pedagogisch beleid

advertisement
PEDAGOGISCH BELEID
KDV DE MATROOSJES
Leerdam,januari ’13
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
1
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
2
Voorwoord
Voor u ligt het pedagogisch beleid van KDV De Matroosjes, onderdeel uitmakend van St.
Huis ter Leede. In het pedagogisch beleid staat beschreven vanuit welke visie op kinderen
en hun ontwikkeling en opvoeding er wordt gewerkt binnen de kinderopvang.
Dit beleid is gebaseerd op de algemene beleidsvisie van St. Huis ter Leede. Daarna worden
de theoretische uitgangspunten beschreven, die ten grondslag liggen aan onze
pedagogische visie. Vervolgens wordt beschreven hoe de vier pedagogische
opvoedingsdoelen, die in de Wet Kinderopvang zijn vastgelegd en die de GGD heeft
opgenomen in haar inspectieprotocol, tot uiting komen in het pedagogisch handelen van de
groepsleiding. Tot slot wordt ouderparticipatie beschreven.
Het pedagogisch beleid wordt niet als een vaststaand gegeven beschouwd. St. Huis ter
Leede streeft ernaar pedagogisch beleid in onderlinge dialoog met de medewerkers en de
ouders/verzorgers tot stand te brengen en beschouwt het pedagogisch beleid als levend stuk
dat aan constante verandering onderhevig kan zijn.
Afspraken en richtlijnen met betrekking tot het pedagogisch handelen in de dagelijkse
praktijk staan beschreven in het pedagogisch werkplan. Dit pedagogisch werkplan bevat de
concrete taken, werkwijze, activiteiten en huisregels.
Het pedagogisch beleid zal elke 4 jaar geëvalueerd en herzien worden, het pedagogisch
werkplan eens per twee jaar.
De beleidsmedewerker pedagogiek is verantwoordelijk voor het levend houden van het
pedagogisch beleid en voor het bijstellen van het beleid als visie en inzichten veranderen.
(beleidsmedewerker pedagogiek is bij ons in dienst 2uur per week) Vaniot Huis ter Leede is
dit de beleidsmedewerker intern
Leerdam, januari 2013
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
3
Visie op kinderen
Ieder mens is uniek en wordt geboren met zijn eigen unieke
ontwikkelingsmogelijkheden. Het kind heeft een aangeboren drang de wereld te
ontdekken, eigen vaardigheden te ontwikkelen en contacten met anderen aan te
gaan.
Dit betekent dat kinderen enerzijds gericht zijn op anderen en geneigd zijn zich aan te
passen aan hun omgeving, maar anderzijds ook behoefte hebben zich los te maken,
op eigen benen te staan en zichzelf te ontplooien.
Visie op opvoeden
De taak van opvoeders is te observeren en in te spelen op de behoefte van kinderen,
zodat de mogelijkheden die het kind in zich heeft tot ontwikkeling kunnen komen.
Kinderen leren spelenderwijs, opvoeders hebben de taak een omgeving te creëren
waarin kinderen zich veilig voelen en nieuwe ervaringen kunnen opdoen.
St. Huis ter Leede staat voor een autoritatieve opvoedingsstijl, waar de affectieve
betrokkenheid van de opvoeders groot is en waar duidelijke regels en eisen worden
gesteld afgestemd op de leeftijd en de behoefte van het kind. Afhankelijk van hetgeen
het kind aankan, wordt het betrokken bij het opstellen van de regels en afspraken.
Wensen en ideeën van het kind worden serieus genomen.
Taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de opvoeding, begeleiding en
verzorging van kinderen worden gedeeld met ouders/verzorgers, waarbij
ouders/verzorgers altijd de eindverantwoordelijkheid over hun kind houden.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
4
MISSIE EN VISIE
Missie van KDV De Matroosjes
KDV De Matroosjes wil uitgroeien tot een organisatie met een regionale functie voor het
bieden van pedagogisch verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang voor kinderen van
0 tot 4 jaar. Professionaliteit, betrouwbaarheid, kleinschaligheid en een kindgerichte
benadering staan hierbij voorop.
Kwaliteit
Onder pedagogisch verantwoord verstaan we dat pedagogische begeleiding van kinderen bij
ons op de eerste plaats komt. Dit impliceert dat er binnen onze werksoorten professioneel
gewerkt wordt aan de ontplooiing en ontwikkeling van het kind, waarbij het welbevinden van
het kind voorop staat.
Een vereiste hiervoor is deskundigheid van pedagogisch medewerkers op het gebied van
begeleiding en ontwikkeling van kinderen van 0-4 jaar. Pedagogisch medewerkers hebben
dan ook een passende opleiding op minimaal MBO-niveau, aangevuld met EHBO-cursus en
BHV hebben gevolgd voor kinderen. St. Huis ter Leede volgt hierbij de CAO VV&T. Binnen
KDV De Matroosjes wordt aandacht besteed aan voortdurende bewustwording van het
eigen pedagogisch handelen en bijscholing onder de noemer van Pedagogische
Vernieuwing. St. Huis ter Leede heeft een pedagoog in dienst om dit proces vorm te geven
en de continuïteit te bewaken.
Kwalitatief goede kinderopvang impliceert dat het kinderdagverblijf voldoet aan wettelijke
normen en richtlijnen op het gebied van uitvoering, beleid, organisatie, accommodaties,
hygiëne en veiligheid. In de Wet Kinderopvang heeft de overheid beschreven wat verstaan
wordt onder kwaliteit in de kinderopvang: ‘Verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die
bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving’.
Voor onderbouwing van de wet zijn de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van
kinderen in gezin en kinderopvang, geformuleerd door Marianne Riksen-Walraven, gekozen:
1. het bieden van een gevoel van –emotionele- veiligheid.
2. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie.
3. het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie.
4. de kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen te
maken; de gelegenheid bieden tot socialisatie.
De GGD heeft deze basisdoelen overgenomen in haar inspectieprotocol. In hoofdstuk 4 , is
opgenomen hoe St. Huis ter Leede aan deze opvoedingsdoelen vorm geven.
Binnen het huidige HKZ-certificaat van St. Huis ter Leede zal KDV DE Matroosjes in de
toekomst mee opgenomen worden.
Visie van KDV De Matroosjes
KDV De Matroosjes wil zich profileren als dagverblijf waarin elk individu tot zijn recht komt
door aansluiting te zoeken bij de eigenheid en behoeften van elk mens, afhankelijk van zijn
of haar ontwikkeling, situatie en omgeving. Uitgangspunt is respect voor de eigen unieke
persoonlijkheid en ontwikkelingsmogelijkheden van elk mens, hetgeen tot uiting komt in de
interactie met elkaar.
Competentiegericht werken met oog voor het welbevinden van elk individu staan daarbij
voorop.
Basisvoorwaarde is dat elk individu, zowel klant, kind als medewerker, zich gesteund en
thuis kan voelen, dat er gestreefd wordt naar open en heldere communicatie en dat kansen
worden geboden om zich in onderlinge dialoog te ontplooien en een eigen identiteit te
ontwikkelen.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
5
2. Pedagogisch beleid
Met pedagogisch beleid wordt bedoeld: De afspraken die samen continuïteit en
gelijkgerichtheid geven aan het pedagogisch handelen: de zorg voor kinderen, het scheppen
van ontwikkelingsmogelijkheden en het overbrengen van normen en waarden.
In het pedagogisch beleid van St. Huis ter Leede wordt geprobeerd zo duidelijk mogelijk te
omschrijven vanuit welke visie beleid wordt ontwikkeld in de kinderopvang, wat dit betekent
voor het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers en wat KDV De
Matroosjes aan ouders en kinderen zou willen bieden.
Het op schrift stellen van het pedagogisch beleid heeft als doel:
1. Het profileren van visie en werkwijze.
2. Het bieden van kwaliteit en continuïteit.
3. Het bieden van een middel voor toetsing en evaluatie.
Voor de volgende betrokkenen is dit van belang:
- Voor pedagogisch medewerkers
Een gemeenschappelijke visie op de ontwikkeling van en de omgang met kinderen biedt
pedagogisch medewerkers houvast in hun dagelijks handelen. Hierdoor wordt een basis
gelegd voor planmatig en methodisch handelen, waarbij naast het werken op een eenduidige
manier elke pedagogisch medewerker haar persoonlijk accenten kan leggen.
- Voor nieuwe medewerkers
Het pedagogisch beleid kan nieuwe pedagogisch medewerkers, stagiaires of sollicitanten
inzicht geven in de werkwijze van de kinderopvang en de achterliggende visie.
- Voor ouders
Wanneer ouders ervoor kiezen hun kind naar KDV De Matroosjes te brengen, houdt dit in
dat zij de opvoeding gaan delen. Voor ouders is het belangrijk dat het pedagogisch beleid op
papier staat zodat ze kunnen nagaan of dit correspondeert met hun eigen ideeën over
opvoeding. Wanneer er grote verschillen zijn tussen de situatie thuis en op het
kinderdagverblijf, is het in het belang van het kind dat ouders en pedagogisch medewerkers
hierover in gesprek gaan om de overgang tussen de thuissituatie en het kinderdagverblijf zo
klein mogelijk te maken.
- Voor KDV de Matroosjes als geheel
Door het op schrift stellen van het pedagogisch beleid toont KDV De Matroosjes haar
identiteit. Het bepalen van wie je bent, waar je voor staat en waar je naartoe wilt, is cruciaal
om kwaliteit en continuïteit in het werk te bereiken. Het beleidsplan dient tevens als
toetssteen voor het functioneren van medewerkers, omdat zij hun werkwijze moeten kunnen
verantwoorden binnen het vastgestelde beleid. Uit het pedagogisch beleid zijn competenties
voor de medewerkers afgeleid.
- Voor externe instanties
Ten slotte kan het beleidsplan externe organisaties zoals de gemeente, onderwijs of
hulpverlenende instanties informeren over onze visie en werkwijze.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
6
3. Ontwikkelingspsychologische uitgangspunten
St. Huis ter Leede onderschrijft ontwikkelingstheoretische uitgangspunten die gebaseerd zijn
op de hechtingstheorie, de Russische leerpsychologie en de sociale leertheorie.
Vanuit deze theorieën wordt afgeleid, hoe we verwachten dat de pedagogisch medewerkers
van KDV De Matroosjes met kinderen omgaan. Dit wordt sensitieve responsiviteit genoemd
en vormt de basis voor het pedagogisch handelen van pedagogisch medewerkers. De
sensitieve responsiviteit is voor de St. Huis ter Leede dan ook de belangrijkste competentie
van een pedagogisch medewerker. Ter ondersteuning van het pedagogisch handelen
worden verschillende pedagogische en communicatie-vaardigheden gebruikt, zoals de
Gordon-methode.
Hieronder wordt kort weergegeven wat de verschillende opvattingen inhouden.
Het hechtingsmodel
De basis voor ons algemeen en pedagogisch beleid komt uit de hechtingstheorie. Het
hechtingsmodel van Truus Bakker-van Zeil hebben we hiertoe als uitgangspunt genomen.
De definitie van gehechtheid is een duurzame emotionele band tussen een kind en
één of meer specifieke volwassenen. Hechting is het fundament van ieders leven, de
basis die de stenen van ontwikkeling van kinderen betekenis geeft. Gehechtheid is
een voorwaarde om te overleven en op te groeien tot een evenwichtige volwassene.
Een kind is lang afhankelijk van de verzorging en bescherming van volwassenen,
maar het is niet de bedoeling dat hij dat blijft. Bij het proces van hechting hoort
onlosmakelijk het proces van loslaten. De wijze waarop een kind het onderstaande
hechtingsproces doorloopt is afhankelijk van de eigenschappen van het kind, de
mogelijkheden van de verzorgers en de omstandigheden.
De hechting tussen kind en volwassenen verloopt normaal gesproken in bepaalde
fasen. (T. Bakker-v. Zeil - 1986 –)
De fasen van het hechtingsproces zijn in het onderstaande figuur schematisch
weergegeven:
Zelfontplooiing
Creativiteit
Probleem oplossen
Ontwikkelingsopgave kind
Opvoedvaardigheid
Vertrouwen in
vaardigheden van het kind
Zelfstandigheid
Rekening houden met anderen
Ontwikkeling eigen identiteit
Ruimte voor eigen initiatief/
onderhandelen/ ik-boodschappen
Zelfvertrouwen/Autonomie/Ontwikkeling eigen wil
Ruimte geven/ reguleren/ steun voor gevoelens
Toevertrouwen/ Hechten
Contact afstemmen
Basisvertrouwen
Acceptatie/ steun geven/ beschikbaar zijn/ welkom laten voelen
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
7
1. Basisvertrouwen
In de eerste maanden van zijn leven is een baby nog helemaal afhankelijk van de zorg van
een volwassene. Wordt er adequaat op het kind gereageerd, dan gaat het kind zich veilig
voelen en krijgt het vertrouwen in de ander. Voor het kind gaat het in deze fase vooral om de
lichamelijke beleving: eten, drinken, groeien en slapen in het vertrouwen dat iemand op je let
en voor je zorgt. De verzorgende volwassene moet in deze fase in staat zijn te zorgen,
voorspelbaar te zijn, verantwoordelijkheid te dragen en aan te voelen wat het kind nodig
heeft en dit ook kunnen bieden.
2. Hechten
Vanaf 3 maanden zal een kind zijn vaste verzorgers gaan herkennen en zich aan hen
hechten. Hoogtepunt in deze fase is de eenkennigheidsfase, met ongeveer 8-9 maanden,
waarbij het kind zich alleen op zijn gemak voelt bij zijn vaste vertrouwde verzorgers en zich
voor hen gaat open stellen. Hoewel het kind nog steeds degene is die krijgt en de
volwassene degene is die het kind volgt, ontstaat er een wisselwerking. Deze ontwikkeling
vormt de basis voor vertrouwen in zichzelf en de ander. Het kind is middelpunt en merkt dat
de ander kan bespelen door bijvoorbeeld te lachen, te bewegen of geluidjes te maken. Het
kind kan de aandacht van zijn verzorger op zo’n manier langer vast houden. De volwassene
kan steeds beter aan het kind merken wat het prettig vindt en zo inspelen op zijn behoeften.
Voor beiden wordt gedrag voorspelbaar en betrouwbaar.
3. Zelfvertrouwen
In de volgende fase, vanaf de leeftijd van één jaar, gaat het kind zich steeds beter bewegen
en is het in staat om zelf actief te gaan meewerken aan het bevredigen van zijn behoeften.
Dit is de periode waarin het kind zich gaat los maken van de hechtingspersoon. Dit losmaken
roept tegelijkertijd scheidingsangst op, waardoor het kind de nabijheid van zijn of haar
verzorger weer opzoekt. Wanneer het in de vorige fase voldoende vertrouwen heeft kunnen
opbouwen, kan het kind in deze fase vanuit de veilige haven die een hechtingspersoon voor
het kind is, op onderzoek uitgaan en de wereld gaan ontdekken. Met vallen en opstaan zal
een kind steeds meer zelfvertrouwen gaan opdoen en een gevoel van autonomie
ontwikkelen. De volwassene dient op bereikbare afstand te blijven, zodat het kind steeds kan
terugvallen op de volwassene voor veiligheid en troost. Tegelijkertijd zal de volwassene in
staat moeten zijn de ruimte en mogelijkheden te scheppen om het kind zelf iets te laten
ontdekken. Kinderen moeten in deze fase leren omgaan met frustraties die opgeroepen
worden door de grenzen van hun eigen kunnen of door de grenzen die hun omgeving hen
stelt. Volwassenen dienen op hun beurt kinderen in deze fase te helpen hun gevoelens op te
vangen. Frustratietolerantie ontstaat in deze periode.
4. Zelfstandigheid / eigen identiteit
De vierde fase kenmerkt zich door losmaken tot zelfstandigheid. Wanneer het kind
voldoende zelfvertrouwen en vertrouwen in de ander heeft kunnen opbouwen in de vorige
fasen, zal het vanaf ongeveer 3 jaar steeds meer afstand kunnen nemen van de
hechtingspersoon en zal het steeds meer en langer op eigen kracht verder kunnen. Het kind
zal steeds beter gaan begrijpen dat hij dezelfde blijft, onafhankelijk van de omgeving. Dit
proces leidt tot vorming van een eigen identiteit en zelfbewustzijn. Dit zelfbewustzijn zal ertoe
leiden dat het kind ook beseft een eigen wil te hebben. Vanuit de behoefte controle over de
omgeving te hebben zal een kind proberen zijn wil ook aan de ander op te leggen. Door
respectvolle communicatie, waarin de verzorger de behoeftes en gevoelens van zichzelf en
het kind weet te verwoorden, zal het kind leren op te komen voor zichzelf én leren rekening
houden met een ander. Kinderen leren in deze fase voor het eerst onderhandelen. De
taalontwikkeling speelt hierbij een belangrijke rol.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
8
5. Creativiteit en wederkerigheid
De laatste fase, die langzaamaan begint in de kleutertijd, is de fase waarin het kind leert zich
te gaan inleven in een ander. Wederkerigheid in de relatie krijgt dan vorm. Het kind krijgt
verstandelijk steeds meer mogelijkheden waardoor het in staat wordt gesteld zaken van
verschillende kanten te bekijken. Tevens leert het kind dat het iets nieuws teweeg kan
brengen en problemen kan oplossen door creatief te zijn. Kinderen die in de vorige fasen
voldoende vertrouwen hebben gekregen, voelen zich krachtig genoeg initiatief te nemen en
durven zich te uiten.
(Naar T. Bakker-v. Zeil - 1986)
Bovenstaand hechtingsproces doorloopt elk individu op zijn eigen manier, maar altijd in
dezelfde volgorde. Wanneer er sprake is van een nieuw op te bouwen relatie, zoals wanneer
een kind wordt geplaatst op het kinderdagverblijf, zal de hechting steeds van onderaf aan
moeten worden opgebouwd, van bouwsteen naar bouwsteen. Wanneer het kind al veilig
gehecht is in een andere situatie (meestal thuis), zal het hechtingsproces gemakkelijker
verlopen dan wanneer dat niet het geval is. Voor St. Huis ter Leede betekent dit dat
pedagogisch medewerkers door elk individu te erkennen in zijn eigenheid, elk kind een
gevoel van vertrouwen en welkom zijn willen geven. Dit vormt de basis voor het opbouwen
van een wederkerige relatie, waarin de pedagogisch medewerker haar gedrag steeds
afstemt op dat van het kind. Door de opbouw van een hecht contact, zal het kind een gevoel
van zelfvertrouwen ontwikkelen, waardoor het durft om zich los te maken, op zichzelf te
vertrouwen en zijn omgeving te ontdekken wanneer het daar aan toe is. Pedagogisch
medewerkers creëren ruimte en mogelijkheden voor het kind om ervaringen op te doen en
zich verder te ontwikkelen. Bij voldoende steun kan het kind zich ontwikkelen tot een
zelfstandig individu, dat leert rekening te houden met anderen en voldoende weerbaar is om
zijn eigen weg te kiezen.
Leerpsychologische uitgangspunten van Vygotsky en volgelingen
Volgens Vygotsky ontwikkelen de basisfuncties van het denken bij kinderen zich spontaan
door rijping van het centraal zenuwstelsel en door de wisselwerking tussen kind en
omgeving. Meer complexe vaardigheden leren kinderen echter vooral in de omgang met
belangrijke volwassenen (of kinderen) uit hun directe omgeving. Volwassenen dragen hun
kennis over aan kinderen en kinderen breiden op deze manier hun kennis en begrip over de
wereld uit. Ook cultuur wordt op deze wijze overgedragen en bereidt kinderen voor op het
functioneren in de maatschappij waarin ze opgroeien. In een optimale situatie stemmen de
opvoeders hun instructie en opvoedend gedrag zodanig af op het kennisniveau van het kind,
dat het kind telkens een stapje verder komt. Het verschil tussen wat een kind al kan en één
stapje verder, wordt door Vygotsky de ‘zone van naaste ontwikkeling’ genoemd. Ook noemt
men dit wel het leerpotentieel van een kind. De manier waarop opvoeders hun kind
begeleiden bij het praten, spelen en leren is van belang voor de ontwikkeling van het
leervermogen van kinderen. Opvoeders die het kind weten te motiveren en begeleiden bij
zelf leren ontdekken van mogelijkheden, en het zelf leren vinden van oplossingen voor
problemen of vraagstukken, leveren een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van
leervaardigheden. Kinderen verkrijgen op deze manier niet alleen nieuwe kennis, maar leren
vooral ook zelfstandig te denken.
Pedagogisch medewerkers observeren en volgen het kind, zodat ze kunnen aansluiten bij
het ontwikkelingsniveau van het kind. Pedagogisch medewerkers bieden kinderen
activiteiten aan, die in de zone van naaste ontwikkeling liggen en begeleiden het kind bij het
doen van deze activiteit. Zo ontwikkelt een kind het vermogen vanuit het gezamenlijk doen
van een activiteit, de vaardigheid een activiteit ook zelfstandig aan te kunnen.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
9
Sociale leertheorie
De sociale leertheorie neemt de sociale gerichtheid van het kind als uitgangspunt. Kinderen
zijn gericht op hun omgeving en proberen allerlei gedrag uit, bijvoorbeeld door mensen uit
hun omgeving te imiteren. Of dat gedrag in stand wordt gehouden, wordt bepaald door de
aandacht die dat gedrag krijgt. Ieder kind heeft behoefte aan aandacht en het geven van
aandacht werkt versterkend bij aanleren van gedrag.
De leertheorie komt er in het kort op neer dat gedrag wordt bepaald door de gevolgen die het
heeft. Heeft gedrag plezierige gevolgen, dan is de kans groot dat het gedrag vaker voorkomt.
Heeft het gedrag geen gevolgen of onplezierige gevolgen dan zal het gedrag uitdoven.
In de praktijk komt het erop neer dat het geven van positieve aandacht (bijvoorbeeld een
complimentje) aan gewenst gedrag, dat gedrag positief beïnvloedt en storend aandacht
vragen voorkomt. Krijgt alleen het storende gedrag aandacht, dan wordt dit juist versterkt.
Het pedagogisch handelen binnen KDV De Matroosjes is met name gericht op het geven van
positieve aandacht aan gewenst gedrag en zo min mogelijk op het afleren van ongewenst
gedrag. Het geven van positieve aandacht heeft als bijkomend voordeel dat dit het zelfbeeld
van het kind gunstig beïnvloed. Kinderen die regelmatig horen wat ze goed doen, krijgen een
positief beeld van zichzelf en voldoende zelfvertrouwen om nieuwe te onderzoeken. (zie ook
de hechtingstheorie)
Sensitieve responsiviteit
Zowel de genoemde hechtingstheorie als de leerpsychologie en de sociale leertheorie
benadrukken dat de kwaliteit van de relaties die kinderen met hun verzorgers aangaan, grote
invloed hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Ook de laatste onderzoeken door
Amerikaanse neuropsychologen bevestigen dit. De kwaliteit van interactie is van invloed op
de ontwikkeling van de hersenen.
Voorwaarde voor optimale afstemming in de interactie is de zogenaamde ‘sensitieve
responsiviteit’ van de opvoeder. Sensitieve responsiviteit is te omschrijven als het vermogen
van een opvoeder om op een directe, consistente en adequate manier te reageren op de
signalen en/of behoeften van een kind. St. Huis ter Leede vindt het belangrijk dat
pedagogisch medewerkers een sensitief responsieve interactiestijl ontwikkelen.
De deskundigheidsbevordering van pedagogisch medewerkers is dan ook met name gericht
op de ontwikkeling van sensitief responsieve houding van de pedagogisch medewerkers en
wordt als belangrijkste competentie voor pedagogisch medewerker aangemerkt. De sensitief
responsieve houding wordt in 4 aspecten beschreven te weten:
1. emotionele ondersteuning bieden
De leiding laat het kind en de groep merken betrokken te zijn bij wat kinderen beleven,
voelen en ervaren. De groepsleiding is beschikbaar als het kind haar nodig heeft, benoemt
wat het kind doet en probeert te verwoorden wat het kind voelt, geeft het kind troost als het
verdrietig is, kijkt het kind aan, glimlacht, raakt het kind aan, bemoedigt het kind, toont
belangstelling en prijst het kind.
2. respect voor autonomie
De groepsleiding geeft kinderen ruimte zelf te spelen, met elkaar te spelen, zelf keuzes te
maken en zelf te ontdekken. De leiding gaat positief in op eigen ideeën en initiatieven van
het kind. De leiding respecteert elk kind in zijn eigenheid, met zijn eigen gewoontes en
rituelen.
3. structuur bieden en grenzen stellen
De groepsleiding geeft kinderen houvast en zekerheid door vaste gewoontes, een vaste
dagindeling, een vaste inrichting en duidelijke regels.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
10
4. informatie en uitleg geven.
En groepsleiding vertelt wat er gebeurt en gaat gebeuren, benoemt wat ze zien en geeft
uitleg. De leiding neemt vragen van de kinderen serieus, geeft antwoord en voegt informatie
toe aan het spel van het kind. De leiding geeft informatie zodat het kind de wereld beter leert
begrijpen.
Deze aspecten zijn overgenomen uit de publicaties Werken met baby’s en Inspelen op
peuters (zie literatuurlijst).
Ten behoeve van coaching en begeleiding van pedagogisch medewerkers wordt de
videomethode Groepsleiding Interactie Training (GrIT), ontwikkeld door de CED groep,
gebruikt.
Communicatie
Bij een sensitief responsieve interactiestijl hoort een passende manier van communiceren.
De Amerikaanse psycholoog Thomas Gordon heeft een praktische methode van
communicatievaardigheden om in te gaan op de gevoelens en behoeften van kinderen,
ontwikkeld (1962). Het belangrijkste doel van Gordon’s methode is het ontwikkelen van een
warme en open relatie met het kind, gebaseerd op wederzijds respect en liefde, waardoor
kinderen kunnen opgroeien tot evenwichtig sociale en weerbare mensen.
Met de Gordonmethode leer je de behoeften en gevoelens van het kind, door actief luisteren,
en die van jezelf (of de groep), via ik-boodschappen, onder woorden te brengen. Hierdoor
laat je merken dat je het kind begrijpt en dat het niet alleen staat. Daarnaast help je een kind
ook rekening met anderen te houden. Als opvoeder hoef je niet altijd in te grijpen of
conflicten op te lossen. Gordon is van mening dat kinderen zelf goed in staat zijn om
oplossingen te bedenken als ze de kans wordt geboden. Door kinderen zelf een probleem te
laten oplossen, respecteer en stimuleer je de zelfstandigheid. Het gaat er vooral niet om dat
één van de partijen wint bij een conflict, maar dat bij beide partijen begrip voor elkaar hebben
en proberen samen tot een oplossing te komen.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
11
4. Pedagogische Basisdoelen
Binnen KDV De Matroosjes wordt gewerkt aan de vier pedagogische basisdoelen, zoals
geformuleerd door Marianne Riksen-Walraven en overgenomen in de wet Kinderopvang.
Zij omschrijft dit als volgt:
‘Als de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van kinderen in gezin en
kinderopvang beschouw ik het aanbieden aan kinderen van:
1. een gevoel van –emotionele- veiligheid.
2. gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie.
3. gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie.
4. de kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen te
maken; socialisatie.’
(Riksen-Walraven, 2000)
1. Het bieden van een gevoel van –emotionele- veiligheid
De basis voor een optimale ontwikkeling bij een kind is een gevoel van veiligheid en
vertrouwen. Zoals ook naar voren komt in het hechtingsmodel van Truus Bakker (hoofdstuk
3) is een veilige gehechtheidsrelatie met een volwassene hiervoor cruciaal. Binnen de
kinderopvang wordt de opvang dan ook verzorgd door vaste pedagogisch medewerkers,
zodat deze een goede band met het kind kunnen opbouwen. Daarvoor is het belangrijk dat
de pedagogisch medewerker gevoelig is voor wat het kind nodig heeft, in staat is een
positieve relatie met het kind op te bouwen en het kind voldoende emotionele ondersteuning
biedt.
Daarnaast zijn er ook andere aspecten van belang om het kind een gevoel van veiligheid te
geven. Zoals door kinderen onder te brengen in een vaste en vertrouwde groep
leeftijdsgenootjes, waarbinnen kinderen vertrouwd met elkaar raken en zich verbonden met
elkaar gaan voelen. Ook een overzichtelijke inrichting van de groepsruimte, waar het gezellig
is en kinderen tot rust kunnen komen, en een vaste dagindeling met terugkerende rituelen en
duidelijke afspraken, dragen bij aan een voorspelbare en veilige leefomgeving.
2. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie
Hiermee wordt bedoeld dat kinderen de gelegenheid krijgen om alle ontwikkelingsstadia te
doorlopen, zoals deze in de hechtingstheorie zijn beschreven. Dit vereist sensitieve en
responsieve pedagogisch medewerkers. Op deze manier ontwikkelen kinderen
persoonskenmerken als zelfvertrouwen, veerkracht, zelfstandigheid, flexibiliteit en creativiteit.
Daarnaast wordt met dit basisdoel bedoeld dat kinderen de gelegenheid wordt geboden om
nieuwe vaardigheden te leren en te oefenen behorend bij elke nieuwe fase in hun
ontwikkeling. Hierbij hoort een omgeving waar kinderen de ruimte krijgen om op onderzoek
uit te gaan, waar spelmateriaal en activiteiten worden aangeboden passend bij de
ontwikkeling van het kind en waar de groepsleiding een positieve, stimulerende en
ondersteunende houding aanneemt ten opzichte van het spelende, ontdekkende en lerende
kind. Een omgeving waar kinderen ook met andere kinderen kunnen samen spelen, met
name als kinderen elkaar goed kennen, draagt bij tot verhoging van de kwaliteit van het spel.
3. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competentie
Het ontwikkelen van ‘sociale competentie’ staat voor het opdoen van sociaal inzicht en het
aanleren van sociale vaardigheden. Dit omvat bijvoorbeeld het leren rekening houden met
elkaar, kunnen samenwerken en -spelen, elkaar helpen, communiceren en conflicten
voorkomen en oplossen.
De groepsleiding heeft een belangrijke rol in het begeleiden van kinderen bij hun interacties
met elkaar. In de kinderopvang moet een sfeer zijn van sociale veiligheid, waar kinderen
zichzelf mogen zijn en waar kinderen leren oplossingen te zoeken voor conflicten en
tegengestelde belangen.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
12
4. De kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van de samenleving, eigen
te maken; ‘socialisatie’
Door samen te leven en met elkaar om te gaan, leren kinderen de normen en waarden, en
de gewoontes en de cultuur van de samenleving kennen. De socialisatie van kinderen
voltrekt zich doordat kinderen zien en beleven hoe bepaalde feesten worden gevierd, hoe er
wordt omgegaan met verschillende gevoelens zoals verdriet en pijn, of hoe mensen met
elkaar omgaan. Door zowel deel uit te maken van het gezin thuis en de groep op het
kinderdagverblijf, krijgen kinderen eerder te maken met de diversiteit die onze samenleving
kenmerkt. Dit biedt kansen voor de verbreding van de ontwikkeling van het kind.
Het gedrag van de groepsleiding is cruciaal bij de morele, sociale en culturele ontwikkeling
van kinderen. Door het eigen voorbeeldgedrag en door hun reactie op het gedrag van
kinderen, geven zij richting aan wat goed en slecht is, of aan wat gewenst en ongewenst
gedrag is. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers zich ervan bewust zijn dat zij een
voorbeeldfunctie hebben en daarnaar handelen. Het kinderdagverblijf moet een omgeving
zijn waar kinderen en ouders zich thuis kunnen voelen en waar respectvol met elkaar wordt
omgegaan.
Bij inspectie van het kinderdagverblijf wordt getoetst of er daadwerkelijk gewerkt wordt aan
deze vier doelen. Hiertoe wordt gekeken naar vijf aspecten van de opvang:
 de pedagogisch medewerker-kind-interactie
 de fysieke omgeving
 de groep
 het activiteitenaanbod
 het spelmateriaal.
St. Huis ter Leede heeft in dit hoofdstuk geformuleerd hoe per pedagogisch aspect gewerkt
wordt aan de vier basisdoelen:
De pedagogisch medewerker-kind-interactie
De groepsleiding dient in staat te zijn voor een kind emotionele veiligheid, structuur en
ontwikkelingsmogelijkheden te creëren. De groepsleiding geeft het kind de ruimte zich te
ontplooien, stimuleert de ontwikkeling en heeft een positieve en respectvolle houding ten
opzichte van kinderen. In de interactie voelt de groepsleiding goed aan waar het kind
behoefte aan heeft.
St. Huis ter Leede werkt aan een kwalitatief goede pedagogisch medewerker-kind-interactie
door middel van de volgende afspraken en mogelijkheden:
 Vaste groepsleiding
Bij de verschillende werksoorten wordt gewerkt met vaste leiding per groep. De vaste
gezichten zijn herkenningspunten voor de kinderen. Het geeft een gevoel van zekerheid en
continuïteit, wanneer de kinderen ervan mogen uitgaan dat er steeds vertrouwde
pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. Bovendien geeft het kinderen en pedagogisch
medewerkers de mogelijkheid een gehechtheidrelatie op te bouwen.
- Voor het kinderdagverblijf betekent dit dat per groep gewerkt wordt met 3 vaste
pedagogisch medewerkers.
- Aan het aantal stagiaires wordt een maximum gesteld van één per dag, zodat het aantal
volwassenen op de groep niet te groot wordt.
- KDV de Matroosjes heeft een verticale groep
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
13
 Sensitief responsieve houding
Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers een warme, liefdevolle houding hebben en
een veilige sfeer weten te creëren. Dit doen ze door interesse, respect en acceptatie voor elk
individueel kind èn elke ouder met zijn of haar achtergrond, te tonen.
De pedagogisch medewerker heeft oog voor de behoeften van elk individueel kind en de
groep en weet hier op een positieve en constructieve manier op in te spelen. Ze stemmen
activiteiten, communicatie en houding op het kind af, luisteren naar de inbreng van het kind
en geven structuur aan activiteiten, omgeving en gedrag.
- Pedagogisch medewerkers waarderen elk kind positief, stimuleren het kind en moedigen
het aan.
- De pedagogisch medewerkers tonen betrokkenheid bij het kind door middel van
oogcontact, gezichtsuitdrukking en houding.
- De pedagogisch medewerkers heten het kind bij binnenkomst welkom, noemen elk kind
bij de naam en nemen duidelijk afscheid bij het weggaan.
- De pedagogisch medewerkers geven kinderen tijd en ruimte voor eigen inbreng, luisteren
naar kinderen en geven het kind steun.
- Pedagogisch medewerkers begeleiden het kind telkens een stapje verder te zetten in zijn
ontwikkeling. Enerzijds door het kind de ruimte te geven om zelf te experimenteren, te
ontdekken en problemen op te lossen. Anderzijds door de nieuwsgierigheid van kinderen
te prikkelen en hen iets nieuws aan te bieden, wanneer het kind daaraan toe is.
- Pedagogisch medewerkers verwoorden wat ze zien en doen, wat er komen gaat en welk
gedrag ze verwachten van het kind.
- Pedagogisch medewerkers verwoorden en erkennen de gevoelens van het kind.
- Pedagogisch medewerkers zijn voorspelbaar in hun gedrag, stellen duidelijke regels en
geven uitleg.
- De pedagogisch medewerker houdt zowel de behoeftes van het individuele kind als van
de hele groep in de gaten.
- De pedagogisch medewerker creëert een veilige sfeer in de groep, waar kinderen
respectvol met elkaar omgaan.
- De pedagogisch medewerkers houden rekening met de gewoontes en rituelen van het
kind.
- Pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van hun voorbeeldgedrag. Zij hebben een
beroepshouding en laten zich niet meeslepen door emoties.
 Straffen en belonen
Kinderen leren meer van positieve aandacht dan van negatieve. Belonen van gewenst
gedrag versterkt dit gedrag en versterkt het gevoel van eigenwaarde van een kind. De
groepsleiding geeft de kinderen regelmatig wat extra aandacht of prijst kinderen voor
gewenst gedrag. Bij gewenst gedrag worden zogenaamde sociale beloningen gegeven,
zoals een compliment, een aai over de bol, samen een spelletje doen, kiezen welk spel er
gespeeld gaat worden of kiezen wie er naast je mag zitten. Bij het geven van een
compliment wordt altijd het gedrag benoemt waar het kind voor wordt geprezen.
Soms moet de groepsleiding duidelijk grenzen stellen aan onaanvaardbaar gedrag van een
kind. Daarbij wordt alleen het gedrag van het kind afgekeurd, nooit het kind zelf. Elk kind
wordt eerst gewaarschuwd en duidelijk gemaakt dat zijn gedrag onaanvaardbaar is en
waarom. Zo mogelijk krijgt het kind uitgelegd welk gedrag er wel mogelijk is (een alternatief).
Vanaf de peuterleeftijd worden kinderen soms even (maximaal 5 minuten) op een stoel gezet
binnen de groepsruimte. Op dat moment krijgen ze even geen aandacht. Na de ‘straf’ maakt
de pedagogisch medewerker die de straf heeft uitgedeeld het altijd weer goed met een kind,
zodat de lucht geklaard is en er een nieuw begin kan zijn. Tegenover zo’n moment van
ingrijpen staan zoveel mogelijk momenten van positieve waardering van het kind en zijn
gedrag. Negatieve aandacht en straf worden zoveel mogelijk vermeden.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
14
 Regels en afspraken
Hoewel iedere pedagogisch medewerker haar eigen inbreng heeft en accenten legt, zijn er
afspraken over de regels op het kinderdagverblijf. Duidelijkheid over regels en afspraken
geeft de kinderen zekerheid en houvast. Er wordt gestreefd naar een beperkt aantal, maar
duidelijke regels. Respectvol met elkaar en de omgeving omgaan is de belangrijkste
achterliggende waarde achter onze regels en afspraken.
 Aannamebeleid
Bij de invulling van een vacature van groepspedagogisch medewerker worden sollicitanten
geselecteerd op verschillende competenties. Een sensitief responsieve houdingen een
Verklaring omtrent Gedrag is voor St. Huis ter Leede een belangrijke vereiste voor aanname
van een groepspedagogisch medewerker.
-
-
-
-
-
 Scholing
Regelmatig wordt een introductiebijeenkomst over het pedagogisch beleid gegeven door
de pedagoog van de SKCN (Stichting Kinderopvang Centraal Nederland), waarvoor de
nieuwe medewerkers van KDV De Matroosjes worden uitgenodigd. In deze cursus wordt
de hechtingstheorie uiteen gezet en wordt één en ander verteld over de verschillende
ontwikkelingsstadia. Het pedagogisch handelen komt aan de orde aan de hand van
concrete situaties. De cursus heeft een praktisch karakter.
Pedagogisch medewerkers worden binnen de Stichting geschoold en gecoacht op een
sensitief responsieve interactiestijl onder begeleiding van hun coördinator en de
pedagoog. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de GrIT (Groepspedagogisch
medewerker Interactie Training), een methode waarbij door het maken van videoopnames pedagogisch medewerkers bewust worden van het eigen pedagogisch
handelen.
Tijdens de jaarlijkse verplichte studiebijeenkomst wordt informatie gegeven over een
pedagogisch of ontwikkelingspsychologisch onderwerp. Daarnaast is er jaarlijks een
facultatieve scholingsbijeenkomst.
Twee maal per jaar is er een pedagogisch overleg onder leiding van de coördinator en de
pedagoog, waar een aspect uit het pedagogisch beleid extra wordt belicht en er ruimte is
voor uitwisseling over eigen pedagogisch handelen.
Naast bovengenoemde deskundigheidsbevordering is een jaarlijkse herhalingsles kinderEHBO en BHV voor alle pedagogisch medewerkers verplicht.
 Observeren
De groepsleiding vult regelmatig een observatielijst in over elk kind. Dit heeft als doel de
ontwikkeling en het welbevinden van het kind in kaart te brengen.
Naar aanleiding van de toets- en observatiegegevens worden afspraken over de aanpak van
kinderen gemaakt.
 Pedagoog
Binnen de Stichting is een pedagoog oproepbaar voor advies of consultatie als pedagogisch
medewerkers vastlopen in de omgang met een kind.
 Signaleren
Wanneer er zorgen zijn over het gedrag, het welbevinden of de ontwikkeling van het kind,
heeft het kinderdagverblijf een signalerende taak. De Stichting stelt hiertoe een Protocol op.
Hierin worden richtlijnen opgesteld hoe gehandeld dient te worden vanaf het moment dat er
bij een pedagogisch medewerker een gevoel van bezorgdheid over de ontwikkeling, het
gedrag of de situatie van een kind ontstaat.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
15
De fysieke omgeving
De ruimtes van KDV De Matroosjes voldoen wat betreft grootte en veiligheid aan de wettelijk
gestelde normen. Ze zijn uitnodigend ingericht in lichte, vrolijke kleuren. Bij de inrichting
wordt veel gebruik gemaakt van blank hout (tafelbladen, kasten). Dit geeft een lichte, warme
en natuurlijke sfeer op de groep.
De groep is gezellig, veilig en functioneel ingericht, aangepast aan het ontwikkelingsniveau
van de kinderen. We vinden het belangrijk dat kinderen volop de mogelijkheid hebben om te
spelen, te ontdekken en zich thuis te voelen. De indeling is overzichtelijk, zowel voor
pedagogisch medewerkers als voor kinderen, met een rustige hoek waar kinderen zich
kunnen terugtrekken, ruimte waar kinderen rustig en ongestoord kunnen spelen, ruimte waar
kinderen bij elkaar kunnen komen en ruimte waar meer plaats is om te bewegen.
De buitenruimte geeft gelegenheid tot meer motorisch spel, bewegen en uitleven. De
buitenruimten bestaan uit een betegeld speelplein, waar kinderen uit de voeten kunnen met
fietsen. Daarnaast vinden we het belangrijk dat kinderen buiten in aanraking komen met
natuurlijke materialen, zoals zand en gras. Op de speelpleinen is een zandbak en een
gedeelte met gras. Daarnaast staat er op de buitenruimten een speeltoestel dat veilig en
uitdagend is en passend bij de leeftijd van de kinderen.
 Veiligheid
Op het kinderdagverblijf wordt jaarlijks een risico-inventarisatie wat betreft veiligheid en
gezondheid afgenomen aan de hand van lijsten van de risico-monitor.. Indien nodig wordt
een actieplan opgesteld om veiligheids- en gezondheidsrisico’s te vermijden. De Stichting
vindt het belangrijk dat kinderen veilig en zelfstandig kunnen spelen. Verwijzing naar de
risicomonitor
 Vaste groepsruimte en slaapplaats
De groep verblijft in vaste groepsruimte . Hierdoor wordt de ruimte vertrouwd en is de
groepsruimte bekend terrein voor de kinderen, hetgeen bijdraagt aan een gevoel van
veiligheid. Op het kinderdagverblijf slapen de kinderen in een eigen bedje.
 Vaste plaats voor verschillende activiteiten
De groep is verdeeld in verschillende hoeken, waar verschillende activiteiten kunnen plaats
vinden. Elke hoek heeft een eigen functie met eigen (spel)materiaal en daagt de inrichting uit
tot gevarieerd spel. De ruimte is zo ingericht dat kinderen zowel alleen als samen kunnen
spelen en dat kinderen meer actief bezig kunnen zijn of juist tot rust kunnen komen. In de
groepsruimtes is de indeling overzichtelijk en hebben de kinderen vanuit de verschillende
hoeken de mogelijkheid om contact met de pedagogisch medewerker te zoeken. Tegelijk zijn
er hoekjes waar kinderen zich kunnen terugtrekken en zelfstandig van alles kunnen
ondernemen.
- Er staat o.a. een hoge tafel met eromheen zitplaatsen voor kinderen en pedagogisch
medewerkers. Er zijn hoge boxen, waaronder speelmogelijkheid is gecreëerd. Er zijn
diverse hoekjes met spelmateriaal voor verschillende activiteiten (bijv. poppenhoek,
bouwhoek, kruiphoek) en er is ruimte om te kruipen, te lopen en met speelgoed te
spelen. Aangrenzend aan de groepsruimte is één slaapkamer.
- Er staat een ergonomische commode. De commode staat op een rustige plaats waar de
kinderen één voor één worden verschoond. Dit moment gebruikt de pedagogisch
medewerker om even al haar aandacht aan één kind te kunnen geven. Er is een ruimte
met een klein Wc’tje.
- Tevens is er een buitenruimte.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
16
 Regels
In de verschillende ruimtes en de verschillende hoeken gelden eigen regels. Deze regels
betreffen gedragsregels om het spelen in de hoeken prettig, veilig en sociaal te laten
verlopen.
Jasjes worden in de gang aan de kapstok opgehangen. Schoenen worden altijd buiten het
lokaal gezet.
 Kindgericht
Er wordt op de groep aandacht besteed aan het feit dat kinderen zich er thuis moeten
kunnen voelen. Ook de inbreng van de kinderen in de inrichting is daarom van belang. Er is
ruimte om de werkjes van de kinderen op te hangen, zodat zichtbaar is waar de kinderen
mee bezig zijn geweest.
Wanneer er gewerkt wordt met een thema is dat terug te zien in de inrichting.
De groep
Kinderen in een groep leren sociale vaardigheden en verantwoordelijkheid, kunnen
vriendschappen ontwikkelen en kunnen elkaar stimuleren.
 Groepsactiviteiten en individuele activiteiten
Binnen het dagverblijf worden groepsactiviteiten en individuele activiteiten aangeboden. We
vinden het belangrijk dat kinderen de mogelijkheid krijgen sociale vaardigheden op te doen,
maar ook de gelegenheid krijgen eigen ontplooiingsmogelijkheden te ontdekken.
 Overdracht en wenperiode
Wanneer kinderen voor het eerst deel gaan nemen aan het kinderdagverblijf, mogen zij
tweemaal “wennen”. Kinderen krijgen de gelegenheid om zo langzaam aan de nieuwe
situatie te wennen.
 Verticale groep
De verticale groep bestaat uit kinderen tussen de 0 en 4 jaar. (maximaal 12 kinderen per
dag) Kinderen die als baby op het dagverblijf starten blijven doorgaans tot ze vier jaar zijn in
dezelfde groep bij dezelfde pedagogisch medewerker. Dit betekent dat het kind niet meer
hoeft te wisselen van pedagogisch medewerker en met zijn vaste pedagogisch medewerker
een hele hechte band kan opbouwen. Doordat verticale groepen uit kinderen van
verschillende leeftijd bestaan, leren de jongste kinderen van de oudste, leren kinderen
rekening met de ander houden en kunnen de oudere kinderen de jongere soms helpen. Wij
hebben een groep (verticale groep).
Bij verticale groepen leren kinderen gemakkelijker sociale verantwoordelijkheid nemen en
worden de jongste kinderen gestimuleerd doordat ze worden meegenomen in het spel van
de oudsten.
St Huis ter Leede volgt de landelijk opgestelde richtlijnen voor kinderopvang, waarin staat
aangegeven hoeveel kinderen je naar ratio per pedagogisch medewerker mag opvangen.
Bij een volle groep worden de kinderen in hun eigen groep door twee pedagogisch
medewerkers opgevangen. Eén van deze pedagogisch medewerkers heeft vroege dienst, de
andere heeft late dienst. Dit betekent dat pedagogisch medewerkers of aan het begin van de
dag, tussen 6.45 en 8.45 uur, of aan het einde van de dag, tussen 17.15 en 18.15 uur alleen
op de groep staan. In deze periode zijn er nog zo weinig kinderen dat er maar één
pedagogisch medewerker ingezet hoeft te worden. Wanneer een pedagogisch medewerker
alleen op de groep staat is er altijd achterwacht geregeld via Huis ter Leede, zodat er iemand
kan bijspringen bij calamiteiten.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
17
Wanneer het kinderaantal zakt onder de 4 tot 7 kinderen (afhankelijk van de leeftijd), wordt
er één pedagogisch medewerker met een achterwacht op de groep ingezet. Er zijn
afspraken hierover gemaakt met activiteitencentrum het Anker zij zijn onze achterwacht.
 Sociale veiligheid
Binnen de groep vinden we het belangrijk dat er veel aandacht is voor sociale veiligheid.
Kinderen moeten zichzelf mogen zijn in de groep en elk kind wordt gewaardeerd om wat hij
of zij kan.
 Observatie
Eens per jaar wordt bij het onderzoek Welbevinden ook een lijst ingevuld over
groepsfunctioneren. Aspecten en aandachtspunten die hieruit naar voren komen worden met
de coördinator besproken en in overleg wordt naar oplossingen gezocht.
 Stagiaires
Stagiaires hebben duidelijke taken; eerst laten kennismaken met de doelgroep letten op
hygiëne, aan en uitkleden, onder begeleiding baby’s verschonen. Helpen met; fruit snijden,
drinken, yoghurt, fles geven, activiteiten begeleiden, tafel dekken en afruimen. De regels en
afspraken staan uitgeschreven in het stagebeleid.
Het activiteitenaanbod
Het activiteitenaanbod is altijd afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de kinderen en
zorgt voor een afwisselend aanbod waarin de verschillende ontwikkelingsgebieden en
bijbehorende vaardigheden worden gestimuleerd. Er is een afwisseling in rustige en meer
actieve activiteiten, in individuele en groepsactiviteiten, activiteiten binnen en buiten en
activiteiten die begeleid en voorgestructureerd zijn en activiteiten op eigen initiatief en tijdens
het vrij spel. Eigen initiatief in het doen van activiteiten wordt gewaardeerd. Doel van het
doen van activiteiten is altijd het plezier en ontdekken van het doen zelf. Resultaten zijn
daaraan ondergeschikt.
Bijzonder aan KDV De Matroosjes is het feit dat ouderen en kinderen structureel samen
activiteiten doen.
-
-
-
-
 Leeftijdsgebonden aanbod
Het activiteitenaanbod van de jongste kinderen is vooral gericht op ontdekken en
zintuiglijke ervaringen opdoen.
Het activiteitenaanbod voor peuters is al meer gevarieerd. Voor peuters is het belangrijk
dat activiteiten nog onderwerpen en spelletjes betreffen die aansluit bij hun leefwereld en
betrekking hebben op het hier en nu. Creatieve activiteiten hebben als doel materialen te
leren kennen en de mogelijkheden ervan te onderzoeken. Spelactiviteiten hebben als
doel samen iets te doen.
 Het kinderdagverblijf
Op het kinderdagverblijf wordt gewerkt met een vast dagritme, waarin rust en actie
worden afgewisseld. Eten en slapen vinden plaats op vaste tijden. Dit geeft kinderen
houvast, zekerheid en rust.
Voor de jongste baby’s geldt dat zoveel mogelijk het ritme van thuis wordt aangehouden.
Wanneer ze overgaan op vast voedsel, gaan ze over naar het dagritme van de oudere
kinderen.
Dit geeft de peuters houvast en inzicht in wat er komen gaat.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
18
-
Activiteiten worden in groepsverband en individueel aangeboden. Activiteiten zijn soms
onderdeel van het dagprogramma (eten), andere activiteiten zijn vrij (spelen).
Bij begeleide activiteiten zoals knutselen worden kinderen gestimuleerd deel te nemen,
maar houden vrije keuze.
Eten, drinken en de kring is (meestal) een gezamenlijke sociale activiteit.
Activiteiten worden soms aan thema’s gekoppeld, waarbij onder andere de seizoenen en
feestdagen worden gevolgd.

Uitstapjes buiten de groep
Bij kinderdagverblijf de Matroosjes doen wij naast de activiteiten op de groep ook
soms een activiteit buiten de groep (zie protocol Uitstapjes).
 Scholing
In de deskundigheidsbevordering van de groepsleiding wordt regelmatig aandacht
geschonken aan het activiteitenaanbod.
het spelmateriaal
Binnen de Stichting hebben we de keuze gemaakt voor het zogenaamde open speelgoed.
Onder open speelgoed verstaan we spelmateriaal dat het kind uitdaagt tot fantasiespel en
waar het kind meerdere speelmogelijkheden aan kan ontdekken. Er is gevarieerd
spelmateriaal dat veilig is en afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de groep en uitdaagt
tot spel dat de verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleert.
 Omgaan met materiaal
De Stichting vindt het belangrijk dat kinderen leren respectvol om te gaan met hun
omgeving. We proberen kinderen te leren het spelmateriaal goed te gebruiken.

Opruimen Door kinderen te leren materiaal weer op te ruimen na gebruik, leren ze
zelfstandig te spelen.
 Ontwikkelingsgebieden
Het spelmateriaal is afgestemd op de leeftijd en sluit aan bij de verschillende
ontwikkelingsgebieden. Er is speelgoed dat de zintuiglijke ontwikkeling, het
evenwichtsgevoel en de fijne en grove motoriek stimuleert. Er is speelgoed dat de
taalontwikkeling, de begripsvorming en de verstandelijke ontwikkeling stimuleert en er is
speelmateriaal dat de sociale ontwikkeling stimuleert.
 Spelen
Het spelmateriaal is veilig en afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. Dat
betekent dat kinderen zelfstandig kunnen spelen en ontdekken. De groepsleiding begeleidt
de kinderen in het spelen en helpt ze het spel uit te breiden en een stapje verder in hun
ontwikkeling te zetten.
5. Ontwikkelingsverschillen of gedragsproblemen
Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Daarbij is geen elk
kind hetzelfde, wat behoort tot de normale variatie tussen mensen. Toch zijn er globale
richtlijnen voor het verloop van de ontwikkeling, hoewel we daar heel voorzichtig mee
moeten zijn omdat een jonge kind soms ineens met een sprong in de ontwikkeling vooruit
kan gaan.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
19
Kindvolgsysteem
Binnen de Stichting werken we met een kind-volg-systeem. Het systematisch volgen van
kinderen verhoogt de kwaliteit en professionaliteit van werken. Door kinderen nauwkeurig te
observeren en te volgen, kunnen ontwikkelingsstimulering en pedagogisch handelen worden
afgestemd op de groep en de individuele kinderen daarin.
De observatie van kinderen bestaat uit het doelgericht kijken naar verschillende
ontwikkelingsgebieden van kinderen in verschillende situaties. De observaties worden drie
keer per jaar gedaan. Door de kinderen zorgvuldig te volgen, kunnen
ontwikkelingsproblemen vroegtijdig worden onderkend. De Stichting ziet vroegtijdige
signalering van ontwikkelingsproblemen als een taak binnen het bieden van kwalitatief goede
kinderopvang.
Ontwikkelingsproblemen
Wanneer er kinderen met gedrags- of ontwikkelingsproblemen worden gesignaleerd, wordt
gehandeld volgens ons protocol Signalering van ontwikkelingsproblemen. Dit is een
procedure waarin stap voor stap wordt aangegeven welke actie ondernomen kan worden.
Bij deze procedure zijn de pedagogisch medewerker van het kind, de coördinator en de
ouders altijd betrokken. Eventueel kan er hulp ingeroepen worden van het Leerdams MDT
(multidisciplinair team) 0-4 jaar, waarin de pedagoog van de SKCN participeert.
Wanneer nadere diagnostiek of hulpverlening noodzakelijk is, worden ouders verwezen naar
de betreffende instantie. Indien mogelijk blijft het kind gewoon op het kinderdagverblijf.
Wanneer de deskundigheid van de pedagogisch medewerker en de voorzieningen intern een
optimale begeleiding van het kind niet meer kunnen realiseren en het groepsbelang in
gevaar komt, moet na intensief overleg met de ouders, de pedagogisch medewerker en de
pedagoog worden gezocht naar een plaats waar het kind wel passend kan worden
opgevangen.
Kindermishandeling
Bij vermoeden van kindermishandeling, wordt gehandeld volgens de meldcode Huiselijk
geweld en kindermishandeling en protocol Kindermishandeling. Ook hier handelt de
pedagogisch medewerker niet op eigen houtje, maar in overleg met de coördinator en de
pedagoog. Indien nodig vindt overleg plaats met het advies- en meldpunt
Kindermishandeling (AMK). De pedagoog is contactpersoon tussen de Stichting en het AMK
of de Raad voor Kinderbescherming.
D.4. Overdracht
Wanneer een kind 4 jaar wordt en overgaat naar de basisschool, kan een pedagogisch
medewerker in overleg met de ouders en de coördinator, ervoor kiezen kindgegevens over te
dragen naar de basisschool. In principe gebeurt dit bij de Stichting alleen met de
zogenaamde zorgkinderen, die op het kinderdagverblijf speciale aandacht nodig hebben
gehad en waarbij het zinvol kan zijn informatie door te geven. Overdracht van gegevens is
alleen mogelijk na schriftelijke toestemming van ouders.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
20
6. Beleid ten aanzien van de ouders/ verzorgers
In het algemeen beleid van KDV De Matroosjes is de volgende doelstelling opgenomen:
Taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van opvoeding, begeleiding en
verzorging van kinderen worden gedeeld met ouders/verzorgers, waarbij de
ouders/verzorgers altijd de eindverantwoordelijkheid over hun kind houden.
Dit impliceert dat de Stichting communicatie, contact en inspraak van en met
ouders/verzorgers van groot belang acht bij de opvang van kinderen. We willen graag dat het
kinderdagverblijf in het verlengde ligt van de thuissituatie en dat zowel kinderen als ouders
zich er thuis voelen. Ouders hebben immers een unieke band met hun kind en zijn en blijven
de opvoeders. Pedagogisch medewerkers zijn natuurlijk nauw betrokken bij het kind en
tijdens de opvang verantwoordelijk voor de zorg, het welbevinden en de ontwikkeling van het
kind, maar dit is een korte termijnrelatie. Ouders hebben een langdurige, continue relatie met
het kind en houden altijd de eindverantwoordelijkheid
Informatie over het kind en uitwisseling
Wanneer een kind geplaatst wordt op de groep, wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed.
De ouder(s) hebben met de pedagogisch medewerker van het kinderdagverblijf een gesprek,
waarin de dagelijkse gang van zaken en de wenprocedure worden besproken. In dit gesprek
kunnen ouders aangeven wat zij wel en niet wenselijk vinden voor hun kind.
Wanneer het kind eenmaal meedraait in de groep is er steeds ruimte voor uitwisseling
tussen de pedagogisch medewerker en de ouders tijdens het halen en brengen. Deze
uitwisseling is erg belangrijk omdat dan telkens ingespeeld kan worden op het kind. Als de
ouder bij het brengen vertelt dat het kind slecht heeft geslapen, kan de pedagogisch
medewerker hier de rest van de dag rekening mee houden. Op het kinderdagverblijf wordt
gewerkt met een overdrachtsmap, waar pedagogisch medewerkers (en ouders) regelmatig in
schrijven.
Eens per jaar worden er tienminutengesprekken gehouden om te bespreken hoe het over
het algemeen gaat met het kind op het kinderdagverblijf. Extra gesprekken zijn natuurlijk ook
altijd mogelijk.
Eens per jaar wordt een ouderavond georganiseerd waarin een thema centraal staat en waar
onderling ervaringen kunnen worden uitgewisseld.
Daarnaast worden er periodiek koffieochtenden georganiseerd, waarbij ouders worden
uitgenodigd om bij het brengen van hun kind nog even te blijven voor een kopje koffie.
Ouders zien dan hoe hun kinderen spelen en er is weer even tijd voor uitwisseling.
Informatie over en invloed op het beleid
Ouders worden op de hoogte gesteld van veranderingen in de organisatie via de nieuwsbrief,
die 4 keer per jaar uitkomt.
Ouders zijn vertegenwoordigd in een oudercommissie, en hebben zo inspraak in het beleid.
Om de mening van ouders over de kinderopvang en de Stichting te weten te komen, wordt
om de twee jaar een tevredenheidsmeting gehouden. Naar aanleiding van deze meting
worden actiepunten voor nieuw beleid voorgesteld.
Wanneer een ouder een klacht heeft over de organisatie of een aspect daarvan, wordt onze
klachtenprocedure gevolgd. Er bestaat, naast de klachtenprocedure, ook een formulier
waarop ouders hun ideeën en suggesties kenbaar kunnen maken.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
21
7. Evaluatie en toetsing
Dit pedagogisch beleidsplan is de basis voor continuïteit in het pedagogisch handelen op het
kinderdagverblijf. Het is daarbij echter van belang regelmatig na te gaan of het pedagogisch
beleid, zoals het nu geformuleerd is, nog wordt uitgevoerd en gedragen door iedereen die
ermee te maken heeft. Pas dan zal het pedagogisch beleid een gunstige weerslag hebben
op de kwaliteit van het werk.
Daartoe zal bewaakt moeten worden in hoeverre het vastgestelde beleid ook werkelijk
uitgevoerd wordt en geëvalueerd in hoeverre het beleid werkbaar is in de dagelijkse praktijk
Toetsing
Onder toetsing wordt verstaan het bewaken van de uitvoering van het pedagogisch beleid.
Dit gebeurt als het goed is continu. Pedagogisch medewerkers onderling, al dan niet in
samenspraak met hun leidinggevende, hebben overleg over hoe ze met een kind of de hele
groep omgaan. Hiermee geven ze telkens richting aan hun pedagogisch handelen in het licht
van het vastgestelde beleid. Om te toetsen of er gewerkt wordt vanuit de visie neergelegd in
het pedagogisch beleid, is het belangrijk dat er ook een pedagogisch werkplan is opgesteld,
waarin het pedagogisch beleid concreet is gemaakt.
In teamoverleg, het pedagogisch overleg, in kindbesprekingen en in
functioneringsgesprekken komt het pedagogisch handelen van de pedagogisch
medewerkers als team of als individu aan de orde. De coördinator heeft als taak te
signaleren wanneer in de dagelijkse uitvoering wordt afgeweken van het pedagogisch beleid.
Ook uit de jaarlijkse metingen naar het Welbevinden van kinderen en de
Tevredenheidsmeting onder ouders komen wellicht werkpunten naar voren, die een
aanpassing van het pedagogisch handelen tot gevolg hebben. De GrIT
(groepsinteractietraining) is ondersteunend en coachend.
Er moet telkens worden afgewogen of er een aanpassing moet komen in het handelen van
het team of een individuele pedagogisch medewerker of dat er een voorstel wordt
geformuleerd voor een aanpassing in het pedagogisch beleid.
Buitenspeelplaats
Deze is kindvriendelijk.
De totale oppervlakte is 70 m2
Evaluatie
Het pedagogisch beleid moet een levend stuk zijn, dat regelmatig kan worden aangepast
indien zich vernieuwingen aandoen. Inzichten, opvattingen, normen en waarden kunnen
veranderen. Nieuwe richtlijnen vanuit de overheid kunnen worden opgelegd. Aspecten in de
manier van omgaan met kinderen kunnen verschuiven door veranderende ideeën over
opvoeden door pedagogisch medewerkers en/of ouders, of door wisseling van personeel of
nieuwe klanten.
Door periodieke evaluatie van het beleid kan vastgesteld worden in hoeverre het beleid nog
uitvoerbaar, werkbaar en aanvaardbaar wordt geacht. Aanpassingen kunnen worden
voorgesteld en het beleid herzien.
Het nu voorliggende pedagogisch beleidsplan zal in 2017 worden geëvalueerd en herzien.
Pedagogisch Beleidsplan
KDV De Matroosjes
Januari 2013
22
Download