SURINAME. Ml— {Overgedrukt uil de Aruhenudic Couratit mn Vrijdag 5 Fohruai-ij 187.j,) Bij het sluiten van liet traktaat tot afstand der Kust van (Guinea werd door hen, die dit traktaat afkeurden, als verwijt tegen de Rcficring aun<;evoerd dat zij even goed ook andere koloniën zou kunnen verlioopen. en dit argument werd bij herhaling en breed uitgemeten. Het iied(;rlandsi'lie Gouvernement zou zich, even goed als van de Kust, ook kunnen ontdoen van Suriname. En als wij Suriname eens verloren! Iemand, niet oi'weinig met onze koloniën en overzeesche bezittingen bekcntl . zou al ligt in den waan zijn gebragt dat Sui-inanic cene bezitting was. waarop het Moederland prijs stelde. De dageüjkschi- ondervinding iiewijsi echter dat wij. Gouvernement en volk beiden, ons zeei- weinig daaraan gelegen laten liggen. Wij spieken natuurlijk van de nn;erderlieid en laten (ie enkelen, die waarachtig belang stellen in die kolonie, buiten aanmerking. Terwijl in de Kamers der Staten-Generaal dagen en weken lang wordt beraadslaagd over .lava, worden de west-indische aangelegenheden i)i weinige oogenblikken afgehandeld: en hoe de Administratie in Nederland er over denkt moge blijken uit de volgende mededeeling van den haagschen correspondent der Middelburg sche Courant. Deze schreef voor weinige dagen-: »Er bestaat eene groote mate van onverschilligheid voor onze westindische bezittingen in de bureaux, die der ministers niet uitgezonderd, en — met leedwezen erken ik het, — zelfs bij de Tweede Kamer. Van het eerste vernam ik kort geleden een staaltje, dat aan het ongeloofelijke grenst, en niet door mij zou worden vermeld, wanneei' ik het niet uit de eerste liand van een zeer geloofwaardig persoon had vernonjen. Zooals av weet, is er een jaar of vier geleden een traktaat met Engeland gesloten. waarbij de invoer van koelies uit Britsch-Indië' in Sniiname werd toegestaan, op voorwaarde dat de behandeling diei- koelies aldaar zou wezen o[> denzelfden voet, als de immigranten in de fransche kolonie Martinique (of Guadeloupe) ki-achtens eene in het ti-aktaat aangehaalde koloniale verordening behandeld werden. Mijn zegsman, die — (>n niet geheel zonder reden — de immigratie als een modernen vorm van «lavernij. <;n aN een ^^>-^-^4^ BTICCI-ÏUR.ES -f-«f^'^ 1. -;i_D.Olliail. 14. 3ariiiJ,ine. / ^ 5>3^'.^ 2 mooi klinkend woord voor eene leelijke zaak even warm als de slaverni] bestrijdt, wenschte die verordening te leeren kennen en vroeg daarvan nzage, eerst bij het departement van Buitenlandsche Zaken, en vervolgens bij dat van Koloniën, waarheen hij verwezen werd. Na lang zoeken kwam er een gedrukt en, naar den franschen trant, losjes aaneengeregen exemplaar van die verordening voor den dag, zijnde dit, volgens het getuigenis der ambtenaren van het departement, het eenige aanwezige exemplaar. En wat bevond mijn zegsman nu? Dat er bij het aansteken der vellen eene vergissing was begaan, zoodat er verscheiden bladzijden aan de verordening ontbraken! Dit zeer onvolledig, en door mijn zegsman terstond als onbruikbaar teruggegeven , exemplaar was bij de onderhandelingen met Engeland gebruikt, of liever, kennelijk niot gebruikt. Men had bij een traktaat stellige verbindtenissen op zich genomen, en zich niet eens de moeite getroost zich aangaande die verbindtenissen het minste licht te verschaffen, 't Gold dan ook Sminame maar: men zal aldus hebben geredeneerd: »die lastige lui willen immigranten hebben, Engeland wil ze onder zekere voorwaai'den leveren: flat! die voorivaarden zijn de zaak van de planters zelven, zij mogen hun eigen potje koken en moeten weten of ze aan die voorwaarden kunnen en willen voldoen. Als wij , hier in den Haag, maar van het gemaal af zijn." In dien geest heb ik dikwijls genoeg groote mannen van het departement van Koloniën hoeren spreken." Welnu, denkt men misschien, wat kwaad is er in gelegen, dat men aan Suriname meer zelfstandigheid gunt? Er wordt zoo vaak geklaagd over te oTOote inmenging van het Gouvernement in den Haag in de zaken van ,lava; het bestaan van den telegraaf werd nog dezer dagen eene ramp voor OostIndié genoemd. Met de West bemoeit men zich weinig of niet; des te beter: wanneer de zaken maar goed gaan. En de zaken f/aaw goed. Men leze slechts wat de laatste Troonrede verklaart. ))In West-Indië zijn teekenen van vooruitgang waar te nemen: de finantiele verhouding van die kolonie tot het Moederland wordt gunstiger." Die woorden moeten den Indruk wel maken, dat zoo in de West alles al niet volkomen goed is, de toestand toch verbetert. Teo-enover die verklaring staat echter eene andere, die minder gunstig is. Zij luidt: »De kolonie is nooit zoover op den weg van achteruitgang geweest als thans: de toestand is zorgbarend en wordt met den dag zorgwekkender; de grootste optimist moet thans wel beginnen te wanhopen aan de toekomst; nergens bespeurt men teekenen van welvaart, nergens is er voor het meest scherpziende oog zelfs een enkel lichtpunt te ontdekken. Ik behoef niet in bijzonderheden te treden, want ik houd mij overtuigd, dat er niemand in deze Vergadering is, die de jui.stheid van het door mij gesprokene zal ontkennen ; hetgeen ik gezegd heb is het eenstemmig gevoelen van de geheele bevolking. Ik houd niet van profeteren; vooral wil ik geen weeprofeet zijn: ik profeteer dan ook niet, maar constateer den bestaanden toestand, wanneer / 3 ik zeg; de vroeger zoo schoone en bloeijende kolonie Suriname, waarxan Nederland, althans indirect, zulke groote voordeelen heeft getrokken, is thans tot een staat van verval gei^aakt, die doet wanhopen aan hare wedeiopheffing. Alleen met spoed genomen afdoende maatregelen kunnen redding aanbi'engen." Die woorden zijn niet uit eenig dagblad, zoo als men misschien gaarmzou beweren, om dan die schets toe te schrijven aan eenzijdigheid en partijzucht. Zij werden uitgesproken door een lid der Koloniale Staten van Suriname, in de zitting van den 14den december. Die woorden, door den heer Van Emden ais inleiding tot zijn advies uiticesproken, werden ondersteund door den heer Van Praag. Deze zeide: »Dat de toestand van de kolonie in de hoogste mate zorgbarend is, zal niemand betwijfelen; en dat verschillende omstandigheden daartoe zamenwerken, is ook aan een ieder bekend." De heer Colaco Belmonte verklaarde in dezelfde zitting: »De kolonie verkeert thans in een zorgwekkenden en treurigen toestand, die bij den dag erger wordt en aan herstel doet wanhopen. Zoowel in zedelijken als materiëlen zin is er schromelijke achteruitgang, die hoe langer hoe meer in alle rigtingen bij den handel en bij den landbouw en in alle takken van het koloniaal volksbestaan wordt waargenomen. Zij die den actuelen toestand anders inzien scheppen zich illusiën, die, als zij langeigevoed woiden, de kolonie ten zekeren ondergang zullen voeren." Maar niet slechts de leden, ook de Gedelegeerde van het Gouvernement. de heer Van Affelen van Oorde, liet zich in denzelfden geest uit. Hij erkende : ))De toestand is zoo zorgwekkend — niemand zal dit ontkennen — dat men van de Vertegenwoordiging mag verwachten, dat zij elke gelegenheid. die haar wordt aangeboden om dien te releveren , gretig aangrijpt, niet alleen om de bevolking er op te wijzen , niet alleen om het Bestuur daarop indachtig te maken, maar ook opdat die stem buiten de kolonie worde gehoord, om ieder onpartijdige in de gelegenheid te stellen met kennis van zaken ovei dien toestand te kunnen oordeelvellen." In eene volgende zitting vulde de heer Belmonte zijn ad\ ies nog aldus aan : »Ik wensch met een enkel woord te herinneren aan de schildering van den toestand der kolonie, die zorgwekkend en jammerlijk is: de landl)ouw is zoo goed als ondergegaan; de handel beteekent nagenoeg niets: \an industrie ter naauwernood een spoor; overal verval, kwijning, achteruitgang en ruïne. Die schildering is waarheid. Het is tijd dat er aan geloofd worde. »lk constateer, dat, blijkens de rede van den Gedelegeerde, het Bestuur den allezins treurigen toestand van de kolonie volmondig beaamt. Het Bestuui is het volkomen met de Vertegenwoordiging eens. dat de kolonie hard en zeer hard acliteruitgaat. «Terwijl de particuliere finantien in alleislechtsten toestand veikeeren en de bijzondere fortuinen, helaas! nagenoeg geheel wegzinken, verkeeren de publieke finantien ook in een toestand, die, naar geruchten, welke, jammer 's 4 genoeg, door bekende feiten aan zekerheid grenzen, verre, zeer verre van gunstig te noemen is en die de finantiële toekomst der kolonie bang en donker doet inzien." Ziedaar het oordeel, dat de vertegenwoordigei-s van West-Tndiö in het hoogste Collegie, als hunne overtuiging uitspreken. Diep, schier onherstelbaar verval, is de toestand van Suriname, waarvan de Troonrede zich met een tweetal regels afmaakt door te zeggen, dat er teekenen van vooruitgang zijn en de fuiantiel; verluuliiig gunstiger wordt. Zij schijnt de Vertegenwoordiging toe te roepen: >;vermoei u nu maar niet met deze zaak; alles komt van zelf teregt." Het officieel verslag der Koloniale Staten van Suriname bevat de stelligste ontkenning van die optimistische beschouwing. En nu vi-agen wij aan het Gouvernement, aan de Vei"tegenwoordiging en aan allen, die zoo diep verontwaardigd waren, toen het vei'dichtsel van een afstand van Surinam.^ in omloop werd gebragt: moet die toestand zoo blijven? Is er aan het departement van Koloniën geen tijd en geen persoon te vinden, om eens ernstig te overwegen, wat er te doen is vooi' de West? Wij maken er geen verwijt van aan dezen minister van Koloniën, maar aan alle ministers van Koloniën, dat zij het zoover hebben laten komen en er niet aan denken, zelfs maar een middel tot opbeuring van de kolonie in overweging te nemen of te geven. Wij wenschen de West te behouden, maar wanneei' Nederland er niet voor zorgen kan, dan ware het voor de eei' van het .Moed(>rlanfl en de welvaart der kolonie beter, dat wij ei' afstand van deden, dan het op deze wijze te doen vei-vallen. Zijn wij niet in staat Suiiname vooi' geheelen ondei'gang te behoeden, welnu, laten wij het loslaten en niet beweren, dat onze eer dit nii-t gedoogt: onze eer gedoogt nog veel minder, dat wij het op deze wijze behouden. Het is minder schande een grondgebied prijs te geven, dan het door zorgeloosheid en onverschilligheid reddeloos te doen verloi-en g.ian.