overzicht van de literatuur’. F. van Coevorden (Ned Tijdschr Oncol 2011;8:289-90) In deze uitgave van het Nederlands Tijdschrift voor Oncologie bespreken Faiz et al. naar aanleiding van een casus de huidige inzichten betreffende de diagnostiek, de moleculaire achtergronden en behandeling van desmoïdtype fibromatose. Enkele aanvullende kanttekeningen bij dit overigens heldere en actuele overzicht zijn op zijn plaats. In de beschreven casus wordt allereerst duidelijk dat de diagnostiek van mesenchymale intra-abdominale tumoren niet altijd even gemakkelijk is. Bovendien is ook de afweging vaak lastig hoever en hoe invasief de diagnostiek moet en mag zijn om een preoperatieve diagnose rond te krijgen. Dat die preoperatieve diagnose echter van essentieel belang kan zijn, is de laatste 10 jaar wel duidelijk geworden. Het onderscheiden van carcinomen, lymfomen en mesenchymale tumoren is gezien de hedendaagse multidisciplinaire (en vaak niet primair chirurgische) aanpak van groot belang. Behandeling van intra-abdominale darmgerelateerde lymfomen behoeft geen chirurgie, en zeker geen uitgebreide multi-orgaan-‘enbloc’-resecties. En met de komst van tyrosinekinaseremmers in de behandeling van de gastro-intestinale stromatumoren moet neoadjuvant imatinib sterk worden overwogen bij ‘locally advanced’ tumoren, zodat bij adequate respons het chirurgische trauma beperkt kan blijven en daarmee de kans op recidief lager. Voor de diagnose van desmoïdtype fibromatose is een positieve immuunhistochemische nucleaire β-cateninekleuring een belangrijke ondersteuning geworden, zo ook in deze casus. Moleculair biologische mutatieanalyse kan ook steun geven. Lev et al. lieten in een grote serie sporadische desmoïdtumoren zien dat bij 117 van de 138 (85%) patiënten een mutatie werd gevonden in het CTNNB1-gen, dat de β-catenineregulering codeert.1 Hierbij werden 3 specifieke mutaties in 2 codons van het CTNNB1-exon 3 geïdentificeerd: 41A (59%), 45F (33%) en zeldzaam 45P (8%). De vijfjaars recidiefvrije overleving was significant slechter bij de 45F-gemuteerde desmoïden (23%) versus de 41A-mutatie (57%) of de niet-gemuteerde tumoren (65%)(p<0,0001). Verder was er bij 98% van de specimens een nucleaire β-catenine-expressie, waarvan de intensiteit omgekeerd correleerde met de incidentie van desmoïdrecidief (p<0,01). In een grote Franse studie van Domont et al. werden vergelijkbare mutatiefrequenties gezien, al was de recidiefcorrelatie iets minder uitgesproken.2 Naast de inmiddels routinematige β-cateninekleuring zou daarom standaard ook een mutatieanalyse nuttig kunnen zijn, zodat in de therapeutische overwegingen in de toekomst een meer of minder gunstige mutatie tot verschillende strategische keuzes kunnen leiden. In de klinische presentatie wordt ook door de schrijvers begrijpelijkerwijs onderscheid gemaakt tussen syndromaal/familiair voorkomen en de frequentere zogenoemde ‘sporadische’ vorm van fibromatose, en tussen de extra-abdominale en intra-abdominale lokalisaties, waarvan de laatste juist bij de familiaire vorm vaker wordt gezien, waar de biologische ‘trigger’ tot de activatie van fibromatose in het FAP-gen kan worden gevonden en de klinische ‘trigger’ niet zelden de FAP-gerelateerde chirurgie is. Dat het bij deze in principe agressieve, maar nietmetastaserende ziekte, met zijn nog steeds niet goed begrepen en slecht voorspelbare groei en regressiegedrag, niet makkelijk is de juiste behandelkeuze te Auteur: dhr. dr. F. van Coevorden, chirurgisch oncoloog, afdeling Heelkundige Oncologische Disciplines, Het Nederlands Kanker Instituut Antoni van Leeuwenhoek, Postbus 90203, 1006 BE Amsterdam, tel.: 020 512 29 95, e-mailadres: [email protected] Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Jaargang 8 - nr. 7 - 2011 289 Oncologische observatie maken, moge duidelijk zijn. Het ‘do no harm’-principe (Fred Eilber) vormt bij deze ziekte een wel heel belangrijke leidraad.3 Velen zijn teruggekomen van de mutilerende chirurgie.4 Tijd van leven is vaak niet het probleem, wel het omgaan met de complicaties van te agressieve chirurgie, bestraling of chemotherapie, of combinaties hiervan. Asymptomatische ziekte moet niet door behandeling symptomatisch worden. Probleem blijft natuurlijk die groep patiënten met aantoonbare progressieve en symptomatische ziekte, waar een expectatief beleid geen mogelijkheid kan zijn. In het artikel komen vele behandelmogelijkheden aan bod. Naast de genoemde ‘non-steroidal antiinflammatory drugs’, anti-oestrogenen en chemotherapie is er de laatste jaren met wisselend succes ook ervaring opgedaan met ‘targeted therapy’, zoals tyrosinekinaseremmers, waarbij stabilisatie van ziekte en dus een ziekteprogressievrije periode meestal het best bereikbare resultaat is.5,6 ling van desmoïdtype fibromatose, waar mogelijk, een terughoudend conservatief beleid moet worden gevoerd. Daar waar behandeling noodzakelijk wordt, is bij de keuze uit het scala aan therapeutische mogelijkheden, expertise vereist en is kennis van de achtergronden van desmoïdtype fibromatose, en zeker de intra-abdominale vorm, een ‘must’. Dat maakt dat behandeling dus in centra met expertise in de behandeling van wekedelentumoren thuishoort. Referenties 1. Lazar AJ, Tuvin D, Hajibashi S, Habeeb S, Bolshakov S, MayordomoAranda E, et al. Specific mutations in the β-catenin gene (CTNNB1) correlate with local recurrence in sporadic desmoid tumors. Am J of Pathol 2008;173;1518-27. 2. Dômont J, Salas S, Lacroix L, Brouste V, Saulnier P, Terrier P, et al. High frequency of β-catenin heterozygous mutations in extra-abdominal fibromatosis: a potential molecular tool for disease management. Br J Cancer 2010;102:1032-6. Waar voor de intra-abdominale mesenteriale fibromatose radiotherapie meestal geen aantrekkelijke mogelijkheid is, ook al vanwege de vaak vele verklevingen na eerdere chirurgie, kan bij progressieve extraabdominale symptomatische ziekte met radiotherapie als ‘single modality treatment’ een vergelijkbare stabilisatie van ziekte en afname van klachten worden bereikt. De resultaten van een fase II-EORTC-studie (protocol 62991) worden in de nabije toekomst verwacht. 3. Eilber FR, UCLA, personal communication 1999. 4. Fiore M, Rimareix F, Mariani L, Domont J, Collini P, Le Péchoux C, et al. Desmoid-type fibromatosis: a front-line conservative approach to select patients for surgical treatment. Ann Surg Oncol 2009;16:2587-93. 5. Heinrich MC, McArthur GA, Demetri GD, Joensuu H, Bono P, Hermann R, et al. Clinical and molecular studies of the effect of imatinib on advanced aggressive fibromatosis (desmoid tumor). J Clin Oncol 2006;24:1195203. 6. Fiore M, Colombo C, Radaelli S, Prestianni P, Sanfilippo R, Morosi C, et al. Activity of toremifene in sporadic desmoid-type fibromatosis. ASCO De schrijvers concluderen terecht dat bij de behande- 290 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie 2011, abstract 10033. Jaargang 8 - nr. 7 - 2011