Het opzetten van een organisatiebeheersing- of interne controlesysteem 1 Inhoudsopgave Inleiding 1. Context, situering en aanpak 2. Doel en filosofie van de leidraad 3. Structuur leidraad 4. De leidraad als zelfevaluatie-instrument 4.1. Doelstellingen, proces- en risicomanagement 4.2. Belanghebbendenmanagement 4.3. Monitoring 4.4. Organisatiestructuur 4.5. Personeelsbeleid 4.6. Organisatiecultuur 4.7. Informatie en communicatie 4.8. Financieel management 4.9. Facilitaire middelen 4.10. ICT 5. Prioritisering van de risico’s 2 Inleiding In de schoot van het gemeentedecreet wordt het instrument van het organisatiebeheersing- of interne controlesysteem geïntroduceerd. Hiermee wordt een trend gevolgd die we ook bij andere overheden en in de privésector kunnen vaststellen. Probleem is wel dat ‘interne controle’ een term is die een heel brede, complexe lading dekt, met alle gevolgen van dien. Bovendien blijkt dat bijvoorbeeld bij voorbeelden van fraudegevallen, media en andere betrokkenen het begrip in totaal verschillende, vaak ook foutieve betekenissen gebruiken. De verwarring wordt er alleen maar groter. Het gemeentedecreet omschrijft organisatiebeheersing of interne controle als het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over: - het bereiken van de doelstellingen - het naleven van wetgeving en procedures - de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie - het efficiënt en economisch gebruik van middelen - de bescherming van activa - het voorkomen van fraude. Door deze omschrijving biedt het gemeentedecreet ruimte voor maatwerk en de mogelijkheid voor de gemeente Mol om het systeem op haar eigen wijze in te bedden in de organisatie. Keerzijde van de medaille is dat we de scope van het organisatiebeheersingsysteem heel breed kunnen zien en we dus de baten moeten afwegen tegenover de kosten. Wat zijn voor ons cruciale processen waarop we controlepunten willen enten? Hoe krijgen we redelijke zekerheid zoals omschreven in het gemeentedecreet zonder te overdrijven in het aantal controlepunten en – maatregelen? Daarom is het aangeraden om vanaf het begin de neuzen in dezelfde richting te zetten. Dat kan door in het managementteam eerst te bepalen welk doel de gemeente heeft met het invoeren van een organisatiebeheersing in het algemeen. Eigenlijk is het organisatiebeheersingsysteem of interne controlesysteem dus niet meer of niet minder dan een instrument dat wordt ingezet om de totale organisatie op een hoger niveau te tillen. Het systeem draagt dus bij tot een meer uitmuntende organisatie en past dus perfect in een totaal organisatiemanagement of totaal kwaliteitsmanagement. Als we spreken over Total quality management (TQM) of integrale kwaliteitszorg, gaat het over ‘het geheel van managementtechnieken gericht op het bewerkstelligen van de tevredenheid van cliënten door het volledige organisatieproces te onderwerpen aan een continu verbeteringsproces, waarbij een sterk belang wordt gehecht aan de participatie van alle medewerkers van deze organisatie.” In die zin is een interne controlesysteem dus een radertje in het kwaliteitsvol werken van een organisatie. Het parallellisme licht duidelijk op drie fronten op: 3 - dynamisch element: zowel organisatiebeheersing als totale kwaliteit is een proces van continue verbetering - sterke participatie van alle medewerkers - onderdeel van het management In dit document wordt dan ook gepleit om het opzetten van een organisatiebeheersingof interne controlesysteem voor onze gemeente te koppelen aan of, beter gezegd, te integreren in een organisatiebreed kwaliteitsmanagement. 1. Context, situering en aanpak Interne controle is een ruim begrip waarover heel wat misverstanden bestaan. Veelal wordt het begrip interne controle beperkt tot controle in de enge zin van de betekenis, m.n. alle waarneembare controles waar men binnen de organisatie aan onderworpen wordt en die vaak als negatief ervaren worden of louter als de controlemaatregelen die aanwezig zijn binnen de financiële cyclus. Maar interne controle is veel meer dan dat. Interne controle gaat over alle beheersingsmaatregelen die aanwezig zijn in een organisatie. Interne controle moet er voor zorgen dat de strategie van een organisatie gerealiseerd wordt. In die zin is het beter te spreken over organisatiebeheersing als synoniem voor interne controle. Bij de uitbouw van organisatiebeheersing dienen volgende principes voor ogen gehouden te worden: interne controle of organisatiebeheersing is ingebouwd in de processen en loopt continu. Beheersings- en controlemaatregelen zijn ingebouwd in de processen en activiteiten. Organisatiebeheersing is geen apart iets dat toegevoegd wordt, maar maakt integraal deel uit van de bedrijfsvoering of het procesverloop. Hierdoor is interne controle of organisatiebeheersing ook een dynamisch begrip dat meeevolueert met de wijze waarop de bedrijfsvoering en procesuitvoering gebeurt en opgezet wordt; Interne controle of organisatiebeheersing is de zaak van iedereen. Doordat interne controle verweven zit in de processen is het een zaak waar iedereen mee te maken heeft. Interne controle of organisatiebeheersing behoort weliswaar tot de verantwoordelijkheid van het management, maar om te komen tot een goed werkend systeem, moeten alle personeelsleden de nodige aandacht en zorg besteden aan het interne controlesysteem. Dit is immers bepalend voor de efficiëntie en effectiviteit van de stuur- en beheersprocessen. De secretaris is de uiteindelijke verantwoordelijke voor de uitbouw en de permanente optimalisatie van het systeem van interne controle; Interne controle of organisatiebeheersing verschaft redelijke zekerheid. Het is belangrijk om te beseffen dat interne controle of organisatiebeheersing enkel redelijke en geen absolute zekerheid kan verschaffen voor het bereiken van de doelstellingen. Dit omdat er steeds een kosten-batenafweging dient gemaakt te 4 worden, namelijk de kostprijs van de controle- of beheersmaatregelen versus de kosten als de risico’s zich zouden voordoen; Interne controle of organisatiebeheersing is een middel om de doelstellingen van de organisatie te bereiken. Controle- of beheersmaatregelen bestaan enkel om risico’s af te dekken en zijn geen doel op zich. Het gemeentedecreet besteedt veel aandacht aan het zogenaamde lokaal maatwerk. Ook voor interne controle ligt hier een braakliggend terrein. Meer lokaal maatwerk houdt ook in dat elke organisatie verantwoordt welk beleid is gevoerd en welke doelstellingen uit het meerjarenplan zijn behaald. Een goede organisatiebeheersing zorgt ervoor dat een organisatie is afgestemd op het behalen van haar doelstellingen en biedt redelijke zekerheid dat die doelstellingen ook werkelijk worden bereikt. Organisatiebeheersing of interne controle betekent geen extra werk ‘bovenop’ de normale werking. Binnen iedere organisatie bestaan al heel wat maatregelen al is zij zich daar altijd niet bewust van. Op basis van de ‘leidraad interne controle’ wordt een referentiekader aangeboden om het bestaande interne controlesysteem te identificeren, in kaart te brengen en verder te ontwikkelen. Daarnaast wordt ook een evaluatierooster ter beschikking gesteld als hulpmiddel bij de uitvoering van een zelfevaluatie. De verantwoordelijkheden om een degelijke organisatiebeheersing uit te bouwen ligt onder andere duidelijk bij de verschillende diensthoofden en –verantwoordelijken. Hij of zij kan dit echter niet alleen. Interne controle is, net als kwaliteit, een zaak waar iedereen in de organisatie elke dag opnieuw mee bezig hoort te zijn. We kunnen als gemeente Mol deze leidraad gebruiken om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen, om dezelfde taal te spreken, en alle medewerkers nog bewuster te maken van het belang van interne controle en hen te betrekken bij een stelselmatige verbetering van de organisatie(beheersing). 2. Doel en filosofie van de leidraad De leidraad interne controle / organisatiebeheersing wil het begrip “interne controle” op een bevattelijke wijze schetsen. De leidraad geeft aan de hand van een aantal doelstellingen aan welke elementen aanwezig moeten zijn om te komen tot een redelijke beheersing van de activiteiten of processen. De leidraad steunt daarvoor op het concept van de organisatiebeheersing, dat synoniem is voor interne controle op organisatieniveau. Organisatiebeheersing omvat de wijze waarop een organisatie haar doelstellingen bepaalt, hoe zij zich organiseert om die doelstellingen op een efficiënte, effectieve, ethische en kwaliteitsvolle manier tot stand te brengen, op te volgen en tijdig bij te sturen waar nodig en hoe zij verantwoording aflegt aan haar belanghebbenden. In 5 een top-down benadering van interne controle / organisatiebeheersing is het raadzaam dat eerst de algemene voorwaarden omtrent aansturing en beheersing van een organisatie vervuld zijn alvorens te focussen op de proces- en taakgebonden controles. De leidraad interne controle / organisatiebeheersing is bedoeld als referentiekader om een zelfevaluatie van de organisatiebeheersing uit te voeren. Met behulp van de beheersmaatregelen of stellingen kan elke organisatie per deelthema nagaan in welke mate de eigen beheersmaatregelen al voldoende zijn of dat verdere uitwerking vereist is. Deze zelfevaluatie dient steeds met de nodige kennis van de organisatie uitgevoerd te worden. Het documenteren van de maatregelen inzake organisatiebeheersing is geen doel op zich, maar een hulpmiddel voor de organisatie om zich ervan te verzekeren dat alle nodige beheersmaatregelen genomen zijn, om nieuwe mensen op te leiden, om op terug te vallen wanneer iets fout gaat, enzovoort. Deze zelfevaluatie vormt de basis voor een actieplan om het beheersinstrumentarium te verbeteren en het maturiteitsniveau van de organisatiebeheersing stelselmatig te verhogen. 3. Structuur leidraad Het begrip organisatiebeheersing wordt benaderd vanuit 10 verschillende thema’s, gebaseerd op het COSO/ERM-model en de principes van deugdelijk overheidsbestuur: - Doelstellingen, proces- en risicomanagement (DPR) Belanghebbendenmanagement (BHM) Monitoring (MON) Organisatiestructuur (ORG) Personeelsbeleid (HRM) Organisatiecultuur (CUL) Informatie en communicatie (ICO) Financieel management (FIM) Facilitaire middelen (FAM) Informatie- en communicatietechnologie (ICT) De tien thema’s van organisatiebeheersing staan niet los van elkaar. Elk thema heeft tal van raakpunten met de andere thema’s. Tussen de thema’s bestaat een voortdurende wisselwerking. Centraal staat het thema “doelstellingen, proces- en risicomanagement” dat de inhoud 6 van de andere thema’s aanstuurt. Elk thema levert een eigen bijdrage aan de realisatie van deze organisatiedoelstellingen. Zo zorgen de thema’s “monitoring” en “financieel management” ervoor dat de organisatie stelselmatig kan opvolgen in welke mate de vooropgestelde operationele en financiële doelstellingen worden bereikt. Het thema “informatie- en communicatietechnologie” voorziet in een geschikte ICTomgeving om die informatiestromen te ondersteunen. Het personeel dat hiervoor instaat, komt aan bod in het thema “Personeelsbeleid”. En zo verder. Prioritisering van de risico’s Het doorlopen van het evaluatierooster heeft een bepaald volume aan risico’s aan de oppervlakte gebracht. Om hier enig reliëf in aan te brengen werd een bepaalde methodiek toegepast. Immers, om gericht de geformuleerde risico’s aan te pakken met de nodige beheersmaatregelen, is het noodzakelijk om een jaarlijks actieplan te formuleren. Alle geformuleerde risico’s kunnen niet in een tijdsbestek van een kalenderjaar worden aangepakt. Vandaar dat de geformuleerde risico’s uit het evaluatierooster werden geprioritiseerd. Daarbij werd als volgt te werk gegaan: Elk geformuleerd risico werd onderworpen aan een standaardbeoordeling/-inschatting die bestaat uit volgende componenten: 1. Strategische weging (SW) a. Impact op belanghebbenden (IMBL)(burger, klanten, politiek verantwoordelijken, andere belanghebbenden)(1 weinig – 4 veel) b. Impact op resultaten (IMR)(1 weinig – 4 veel) c. Zichtbaarheid (ZI)(1 weinig zichtbaar – 4 zeer zichtbaar) Is de som van deze componenten 3, dan hebben we te maken met een risico van eerder gering strategisch belang. Levert de som een getal van 12 op, dan gaat het om een risico van zeer hoog strategisch belang 2. Gemak van uitvoering (GUI) a. Moeilijkheidsgraad (MG) (1 moeilijk – 4 makkelijk) b. In te zetten middelen (IM)(1 veel – 4 weinig) c. Snelheid van realisatie (1 langzaam – 4 snel) Is de som van deze componenten 3, dan hebben we te maken met een risico dat zeer moeilijk te realiseren/beheersen is. Levert de som een getal van 12 op, dan gaat het om een risico dat makkelijk te realiseren/beheersen is. 3. Prioriteit van uitvoering (op basis van SW en GUI)(PUI) 1 = niet-prioritair – 4 = zeer prioritair) De optelsom van de strategische weging (SW) en het gemak van uitvoering (GUI) levert een score op. Hoe hoger de score, hoe hoger het risico op de rangorde staat. Deze score moet geconfronteerd worden met de prioriteit van uitvoering. Via deze combinatie 7 kan bepaald worden welke risico’s het eerst moeten aangepakt worden. In eerste instantie hebben we al de geformuleerde risico’s volgens bovenstaande methodiek geprioritiseerd. Dat levert volgend overzicht op: Voorbeeld: Doelstellingen, proces- en risicomanagement Risico 8 IMBL 2 2 1 1 2 1 1 3 2 2 IMR 3 3 2 3 2 3 1 1 2 3 ZI 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 SW 6 6 4 6 5 5 3 5 5 6 MG 3 1 2 1 1 1 3 2 3 1 IM 3 3 1 2 1 3 3 2 3 3 SR 3 1 3 2 2 1 3 2 3 1 GUI 9 5 6 5 4 5 9 6 9 5 PUI 1 3 2 4 4 3 1 2 1 3 Start 15 11 10 11 9 10 12 11 14 11 2 3 2 1 3 4 1 2 3 4 8 9 3 1 3 3 3 4 3 1 3 9 5 10 1 2 3 13 13 19 2 2 3 2 1 1 3 4 1 2 2 3 2 3 2 3 3 2 1 1 2 1 2 1 3 2 1 5 5 8 5 6 4 9 9 4 2 2 1 2 3 3 2 1 2 1 1 2 1 2 3 1 1 3 2 2 2 2 2 2 1 2 2 5 5 5 5 7 8 4 4 7 3 3 3 1 2 2 4 4 3 10 10 13 10 13 12 13 13 11