Zorgwet 2 Onder de titel “Terug naar een echt publiek stelsel” pleitten Adri Duivesteijn en Rick van der Ploeg in NRC-Handelsblad van 14 januari 2015 voor een fundamentele herbezinning naar aanleiding van wat zij ‘de zorgcrisis’ noemen. Zij herinneren aan de eertijds belangrijke functies van ‘het maatschappelijk middenveld’ en spreken over ‘onze’ woningcorporaties, ziekenfondsen en zorginstellingen. De burgers ontdekken nu dat zij ‘hun instituten’ zijn kwijtgeraakt, zo schrijven zij. Duivesteijn en Van der Ploeg zijn hier de spreekbuis van het ‘oude PvdA denken’, zij refereren aan gevoelens die volgens mij bij niet meer zo heel veel burgers werkelijk leven. De woningcorporatie wordt toch al langere tijd gewoon gezien als de huisbaas en niet zozeer ‘iets van mij’. Het (vroegere) ziekenfonds was gewoon verplicht, en zelfs kiezen tussen ziekenfondsen – voor zover dit enige zin had – was sinds de invoering van de Ziekenfondswet tot aan 2006 pas in de laatste jaren toegestaan. Het ‘eigen ziekenhuis’ bestond voor veel mensen wel – en nu ook nog wel, zoals NIVEL kort geleden onderzocht – maar dan toch vooral als het nabijgelegen ziekenhuis en niet omdat je als burger er iets over te zeggen zou hebben. Nog wat langer geleden kon je vaststellen dat bijna alle ziekenhuizen in ons land gesticht werden door de protestantse diaconieën c.q. katholieke kloosterorden, maar zelfs toen was dat daarmee toch niet ‘jouw eigen ziekenhuis’? Het ‘middenveld’, althans in de betekenis van een oerwoud van aan elkaar verklonken organisaties, met inbegrip van verwante politieke partijen, is de culminatie van de vroegere verzuiling – zoals Duivesteijn en Van der Ploeg overigens zelf ook schrijven. Het ‘ons’-gevoel dat zij zo warm beschrijven heeft weinig verbinding met de eigen kracht en de invloed van de burger, hoogstens met de macht van ‘jouw zuil’. Politieke discussie, waaronder in de krant, over zoiets belangrijks als de zorg is toe te juichen. Het gaat om een voor zowat elke burger in ons land belangrijk terrein, en het gaat om een aardig bedrag: ongeveer 90 miljard euro per jaar. Maar Duivesteijn en Van der Ploeg zijn wel een beetje laat met hun verhaal: de belangrijke veranderingen in de zorg voor ouderen en ook voor jongeren die wij nu beleven werden voorjaar 2013 door staatssecretaris Van Rijn in de Tweede Kamer gebracht en daar uiteraard uitgebreid besproken. De steun was breed, met name ook door de PvdA overigens. Voor die tijd was al bij herhaling vastgesteld dat de AWBZ in vele opzichten – niet eens alleen vanwege de financiële ontsporing – aan zijn pensioen toe was. En in 2006 al was, uiteraard ook na heel wat discussie, de zorgverzekeringswet (ZVW) vastgesteld die momenteel leidend is. De conceptzorgwet van Minister Schippers is in zekere zin de noodzakelijke voltooiing van de ZVW. Mede dankzij senator Duivesteijn is dat wetsontwerp in de Eerste Kamer gestruikeld. Wij weten allang dat, politiek gesproken, die kous daarmee niet af is. Ik vind het vanzelfsprekend dat een ‘publieke zaak’ zoals de zorg voortdurende aandacht van de politiek heeft – niet alleen in de Tweede Kamer maar thans ook in de gemeenteraden. De wetgeving is weliswaar vereenvoudigd – dit op zich is al een enorme vooruitgang vind ik – maar of ‘alles goed gaat’ weten wij nog niet, dus het blijft opletten. Omdat het huidige Kabinet heeft besloten dat de verhoopte kostenvermindering al bij voorbaat wordt ‘verrekend’ is daardoor de slagingskans van die veranderingen wel verminderd, en de sympathie bij de burgers uiteraard ook. Het was wijzer geweest om die belangrijke veranderingen juist te vergemakkelijken met een klein tijdelijk extra budget (zoals bv. al jaren eerder in Denemarken met hun jeugdwet gebeurde: de kostenvermindering is daar inderdaad opgetreden, even later). Een ‘publieke zaak’ impliceert naar mijn mening zeker niet per definitie dat de overheid, laat staan ‘het middenveld’, de uitvoering ter hand moet nemen. Dat geldt niet alleen voor de zorg, maar bv. ook voor de banken, de postbestelling, de telefonie, nog veel meer. De overheid, of dat nu nationaal of gemeentelijk is, kan regels stellen en in tal van gevallen is dat inderdaad wenselijk. Onvermijdelijk heeft regelgeving die de zorg betreft veel te maken met het inkomensbeleid dat de overheid als zijn taak ziet, dus ook in die zin blijft het uiteraard een ‘publieke zaak’. Toezicht en inspectie: uiteraard bekend in de zorg maar eveneens van belang op andere gebieden: ook van nature een overheidstaak. Ik denk dat de herinnering van veel burgers aan ‘de zorg als publiek stelsel’, in de zin zoals Duivesteijn en Van der Ploeg dat terug willen, niet zo heel positief is – en vooral niet als ‘iets van ons’. Gerard Engel.