Niets te melden: 0 Inleiding tot het niets 0 Probleem: hoeveelheidaanduiding 0 De maya’s: De duistere kant van het rekenen 0 De achterstand van de westerse wereld 0 Nul als getal? 0 Gerelateerde betekenissen en begrippen van tegenwoordig ivm nul 0 Het vraagstuk van het niet-zijn: Een verwevenheid van het iets en het niets -0- Inleiding tot het niets Dit geschrift vertelt u over het niets. De filosofie en metafysica van het niets en over de meest besproken vorm van het niets: het getal nul. Wanneer u in het basis onderwijs geleidelijk aan meer meester van de telkunde werd, moet het u zijn opgevallen hoe gemakkelijk wij met 10 cijfers eender welke hoeveelheid kunnen uitdrukken. Hoewel deze gemakkelijke telwijze over het algemeen logisch en vanzelfsprekend wordt geacht is dit het resultaat van een eeuwenlange zoektocht naar een oplossing voor het probleem hoeveelheidaanduiding. Het getal nul heeft hier een uitermate belangrijke rol in gespeeld. Het heeft lange tijd geduurd voor de westerse wereld deze handigheid erkende. Hoe dan ook het getal nul is net als de uitvinding van het wiel een van de triomfen der menselijke verbeeldingskracht. Waarom zou nul, dat vormloze rondje, zoals Shakespeare hem noemde, een dergelijk cruciale rol spelen in het reusachtige weefsel van uitdrukkingen dat wiskunde wordt genoemd? Waarom geven de meeste wiskundigen hem een ereplaats in de lijst van belangrijkste getallen? Hoe kan iemand hebben beweerd dat aanaangezien 0 x 0 = 0 , getallen echt bestaan? Het getal nul is een voorvader van het raadsel der raadselen. En daarmee het boegbeeld van het niets. -1- Probleem: Hoeveelheidaanduiding We beginnen ons verhaal met twee herders. De twee herders zien nog een duidelijk verschil tussen vier en vijf schapen en zullen ook al vlug op merken dat er ‘n schaap is verloren gelopen. Als men nu een hele hoop schapen heeft zal men niet meteen opmerken dat men er eentje te weinig heeft. Daarom kwam men op het idee hoeveelheden te benoemen en voor te stellen door symbolen. Maar als je voor iedere hoeveelheid een geheel nieuwe naam en een nieuw symbool voor elk stapeltje van een andere grootte wilt, raakt je fantasie uitgeput en je geheugen overbelast. Probeer maar eens verschillende symbolen te bedenken voor de eerste twintig getallen, bijvoorbeeld als volgt: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, §, $, , @, , ξ, ﻼ, ß, Ψ, , Stel je nu eens de vraag: hoeveel is 4 + 8? Even kijken, het antwoord is . En min §? Door § plaatsen terug te tellen van komen we uit op 3. Of plus ? Helaas hebben we hier nog geen symbool voor bedacht, en als we dat zouden doen moesten we er eerst nog twaalf anderen bedenken. De oplossing van dit probleem ligt voor de hand en moet al zeer vroeg in iedere cultuur bedacht zijn, zoals ook kinderen dat doen: Groepeer de objecten die je wilt tellen in stapeltjes van eenzelfde hanteerbare en benoemde grootte en tel dan hoeveel stapeltjes je hebt. bijvoorbeeld: is stuks is stuks van het het onaantrekkelijke + wordt + Dus stuks van het en nog extra dat maakt stuks van en nog De basis stapeltjes hebben 5 turven, doordat we 5 vingers hebben, maar iedere hoeveelheid die in 1 oogopslag te tellen is voldoet. -2- De Oude Babyloniërs werkten met hoeveelheden van 10 en van 60. Hun getallen werden aanvankelijk als volgt geschreven: Zoals u opmerkt keert de notatie bij 60 weer terug. Alleen worden de wiggen dan iets groter. De verschillende getallen werden gewoon achter elkaar weergegeven en het totale getal was dan de som van die 2 cijfers. Zo is 61 dus een grote en een kleine wig. Maar u kunt u wel indenken dat onder bepaalde omstandigheden wanneer men vb snel een inventaris moest maken dat het mogelijk was dat het verschil tussen een kleine en een grote wig onduidelijk was. In eerste instantie loste men dit probleem op door de cijfers een specifieke plaatst te geven. De grootste getallen werden voorop geplaatst (60 > 10 >1). Hierdoor kon het getal 72 niet meer gelezen worden als 131. Hiermee was het probleem met het getal 61 dat evengoed als 2 gelezen kon worden niet meteen opgelost. Daardoor bedacht een teken om aan te geven dat die “kolom” leeg was van cijfers. De grote en de kleine wig in het getal 61 werd dus gescheiden door een teken dat aangaf dat er geen tientallen waren. Hun scheidingsteken, de voorloper van het getal nul, bestond uit twee schuine wiggen. Deze noodzaak omstreeks 450 V.C. was het prille begin van het getal nul. En het getal nul is niet het enige wat we aan die Oude Babyloniërs te danken hebben. Ons 60tallig stelsel in tijdsaanduiding:60 seconden in 1 minuut, 60 minuten in 1 uur komt van hen. Ook de notatie van groot naar klein hebben we aan hen te danken. -3- De Maya’s: De duistere kant van het Rekenen Waren het niet de Babyloniërs geweest die het getal nul bedacht hadden dan was het wel door een ander volk gebeurd. De Maya’s bijvoorbeeld, een cultuur die zich volledig afgezonderd van ander culturen heeft ontwikkeld kenden ook het getal nul. Ze hadden er zelfs een aparte Godheid, Zero, voor. Het symbool van de Maya’s voor nul was een getatoeëerde man met een achterovergeworpen hoofd. Althans dat was er een uit hun talloze collectie van symbolen die ze hadden voor het getal nul. De Maya’s rekenden alsof hun leven er van afhing. Ze rekenden met de tijd. Hun begindatum voor het heelal is in onze kalender 13 augustus 3114 voor Christus. Dit was dag nul. Hun tijdrekening is de enigste die begint met het getal nul. Ze verdeelden de tijd in jaren van 18 maanden (uinal), van ieder 20 dagen (kin). Een jaar (tun) telde dus 360 dagen. Die een van de vele maya tempels jaren werden weer per 20 gegroepeerd en telde dus 7200 dagen (katun). 20 katun vormden 1 baktun (144 000 dagen) en zo verder werd alles opgedeeld in steeds grotere eenheden zoals een alautun van 64 000 000 dagen. En vanzelfsprekend schreven ze het getal nul als er een eenheid ontbrak. Deze telling noemen archeologen de Lange Telling Hun jaar met 360 dagen moet misschien wel gemakkelijk geweest zijn om mee te rekenen maar het komt niet overeen met de werkelijke lengte. Waarschijnlijk om die reden hadden de maya’s ook nog een andere kalender een “burgerlijk” jaar (Haab), ook van 18 maanden, maar met vijf “zonderdagen” (“nul”dagen), die er aan het eind bijhingen, zodat het jaar nog maar een kwart dag korter was dan het zonnejaar. Aangezien nul belangrijk was bij het vastleggen van de Lange Telling, kreeg het een nieuwe en bijzondere betekenis in de Haab. De eerste dag van iedere twintigdaagse maand kreeg niet het nummer 1, maar 0, de tweede 1, enzovoorts en de twintigste dag 19. Bij de Haab-kalender legde de god van de vorige maand op de nulde dag zijn last aan tijd neer en nam de god van de huidige maand zitting en nam hem op. Voor ons gebeurt dit in een ogenblik, als oude Janus, bewaker van de in- en uitgang, zijn weken overdraagt -4- aan Februus van de zuivering. Voor de maya’s moeten deze overdrachten nog spannender zijn geweest, Als Zip volgde op Zotz of Zotz of Zec. De God die deze gebeurtenissen overzag, was Zero. Een hele dag voor de overdracht! Ik vraag me af wat de mensen deden terwijl die zich voortsleepte. We weten dat gedurende de vijf zonderdagen of “nutteloze” dagen aan het eind van het jaar mannen en vrouwen zich niet wasten en hun haar niet kamden en ook geen werk deden, uit angst dat het mis zou gaan. Je kunt nu denken dat het met die 2 kalenders wel goed was, maar de obsessie van de Maya’s in cycli is duidelijk te merken als ik u vertel dat er nog een derde was. Een heilig jaar, de Tzolkin met 260 dagen. Bij deze derde kalender kunnen we niet zo zeer spreken van maanden, maar van twee cycli, een van twintig dagnamen (Imix, Ik, Akbal, ...) en een met de getallen 1 tot en met 13. U zult begrijpen waarom de maya’s hun wiskundigen zo hoog achtten, als u weet dat de getallen samenvallen met de eerste dertien namen, waarna ze bij de veertiende opnieuw begonnen, zodat de dagnamen 14 tot en met 20 hand in hand gingen met de getallen 1 tot en met 7. Dan verscheen de dagnaam Imix opnieuw en deze correspondeerde nu met het getal 8, enzovoort, tot de zesde dagnaam (Cimi), die met 13 verbonden was. Manik, de zevende dag, was nu gekoppeld aan het getal 1. Dit wankele, onconventionele ritme ging door tot 13 x 20 = 260 dagen na het begin, wanneer Imix voor het eerst weer samen ging met het getal 1 en er een nieuw heilig jaar begon. Een combinatie van getal en naam vertelde precies voor welke dag van het jaar zij stond. Als je er tenminste het inzicht voor had of er ijverig op had geoefend. Waarom een dergelijk bizarre kalender? Misschien omdat de Maya’s dertien goden voor de bovenwereld hadden en twintig het getal van de mens was (niet ongebruikelijk, gezien de tien vingers -5- en tien tenen). Dit verweven van twee cycli kan daarom bedoeld zijn om het wereldlijke en het goddelijke in harmonie te brengen. Er waren in het mayapantheon negen goden. Ze hadden een skeletachtige onderkaak en werden geregeerd door de God van de Dood. Dus is het niet verbazingwekkend dat ze nog een vierde kalender hadden, een cyclus van negen tekens die de Heren van de Nacht vertegenwoordigen die om de beurt een dag regeerden. En ook nog een maankalender met maanden van 29 tot 30 dagen, en een kalender gebaseerd op de 584-daagse synodische cyclus van Venus (zijn schijnbare schommeling van de ene kan van de zon naar de andere). We kunnen ons niet van de Maya’s afmaken als lijdend aan een soort collectieve rekenmanie, aangezien niet zozeer het rekenen als wel de uitkomst hen interesseerde. En hier moeten we opnieuw hun wiskundige kennis bewonderen. Als de 365- daagse Haab en de 260 daagse Tzolkin tegelijk begonnen, wanneer zou de eerst dag van beide dan weer samenvallen? Hiervoor moeten we uiteraard hun kleinste gemene veelvoud berekenen. De Maya’s begrepen dat aangezien 5 de grootste gemene deler van 260 en 365 was de Haab en de Tzolkin om de 260 x 365 /5 =18 960 dagen samenvielen, wat overeenkwam met 52 Haab- of 73 Tzolkin-jaren. Deze periode wordt de kalenderronde genoemd, en het schijnt dat iedere nieuwe ronde regelrechte wreedheden met zich meebracht. Al deze cycli en rekenen met de tijd kwam voort uit hun grootste angst dat de tijd tot stilstand zou komen. om dit te voorkomen zetten ze de periodiciteit die ze in de hemelen zagen om in lineaire tijd, die daardoor niet midden in een cyclus kon stoppen, maar maya masker mogelijk wel aan het eind. Goed, begin dan maar een andere cylcus die niet gelijk met de eerste loopt. Nu kon de tijd niet meer stoppen behalve op die zeldzame tijdstippen waarop beide cycli tegelijk ten einde kwamen. Op zulke onheilsmomenten ( om de 52 jaar ) offerden ze aan de goden de essentie van het leven: bloed, maagden, harten die uit levende slachtoffers werden gesneden, zodat de goden zich hiermee weer tot leven konden wekken en bereid zouden zijn de last van het moeizaam maanden aftellen weer op te nemen. Om de 5 jaar bracht de koning zichzelf spectaculaire verwondingen toe om de goden aan het werk te houden. Uiteindelijk lijken de Maya’s in 600 V.C zelf in rook zijn opgegaan, in het niets te zijn verdwenen. -6- De achterstand van de westerse wereld Door de jaren heen verhuisde het getal nul van de Babyloniërs naar India om daar verder ontwikkeld te worden en over genomen te worden door de Arabieren. Door de handel in de westerse wereld brachten zij het getal nul naar hier wat niet vlug en slechts met veel moeite werd aanvaard. Alles wat geïntroduceerd werd in het Westen, dat nog steeds een agrarische cultuur had, werd met argwaan bekeken en vooral alles wat uit het Oosten kwam was gevaarlijk. Het Oosten was dan ook een zetel van oude en steeds machtige ketterijen. (als ik deze laatste twee zinnen lees merk ik dat aan ons negatief beeld over het oosten weinig veranderd is). Bovendien werd de leegte geassocieerd met het kwaad en konden de kwalen en geesten van die leegte opgeroepen worden door alleen al de naam van de leegte te noemen. Het getal was in eerste instantie een benoeming van het “niets” en de leegte. Ook was er door de afwezigheid van het getal nul een gewoonte om de eerste positie als 1 te benoemen. De lengte graden bijvoorbeeld werden altijd gemeten van het nachteveningspunt dat in het sterrenbeeld Ram staat. Dit zou nul graden zijn. Het werd echter algemeen “de eerste graad genoemd” door de afwezigheid van het getal nul. Dit schopte de berekening van velen in de war. Het komt hier op neer: als je vier tekens op de grond zet en je van het eerste naar het laatste stapt, hoeveel stappen heb je dan genomen? 3 natuurlijk! Het helpt om die reden om het startpunt nul te noemen. Kijk Het sterrenbeeld “Ram” maar eens hoeveel moeite men heeft met de huidige tijdsrekening omdat die begint met het jaar 1. Hoeveel mensen hebben niet de eeuwwisseling van 1999 naar 2000 gevierd in plaats van 2000 naar 2001? -7- Zelf voor diegenen die niet geloofden en immuun waren voor bijgeloof was nul het getal donnant ombre et omcombre, zoals een vijftiende-eeuwse Franse schrijver het stelde “een schaduwachtig, tegenwerkend getal”. Want alles met een naam, bestond: niet alleen manicheïsten geloofden dat namen echte dingen aanwezen. Hoe kon dan wat niet bestond, bestaan? Misschien kunt u zich de verwarring en achterdochtigheid wat beter inbeelden als ik u een stukje tekst citeer uit The Crafte of Numbrynge, de vroegst bekende engelse tekst over dit onderwerp, uit ongeveer 1300: “Ieder van deze cijfers betekent zichzelf en niets meer, als gij op de eerste plaats van de regel staat (...). Als hij op de tweede plaats van de regel staat, betekent hij tienmaal zichzelf, als dit cijfer 2 (hier 20) tienmaal zichzelf wordt, dat is twintig, want hijzelf betekent twee, en tienmaal twee is twintig. En omdat hij aan de linkerkant staat en op de tweede plaats, betekent hij tienmaal zichzelf. En ga zo voort (...) Een nul betekent niets, maar hij maakt dat het cijfer dat na hem komt meer betekent dan het zou doen als hij er niet was, dus 10. Het teken van één betekent hier tien, en als de nul weg was en er geen getal voor hem stond, zou hij maar één betekenen, want hij zou op de eerste plaats staan (...) Het getal nul, een handig concept dat door weinigen begrepen werd en even mysterieus als handig is deed er om die redenen enkele eeuwen over om de bekrompenheid van de toenmalige westerlingen te overwinnen. -8- Dirac en de negatieve getallen Het duurde zelfs tot de 20ste eeuw vooraleer negatieve getallen in de natuurkunde volwaardig aanvaard werden. Daar zit De fysicus Paul Dirac voor iets tussen Over die fysicus en negatieve gehele getallen bestaat nog een mooie anekdote: De fysicus Paul Dirac werd in 1917 in de lagere school een raadsel voorgeschoteld, die zijn briljante vondst van 20 jaar later al voorspiegelde (u mag gerust meerekenen) Er waren drie vissers. Ze hadden een berg vissen gevangen. Hoeveel? Genoeg! 's Nachts werd één van de vissers bang wakker en wilde er met zijn rechtmatig deel tussen uit gaan. Hij sloop naar de stapel, maar zag dat de buit niet eerlijk door drie te delen was. Dat lukte wel als hij één vis in de Amazone teruggooide. Vervolgens werd de tweede visser wakker. Ook hij moest eerst een vis weggooien voordat hij met een derde deel kon wegsluipen. Tenslotte herhaalde ook de derde visser deze handelingen. Vraag: wat is het kleinste aantal vissen waarvoor dit verhaal klopt? Dirac antwoordde zelfzeker en zonder haperen: Min twee. -9- Gerelateerde begrippen en betekenissen van tegenwoordig ivm nul Nul in de taal In de Nederlandse taal wordt gesproken van één appel, twee appelen, drie appelen enz. Er wordt ook gesproken over nul appelen en niet over nul appel. Na een hoofdtelwoord wordt een zelfstandig naamwoord altijd als meervoud uitgedrukt. Niet nul is dus de uitzondering, maar het getal een. In een breukgetal wordt echter ook het enkelvoud gebruikt... hij heeft dus anderhalve appel. Hij is een echte nul - de persoon is onbeduidend. Van nul en generlei waarde - het is niets waard. Hij heeft nul op het rekest gekregen - op zijn verzoek kreeg hij een negatief antwoord. Je verstand op nul zetten - het niet begrijpen en er verder dan ook maar niet over nadenken. Verstand op nul, blik op oneindig - variant op bovenstaande. Dit dateert echt uit het jaar nul - dit is bijzonder ouderwets. Nul komma nul - echt helemaal niets. Een nul of nuldejaars is iemand die deelneemt aan de introductie- of kennismakingsweek of ontgroening van een universiteit of studentenvereniging;. Lege verzameling In de verzamelingenleer is de lege verzameling de verzameling zonder elementen. Notatie De lege verzameling wordt geschreven als "Ø" (wat afgeleid is van de Noorse letter "Ø" ) of gewoonweg als "{}". Eigenschappen Elke verzameling A heeft de lege verzameling als deelverzameling: Voor elke verzameling A geldt: de vereniging van A met de lege verzameling is A: - 10 - Voor elke verzameling A geldt: de doorsnede van A met de lege verzameling is de lege verzameling: De enige deelverzameling van de lege verzameling is de lege verzameling: De cardinaliteit van de lege verzameling is nul; de lege verzameling is ook eindig: |{}| = 0 De lege verzameling is zowel open als gesloten voor een topologie. Veel voorkomende misvattingen De lege verzameling is niet hetzelfde als niets; het is een verzameling waar niets in zit, en een verzameling is iets. Het begrip lege verzameling precies toepassen kan je helpen bij het begrijpen van de verschillende betekenissen van "niets" als een woord in de natuurlijke taal. Bijvoorbeeld, beschouw deze klassieke mop: Niets is beter dan eeuwige gelukzaligheid Maar een broodje ham is beter dan niets. Daarom, een broodje ham is beter dan eeuwige gelukzaligheid. Iedereen ziet dat de logica in deze mop onzinnig is, maar het is wellicht niet duidelijk hoe dit overeenkomt met de twee betekenissen van "niets". De eerste stelling beweert: De verzameling van dingen die beter zijn dan eeuwige gelukzaligheid is {}. De tweede stelling beweert: De verzameling {broodje ham} is beter dan de verzameling {}. - 11 - Nu is wel te zien dat de twee zinnen ongerelateerd zijn: de eerste gaat over individuele dingen, maar de tweede vergelijkt hele verzamelingen van dingen, waarbij {} ("De verzameling van niets) hele verschillende rollen speelt. Ironisch genoeg kan de lege verzameling goed gebruikt worden om het intuïtieve concept "niets" te analyseren, maar zorgt diezelfde lege verzameling voor een hoop verwarring bij de meeste mensen als ze haar voor het eerst zien. We kunnen bijvoorbeeld wel spreken over een "verzameling met nul elementen", maar we zijn niet heel erg geneigd om over een "stapel van nul pennen" te spreken. NaN NaN (Eng Not a Number) is binnen de informatica een speciaal resultaat van een wiskundige berekening waarbij getallen met een komma verwerkt worden. Het is binnen deze context het resultaat van: 0 gedeeld door 0 (ieder ander getal gedeeld door 0 geeft oneindig, ∞); de wortel van een negatief getal. NaN is echter niet hetzelfde als 0 of oneindig. verdere betekenissen In de meetkunde is de dimensie van een punt gelijk aan 0. In de kansrekening is de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis gelijk aan 0, als er geen kans op bestaat. In de natuurkunde komt de waarde nul veel voor. Bijvoorbeeld bij de temperatuurschaal in Celsius is nul de temperatuur van smeltend ijs. 0 Kelvin is het absolute nulpunt. Vrijwel alle natuurkundige grootheden kunnen de waarde nul aannemen, behalve diverse kwantummechanische grootheden, zoals de nulpuntsenergie. In de RGB kleurcodering komt de waarde nul overeen met de kleur zwart. In de economie betekent het getal nul dat er bijvoorbeeld geen vermogen is, of geen groei optreedt. In scenariostudies betekent de nul-situatie de huidige situatie, of de situatie zonder verdere ingrepen. In de tijd is het uur nul midden in de nacht en komt het één minuut na 23 uur 59. - 12 - Nul als getal? Met de komst van nul, begonnen dan ook de speculaties in hoeverre nul een getal was. Hoe het zich gedraagt in bewerkingen als optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffing en worteltrekking. In eerste instantie was het getal nul slechts een leesteken dat door verbeelding uit noodzaak bedacht is geworden om de notatie van getallen zo simpel mogelijk te maken. Brahmagupta kon in 600 aan de ene kant bondig zeggen dat een getal min zichzelf gelijk is aan nul, en aan de andere kant worstelen met een algemene regel voor wat er gebeurt als er nul bij een getal wordt opgeteld: “De som van nul en negatief is negatief, die van bevestigend en niets is positief, die van twee nullen is nul” Brahmagupta zag er duidelijk geen been in meerdere woorden voor hetzelfde ding te gebruiken Vijf eeuwen later haalde Bhãskara Brahmagupta aan met elegante bondigheid: “Bij het optellen van nul of het aftrekken daarvan blijft de hoeveelheid, positief of negatief, gelijk. Afgetrokken van nul echter, wordt zij haar omgekeerde” Hij schreef dit toen hij 36 was. Mahãvïrã leefde ongeveer tussen deze twee in rond 830, en zag nul als iets wat de schutkleur van zijn omgeving aannam. Hij vervolgt dat: “Een getal vermenigvuldigd met nul is nul, en het getal blijft onveranderd als het (...) met nul verminderd wordt” Brahmagupta voor en Bhãskara na hem waren het met hem eens. De drie puntjes staan voor een niet weergegeven stuk dat handelt over een onderwerpt waar de drie het ernstig over oneens waren: delen door nul. Mahãvïrã zegt hierover: “Een getal blijft onveranderd als het door nul wordt gedeeld” - 13 - Zijn vertaler probeert hem voor deze foute bewering te verontschuldigen door te zeggen dat Mahãvïrã duidelijk denkt dat delen door nul helemaal geen deling is. Hij moet waarschijnlijk zo geredeneerd hebben: Aangezien een vermenigvuldiging kan worden gezien als een gestroomlijnde optelling ( 4x5 is op te vatten als het optellen van vier vijven), kan een deling ook geschouwd worden als een aftrekking (20:5 betekent dat er viermaal 5 van 20 moet worden afgetrokken). Als dat zo is, betekent een getal delen door 0 dat er 0 van dat getal moet worden afgetrokken, waardoor het getal intact blijft en delen door nul dus geen deling is. Natuurlijk zou deze analogie hem moeten doen afvragen hoeveel keer 0 van 20 kan worden afgetrokken. Maar achteruitdenken bij een aftrekking vertroebelt de geest. Brahmagupta is zoals gewoonlijk voorzichtig: “Positief of negatief, gedeeld door nul, is een breuk met nul als noemer. Nul gedeeld door negatief of bevestigend is nul of wordt uitgedrukt door een breuk met als teller nul en de eindige hoeveelheid als noemer (...) nul gedeeld door nul is niets (...).” Hij heeft gelijk wat 0/a betreft dat is 0, waarin a een positief getal is. Zeggen dat a gedeeld door 0 gelijk is aan a/0 is niet meer dan de ene notatie door de andere vervangen om je niet te hoeven uit te spreken over de uitkomst. Wat is het toch ook zo moeilijk om de zin “ik weet het niet” op papier te zetten. Wat hij over 0/0 = 0 zegt is onzin. Nu naar Bhãskara. In het begin houdt hij zijn kaarten net zoals Brahmagupta zo dicht mogelijk bij zijn borst: “een hoeveelheid, gedeeld door nul, wordt een breuk waarvan de noemer nul is. Deze breuk wordt een oneindige hoeveelheid genoemd. In deze hoeveelheid, die bestaat uit dat wat nul als deler heeft, is geen verandering, hoewel veel eraan kan worden toegevoegd of van worden afgetrokken; zoals er in de oneindige en onschendbare God geen verandering optreedt wanneer werelden worden geschapen en vernietigd, hoewel talloze orden van schepselen worden verzwolgen of voortgebracht” Het raadsel van de blauwe kater , Eduard Frieser Deze belangrijke passage heeft sterk de aandacht van commentatoren getrokken. Een van hen, aan het eind van de zestiende eeuw, probeerde - 14 - Bhãskara’s opvatting te illustreren door het beeld van een zonnewijzer op te roepen: “De schaduw van de verticale stijl bij zonsopkomst en zonsondergang is oneindig lang, en het maakt niet uit wat de straal van de zonnewijze of de hoogte van de verticale stijl is. Toch komt het nog steeds voor dat mensen denken dat a/0 gelijk is aan ∞. Wat betekent deze vergelijking? 20/5 = 4 heeft zin want het is een vergelijking tussen getallen. Oneindigheid is geen getal. Dus wat we met a/0 aanvangen? Het antwoord zegt ons veel over de kracht van de wiskunde. Het zou zeer tegennatuurlijk zijn te geloven dat alle getallen hetzelfde zijn. De verschillende getallen zijn juist uitgevonden en “gedefinieerd” om verschillende hoeveelheden te kunnen aanduiden. Nu luidt volgende stelling: Als het mogelijk zou zijn om door nul te delen, dan zouden alle getallen hetzelfde zijn. Ieder getal maal nul is immers nul. Zo geldt: 16 x 0 = 0 en 7 x 0 = 0 Dus 16 x 0 = 7 x 0 Als je kon delen door 0 16 x 0 / 0 = 7 x 0 / 0 en Dus 16 = 7 Deze stelling geldt voor elke twee verschillende natuurlijke getallen a en b. Je kunt dus niet delen door 0 en a/0 betekent dus niets. We hebben nu vastgesteld dat a/0 niets betekent omdat het te veel betekent: het kan elk willekeurig getal zijn. Maar geldt dat ook als a ook 0 is? Is 0/0 altijd even betekenisloos als bijvoorbeeld 4/0 of -81/0? Zouden er omstandigheden kunnen zijn waaronder andere getallen gluren door de spleten van het masker waar 0/0 op zijn kant op lijkt? Laten we dit hersenspinsel even laten bezinken. Laten we een kijkje nemen naar het gedrag van nul in de wereld van de exponenten. Zouden deze bewerkingen met nul evengoed mogelijk zijn als met ieder ander getal? - 15 - 57 betekent 5*5*5*5*5*5*5 of 78 125 en 75 betekent 7*7*7*7*7 of 16 807. Machtsverheffen is een bijzonder soort vermenigvuldigen zoals vermenigvuldigen een bijzonder soort optellen is. Er is geen probleem als we nul tot een macht verheffen: 05 betekent 0*0*0*0*0 wat natuurlijk 0 is. Maar draai de rol eens om en vraag wat 50 betekent. Als we over deze vraag proberen te filosoferen, krijgen we een ingewikkeld verbaal probleem: is het geen een keer vijf keer zichzelf, en als dat zo is, is dat nul of heeft het geen betekenis?, Aangezien 51 = 5, is 50 vijf minder, dus weer 0? Maar wat zou 5-1 dan betekenen: weer 5 minder en dus -5? Dat klinkt niet waarschijnlijk. Of betekent 50 dat je 5 helemaal niet tot een macht verheft en is het gewoon 5? Aangezien 51 = 5, zou dat leiden tot de onmogelijkheid 1 = 0 ! Laten we even alles op een rijtje zetten. We begrijpen wat 57 betekent. We begrijpen wat 54 betekent. Begrijpen we 57 * 54 ? Natuurlijk, dat is 7 + 4 = 11 vijven met elkaar vermenigvuldigd. En 57 / 54 ? Schrijf het maar uit: 57 / 54 = 5*5*5*5*5*5*5/5*5*5*5 Is er een manier om deze breuk te vereenvoudigen in plaats van eerst alles te vermenigvuldigen en dan door elkaar te delen? Ja. Aangezien 5/5 gelijk is aan 1, hebben we hier vier paar 5/5, dus 1*1*1*1 en blijft er nog 5*5*5 over. Met andere woorden, 57 / 54 = 53 Het is dus heel eenvoudig bij 57 * 54 kun je de exponenten bij elkaar optellen en krijg je 511 , bij 57 / 54 trek je ze af en krijg je 53 Dit was de hint die we nodig hadden en we keren terug naar de minotaurus 5 0 in het hart van het doolhof. 0 is een willekeurig getal min zichzelf. Dus 57 / 57 = 57-7 = 50 , en 57 / 57 = 1 dus 50 = 1. Aangezien er niets bijzonders aan 5 is, moet deze regel algemeen geldig zij: a0 = 1 voor iedere a. Dit resultaat kan er vreemd uitzien en onverwachts maar er is geen twijfel aan de juistheid er van. - 16 - Nu hoor ik u al zeggen: “Voor iedere a? En als a = 0 : is 0 ook gelijk aan 1? Helaas kunnen we ons trucje hier niet toepassen omdat 03 / 03 = 0*0*0 / 0*0*0 en dus 0/0 wat ons weer brengt bij het onderwerp wat we nu net wachtzaal hadden geplaatst. Laten we de exponenten die ons terug in de problemen hebben gebracht gebruiken om ons er terug uit te helpen. Daarvoor moeten we eerst onze kennis over exponenten uitbreiden naar de rationele getallen. We weten dan we bij een vermenigvuldiging van machten met dezelfde grondtallen we de exponenten moeten optellen en bij delen ze moeten aftrekken. 52 / 53 = 52-3 = 5-1 eveneens is 52 / 53 gelijk aan 5*5/5*5*5 wat 1/5 oplevert 5-1 is dus 1/5 en om diezelfde reden is 5-2 gelijk aan 1/52 . Ook geldt 51/2 * 51/2 = 51/2+1/2 = 5 ! Dat betekent dat 51/2 een getal is dat mits met zichzelf vermenigvuldigd gelijk is aan 5. Het enige getal dat hier aan voldoet is √5 . Dus 51/2 = √5 enzovoort. Laten we nu 00 eens bekijken: 03 = 0 aangezien 03 = 0*0*0, en 02 = 0 en 01 = 0. Nu hebben zonet gezien dat 01/2 = √0 en √0 = 0 . Evenzo is 01/3 = 3√0, net als 01/4 en 01/5 enzovoort. Als we de redenering omlaag voortzetten, wat zou dan meer overtuigend zijn dan de bewering 00 = 0 ? Even overtuigend is ook het volgende: 50, zo hebben we bewezen, is 1. Dat geldt ook voor 40, 30 en 20. Dus moet (1/2)0 gelijk zijn aan 1, evenals (1/3)0, (1/4)0 enzovoort. Als je dus op deze manier naar nul kruipt, dus de exponent houdt en het grondtal naar nul laat naderen, is het pijnlijk duidelijk dat 00 =1. Maar hoe kan 00 nu tegelijk 0 en 1 zijn dat zou weer leiden tot de paradox 0=1! Het niets dat we proberen te vatten door het iets dat ons wegleidt met het dwaallicht stralend door de kracht van de leegte. - 17 - Het vraagstuk van het niet-zijn: een verwevenheid van het iets en het niets Een vraag uit de metafysica en de filosofie en ja! Ook uit de fysica. ‘Het zijn’ en ‘het niet zijn’,’ het iets’ en ’het niets’, evenzeer onware substantieven. Het Boeddhisme geeft u de keuze uit 2 tegengestelde beelden die even waar zijn als onwaar en met elkaar verweven zijn. De leegte en de volheid. De volheid oppert hoe vol alles is. De wereld is vol van wezens die en geheel vormen. Elk blad vormt een nieuwe tuin. Men kan het vergelijken met een doek. Het beeld van de volheid ziet het doek als een volheid met talloze draden die weer bestaan uit kleinere draden en dingen die op hun beur vol van zichzelf zijn. Het beeld van de leegte ziet de ruimte tussen de draden en verwevingen in. Het kolossale niets de openheid van alles. Het bestaan van een niets, in de fysische betekenis van een absolute ledigheid, is lang een onderwerp van discussie geweest. Tot ver na de Middeleeuwen dacht men dat de natuur een afkeer had van een niets en deze "niets" weer samenperste tot het gevuld was. Dit staat ook wel bekend onder het begrip Horror vacui. Naarmate het inzicht vorderde leek het erop dat een vacuüm wel degelijk kan bestaan, en dat de ruimte tussen de sterren vrijwel leeg was. Tussen de individuele gasatomen zou er niets zijn. Echter de komst van de kwantummechanica heeft dat beeld weer doorbroken. Een elementair begrip uit de kwantummechanica is het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Dit stelt dat van een deeltje nooit de energie en positie tegelijk precies bekend kan zijn. Dit betekent ook dat de energie van het vacuüm niet nul kan zijn, met andere woorden, er kan altijd een deeltje aanwezig zijn. Uit het niets ontstaan spontaan deeltjes en deze vernietigen elkaar weer. Uit experimenten is het bestaan van deze vacuümenergie inderdaad aangetoond. Het lijkt er op dat het absolute niets niet bestaat, in ieder geval niet in ons heelal. Of er "daarbuiten" niets bestaat is een vraag voor filosofen en metafysici, daar kan de wetenschap geen uitspraak over doen. - 18 - Ook bestaat er de eeuwige vraag van het zijn en de waarschijnlijkheid van zijn. Hoe zeker zijn we van ons bestaan? Als men de fysica bekijkt is het uiterst zeer onwaarschijnlijk dat we bestaan. De talloze constanten en consistente verbanden tussen de grootheden die allen zo onwaarschijnlijk zijn dat het lijkt op een galactisch lottobiljet met een 1 kans op oneindig. De fysica wimpelt deze vraag en dit probleem op een zeer elegante manier af, dat het zeker een bespreking waard is in dit eindwerk. Het Antropisch Principe Things are as they are because we are Het is een antwoord op de vraag: “Waarom zijn de dingen zoals ze zijn?” De dingen zijn zoals ze zijn om de simpele reden dat als ze anders waren wij die vraag niet eens konden stellen. Het antwoord zit dus in de vraag zelf vervat De dingen zijn zoals ze zijn omdat we de vraag kunnen stellen waarom ze zo zijn. Omdat wij er zijn! Het niets. Het probleem van het niets is dat het niet te vatten is. Vragen als “wat was er voor de oerknal” waarop de fysicus ons antwoordt dat de vraag even zinnig is als “wat is er ten noorden van de noordpool” Steven Hawking bedacht ooit een theorie met een imaginaire tijd, loodrecht op de reële tijd, waarbij de reële tijd zo gekromd zou zijn dat ze in het verlengde zou liggen van de imaginaire tijd en het heelal dus helemaal geen begin heeft. Maar dat het gewoon zo lijkt net als men zou kunnen zeggen dat de aarde in de noordpool begint. Het is duidelijk dat hawking met die gedachte een voorstander is van het volle beeld van de boeddhisten. Het probleem dat we hebben met het niets blijkt ook in onze omgang met de dood. We geloven in godsdiensten die een leven na de dood voorzien omdat we er niet bij kunnen dat we na de dood ophouden te bestaan en naar het eeuwige niets. Het eeuwige niets! Is dat goed of is dat slecht? Hoe goed of slecht is het niet-bestaan? Een zekere eugeneticus Julian Huxly sprak in 1937 over mensen met een geestelijke handicap en zei dat we ze weliswaar de best mogelijk zorg moesten geven, maar dat het beter voor ons en henzelf zou zijn geweest als ze nooit waren geboren. Voor ons kan u afgaan op de last die we er van ondervinden die u dan weer kan verwerpen met de liefde die van hen uitgaat. Maar voor henzelf???? Hoe kan men nu weten dat het bestaan beter of slechter is als het niet-bestaan. Ook al is het bestaan lijden waarom zou het dan slechter zijn dan het niet-bestaan. - 19 - De dood, het eeuwige niets, heeft niets te maken met het leven zei een filosoof ooit. als wij er zijn is de dood er niet. En als de dood er is zijn wij er niet. Dat eeuwige niets is goed noch slecht. Zoals de dieren in de natuur goed nog slecht zijn alleen maar omdat het natuurlijk is. Dat onderscheid tussen goed en slecht en zonde is een uitvinding van de mens. Het eeuwige niets is goed noch slecht. En de enige reden waarom je er niet zelf voor zou mogen kiezen is omdat het On-Way ticket is. Uitstel is geen afstel en doodgaan doe je toch Uit het niets zijn wij ontstaan en in het niets zullen wij verdwijnen. “Het grootste mysterie is niet dat wij willekeurig tussen de overvloed aan materie en sterren zijn gegooid, maar dat binnen deze gevangenis wij ons beelden voor de geest kunnen halen die krachtige genoeg zijn om onze nietigheid te ontkennen.” André Malraux fans auteur (1901 - 1976) - 20 - Bibliografie Internet http://nl.wikipedia.org/wiki/Nul http://www.heinpragt.com/symbols/getallen1.php http://www.bop.vgc.be/tijdschriften/kits/000115/millennium.html http://staff.science.uva.nl/~rhd/piraha.html http://www.egoproject.nl/star/star1.htm http://www.hawking.org.uk/ Literatuur: De wereld van Sophie Einstein’s droom Het paradoxale niets “Een geschiedenis van het getal nul” - 21 - Jostein Gaarder Stephen Hawking Robert Kaplan