Tobeen - Jetske Mijnssen

advertisement
NRC Handelsblad Donderdag 17 januari & Vrijdag 18 januari 2013
2 Cultureel Supplement
Tobeen
Poëtisch realist uit
de Aquitaine
Museum
Flehite
Amersfoort
i.s.m. Musée des Beaux-Arts,
Bordeaux
18.11.2012 – 17. 2.2013
24 -27 januari
GROTE
KERK
NAARDENVESTING
c
Download uw kortingskaart via
www.kunstenantiekweekend.nl
colofon
Het Cultureel Supplement is een
bijlage van NRC Handelsblad en
verschijnt iedere donderdag
Beeld omslag: Opera Trionfo, ‘Owen
Wingrave’. Foto Jurjen Stekelenburg
Chef: Paul Steenhuis
Plv. Chef: Dirk Limburg
Vormgeving: Miriam Vieveen
Eindredactie: Roelie Fopma, Sandra
Smallenburg en Herien Wensink
Selectie: Adinda Akkermans
Informatie voor selectie:
[email protected]
Ingezonden brieven: [email protected]
Postadres: Postbus 3372
1001 AD, Amsterdam
E
en bizarre keus.
Een onmogelijk beroep. Kansloze verbintenis
met een op sterven na dood genre. Dat waren
kortweg de reacties die operaregisseur Jetske
Mijnssen (42) kreeg toen ze eind jaren negentig na een studie Nederlands begon aan de regieopleiding van de Amsterdamse Hogeschool
voor de Kunsten en zich wilde toeleggen op
opera. „Volstrekt not done”, zegt ze. „Maar
voor mij was het duidelijk dat ik juist wél opera wilde regisseren. Met de toneelregie worstelde ik; als theatermaker komen beelden bij
mij echt boven door muziek.”
Jarenlang was Mijnssen de uitzondering die
de regel bevestigde. Operaregie in Nederland
was het domein van grote namen uit het buitenland. Naast Gerrit Timmers en Mirjam
Koen (opera O.T.) en een incidentele productie
van Monique Wagemakers, Wim Trompert,
Peter te Nuyl, Marcel Sijm of David Prins was
er nauwelijks een Nederlander actief als operaregisseur – en al helemaal niet in het buitenland. Maar waar het politieke draagvlak voor
muziektheater afneemt, trekt een nieuwe generatie de aandacht. Allen jong, allen extreem
bevlogen, allen ook opmerkelijk succesvol –
vooral in de Duitstalige landen.
„Opera werd door de generatie voor ons ‘elitair’ gevonden”, zegt Floris Visser (29). „Van
dat etiket hebben we nog steeds wel last. Dus
sleur ik steeds weer mijn hele kennissenkring
mee. Kom op, ga mee, het is gewoon een verhaal dat wordt verteld – maar dan met prachtige muziek erbij.”
Van Vissers hand ging vrijdag in Haarlem
een indrukwekkende nieuwe productie van
Benjamin Brittens opera Owen Wingave in première. Zijn collega Jim Lucassen (37) staat in
de startblokken om in het Landestheater in
Salzburg de Werther van Massenet te regisseren. („Is Werther een lijdende held of eigenlijk
toch een vervelende stalker?”) Lotte de Beer
(30) werkt in Wenen aan een kameroperaversie
van La Bohème voor het Theater an der Wien.
En Michiel Dijkema (38) repeteert Die verkaufte
Braut van Smetana in Wiesbaden.
En Jetske Mijnssen? „Ik ben nu thuis”, lacht
ze. Daar sleutelt ze aan drie nieuwe producties
voor komend seizoen – voor de opera’s van
Bern, Saarbrücken en Hamburg. „Zelfs tijdens
het joggen of de boodschappen denk ik na
over mijn werk. Zal ik Violetta in La traviata laten doodgaan of niet?”
Anders dan Mijnssen, De Beer, Visser en Lucassen volgde Michiel Dijkema een officiële
opleiding tot operaregisseur. Zijn achtergrond
als pianist, liedbegeleider en regisseur van
studententoneel vloeide als vanzelf in de keuze voor operaregie samen, zegt hij. Toen dat
eenmaal vaststond, had hij de keuze: óf ergens
gaan assisteren, of terug naar school. „Ik heb
naïef een paar A4’tjes met een concept voor Die
Zauberflöte naar de Hanns Eisler Hochschüle
für Musik in Berlijn gestuurd en werd aangenomen. Pas later zag ik de telefoonboekdikke
concepten van mijn concurrenten.”
Toch was het niet de „grondigheid van het
Duitse conceptdenken” maar de praktische
aard van de opleiding die zijn extra studiejaren waardevol maakte, zegt Dijkema. „Ik had
al veel amateurtoneel geregisseerd, maar werken met zangers is iets totaal anders. Voor een
toneelacteur is acteren een creatieve zoektocht
naar het tempo en ritme van de taal. Voor een
zanger staat de taal vast; de verdieping moet
komen uit de handelingen. Ik houd erg van
beweeglijk theater, maar dat laat zich vaak
slecht met zingen combineren. Je moet als regisseur echt alle rusten kennen, precies weten
waar een muzikale frase zijn hoogtepunt bereikt – opdat je daar misschien iets mee kunt
doen. Zonder mijn muzikale achtergrond was
ik een andere regisseur geweest. Een minder
goede, ja, dat denk ik wel. In Duitsland zie je
vaak filmregisseurs die ook eens een opera
proberen. Die weten niet wat ze de zangers
moeten vragen, en dat leidt vaak tot statisch
theater.”
In een mooie jurk
Lotte de Beer wist als zevenjarige dat ze ‘iets’
met opera wilde. Het geroezemoes, de sfeer
van het theater. Misschien zangeres in zo’n
mooie jurk? Ze volgde de vooropleiding van
het conservatorium maar koos – net als Jetske
Mijnssen – toch voor de Amsterdamse theateropleiding omdat ze regisseren het leukste
vond. Ook Floris Visser was een zingend kind;
zijn weg liep via musicals, de toneelschool in
Cultureel Supplement 3
Floris Visser (29) regisseert
Benjamin Brittens opera Owen
Wingrave in Haarlem.
Lange tijd waren er weinig
Nederlandse operaregisseurs
actief, nu is er een hausse.
Mischa Spel
Een nieuwe lichting
operaregisseurs
De ster van Floris VIsser
(29) rijst snel. Hij assisteerde Willy Decker en noemt
hem zijn mentor. Zijn Carmen in Delft was een groot
succes. Nu te zien: Owen
Wingrave. Daarna staan
opera’s in Osnabrück en bij
de Reisopera gepland. Visser geeft dramales aan het
conservatorium A’dam.
Lotte de Beer (30) liep stage bij de Ned. Opera en assisteerde Peter Konwitschny. Van allen kreeg zij
bij DNO de meeste kansen
(Ringetje; Waiting for Miss
Monroe) al werkt ook zij
veel in Duitsland. Met haar
Operafront wil ze opera relevant en aansprekend maken voor jongeren nu.
Jim Lucassen (37) schreef
zijn masterscriptie over
opera in Oost-Berlijn maar
koos voor de praktijk. Hij
assisteerde o.a. Robert
Carsen, Peter Sellars en
Harry Kupfer en werkt nu
zelf succesvol in Duitsland,
Frankrijk en Zwitserland.
Michiel Dijkema (38) regisseert en ontwerpt decors. Voor de Reisopera
ensceneerde hij Pelléas et
Mélisande (Debussy), La
Cenerentola (Rossini) en
Orfeo ed Euridice (Gluck).
Hij won enkele internationale regieprijzen en werkt
al in de grote Duitse huizen.
Jetske Mijnssen (42) brak
in Duitsland door met haar
regie van Mozarts Entführung aus dem Serail. Ze
is nu vooral actief in Duitsland. Zwitserland en Oostenrijk.
De voorstelling ‘Owen Wingrave’ van Opera Trionfo in Haarlem Foto Jurjen Stekelenburg
Maastricht en het conservatorium in Den
Haag (zang). Jim Lucassen ontdekte relatief
laat dat „in operaregie al zijn passies samenkwamen”. Mensen, (hij studeerde onder andere sociologie), concepten ontwikkelen, iets
maken. „We zijn van één generatie maar we
komen wel uit heel verschillende hoeken”,
overziet Michiel Dijkema. „Ik geef toe: het is
opvallend dat we allemaal gelijktijdig bloeien
in een vak dat vóór ons zoveel minder populair was. Maar ik vrees dat het toeval is.”
Lotte de Beer betwijfelt dat. „Wij, dertigers
van nu, zijn opgevoed door babyboomers. Zij
verzetten zich tegen conventies en tradities,
wij hebben juist wél weer belangstelling voor
de klassiekers, de oude theaterwetten, het ambacht. Zelf in een oranjebruine kelder al improviserend het wiel opnieuw uitvinden? Pri-
‘Wij hebben weer
interesse voor voor de
oude theaterwetten’
ma, maar wij willen ook weten wat er vóór de
jaren zeventig gebeurde. Ik denk dat we, juist
omdat we zo individueel en rationeel zijn opgevoed, zoeken naar overkoepelende emoties
en rituelen. Die op zich niet ongevaarlijke behoefte kun je in opera als in geen ander genre
de goede kant op buigen, door verhalen te vertellen die gaan over ons, over nu. Muziek overschrijdt altijd de grens van het rationele, dat is
het mooie en het aantrekkelijke.”
De herwaardering van het ambacht ligt aan
de basis van hun succes – daarover zijn De
Beer en haar collega’s het eens. „Een bevriend
theaterregisseur was laatst bij een van mijn repetities”, lacht Floris Visser. „Hij vond het fascinerend. ‘Als toneelregie een zeilschip is, dan
is opera een olietanker’, zei hij. De schaal en de
complexiteit van opera zijn echt van een aparte orde.”
Visser wil de verworvenheden van de jaren
zeventig niet bagatelliseren, zegt hij. „Theater
als work-in-progress, met Het Werkteater als
ultiem voorbeeld, heeft zeker zijn charme.
Maar in opera heb je geen zes weken om je eigen taal uit te vinden. Ik heb een draaiboek.
Daarin staat alles. Ik doe soms alsof ik er niet
in kijk, maar zodra de repetitie voorbij is, pak
ik het er weer bij. Wat heb ik vandaag bereikt?
Waar staan we?”
„Floris is veel perfectionistischer dan ik,
maar ook bij mij geldt: wat ik wil, ligt van tevoren exact vast”, zegt Lotte de Beer.
„In opera komt alles samen”, verklaart Jim
Lucassen. „Daarin schuilt de aantrekkingskracht, maar ook de moeilijkheid. Veel is ervaring. Gewoon door te doen ben ik nu een beter
regisseur dan vijf jaar geleden.”
Slaapgebrek
Floris Visser slaapt weinig, zegt hij. Vier uur,
misschien vijf. „Ik heb die twintig uur nodig
om mijn werk te doen.” Vooral nu; Owen Wingrave ging vrijdag in Haarlem in première. „De
montagetijd was extreem kort. Dat gaf veel extra spanning, maar dat is deze tijd: er wordt
zoveel mogelijk op de kosten bezuinigd. Daarover klagen weiger ik pertinent. Ik wil gewoon opera maken.”
Over de hoeveelheid werk hebben Visser en
zijn collega’s geen van allen te klagen. Vooral
in Duitsland met zijn 95 operahuizen zijn ze
zeer actief. „Wat je van ver haalt, is lekker”,
zegt Visser. „En dat werkt twee kanten op. Om
in Nederland voet aan de grond te krijgen
moet je eerst elders je sporen hebben verdiend, maar in Duitsland zijn wij nu al zeer
populair. Waarschijnlijk speelt daarin, omgekeerd, exact hetzelfde mechanisme mee.”
Gebrek aan kansen in eigen land? Daarover
wil Jetkse Mijnssen niet mopperen, benadrukt
ze. „Het allerbelangrijkste is dat je werkt voor
een huis waar je je gewaardeerd weet. En waar
je kunt werken met een goede dirigent, in een
goed artistiek team. Dát laat je vliegen. Waar
dat huis staat, is echt secundair.”
Jim Lucassen deelt die mening, maar zou
wel graag nog eens in Amsterdam werken. De
Nederlandse Opera laat wat dat betreft kansen
liggen, vinden allen. Dijkema: „Ze engageren
de absolute wereldtop van regisseurs, en dat
moeten ze ook doen. Maar daarnaast af en toe
een kans geven aan een jong talent van eigen
bodem zou er ook toe kunnen leiden dat je als
operahuis iemand ontdekt en kunt zeggen:
ha, die is hier nog doorgebroken!”
Opera Trionfo: ‘Owen Wingrave’. Tournee t/m
20 maart. Inl: www.operatrionfo.nl
TE KOOP
NIC JONK ’’salto’’ 75x73x36 cm
Info: museum en beeldentuin Nic Jonk
T. 0299-671560 - www.nicjonk.nl
Download