PEDAGOGISCH BELEID KDV DE MATROOSJES Leerdam,januari ’13 Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 1 Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 2 Voorwoord Voor u ligt het pedagogisch beleid van KDV De Matroosjes, onderdeel uitmakend van St. Huis ter Leede. In het pedagogisch beleid staat beschreven vanuit welke visie op kinderen en hun ontwikkeling en opvoeding er wordt gewerkt binnen de kinderopvang. Dit beleid is gebaseerd op de algemene beleidsvisie van St. Huis ter Leede. Daarna worden de theoretische uitgangspunten beschreven, die ten grondslag liggen aan onze pedagogische visie. Vervolgens wordt beschreven hoe de vier pedagogische opvoedingsdoelen, die in de Wet Kinderopvang zijn vastgelegd en die de GGD heeft opgenomen in haar inspectieprotocol, tot uiting komen in het pedagogisch handelen van de groepsleiding. Tot slot wordt ouderparticipatie beschreven. Het pedagogisch beleid wordt niet als een vaststaand gegeven beschouwd. St. Huis ter Leede streeft ernaar pedagogisch beleid in onderlinge dialoog met de medewerkers en de ouders/verzorgers tot stand te brengen en beschouwt het pedagogisch beleid als levend stuk dat aan constante verandering onderhevig kan zijn. Afspraken en richtlijnen met betrekking tot het pedagogisch handelen in de dagelijkse praktijk staan beschreven in het pedagogisch werkplan. Dit pedagogisch werkplan bevat de concrete taken, werkwijze, activiteiten en huisregels. Het pedagogisch beleid zal elke 4 jaar geëvalueerd en herzien worden, het pedagogisch werkplan eens per twee jaar. De beleidsmedewerker pedagogiek is verantwoordelijk voor het levend houden van het pedagogisch beleid en voor het bijstellen van het beleid als visie en inzichten veranderen. (beleidsmedewerker pedagogiek is bij ons in dienst 2uur per week) Vaniot Huis ter Leede is dit de beleidsmedewerker intern Leerdam, januari 2013 Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 3 Visie op kinderen Ieder mens is uniek en wordt geboren met zijn eigen unieke ontwikkelingsmogelijkheden. Het kind heeft een aangeboren drang de wereld te ontdekken, eigen vaardigheden te ontwikkelen en contacten met anderen aan te gaan. Dit betekent dat kinderen enerzijds gericht zijn op anderen en geneigd zijn zich aan te passen aan hun omgeving, maar anderzijds ook behoefte hebben zich los te maken, op eigen benen te staan en zichzelf te ontplooien. Visie op opvoeden De taak van opvoeders is te observeren en in te spelen op de behoefte van kinderen, zodat de mogelijkheden die het kind in zich heeft tot ontwikkeling kunnen komen. Kinderen leren spelenderwijs, opvoeders hebben de taak een omgeving te creëren waarin kinderen zich veilig voelen en nieuwe ervaringen kunnen opdoen. St. Huis ter Leede staat voor een autoritatieve opvoedingsstijl, waar de affectieve betrokkenheid van de opvoeders groot is en waar duidelijke regels en eisen worden gesteld afgestemd op de leeftijd en de behoefte van het kind. Afhankelijk van hetgeen het kind aankan, wordt het betrokken bij het opstellen van de regels en afspraken. Wensen en ideeën van het kind worden serieus genomen. Taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de opvoeding, begeleiding en verzorging van kinderen worden gedeeld met ouders/verzorgers, waarbij ouders/verzorgers altijd de eindverantwoordelijkheid over hun kind houden. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 4 MISSIE EN VISIE Missie van KDV De Matroosjes KDV De Matroosjes wil uitgroeien tot een organisatie met een regionale functie voor het bieden van pedagogisch verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Professionaliteit, betrouwbaarheid, kleinschaligheid en een kindgerichte benadering staan hierbij voorop. Kwaliteit Onder pedagogisch verantwoord verstaan we dat pedagogische begeleiding van kinderen bij ons op de eerste plaats komt. Dit impliceert dat er binnen onze werksoorten professioneel gewerkt wordt aan de ontplooiing en ontwikkeling van het kind, waarbij het welbevinden van het kind voorop staat. Een vereiste hiervoor is deskundigheid van pedagogisch medewerkers op het gebied van begeleiding en ontwikkeling van kinderen van 0-4 jaar. Pedagogisch medewerkers hebben dan ook een passende opleiding op minimaal MBO-niveau, aangevuld met EHBO-cursus en BHV hebben gevolgd voor kinderen. St. Huis ter Leede volgt hierbij de CAO VV&T. Binnen KDV De Matroosjes wordt aandacht besteed aan voortdurende bewustwording van het eigen pedagogisch handelen en bijscholing onder de noemer van Pedagogische Vernieuwing. St. Huis ter Leede heeft een pedagoog in dienst om dit proces vorm te geven en de continuïteit te bewaken. Kwalitatief goede kinderopvang impliceert dat het kinderdagverblijf voldoet aan wettelijke normen en richtlijnen op het gebied van uitvoering, beleid, organisatie, accommodaties, hygiëne en veiligheid. In de Wet Kinderopvang heeft de overheid beschreven wat verstaan wordt onder kwaliteit in de kinderopvang: ‘Verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving’. Voor onderbouwing van de wet zijn de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang, geformuleerd door Marianne Riksen-Walraven, gekozen: 1. het bieden van een gevoel van –emotionele- veiligheid. 2. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie. 3. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie. 4. de kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen te maken; de gelegenheid bieden tot socialisatie. De GGD heeft deze basisdoelen overgenomen in haar inspectieprotocol. In hoofdstuk 4 , is opgenomen hoe St. Huis ter Leede aan deze opvoedingsdoelen vorm geven. Binnen het huidige HKZ-certificaat van St. Huis ter Leede zal KDV DE Matroosjes in de toekomst mee opgenomen worden. Visie van KDV De Matroosjes KDV De Matroosjes wil zich profileren als dagverblijf waarin elk individu tot zijn recht komt door aansluiting te zoeken bij de eigenheid en behoeften van elk mens, afhankelijk van zijn of haar ontwikkeling, situatie en omgeving. Uitgangspunt is respect voor de eigen unieke persoonlijkheid en ontwikkelingsmogelijkheden van elk mens, hetgeen tot uiting komt in de interactie met elkaar. Competentiegericht werken met oog voor het welbevinden van elk individu staan daarbij voorop. Basisvoorwaarde is dat elk individu, zowel klant, kind als medewerker, zich gesteund en thuis kan voelen, dat er gestreefd wordt naar open en heldere communicatie en dat kansen worden geboden om zich in onderlinge dialoog te ontplooien en een eigen identiteit te ontwikkelen. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 5 2. Pedagogisch beleid Met pedagogisch beleid wordt bedoeld: De afspraken die samen continuïteit en gelijkgerichtheid geven aan het pedagogisch handelen: de zorg voor kinderen, het scheppen van ontwikkelingsmogelijkheden en het overbrengen van normen en waarden. In het pedagogisch beleid van St. Huis ter Leede wordt geprobeerd zo duidelijk mogelijk te omschrijven vanuit welke visie beleid wordt ontwikkeld in de kinderopvang, wat dit betekent voor het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers en wat KDV De Matroosjes aan ouders en kinderen zou willen bieden. Het op schrift stellen van het pedagogisch beleid heeft als doel: 1. Het profileren van visie en werkwijze. 2. Het bieden van kwaliteit en continuïteit. 3. Het bieden van een middel voor toetsing en evaluatie. Voor de volgende betrokkenen is dit van belang: - Voor pedagogisch medewerkers Een gemeenschappelijke visie op de ontwikkeling van en de omgang met kinderen biedt pedagogisch medewerkers houvast in hun dagelijks handelen. Hierdoor wordt een basis gelegd voor planmatig en methodisch handelen, waarbij naast het werken op een eenduidige manier elke pedagogisch medewerker haar persoonlijk accenten kan leggen. - Voor nieuwe medewerkers Het pedagogisch beleid kan nieuwe pedagogisch medewerkers, stagiaires of sollicitanten inzicht geven in de werkwijze van de kinderopvang en de achterliggende visie. - Voor ouders Wanneer ouders ervoor kiezen hun kind naar KDV De Matroosjes te brengen, houdt dit in dat zij de opvoeding gaan delen. Voor ouders is het belangrijk dat het pedagogisch beleid op papier staat zodat ze kunnen nagaan of dit correspondeert met hun eigen ideeën over opvoeding. Wanneer er grote verschillen zijn tussen de situatie thuis en op het kinderdagverblijf, is het in het belang van het kind dat ouders en pedagogisch medewerkers hierover in gesprek gaan om de overgang tussen de thuissituatie en het kinderdagverblijf zo klein mogelijk te maken. - Voor KDV de Matroosjes als geheel Door het op schrift stellen van het pedagogisch beleid toont KDV De Matroosjes haar identiteit. Het bepalen van wie je bent, waar je voor staat en waar je naartoe wilt, is cruciaal om kwaliteit en continuïteit in het werk te bereiken. Het beleidsplan dient tevens als toetssteen voor het functioneren van medewerkers, omdat zij hun werkwijze moeten kunnen verantwoorden binnen het vastgestelde beleid. Uit het pedagogisch beleid zijn competenties voor de medewerkers afgeleid. - Voor externe instanties Ten slotte kan het beleidsplan externe organisaties zoals de gemeente, onderwijs of hulpverlenende instanties informeren over onze visie en werkwijze. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 6 3. Ontwikkelingspsychologische uitgangspunten St. Huis ter Leede onderschrijft ontwikkelingstheoretische uitgangspunten die gebaseerd zijn op de hechtingstheorie, de Russische leerpsychologie en de sociale leertheorie. Vanuit deze theorieën wordt afgeleid, hoe we verwachten dat de pedagogisch medewerkers van KDV De Matroosjes met kinderen omgaan. Dit wordt sensitieve responsiviteit genoemd en vormt de basis voor het pedagogisch handelen van pedagogisch medewerkers. De sensitieve responsiviteit is voor de St. Huis ter Leede dan ook de belangrijkste competentie van een pedagogisch medewerker. Ter ondersteuning van het pedagogisch handelen worden verschillende pedagogische en communicatie-vaardigheden gebruikt, zoals de Gordon-methode. Hieronder wordt kort weergegeven wat de verschillende opvattingen inhouden. Het hechtingsmodel De basis voor ons algemeen en pedagogisch beleid komt uit de hechtingstheorie. Het hechtingsmodel van Truus Bakker-van Zeil hebben we hiertoe als uitgangspunt genomen. De definitie van gehechtheid is een duurzame emotionele band tussen een kind en één of meer specifieke volwassenen. Hechting is het fundament van ieders leven, de basis die de stenen van ontwikkeling van kinderen betekenis geeft. Gehechtheid is een voorwaarde om te overleven en op te groeien tot een evenwichtige volwassene. Een kind is lang afhankelijk van de verzorging en bescherming van volwassenen, maar het is niet de bedoeling dat hij dat blijft. Bij het proces van hechting hoort onlosmakelijk het proces van loslaten. De wijze waarop een kind het onderstaande hechtingsproces doorloopt is afhankelijk van de eigenschappen van het kind, de mogelijkheden van de verzorgers en de omstandigheden. De hechting tussen kind en volwassenen verloopt normaal gesproken in bepaalde fasen. (T. Bakker-v. Zeil - 1986 –) De fasen van het hechtingsproces zijn in het onderstaande figuur schematisch weergegeven: Zelfontplooiing Creativiteit Probleem oplossen Ontwikkelingsopgave kind Opvoedvaardigheid Vertrouwen in vaardigheden van het kind Zelfstandigheid Rekening houden met anderen Ontwikkeling eigen identiteit Ruimte voor eigen initiatief/ onderhandelen/ ik-boodschappen Zelfvertrouwen/Autonomie/Ontwikkeling eigen wil Ruimte geven/ reguleren/ steun voor gevoelens Toevertrouwen/ Hechten Contact afstemmen Basisvertrouwen Acceptatie/ steun geven/ beschikbaar zijn/ welkom laten voelen Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 7 1. Basisvertrouwen In de eerste maanden van zijn leven is een baby nog helemaal afhankelijk van de zorg van een volwassene. Wordt er adequaat op het kind gereageerd, dan gaat het kind zich veilig voelen en krijgt het vertrouwen in de ander. Voor het kind gaat het in deze fase vooral om de lichamelijke beleving: eten, drinken, groeien en slapen in het vertrouwen dat iemand op je let en voor je zorgt. De verzorgende volwassene moet in deze fase in staat zijn te zorgen, voorspelbaar te zijn, verantwoordelijkheid te dragen en aan te voelen wat het kind nodig heeft en dit ook kunnen bieden. 2. Hechten Vanaf 3 maanden zal een kind zijn vaste verzorgers gaan herkennen en zich aan hen hechten. Hoogtepunt in deze fase is de eenkennigheidsfase, met ongeveer 8-9 maanden, waarbij het kind zich alleen op zijn gemak voelt bij zijn vaste vertrouwde verzorgers en zich voor hen gaat open stellen. Hoewel het kind nog steeds degene is die krijgt en de volwassene degene is die het kind volgt, ontstaat er een wisselwerking. Deze ontwikkeling vormt de basis voor vertrouwen in zichzelf en de ander. Het kind is middelpunt en merkt dat de ander kan bespelen door bijvoorbeeld te lachen, te bewegen of geluidjes te maken. Het kind kan de aandacht van zijn verzorger op zo’n manier langer vast houden. De volwassene kan steeds beter aan het kind merken wat het prettig vindt en zo inspelen op zijn behoeften. Voor beiden wordt gedrag voorspelbaar en betrouwbaar. 3. Zelfvertrouwen In de volgende fase, vanaf de leeftijd van één jaar, gaat het kind zich steeds beter bewegen en is het in staat om zelf actief te gaan meewerken aan het bevredigen van zijn behoeften. Dit is de periode waarin het kind zich gaat los maken van de hechtingspersoon. Dit losmaken roept tegelijkertijd scheidingsangst op, waardoor het kind de nabijheid van zijn of haar verzorger weer opzoekt. Wanneer het in de vorige fase voldoende vertrouwen heeft kunnen opbouwen, kan het kind in deze fase vanuit de veilige haven die een hechtingspersoon voor het kind is, op onderzoek uitgaan en de wereld gaan ontdekken. Met vallen en opstaan zal een kind steeds meer zelfvertrouwen gaan opdoen en een gevoel van autonomie ontwikkelen. De volwassene dient op bereikbare afstand te blijven, zodat het kind steeds kan terugvallen op de volwassene voor veiligheid en troost. Tegelijkertijd zal de volwassene in staat moeten zijn de ruimte en mogelijkheden te scheppen om het kind zelf iets te laten ontdekken. Kinderen moeten in deze fase leren omgaan met frustraties die opgeroepen worden door de grenzen van hun eigen kunnen of door de grenzen die hun omgeving hen stelt. Volwassenen dienen op hun beurt kinderen in deze fase te helpen hun gevoelens op te vangen. Frustratietolerantie ontstaat in deze periode. 4. Zelfstandigheid / eigen identiteit De vierde fase kenmerkt zich door losmaken tot zelfstandigheid. Wanneer het kind voldoende zelfvertrouwen en vertrouwen in de ander heeft kunnen opbouwen in de vorige fasen, zal het vanaf ongeveer 3 jaar steeds meer afstand kunnen nemen van de hechtingspersoon en zal het steeds meer en langer op eigen kracht verder kunnen. Het kind zal steeds beter gaan begrijpen dat hij dezelfde blijft, onafhankelijk van de omgeving. Dit proces leidt tot vorming van een eigen identiteit en zelfbewustzijn. Dit zelfbewustzijn zal ertoe leiden dat het kind ook beseft een eigen wil te hebben. Vanuit de behoefte controle over de omgeving te hebben zal een kind proberen zijn wil ook aan de ander op te leggen. Door respectvolle communicatie, waarin de verzorger de behoeftes en gevoelens van zichzelf en het kind weet te verwoorden, zal het kind leren op te komen voor zichzelf én leren rekening houden met een ander. Kinderen leren in deze fase voor het eerst onderhandelen. De taalontwikkeling speelt hierbij een belangrijke rol. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 8 5. Creativiteit en wederkerigheid De laatste fase, die langzaamaan begint in de kleutertijd, is de fase waarin het kind leert zich te gaan inleven in een ander. Wederkerigheid in de relatie krijgt dan vorm. Het kind krijgt verstandelijk steeds meer mogelijkheden waardoor het in staat wordt gesteld zaken van verschillende kanten te bekijken. Tevens leert het kind dat het iets nieuws teweeg kan brengen en problemen kan oplossen door creatief te zijn. Kinderen die in de vorige fasen voldoende vertrouwen hebben gekregen, voelen zich krachtig genoeg initiatief te nemen en durven zich te uiten. (Naar T. Bakker-v. Zeil - 1986) Bovenstaand hechtingsproces doorloopt elk individu op zijn eigen manier, maar altijd in dezelfde volgorde. Wanneer er sprake is van een nieuw op te bouwen relatie, zoals wanneer een kind wordt geplaatst op het kinderdagverblijf, zal de hechting steeds van onderaf aan moeten worden opgebouwd, van bouwsteen naar bouwsteen. Wanneer het kind al veilig gehecht is in een andere situatie (meestal thuis), zal het hechtingsproces gemakkelijker verlopen dan wanneer dat niet het geval is. Voor St. Huis ter Leede betekent dit dat pedagogisch medewerkers door elk individu te erkennen in zijn eigenheid, elk kind een gevoel van vertrouwen en welkom zijn willen geven. Dit vormt de basis voor het opbouwen van een wederkerige relatie, waarin de pedagogisch medewerker haar gedrag steeds afstemt op dat van het kind. Door de opbouw van een hecht contact, zal het kind een gevoel van zelfvertrouwen ontwikkelen, waardoor het durft om zich los te maken, op zichzelf te vertrouwen en zijn omgeving te ontdekken wanneer het daar aan toe is. Pedagogisch medewerkers creëren ruimte en mogelijkheden voor het kind om ervaringen op te doen en zich verder te ontwikkelen. Bij voldoende steun kan het kind zich ontwikkelen tot een zelfstandig individu, dat leert rekening te houden met anderen en voldoende weerbaar is om zijn eigen weg te kiezen. Leerpsychologische uitgangspunten van Vygotsky en volgelingen Volgens Vygotsky ontwikkelen de basisfuncties van het denken bij kinderen zich spontaan door rijping van het centraal zenuwstelsel en door de wisselwerking tussen kind en omgeving. Meer complexe vaardigheden leren kinderen echter vooral in de omgang met belangrijke volwassenen (of kinderen) uit hun directe omgeving. Volwassenen dragen hun kennis over aan kinderen en kinderen breiden op deze manier hun kennis en begrip over de wereld uit. Ook cultuur wordt op deze wijze overgedragen en bereidt kinderen voor op het functioneren in de maatschappij waarin ze opgroeien. In een optimale situatie stemmen de opvoeders hun instructie en opvoedend gedrag zodanig af op het kennisniveau van het kind, dat het kind telkens een stapje verder komt. Het verschil tussen wat een kind al kan en één stapje verder, wordt door Vygotsky de ‘zone van naaste ontwikkeling’ genoemd. Ook noemt men dit wel het leerpotentieel van een kind. De manier waarop opvoeders hun kind begeleiden bij het praten, spelen en leren is van belang voor de ontwikkeling van het leervermogen van kinderen. Opvoeders die het kind weten te motiveren en begeleiden bij zelf leren ontdekken van mogelijkheden, en het zelf leren vinden van oplossingen voor problemen of vraagstukken, leveren een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van leervaardigheden. Kinderen verkrijgen op deze manier niet alleen nieuwe kennis, maar leren vooral ook zelfstandig te denken. Pedagogisch medewerkers observeren en volgen het kind, zodat ze kunnen aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind. Pedagogisch medewerkers bieden kinderen activiteiten aan, die in de zone van naaste ontwikkeling liggen en begeleiden het kind bij het doen van deze activiteit. Zo ontwikkelt een kind het vermogen vanuit het gezamenlijk doen van een activiteit, de vaardigheid een activiteit ook zelfstandig aan te kunnen. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 9 Sociale leertheorie De sociale leertheorie neemt de sociale gerichtheid van het kind als uitgangspunt. Kinderen zijn gericht op hun omgeving en proberen allerlei gedrag uit, bijvoorbeeld door mensen uit hun omgeving te imiteren. Of dat gedrag in stand wordt gehouden, wordt bepaald door de aandacht die dat gedrag krijgt. Ieder kind heeft behoefte aan aandacht en het geven van aandacht werkt versterkend bij aanleren van gedrag. De leertheorie komt er in het kort op neer dat gedrag wordt bepaald door de gevolgen die het heeft. Heeft gedrag plezierige gevolgen, dan is de kans groot dat het gedrag vaker voorkomt. Heeft het gedrag geen gevolgen of onplezierige gevolgen dan zal het gedrag uitdoven. In de praktijk komt het erop neer dat het geven van positieve aandacht (bijvoorbeeld een complimentje) aan gewenst gedrag, dat gedrag positief beïnvloedt en storend aandacht vragen voorkomt. Krijgt alleen het storende gedrag aandacht, dan wordt dit juist versterkt. Het pedagogisch handelen binnen KDV De Matroosjes is met name gericht op het geven van positieve aandacht aan gewenst gedrag en zo min mogelijk op het afleren van ongewenst gedrag. Het geven van positieve aandacht heeft als bijkomend voordeel dat dit het zelfbeeld van het kind gunstig beïnvloed. Kinderen die regelmatig horen wat ze goed doen, krijgen een positief beeld van zichzelf en voldoende zelfvertrouwen om nieuwe te onderzoeken. (zie ook de hechtingstheorie) Sensitieve responsiviteit Zowel de genoemde hechtingstheorie als de leerpsychologie en de sociale leertheorie benadrukken dat de kwaliteit van de relaties die kinderen met hun verzorgers aangaan, grote invloed hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Ook de laatste onderzoeken door Amerikaanse neuropsychologen bevestigen dit. De kwaliteit van interactie is van invloed op de ontwikkeling van de hersenen. Voorwaarde voor optimale afstemming in de interactie is de zogenaamde ‘sensitieve responsiviteit’ van de opvoeder. Sensitieve responsiviteit is te omschrijven als het vermogen van een opvoeder om op een directe, consistente en adequate manier te reageren op de signalen en/of behoeften van een kind. St. Huis ter Leede vindt het belangrijk dat pedagogisch medewerkers een sensitief responsieve interactiestijl ontwikkelen. De deskundigheidsbevordering van pedagogisch medewerkers is dan ook met name gericht op de ontwikkeling van sensitief responsieve houding van de pedagogisch medewerkers en wordt als belangrijkste competentie voor pedagogisch medewerker aangemerkt. De sensitief responsieve houding wordt in 4 aspecten beschreven te weten: 1. emotionele ondersteuning bieden De leiding laat het kind en de groep merken betrokken te zijn bij wat kinderen beleven, voelen en ervaren. De groepsleiding is beschikbaar als het kind haar nodig heeft, benoemt wat het kind doet en probeert te verwoorden wat het kind voelt, geeft het kind troost als het verdrietig is, kijkt het kind aan, glimlacht, raakt het kind aan, bemoedigt het kind, toont belangstelling en prijst het kind. 2. respect voor autonomie De groepsleiding geeft kinderen ruimte zelf te spelen, met elkaar te spelen, zelf keuzes te maken en zelf te ontdekken. De leiding gaat positief in op eigen ideeën en initiatieven van het kind. De leiding respecteert elk kind in zijn eigenheid, met zijn eigen gewoontes en rituelen. 3. structuur bieden en grenzen stellen De groepsleiding geeft kinderen houvast en zekerheid door vaste gewoontes, een vaste dagindeling, een vaste inrichting en duidelijke regels. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 10 4. informatie en uitleg geven. En groepsleiding vertelt wat er gebeurt en gaat gebeuren, benoemt wat ze zien en geeft uitleg. De leiding neemt vragen van de kinderen serieus, geeft antwoord en voegt informatie toe aan het spel van het kind. De leiding geeft informatie zodat het kind de wereld beter leert begrijpen. Deze aspecten zijn overgenomen uit de publicaties Werken met baby’s en Inspelen op peuters (zie literatuurlijst). Ten behoeve van coaching en begeleiding van pedagogisch medewerkers wordt de videomethode Groepsleiding Interactie Training (GrIT), ontwikkeld door de CED groep, gebruikt. Communicatie Bij een sensitief responsieve interactiestijl hoort een passende manier van communiceren. De Amerikaanse psycholoog Thomas Gordon heeft een praktische methode van communicatievaardigheden om in te gaan op de gevoelens en behoeften van kinderen, ontwikkeld (1962). Het belangrijkste doel van Gordon’s methode is het ontwikkelen van een warme en open relatie met het kind, gebaseerd op wederzijds respect en liefde, waardoor kinderen kunnen opgroeien tot evenwichtig sociale en weerbare mensen. Met de Gordonmethode leer je de behoeften en gevoelens van het kind, door actief luisteren, en die van jezelf (of de groep), via ik-boodschappen, onder woorden te brengen. Hierdoor laat je merken dat je het kind begrijpt en dat het niet alleen staat. Daarnaast help je een kind ook rekening met anderen te houden. Als opvoeder hoef je niet altijd in te grijpen of conflicten op te lossen. Gordon is van mening dat kinderen zelf goed in staat zijn om oplossingen te bedenken als ze de kans wordt geboden. Door kinderen zelf een probleem te laten oplossen, respecteer en stimuleer je de zelfstandigheid. Het gaat er vooral niet om dat één van de partijen wint bij een conflict, maar dat bij beide partijen begrip voor elkaar hebben en proberen samen tot een oplossing te komen. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 11 4. Pedagogische Basisdoelen Binnen KDV De Matroosjes wordt gewerkt aan de vier pedagogische basisdoelen, zoals geformuleerd door Marianne Riksen-Walraven en overgenomen in de wet Kinderopvang. Zij omschrijft dit als volgt: ‘Als de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang beschouw ik het aanbieden aan kinderen van: 1. een gevoel van –emotionele- veiligheid. 2. gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie. 3. gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie. 4. de kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen te maken; socialisatie.’ (Riksen-Walraven, 2000) 1. Het bieden van een gevoel van –emotionele- veiligheid De basis voor een optimale ontwikkeling bij een kind is een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Zoals ook naar voren komt in het hechtingsmodel van Truus Bakker (hoofdstuk 3) is een veilige gehechtheidsrelatie met een volwassene hiervoor cruciaal. Binnen de kinderopvang wordt de opvang dan ook verzorgd door vaste pedagogisch medewerkers, zodat deze een goede band met het kind kunnen opbouwen. Daarvoor is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker gevoelig is voor wat het kind nodig heeft, in staat is een positieve relatie met het kind op te bouwen en het kind voldoende emotionele ondersteuning biedt. Daarnaast zijn er ook andere aspecten van belang om het kind een gevoel van veiligheid te geven. Zoals door kinderen onder te brengen in een vaste en vertrouwde groep leeftijdsgenootjes, waarbinnen kinderen vertrouwd met elkaar raken en zich verbonden met elkaar gaan voelen. Ook een overzichtelijke inrichting van de groepsruimte, waar het gezellig is en kinderen tot rust kunnen komen, en een vaste dagindeling met terugkerende rituelen en duidelijke afspraken, dragen bij aan een voorspelbare en veilige leefomgeving. 2. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie Hiermee wordt bedoeld dat kinderen de gelegenheid krijgen om alle ontwikkelingsstadia te doorlopen, zoals deze in de hechtingstheorie zijn beschreven. Dit vereist sensitieve en responsieve pedagogisch medewerkers. Op deze manier ontwikkelen kinderen persoonskenmerken als zelfvertrouwen, veerkracht, zelfstandigheid, flexibiliteit en creativiteit. Daarnaast wordt met dit basisdoel bedoeld dat kinderen de gelegenheid wordt geboden om nieuwe vaardigheden te leren en te oefenen behorend bij elke nieuwe fase in hun ontwikkeling. Hierbij hoort een omgeving waar kinderen de ruimte krijgen om op onderzoek uit te gaan, waar spelmateriaal en activiteiten worden aangeboden passend bij de ontwikkeling van het kind en waar de groepsleiding een positieve, stimulerende en ondersteunende houding aanneemt ten opzichte van het spelende, ontdekkende en lerende kind. Een omgeving waar kinderen ook met andere kinderen kunnen samen spelen, met name als kinderen elkaar goed kennen, draagt bij tot verhoging van de kwaliteit van het spel. 3. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competentie Het ontwikkelen van ‘sociale competentie’ staat voor het opdoen van sociaal inzicht en het aanleren van sociale vaardigheden. Dit omvat bijvoorbeeld het leren rekening houden met elkaar, kunnen samenwerken en -spelen, elkaar helpen, communiceren en conflicten voorkomen en oplossen. De groepsleiding heeft een belangrijke rol in het begeleiden van kinderen bij hun interacties met elkaar. In de kinderopvang moet een sfeer zijn van sociale veiligheid, waar kinderen zichzelf mogen zijn en waar kinderen leren oplossingen te zoeken voor conflicten en tegengestelde belangen. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 12 4. De kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen te maken; ‘socialisatie’ Door samen te leven en met elkaar om te gaan, leren kinderen de normen en waarden, en de gewoontes en de cultuur van de samenleving kennen. De socialisatie van kinderen voltrekt zich doordat kinderen zien en beleven hoe bepaalde feesten worden gevierd, hoe er wordt omgegaan met verschillende gevoelens zoals verdriet en pijn, of hoe mensen met elkaar omgaan. Door zowel deel uit te maken van het gezin thuis en de groep op het kinderdagverblijf, krijgen kinderen eerder te maken met de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. Dit biedt kansen voor de verbreding van de ontwikkeling van het kind. Het gedrag van de groepsleiding is cruciaal bij de morele, sociale en culturele ontwikkeling van kinderen. Door het eigen voorbeeldgedrag en door hun reactie op het gedrag van kinderen, geven zij richting aan wat goed en slecht is, of aan wat gewenst en ongewenst gedrag is. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers zich ervan bewust zijn dat zij een voorbeeldfunctie hebben en daarnaar handelen. Het kinderdagverblijf moet een omgeving zijn waar kinderen en ouders zich thuis kunnen voelen en waar respectvol met elkaar wordt omgegaan. Bij inspectie van het kinderdagverblijf wordt getoetst of er daadwerkelijk gewerkt wordt aan deze vier doelen. Hiertoe wordt gekeken naar vijf aspecten van de opvang: de pedagogisch medewerker-kind-interactie de fysieke omgeving de groep het activiteitenaanbod het spelmateriaal. St. Huis ter Leede heeft in dit hoofdstuk geformuleerd hoe per pedagogisch aspect gewerkt wordt aan de vier basisdoelen: De pedagogisch medewerker-kind-interactie De groepsleiding dient in staat te zijn voor een kind emotionele veiligheid, structuur en ontwikkelingsmogelijkheden te creëren. De groepsleiding geeft het kind de ruimte zich te ontplooien, stimuleert de ontwikkeling en heeft een positieve en respectvolle houding ten opzichte van kinderen. In de interactie voelt de groepsleiding goed aan waar het kind behoefte aan heeft. St. Huis ter Leede werkt aan een kwalitatief goede pedagogisch medewerker-kind-interactie door middel van de volgende afspraken en mogelijkheden: Vaste groepsleiding Bij de verschillende werksoorten wordt gewerkt met vaste leiding per groep. De vaste gezichten zijn herkenningspunten voor de kinderen. Het geeft een gevoel van zekerheid en continuïteit, wanneer de kinderen ervan mogen uitgaan dat er steeds vertrouwde pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. Bovendien geeft het kinderen en pedagogisch medewerkers de mogelijkheid een gehechtheidrelatie op te bouwen. - Voor het kinderdagverblijf betekent dit dat per groep gewerkt wordt met 3 vaste pedagogisch medewerkers. - Aan het aantal stagiaires wordt een maximum gesteld van één per dag, zodat het aantal volwassenen op de groep niet te groot wordt. - KDV de Matroosjes heeft een verticale groep Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 13 Sensitief responsieve houding Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers een warme, liefdevolle houding hebben en een veilige sfeer weten te creëren. Dit doen ze door interesse, respect en acceptatie voor elk individueel kind èn elke ouder met zijn of haar achtergrond, te tonen. De pedagogisch medewerker heeft oog voor de behoeften van elk individueel kind en de groep en weet hier op een positieve en constructieve manier op in te spelen. Ze stemmen activiteiten, communicatie en houding op het kind af, luisteren naar de inbreng van het kind en geven structuur aan activiteiten, omgeving en gedrag. - Pedagogisch medewerkers waarderen elk kind positief, stimuleren het kind en moedigen het aan. - De pedagogisch medewerkers tonen betrokkenheid bij het kind door middel van oogcontact, gezichtsuitdrukking en houding. - De pedagogisch medewerkers heten het kind bij binnenkomst welkom, noemen elk kind bij de naam en nemen duidelijk afscheid bij het weggaan. - De pedagogisch medewerkers geven kinderen tijd en ruimte voor eigen inbreng, luisteren naar kinderen en geven het kind steun. - Pedagogisch medewerkers begeleiden het kind telkens een stapje verder te zetten in zijn ontwikkeling. Enerzijds door het kind de ruimte te geven om zelf te experimenteren, te ontdekken en problemen op te lossen. Anderzijds door de nieuwsgierigheid van kinderen te prikkelen en hen iets nieuws aan te bieden, wanneer het kind daaraan toe is. - Pedagogisch medewerkers verwoorden wat ze zien en doen, wat er komen gaat en welk gedrag ze verwachten van het kind. - Pedagogisch medewerkers verwoorden en erkennen de gevoelens van het kind. - Pedagogisch medewerkers zijn voorspelbaar in hun gedrag, stellen duidelijke regels en geven uitleg. - De pedagogisch medewerker houdt zowel de behoeftes van het individuele kind als van de hele groep in de gaten. - De pedagogisch medewerker creëert een veilige sfeer in de groep, waar kinderen respectvol met elkaar omgaan. - De pedagogisch medewerkers houden rekening met de gewoontes en rituelen van het kind. - Pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van hun voorbeeldgedrag. Zij hebben een beroepshouding en laten zich niet meeslepen door emoties. Straffen en belonen Kinderen leren meer van positieve aandacht dan van negatieve. Belonen van gewenst gedrag versterkt dit gedrag en versterkt het gevoel van eigenwaarde van een kind. De groepsleiding geeft de kinderen regelmatig wat extra aandacht of prijst kinderen voor gewenst gedrag. Bij gewenst gedrag worden zogenaamde sociale beloningen gegeven, zoals een compliment, een aai over de bol, samen een spelletje doen, kiezen welk spel er gespeeld gaat worden of kiezen wie er naast je mag zitten. Bij het geven van een compliment wordt altijd het gedrag benoemt waar het kind voor wordt geprezen. Soms moet de groepsleiding duidelijk grenzen stellen aan onaanvaardbaar gedrag van een kind. Daarbij wordt alleen het gedrag van het kind afgekeurd, nooit het kind zelf. Elk kind wordt eerst gewaarschuwd en duidelijk gemaakt dat zijn gedrag onaanvaardbaar is en waarom. Zo mogelijk krijgt het kind uitgelegd welk gedrag er wel mogelijk is (een alternatief). Vanaf de peuterleeftijd worden kinderen soms even (maximaal 5 minuten) op een stoel gezet binnen de groepsruimte. Op dat moment krijgen ze even geen aandacht. Na de ‘straf’ maakt de pedagogisch medewerker die de straf heeft uitgedeeld het altijd weer goed met een kind, zodat de lucht geklaard is en er een nieuw begin kan zijn. Tegenover zo’n moment van ingrijpen staan zoveel mogelijk momenten van positieve waardering van het kind en zijn gedrag. Negatieve aandacht en straf worden zoveel mogelijk vermeden. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 14 Regels en afspraken Hoewel iedere pedagogisch medewerker haar eigen inbreng heeft en accenten legt, zijn er afspraken over de regels op het kinderdagverblijf. Duidelijkheid over regels en afspraken geeft de kinderen zekerheid en houvast. Er wordt gestreefd naar een beperkt aantal, maar duidelijke regels. Respectvol met elkaar en de omgeving omgaan is de belangrijkste achterliggende waarde achter onze regels en afspraken. Aannamebeleid Bij de invulling van een vacature van groepspedagogisch medewerker worden sollicitanten geselecteerd op verschillende competenties. Een sensitief responsieve houdingen een Verklaring omtrent Gedrag is voor St. Huis ter Leede een belangrijke vereiste voor aanname van een groepspedagogisch medewerker. - - - - - Scholing Regelmatig wordt een introductiebijeenkomst over het pedagogisch beleid gegeven door de pedagoog van de SKCN (Stichting Kinderopvang Centraal Nederland), waarvoor de nieuwe medewerkers van KDV De Matroosjes worden uitgenodigd. In deze cursus wordt de hechtingstheorie uiteen gezet en wordt één en ander verteld over de verschillende ontwikkelingsstadia. Het pedagogisch handelen komt aan de orde aan de hand van concrete situaties. De cursus heeft een praktisch karakter. Pedagogisch medewerkers worden binnen de Stichting geschoold en gecoacht op een sensitief responsieve interactiestijl onder begeleiding van hun coördinator en de pedagoog. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de GrIT (Groepspedagogisch medewerker Interactie Training), een methode waarbij door het maken van videoopnames pedagogisch medewerkers bewust worden van het eigen pedagogisch handelen. Tijdens de jaarlijkse verplichte studiebijeenkomst wordt informatie gegeven over een pedagogisch of ontwikkelingspsychologisch onderwerp. Daarnaast is er jaarlijks een facultatieve scholingsbijeenkomst. Twee maal per jaar is er een pedagogisch overleg onder leiding van de coördinator en de pedagoog, waar een aspect uit het pedagogisch beleid extra wordt belicht en er ruimte is voor uitwisseling over eigen pedagogisch handelen. Naast bovengenoemde deskundigheidsbevordering is een jaarlijkse herhalingsles kinderEHBO en BHV voor alle pedagogisch medewerkers verplicht. Observeren De groepsleiding vult regelmatig een observatielijst in over elk kind. Dit heeft als doel de ontwikkeling en het welbevinden van het kind in kaart te brengen. Naar aanleiding van de toets- en observatiegegevens worden afspraken over de aanpak van kinderen gemaakt. Pedagoog Binnen de Stichting is een pedagoog oproepbaar voor advies of consultatie als pedagogisch medewerkers vastlopen in de omgang met een kind. Signaleren Wanneer er zorgen zijn over het gedrag, het welbevinden of de ontwikkeling van het kind, heeft het kinderdagverblijf een signalerende taak. De Stichting stelt hiertoe een Protocol op. Hierin worden richtlijnen opgesteld hoe gehandeld dient te worden vanaf het moment dat er bij een pedagogisch medewerker een gevoel van bezorgdheid over de ontwikkeling, het gedrag of de situatie van een kind ontstaat. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 15 De fysieke omgeving De ruimtes van KDV De Matroosjes voldoen wat betreft grootte en veiligheid aan de wettelijk gestelde normen. Ze zijn uitnodigend ingericht in lichte, vrolijke kleuren. Bij de inrichting wordt veel gebruik gemaakt van blank hout (tafelbladen, kasten). Dit geeft een lichte, warme en natuurlijke sfeer op de groep. De groep is gezellig, veilig en functioneel ingericht, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de kinderen. We vinden het belangrijk dat kinderen volop de mogelijkheid hebben om te spelen, te ontdekken en zich thuis te voelen. De indeling is overzichtelijk, zowel voor pedagogisch medewerkers als voor kinderen, met een rustige hoek waar kinderen zich kunnen terugtrekken, ruimte waar kinderen rustig en ongestoord kunnen spelen, ruimte waar kinderen bij elkaar kunnen komen en ruimte waar meer plaats is om te bewegen. De buitenruimte geeft gelegenheid tot meer motorisch spel, bewegen en uitleven. De buitenruimten bestaan uit een betegeld speelplein, waar kinderen uit de voeten kunnen met fietsen. Daarnaast vinden we het belangrijk dat kinderen buiten in aanraking komen met natuurlijke materialen, zoals zand en gras. Op de speelpleinen is een zandbak en een gedeelte met gras. Daarnaast staat er op de buitenruimten een speeltoestel dat veilig en uitdagend is en passend bij de leeftijd van de kinderen. Veiligheid Op het kinderdagverblijf wordt jaarlijks een risico-inventarisatie wat betreft veiligheid en gezondheid afgenomen aan de hand van lijsten van de risico-monitor.. Indien nodig wordt een actieplan opgesteld om veiligheids- en gezondheidsrisico’s te vermijden. De Stichting vindt het belangrijk dat kinderen veilig en zelfstandig kunnen spelen. Verwijzing naar de risicomonitor Vaste groepsruimte en slaapplaats De groep verblijft in vaste groepsruimte . Hierdoor wordt de ruimte vertrouwd en is de groepsruimte bekend terrein voor de kinderen, hetgeen bijdraagt aan een gevoel van veiligheid. Op het kinderdagverblijf slapen de kinderen in een eigen bedje. Vaste plaats voor verschillende activiteiten De groep is verdeeld in verschillende hoeken, waar verschillende activiteiten kunnen plaats vinden. Elke hoek heeft een eigen functie met eigen (spel)materiaal en daagt de inrichting uit tot gevarieerd spel. De ruimte is zo ingericht dat kinderen zowel alleen als samen kunnen spelen en dat kinderen meer actief bezig kunnen zijn of juist tot rust kunnen komen. In de groepsruimtes is de indeling overzichtelijk en hebben de kinderen vanuit de verschillende hoeken de mogelijkheid om contact met de pedagogisch medewerker te zoeken. Tegelijk zijn er hoekjes waar kinderen zich kunnen terugtrekken en zelfstandig van alles kunnen ondernemen. - Er staat o.a. een hoge tafel met eromheen zitplaatsen voor kinderen en pedagogisch medewerkers. Er zijn hoge boxen, waaronder speelmogelijkheid is gecreëerd. Er zijn diverse hoekjes met spelmateriaal voor verschillende activiteiten (bijv. poppenhoek, bouwhoek, kruiphoek) en er is ruimte om te kruipen, te lopen en met speelgoed te spelen. Aangrenzend aan de groepsruimte is één slaapkamer. - Er staat een ergonomische commode. De commode staat op een rustige plaats waar de kinderen één voor één worden verschoond. Dit moment gebruikt de pedagogisch medewerker om even al haar aandacht aan één kind te kunnen geven. Er is een ruimte met een klein Wc’tje. - Tevens is er een buitenruimte. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 16 Regels In de verschillende ruimtes en de verschillende hoeken gelden eigen regels. Deze regels betreffen gedragsregels om het spelen in de hoeken prettig, veilig en sociaal te laten verlopen. Jasjes worden in de gang aan de kapstok opgehangen. Schoenen worden altijd buiten het lokaal gezet. Kindgericht Er wordt op de groep aandacht besteed aan het feit dat kinderen zich er thuis moeten kunnen voelen. Ook de inbreng van de kinderen in de inrichting is daarom van belang. Er is ruimte om de werkjes van de kinderen op te hangen, zodat zichtbaar is waar de kinderen mee bezig zijn geweest. Wanneer er gewerkt wordt met een thema is dat terug te zien in de inrichting. De groep Kinderen in een groep leren sociale vaardigheden en verantwoordelijkheid, kunnen vriendschappen ontwikkelen en kunnen elkaar stimuleren. Groepsactiviteiten en individuele activiteiten Binnen het dagverblijf worden groepsactiviteiten en individuele activiteiten aangeboden. We vinden het belangrijk dat kinderen de mogelijkheid krijgen sociale vaardigheden op te doen, maar ook de gelegenheid krijgen eigen ontplooiingsmogelijkheden te ontdekken. Overdracht en wenperiode Wanneer kinderen voor het eerst deel gaan nemen aan het kinderdagverblijf, mogen zij tweemaal “wennen”. Kinderen krijgen de gelegenheid om zo langzaam aan de nieuwe situatie te wennen. Verticale groep De verticale groep bestaat uit kinderen tussen de 0 en 4 jaar. (maximaal 12 kinderen per dag) Kinderen die als baby op het dagverblijf starten blijven doorgaans tot ze vier jaar zijn in dezelfde groep bij dezelfde pedagogisch medewerker. Dit betekent dat het kind niet meer hoeft te wisselen van pedagogisch medewerker en met zijn vaste pedagogisch medewerker een hele hechte band kan opbouwen. Doordat verticale groepen uit kinderen van verschillende leeftijd bestaan, leren de jongste kinderen van de oudste, leren kinderen rekening met de ander houden en kunnen de oudere kinderen de jongere soms helpen. Wij hebben een groep (verticale groep). Bij verticale groepen leren kinderen gemakkelijker sociale verantwoordelijkheid nemen en worden de jongste kinderen gestimuleerd doordat ze worden meegenomen in het spel van de oudsten. St Huis ter Leede volgt de landelijk opgestelde richtlijnen voor kinderopvang, waarin staat aangegeven hoeveel kinderen je naar ratio per pedagogisch medewerker mag opvangen. Bij een volle groep worden de kinderen in hun eigen groep door twee pedagogisch medewerkers opgevangen. Eén van deze pedagogisch medewerkers heeft vroege dienst, de andere heeft late dienst. Dit betekent dat pedagogisch medewerkers of aan het begin van de dag, tussen 6.45 en 8.45 uur, of aan het einde van de dag, tussen 17.15 en 18.15 uur alleen op de groep staan. In deze periode zijn er nog zo weinig kinderen dat er maar één pedagogisch medewerker ingezet hoeft te worden. Wanneer een pedagogisch medewerker alleen op de groep staat is er altijd achterwacht geregeld via Huis ter Leede, zodat er iemand kan bijspringen bij calamiteiten. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 17 Wanneer het kinderaantal zakt onder de 4 tot 7 kinderen (afhankelijk van de leeftijd), wordt er één pedagogisch medewerker met een achterwacht op de groep ingezet. Er zijn afspraken hierover gemaakt met activiteitencentrum het Anker zij zijn onze achterwacht. Sociale veiligheid Binnen de groep vinden we het belangrijk dat er veel aandacht is voor sociale veiligheid. Kinderen moeten zichzelf mogen zijn in de groep en elk kind wordt gewaardeerd om wat hij of zij kan. Observatie Eens per jaar wordt bij het onderzoek Welbevinden ook een lijst ingevuld over groepsfunctioneren. Aspecten en aandachtspunten die hieruit naar voren komen worden met de coördinator besproken en in overleg wordt naar oplossingen gezocht. Stagiaires Stagiaires hebben duidelijke taken; eerst laten kennismaken met de doelgroep letten op hygiëne, aan en uitkleden, onder begeleiding baby’s verschonen. Helpen met; fruit snijden, drinken, yoghurt, fles geven, activiteiten begeleiden, tafel dekken en afruimen. De regels en afspraken staan uitgeschreven in het stagebeleid. Het activiteitenaanbod Het activiteitenaanbod is altijd afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de kinderen en zorgt voor een afwisselend aanbod waarin de verschillende ontwikkelingsgebieden en bijbehorende vaardigheden worden gestimuleerd. Er is een afwisseling in rustige en meer actieve activiteiten, in individuele en groepsactiviteiten, activiteiten binnen en buiten en activiteiten die begeleid en voorgestructureerd zijn en activiteiten op eigen initiatief en tijdens het vrij spel. Eigen initiatief in het doen van activiteiten wordt gewaardeerd. Doel van het doen van activiteiten is altijd het plezier en ontdekken van het doen zelf. Resultaten zijn daaraan ondergeschikt. Bijzonder aan KDV De Matroosjes is het feit dat ouderen en kinderen structureel samen activiteiten doen. - - - - Leeftijdsgebonden aanbod Het activiteitenaanbod van de jongste kinderen is vooral gericht op ontdekken en zintuiglijke ervaringen opdoen. Het activiteitenaanbod voor peuters is al meer gevarieerd. Voor peuters is het belangrijk dat activiteiten nog onderwerpen en spelletjes betreffen die aansluit bij hun leefwereld en betrekking hebben op het hier en nu. Creatieve activiteiten hebben als doel materialen te leren kennen en de mogelijkheden ervan te onderzoeken. Spelactiviteiten hebben als doel samen iets te doen. Het kinderdagverblijf Op het kinderdagverblijf wordt gewerkt met een vast dagritme, waarin rust en actie worden afgewisseld. Eten en slapen vinden plaats op vaste tijden. Dit geeft kinderen houvast, zekerheid en rust. Voor de jongste baby’s geldt dat zoveel mogelijk het ritme van thuis wordt aangehouden. Wanneer ze overgaan op vast voedsel, gaan ze over naar het dagritme van de oudere kinderen. Dit geeft de peuters houvast en inzicht in wat er komen gaat. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 18 - Activiteiten worden in groepsverband en individueel aangeboden. Activiteiten zijn soms onderdeel van het dagprogramma (eten), andere activiteiten zijn vrij (spelen). Bij begeleide activiteiten zoals knutselen worden kinderen gestimuleerd deel te nemen, maar houden vrije keuze. Eten, drinken en de kring is (meestal) een gezamenlijke sociale activiteit. Activiteiten worden soms aan thema’s gekoppeld, waarbij onder andere de seizoenen en feestdagen worden gevolgd. Uitstapjes buiten de groep Bij kinderdagverblijf de Matroosjes doen wij naast de activiteiten op de groep ook soms een activiteit buiten de groep (zie protocol Uitstapjes). Scholing In de deskundigheidsbevordering van de groepsleiding wordt regelmatig aandacht geschonken aan het activiteitenaanbod. het spelmateriaal Binnen de Stichting hebben we de keuze gemaakt voor het zogenaamde open speelgoed. Onder open speelgoed verstaan we spelmateriaal dat het kind uitdaagt tot fantasiespel en waar het kind meerdere speelmogelijkheden aan kan ontdekken. Er is gevarieerd spelmateriaal dat veilig is en afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de groep en uitdaagt tot spel dat de verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleert. Omgaan met materiaal De Stichting vindt het belangrijk dat kinderen leren respectvol om te gaan met hun omgeving. We proberen kinderen te leren het spelmateriaal goed te gebruiken. Opruimen Door kinderen te leren materiaal weer op te ruimen na gebruik, leren ze zelfstandig te spelen. Ontwikkelingsgebieden Het spelmateriaal is afgestemd op de leeftijd en sluit aan bij de verschillende ontwikkelingsgebieden. Er is speelgoed dat de zintuiglijke ontwikkeling, het evenwichtsgevoel en de fijne en grove motoriek stimuleert. Er is speelgoed dat de taalontwikkeling, de begripsvorming en de verstandelijke ontwikkeling stimuleert en er is speelmateriaal dat de sociale ontwikkeling stimuleert. Spelen Het spelmateriaal is veilig en afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. Dat betekent dat kinderen zelfstandig kunnen spelen en ontdekken. De groepsleiding begeleidt de kinderen in het spelen en helpt ze het spel uit te breiden en een stapje verder in hun ontwikkeling te zetten. 5. Ontwikkelingsverschillen of gedragsproblemen Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Daarbij is geen elk kind hetzelfde, wat behoort tot de normale variatie tussen mensen. Toch zijn er globale richtlijnen voor het verloop van de ontwikkeling, hoewel we daar heel voorzichtig mee moeten zijn omdat een jonge kind soms ineens met een sprong in de ontwikkeling vooruit kan gaan. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 19 Kindvolgsysteem Binnen de Stichting werken we met een kind-volg-systeem. Het systematisch volgen van kinderen verhoogt de kwaliteit en professionaliteit van werken. Door kinderen nauwkeurig te observeren en te volgen, kunnen ontwikkelingsstimulering en pedagogisch handelen worden afgestemd op de groep en de individuele kinderen daarin. De observatie van kinderen bestaat uit het doelgericht kijken naar verschillende ontwikkelingsgebieden van kinderen in verschillende situaties. De observaties worden drie keer per jaar gedaan. Door de kinderen zorgvuldig te volgen, kunnen ontwikkelingsproblemen vroegtijdig worden onderkend. De Stichting ziet vroegtijdige signalering van ontwikkelingsproblemen als een taak binnen het bieden van kwalitatief goede kinderopvang. Ontwikkelingsproblemen Wanneer er kinderen met gedrags- of ontwikkelingsproblemen worden gesignaleerd, wordt gehandeld volgens ons protocol Signalering van ontwikkelingsproblemen. Dit is een procedure waarin stap voor stap wordt aangegeven welke actie ondernomen kan worden. Bij deze procedure zijn de pedagogisch medewerker van het kind, de coördinator en de ouders altijd betrokken. Eventueel kan er hulp ingeroepen worden van het Leerdams MDT (multidisciplinair team) 0-4 jaar, waarin de pedagoog van de SKCN participeert. Wanneer nadere diagnostiek of hulpverlening noodzakelijk is, worden ouders verwezen naar de betreffende instantie. Indien mogelijk blijft het kind gewoon op het kinderdagverblijf. Wanneer de deskundigheid van de pedagogisch medewerker en de voorzieningen intern een optimale begeleiding van het kind niet meer kunnen realiseren en het groepsbelang in gevaar komt, moet na intensief overleg met de ouders, de pedagogisch medewerker en de pedagoog worden gezocht naar een plaats waar het kind wel passend kan worden opgevangen. Kindermishandeling Bij vermoeden van kindermishandeling, wordt gehandeld volgens de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en protocol Kindermishandeling. Ook hier handelt de pedagogisch medewerker niet op eigen houtje, maar in overleg met de coördinator en de pedagoog. Indien nodig vindt overleg plaats met het advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK). De pedagoog is contactpersoon tussen de Stichting en het AMK of de Raad voor Kinderbescherming. D.4. Overdracht Wanneer een kind 4 jaar wordt en overgaat naar de basisschool, kan een pedagogisch medewerker in overleg met de ouders en de coördinator, ervoor kiezen kindgegevens over te dragen naar de basisschool. In principe gebeurt dit bij de Stichting alleen met de zogenaamde zorgkinderen, die op het kinderdagverblijf speciale aandacht nodig hebben gehad en waarbij het zinvol kan zijn informatie door te geven. Overdracht van gegevens is alleen mogelijk na schriftelijke toestemming van ouders. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 20 6. Beleid ten aanzien van de ouders/ verzorgers In het algemeen beleid van KDV De Matroosjes is de volgende doelstelling opgenomen: Taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van opvoeding, begeleiding en verzorging van kinderen worden gedeeld met ouders/verzorgers, waarbij de ouders/verzorgers altijd de eindverantwoordelijkheid over hun kind houden. Dit impliceert dat de Stichting communicatie, contact en inspraak van en met ouders/verzorgers van groot belang acht bij de opvang van kinderen. We willen graag dat het kinderdagverblijf in het verlengde ligt van de thuissituatie en dat zowel kinderen als ouders zich er thuis voelen. Ouders hebben immers een unieke band met hun kind en zijn en blijven de opvoeders. Pedagogisch medewerkers zijn natuurlijk nauw betrokken bij het kind en tijdens de opvang verantwoordelijk voor de zorg, het welbevinden en de ontwikkeling van het kind, maar dit is een korte termijnrelatie. Ouders hebben een langdurige, continue relatie met het kind en houden altijd de eindverantwoordelijkheid Informatie over het kind en uitwisseling Wanneer een kind geplaatst wordt op de groep, wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. De ouder(s) hebben met de pedagogisch medewerker van het kinderdagverblijf een gesprek, waarin de dagelijkse gang van zaken en de wenprocedure worden besproken. In dit gesprek kunnen ouders aangeven wat zij wel en niet wenselijk vinden voor hun kind. Wanneer het kind eenmaal meedraait in de groep is er steeds ruimte voor uitwisseling tussen de pedagogisch medewerker en de ouders tijdens het halen en brengen. Deze uitwisseling is erg belangrijk omdat dan telkens ingespeeld kan worden op het kind. Als de ouder bij het brengen vertelt dat het kind slecht heeft geslapen, kan de pedagogisch medewerker hier de rest van de dag rekening mee houden. Op het kinderdagverblijf wordt gewerkt met een overdrachtsmap, waar pedagogisch medewerkers (en ouders) regelmatig in schrijven. Eens per jaar worden er tienminutengesprekken gehouden om te bespreken hoe het over het algemeen gaat met het kind op het kinderdagverblijf. Extra gesprekken zijn natuurlijk ook altijd mogelijk. Eens per jaar wordt een ouderavond georganiseerd waarin een thema centraal staat en waar onderling ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Daarnaast worden er periodiek koffieochtenden georganiseerd, waarbij ouders worden uitgenodigd om bij het brengen van hun kind nog even te blijven voor een kopje koffie. Ouders zien dan hoe hun kinderen spelen en er is weer even tijd voor uitwisseling. Informatie over en invloed op het beleid Ouders worden op de hoogte gesteld van veranderingen in de organisatie via de nieuwsbrief, die 4 keer per jaar uitkomt. Ouders zijn vertegenwoordigd in een oudercommissie, en hebben zo inspraak in het beleid. Om de mening van ouders over de kinderopvang en de Stichting te weten te komen, wordt om de twee jaar een tevredenheidsmeting gehouden. Naar aanleiding van deze meting worden actiepunten voor nieuw beleid voorgesteld. Wanneer een ouder een klacht heeft over de organisatie of een aspect daarvan, wordt onze klachtenprocedure gevolgd. Er bestaat, naast de klachtenprocedure, ook een formulier waarop ouders hun ideeën en suggesties kenbaar kunnen maken. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 21 7. Evaluatie en toetsing Dit pedagogisch beleidsplan is de basis voor continuïteit in het pedagogisch handelen op het kinderdagverblijf. Het is daarbij echter van belang regelmatig na te gaan of het pedagogisch beleid, zoals het nu geformuleerd is, nog wordt uitgevoerd en gedragen door iedereen die ermee te maken heeft. Pas dan zal het pedagogisch beleid een gunstige weerslag hebben op de kwaliteit van het werk. Daartoe zal bewaakt moeten worden in hoeverre het vastgestelde beleid ook werkelijk uitgevoerd wordt en geëvalueerd in hoeverre het beleid werkbaar is in de dagelijkse praktijk Toetsing Onder toetsing wordt verstaan het bewaken van de uitvoering van het pedagogisch beleid. Dit gebeurt als het goed is continu. Pedagogisch medewerkers onderling, al dan niet in samenspraak met hun leidinggevende, hebben overleg over hoe ze met een kind of de hele groep omgaan. Hiermee geven ze telkens richting aan hun pedagogisch handelen in het licht van het vastgestelde beleid. Om te toetsen of er gewerkt wordt vanuit de visie neergelegd in het pedagogisch beleid, is het belangrijk dat er ook een pedagogisch werkplan is opgesteld, waarin het pedagogisch beleid concreet is gemaakt. In teamoverleg, het pedagogisch overleg, in kindbesprekingen en in functioneringsgesprekken komt het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers als team of als individu aan de orde. De coördinator heeft als taak te signaleren wanneer in de dagelijkse uitvoering wordt afgeweken van het pedagogisch beleid. Ook uit de jaarlijkse metingen naar het Welbevinden van kinderen en de Tevredenheidsmeting onder ouders komen wellicht werkpunten naar voren, die een aanpassing van het pedagogisch handelen tot gevolg hebben. De GrIT (groepsinteractietraining) is ondersteunend en coachend. Er moet telkens worden afgewogen of er een aanpassing moet komen in het handelen van het team of een individuele pedagogisch medewerker of dat er een voorstel wordt geformuleerd voor een aanpassing in het pedagogisch beleid. Buitenspeelplaats Deze is kindvriendelijk. De totale oppervlakte is 70 m2 Evaluatie Het pedagogisch beleid moet een levend stuk zijn, dat regelmatig kan worden aangepast indien zich vernieuwingen aandoen. Inzichten, opvattingen, normen en waarden kunnen veranderen. Nieuwe richtlijnen vanuit de overheid kunnen worden opgelegd. Aspecten in de manier van omgaan met kinderen kunnen verschuiven door veranderende ideeën over opvoeden door pedagogisch medewerkers en/of ouders, of door wisseling van personeel of nieuwe klanten. Door periodieke evaluatie van het beleid kan vastgesteld worden in hoeverre het beleid nog uitvoerbaar, werkbaar en aanvaardbaar wordt geacht. Aanpassingen kunnen worden voorgesteld en het beleid herzien. Het nu voorliggende pedagogisch beleidsplan zal in 2017 worden geëvalueerd en herzien. Pedagogisch Beleidsplan KDV De Matroosjes Januari 2013 22