Equine infectieuze anemie werd vastgesteld in ons territorium, maar geen reden tot paniek Sinds eind vorig jaar is België niet langer officieel vrij van equine infectieuze anemie (EIA); in januari 2010 werden twee gevallen vastgesteld in de regio Luik. EIA is een virale ziekte die onder verschillende vormen evolueert. Voor een aantal geïnfecteerde dieren is zij dodelijk, en zij die blijven leven worden drager voor het leven. Wat moeten we ervan denken? Moeten we bang zijn? Nochtans is dit niet een nieuwe ziekte: zij werd al beschreven vanaf het eind van de XIXde eeuw, en haar virale oorsprong gaat terug naar het begin van de XXste eeuw. Vervolgens duurt het tot 1970 en de Coggins-test (genoemd naar de uitvinder) om met een doeltreffende bestrijding tegen deze aandoening te kunnen beginnen. Wat wetenschappelijke uitleg Het verantwoordelijke agens voor EIA behoort tot de familie van de lentivirus, waartoe tevens het virus behoort van menselijke AIDS (HIV). Hiermee kennismaken laat ons toe enkele karakteristieken van de ziekte te begrijpen… Het eerste dat een lentivirus doet wanneer hij een cel besmet is zijn genetisch patrimonium integreren in dat van de gastcel. Het organisme is vanaf dat moment niet in staat zich daarvan ooit te ontdoen. In het geval van EIA betreft het een macrofaag, een celsoort die deelneemt aan de verdediging van het organisme. Nochtans hebben we te maken met een anemie, dus een vermindering van het aantal rode bloedlichaampjes… Het virus wordt namelijk na enige tijd uitgescheiden uit de gastcel en wordt omringd door antilichaampjes, die zich er uiteindelijk op vastzetten. Deze “immuuncomplexen” gaan zich onder andere vasthechten aan de wand van de rode bloedlichaampjes. Het opruimsysteem van het organisme vernietigt deze immuuncomplexen, maar tegelijkertijd ook de rode bloedlichaampjes. Naast de integratie in het genetisch patrimonium van de gast, deelt het virus verantwoordelijk voor EIA een andere karakteristiek met AIDS, namelijk de eigenschap heel vaak te muteren (op het vlak van zijn buitenwand). De verworven antilichaampjes tegen het “oude” virus zijn dan niet meer doeltreffend. Dit legt uit waarom de ziekte een terugkerend karakter kan hebben. Tenslotte kan men de asymptomatische vorm uitleggen door een heel lage of zelfs niet aan te tonen hoeveelheid virus, dat altijd klaar is om te verhogen van zodra het paard in een stresserende toestand verkeert. Een ziekte specifiek aan paardachtigen Het virus is slechts pathogeen voor paardachtigen : paarden, ezels en muildieren. De diagnose van EIA of het opsporen ervan wordt bevestigd door de Coggins-test. Deze test laat toe de aanwezigheid van het antilichaam anti-EIA in het bloed op te sporen. Wanneer het antilichaam aanwezig is, wil dat zeggen dat het virus op een bepaald moment aanwezig is geweest in het organisme van het paard. Deze is dus drager, zelfs al vertoont hij geen enkel symptoom van de ziekte. Sommige methoden (PCR) stellen in staat de aanwezigheid van het virus aan te tonen in het bloed, maar u heeft al begrepen dat dat op sommige momenten niet aan te tonen is. De Coggins-test is heel betrouwbaar (95%), met alleen enkele gevallen van vals-negatief. Andere meetmethodes voor antilichaampjes bestaan ook, maar de resultaten zijn vergelijkbaar met de Coggins-test die erkend is als de referentietest op Internationaal niveau. Alle bestaande testen worden uitgevoerd op basis van een eenvoudige bloedafname. In de praktijk De ziekte komt voor in verschillende vormen : acuut, recurrent, chronisch en asymptomatisch. De incubatieperiode is gemiddeld van 7 tot 21 dagen. Bij de acute vorm is het niet de anemie die in het begin overheerst, maar is er eerder een algemene sterk verminderde toestand met hoge koorts (>40,5°) en grote uitputting (spierzwakte, gebrek aan coördinatie van bewegingen, trillingen). Er is al wel sprake van een matige anemie. Er is een congestie van de slijmvliezen (rood) tot zelfs icterus (geel-oranje). Petechieën kunnen aanwezig zijn (kleine rode vlekjes), vooral dan aan de onderkant van de tong. Nadien kunnen oedemen onder de buik net als in de ledematen voorkomen. Deze vorm kan dodelijk zijn, oftewel recupereren de zieke dieren binnen enkele dagen. Deze vorm kan zich voordoen tijdens de primo-infectie, maar niet noodzakelijkerwijze. Een besmet paard kan dat op om het even welk moment doen. Bij de recurrente vorm bereikt het paard een opeenvolging van koortsaanvallen vergezeld van vermoeidheid, asthenie; de anemie krijgt een progressief karakter. De eetlust blijft goed. De stadia worden minder en minder duidelijk en blijven na enkele maanden voorgoed weg. Bij de chronische vorm vermageren de paarden, zijn ze vermoeid en verminderen hun capaciteiten. De eetlust blijft goed. Bij rust constateert men ’s avonds een lichte koorts, en een koortsaanval na een krachtinspanning. Wanneer de symptomen geprononceerd blijven, kunnen de paarden eraan sterven. Bij de asymptomatische vorm lijken de paarden gezond, en tonen zij een zwakke of onaantoonbare hoeveelheid virus in het bloed. Zij kunnen een andere vorm van de ziekte ontwikkelen, maar kunnen ook nooit ziek worden. Niettemin kunnen stress, ziekte of bepaalde behandelingen de hoeveelheid virus in het bloed omhoog jagen waardoor zij besmettelijk worden. Verspreiding Infectieuze anemie is wat wij een vectoriële ziekte noemen, waarbij een vector nodig is voor het overdragen van het pathogene agens. In het geval van EIA zijn het vliegen zoals de daasvlieg of sommige muggen die het virus ronddragen. Deze vectoren komen voor in een vochtige en warme omgeving, vandaar dat deze ziekte ook “Moeraskoorts” of “Swamp Fever” genoemd wordt. Dit legt ook de geografische verspreiding uit van EIA: endemisch in het zuiden van Noord-Amerika en in Centraal Amerika, voor Europa in Roemenië. In 2009 werden er haarden vastgesteld in Italië, Duitsland, Frankrijk, Kroatië en Slovenië. In 2010 in Italië en Duitsland, maar ook in België en Engeland. Deze beide laatste haarden zijn gekoppeld aan een zelfde import van achttien paarden vanuit Roemenië naar België. Negen daarvan werden uitgevoerd naar het Verenigd Koninkrijk, waar het eerste geval werd vastgesteld. Het EIA-virus is heel kwetsbaar en sterft snel af in een buitenomgeving. In hematofage insecten overleeft het maximaal 4 uur: gezien de levenswijze van deze insecten, kan het virus dus maar in een straal van een goede honderd meter verspreid worden. Een zone van 200m is dus meer dan voldoende om een dier te isoleren. Bovendien moet een vector tijdens zijn maaltijd worden onderbroken om het virus van het ene naar het andere dier over te brengen, want alleen dan is de tussentijd tussen de twee prikken kort genoeg om een infectie op een ander paard te kunnen veroorzaken. Infectieuze anemie is dus niet heel besmettelijk. Transmissie van EIA kan ook gebeuren via naalden of besmet chirurgisch materiaal. Tenslotte kan de transmissie ook gebeuren via besmet sperma van hengsten: er worden dus sanitaire maatregelen getroffen bij de invoer van sperma. Preventie De bestrijding van equine infectieuze anemie bestaat er dus voornamelijk uit seropositieve paarden op te sporen en te begeleiden met sanitaire maatregelen. Het in werking stellen van deze maatregelen ligt in handen van de sanitaire autoriteiten, want het betreft een ziekte met meldingsplicht. Ieder seropositief dier moet worden afgemaakt, want het is een reservoir aan virus. In geval van een haard, moeten de bewegingen van het geïnfecteerde dier worden nagetrokken, en moeten alle paarden worden getest die in zijn nabijheid zijn geweest. Opnieuw worden alle seropositieve dieren afgemaakt. Wat de haard in België bijvoorbeeld betreft, daar bleek het begin van de epidemiologische enquête te leiden naar een lot paarden dat was ingevoerd vanuit Roemenië (paarden verder geëxporteerd naar Engeland en paarden die in België zijn gebleven). Iedere beweging van ieder dier moet worden nagetrokken en de eerste euthanasies werden al uitgevoerd. In andere landen (Verenigde Staten, Canada) waar de ziekte endemisch is, zijn er systematische screening-plannen en is er vastgesteld dat de prevalentie in die landen toch relatief laag blijft (rondom de één of twee duizend gevallen voor een populatie van ongeveerd een miljoen paardachtigen). Tenslotte zijn er pogingen geweest om te vaccineren, maar deze zijn maar weinig afdoende en hebben naast hun gebrek aan efficiëntie als groot nadeel, dat gevaccineerde paarden niet kunnen onderscheiden worden van zieke dieren, waardoor de enige efficiënte politiek van bestrijding gevaar loopt. Moeten we bang zijn voor infectieuze anemie? EIA is bekend als een locale ziekte met een langzame evolutie. Niettemin kunnen haarden, nu met de huidige evolutie van transportmiddelen, opduiken op grote afstand van de oorspronkelijke haard. Het is dus heel belangrijk de sanitaire maatregelen te respecteren. Onze bezorgdheid mag dus zeker worden gerelativeerd, behalve wanneer een geïnfecteerd dier heel nabij verblijft… want euthanasie, al is deze bedoeld om de diersoort te beschermen, is heel moeilijk te aanvaarden voor de eigenaar, of het nu om economische of sentimentele redenen is. Dr. C.Gérardy (CWBC) 2010