Overal Natuurkunde 5 havo Samenvatting 10 Medische beeldvorming Elektromagnetische straling Straling is voortdurend om je heen aanwezig, afkomstig uit de omgeving en van elektrische apparatuur. Licht kun je zien, maar de meeste straling niet. Veel straling hoort tot het elektromagnetische spectrum. Dit is een verdeling van alle soorten straling die zich door de ruimte kan voortplanten met de lichtsnelheid. De straling kun je rangschikken naar oplopende energie en frequentie. Je kunt onderscheid maken tussen: radiogolven, microgolven, infrarood (ir), zichtbaar licht, ultraviolet (uv), röntgenstraling en gammastraling. Straling bestaat uit fotonen. De hoeveelheid energie van een foton is recht evenredig met de frequentie van het foton. Hoe hoger de energie en frequentie van de straling, hoe groter het ioniserend vermogen van de straling is. Fotonen Sommige eigenschappen van elektromagnetische straling beschrijf je alsof straling uit deeltjes bestaat. Met het foto-elektrisch effect laat je zien dat straling uit deeltjes bestaat. Andere eigenschappen van elektromagnetische straling beschrijf je alsof straling uit golven bestaat. Met het dubbelspleetexperiment zie je een interferentiepatroon ontstaan, dat een bewijs is van het golfkarakter. Je zegt dan dat elektromagnetische straling een golf- en een deeltjeskarakter heeft. Als straling een golfkarakter heeft, kun je er een golflengte aan toekennen. De waarde van de golflengte van elektromagnetische straling loopt van meer dan 100 km (radiogolven) via 10−7 m (licht) tot 10−15 m (kosmische straling). Elektromagnetische straling plant zich in vacuüm voort met de lichtsnelheid: (afgerond) 3,00 · 108 m/s. Absorptie Wanneer elektromagnetische straling bij een ontvanger komt vindt absorptie plaats. De absorptie van de straling wordt bepaald door: de hoeveelheid fotonenergie, de dichtheid van het materiaal en de dikte van het materiaal. Naarmate de energie van de fotonen groter is, is bij de ontvanger het doordringend vermogen van de fotonen ook groter. Het blijkt dat bijvoorbeeld röntgenfotonen zo’n grote energie hebben dat de fotonen niet zo snel met een elektron reageren; het ioniserend vermogen is dan laag en het doordringend vermogen groot. De kans op ionisatie is het grootst bij een stof met hoge dichtheid. Wanneer röntgen- of gammastraling door materiaal of weefsel gaat neemt de intensiteit af. Röntgenstraling (van een bepaalde energie) die op materiaal valt, is na een halveringsdikte in het materiaal de helft van de intensiteit kwijt. De halveringsdikte hangt af van het soort materiaal en de fotonenergie. Zie Binas, tabel 19B. Ef = h · f Zie Binas, tabel 19B. c=f· Zie Binas, tabel 7A. I = I0 · (½)n, met n = d d½ Zie Binas, tabel 28F. © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 5 havo Samenvatting hoofdstuk 10 Medische beeldvorming Röntgendiagnostiek Van het doordringend vermogen van röntgenstraling maak je gebruik om beelden te maken van binnen in het lichaam. Botten absorberen meer röntgenstraling dan het omringende (zachte) weefsel van je lichaam. Een röntgenfoto is dus vooral geschikt om fracturen op te sporen. Door stoffen, contrastvloeistof of bariumpap, in je lichaam te brengen die röntgenstraling goed absorberen kun je ook zachtere delen met röntgenstraling zichtbaar maken. Met een CT-scanner draait een röntgenbron om het lichaam heen. Je maakt dan onder verschillende hoeken röntgenopnames, zodat je een driedimensionaal contrastrijk beeld krijgt. Nadeel van röntgendiagnostiek is de hoeveelheid straling die je krijgt. MRI MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging. Deze techniek maakt gebruik van een magnetisch veld, waarbij je dwarsdoorsnede van je lichaam kunt afbeelden. De waterstofatomen in je lichaam zijn gevoelig voor een magneetveld en een deel van deze atomen zal zich gaan richten langs het veld. Met een korte rf-puls duw je de protonen even uit evenwicht. Tijdens het terug bewegen van de protonen worden er radiogolven uitgezonden. Deze radiogolven kun je opvangen en omzetten in beeld. Met deze techniek sta je niet aan gevaarlijke straling bloot en kun je zacht weefsel zichtbaar maken. Zie Binas, tabel 29. Medische beelden Bij echografie maak je gebruik van geluidsgolven die op het grensvlak van twee verschillende weefsellagen terugkaatsen. Je kunt zo een beeld van een ongeboren baby maken. Bloedstromen kun je meten doordat de teruggekaatste geluidsgolf van frequentie verandert. Bij nucleaire diagnostiek zendt de patiënt zelf straling uit die je kunt opvangen met detectoren. De patiënt krijgt dan een radioactieve stof toegediend, die zich in het lichaam ophoopt en straling uitzendt. Ook een PET-scan maak je aan de hand van het vervalproces van een toegediende radioactieve stof. Tijdens dit vervalproces ontstaan positronen. In het annihilatieproces ontstaan dan twee fotonen die je kunt opgevangen om een beeld te maken. De keuze van een medische beeldvormingstechniek hangt af van het soort weefsel dat je wilt bekijken en de mogelijke risico’s die je loopt. grootheid naam fotonenergie frequentie constante van Planck lichtsnelheid golflengte intensiteit dikte halveringsdikte symbool Ef f h c I d d½ eenheid naam joule hertz joule seconde meter per seconde meter watt per vierkante meter meter meter symbool J Hz J·s m/s m W/m2 m m © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 5 havo Samenvatting hoofdstuk 10 Medische beeldvorming