Inleiding astrofysica 2003 Wat is het zonnestelsel? Inleiding Astrofysica Het zonnestelsel bestaat uit Paul van der Werf een centrale ster: de zon acht planeten in banen rond de zon satellieten in banen rond de planeten astroïden de Kuiper gordel (met Pluto als grootste object) kometen meteorieten interplanetair stof en gas magneetvelden Fysica van het zonnestelsel 4 Inleiding astrofysica Z ` T _a ] _ ]^ Y N I Q @A ? 67 GH D C 8 34 + )* % " ' # $ 0 , -. > ; 5 : <= ; 9 / Veel manen Veel ringen Inleiding astrofysica LM E F B K J Voornamelijk gasvormig Voornamelijk H2 en He Geen vast oppervlak S P O R WX V U \ [ Hoge massa Grote straal Weinig satellieten Geen ringen Planetaire satellieten Lage dichtheid Voornamelijk rotsachig materiaal Veel zware elementen Vast oppervlak 3 12 Hoge dichtheid Inleiding astrofysica ( Relatief groot Lage massa Kleine straal 2 & De buitenplaneten De binnenplaneten Relatief klein Inleiding astrofysica 5 Inleiding astrofysica ! Sterrewacht Leiden De zon en de planeten 6 1 Inleiding astrofysica 2003 Vergelijkende planetologie I J J J K K K 1 grote satelliet Voor endogene processen is energie nodig Kleine planeten (en manen enastroiden) hebben meestal weinig inwendige warmte, en daarom weinig endogene activiteit. Exogene processen werken op alle planeten (en manen enz.). Bij de binnenplaneten zijn de belangrijkste energiebronnen: L L I J I M schermt UV af beschermt tegen meteorieten broeikaseffect M vulkanisme erosie tektoniek M *+ inslagen zeer weinig kraters zuurstofrijke atmosfeer endogeen (van de planeet zelf): L " /( ! (0 / , -. ( () exogeen (van buiten de planeet): K J 45 I 9 13 J : ;: 21 < A => 78 87 ?@ 67 &' # $$% 4 processen die het oppervlak veranderen voorwaarde voor leven temperatuur stabiliteit erosie M DE enige planeet met leven (voor zover we weten) oppervlak 71% water J FG B H CB I I Een planeet in detail: de Aarde L Massapercentages Inleiding astrofysica 7 8 Erosie Inleiding astrofysica 9 Platentektoniek beweging van tektonische platen 2 - 3 cm/ jaar (groeisnelheid vingernagels) voor het eerst voorgesteld in ~ 1620 (Bacon), geaccepteerd sinds ~ 1970 M M M Vulkanisme Inleiding astrofysica Radioactiviteit Zonlicht Energie van de vorming Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 10 Inleiding astrofysica 11 Inleiding astrofysica 12 2 Inleiding astrofysica 2003 ⇒ ve = 2GM ⊕ r⊕ 13 v 2 dv kT vrms = met als typische snelheid 3kT m dus om een molecuul vast te houden Inleiding astrofysica GmM ⊕ 150kr⊕ 14 Broeikasgassen en temperatuur oorspronkelijke atmosfeer (H2 + He) verloren! Tweede atmosfeer: "outgassing" 2 bv. ve > 10vrms ⇒ T < Broeikaseffect vulkanisme: H2O, CO2, N2, (H2 ontsnapt) kometen: H2O H2O vormt oceanen, lost meeste CO2 op CO2 opgesloten in kalksteen O2 vrij recent: ~ 2 miljard jaar geleden, fotosynthese O2 geioniseerd door UV in hoge atmosfeer, vormt ozon O3 O3 beschermt leven op land Inleiding astrofysica 15 De maan Zon verwarmt aarde tot ~300 K dus aarde straalt vooral bij ~10–20µm. Broeikasgassen (CO2, CH4) absorberen bij 10–20µm dus atmosfeer warmt op. CO2 in de atmosfeer ⇒broeikaseffect! meer broeikasgassen ⇒ hogere temperatuur, klimaat veranderingen GmM ⊕ r⊕ F (v )dv ∝ e − 12 mv ⇒ 12 mve2 = waarom geen H2 en He atmosfeer? waar komt het water vandaan? kan de aarde een atmosfeer vasthouden? T ≈ 300 K dus vrms>ve voor H2 en He tot Wat is de snelheid van moleculen in de atmosfeer? De snelheidsverdeling is de Maxwellverdeling: De ontsnappingssnelheid is de snelheid die een object moet hebben om aan de zwaartekracht te ontsnappen. Dus: ∆E = 0 Inleiding astrofysica Evolutie van de aardatmosfeer Atmosfeer en zwaartekracht De aardatmosfeer temperatuur voorkant Delicate balans! Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 16 Inleiding astrofysica 17 Inleiding astrofysica achterkant 18 3 Inleiding astrofysica 2003 Vergelijking met aarde Maanoppervlak: kraters Waarom geen geologische activiteit? Maan: Maanmoet al zijn thermische energie hebben verloren. Hoe kan dat? De afkoeling is evenredig met het oppervlak A= 4 πr2 zwaar bekraterd geen vulkanisme of platentektoniek: geologisch dood geen atmosfeer, dus geen erosie geen magnetisch veld ⇒ geen endogene processen; exogene processen bepalen oppervlak Aarde: De hoeveelheid thermische energie is evenredig met het volume V = 4/3 πr3 ⇒ afkoeltijd ∝ V/A ∝ r dus kleinere objecten koelen sneller af en hebben minder endogene processen. Inleiding astrofysica 19 Inslagen voor het eerst voorgesteld door Grove Gilbert in ~1890; pas veel later geaccepteerd als verklaring; tot die tijd ging met uit van vulkanisme. Tegenargument was: als kraters door inslagen komen, waarom zijn ze dan altijd rond, nooit sterk elliptisch (zoals verwacht bij een schuine inslag)? Later begreep men dat inslagenniet passief zijn maar explosief. De invalshoek is onbelangrijk. (bomkraters uit de 1ste wereldoorlog). Fysica van het zonnestelsel 20 Inslaggeschiedenis Kratering door inslagen Inleiding astrofysica Inleiding astrofysica zeer weinig kraters actieve platentektoniek en vulkanisme: geologisch actief dichte atmosfeer veroorzaakt broeikaseffect en erosie sterk magnetisch veld ⇒ endogene processen bepalen het oppervlak Inleiding astrofysica Inleiding astrofysica 21 Atmosfeer Geologisch dood, geen weer, geen oppervlaktewater, dus geen erosie, het oppervlak verraadt de inslaggeschiedenis. De maria zijn slechts ~500 mijoen jaar (~10%) jonger dan de hooglanden (bepaald met radioactiviteit vanmaan rotsen). Dus nam de inslagfrequentie sterk af tussen 4.5 miljard en 4.0 miljard jaar geleden, want de hooglanden hebben 10 maal zoveel kraters als de maria. Hevig inslagbombardment in het vroege zonnestelsel. 22 De maan heeft tijd gehad om af te koelen, de aarde niet. Waarom heeft de maan geen atmosfeer? Ontsnappingssnelheid ~4.8× minder dan op aarde Zelfs zware moleculen ontsnappen De maan kan geen atmosfeer vasthouden 23 Inleiding astrofysica 24 4 Inleiding astrofysica 2003 Getijden evolutie Getijdenwerking van de maan Getijdenwerking van de maan Maan veroorzaakt getijden op aarde A x r Wat domineert de krachten en getijdenwerking op aarde: de zon of de maan? m B M Waarom zijn er 2 vloed-pieken? dF 4Gmmaan M ⊕ R⊕ = dr r3 NB: r = afstand aarde-maan dF = 2 R⊕ m Krachtverschil tussen A en B: Getijden ⇒ langzamere rotatie + grotere afstand Lang geleden: maan veel dichterbij, getijden veel sterker en vaker Verre toekomst: maan veel verder weg, getijden zwakker en minder vaak Eindpunt: synchrone rotatie aarde (dag = maand) 3 dFzon M d = zon maan ≈ 0.45 dFmaan M maan d zon 2 Fzon M zon d maan = 178 = Fmaan M maan d zon Antwoord: De aarde staat niet stil. Hij "valt naar de maan". Moleculen in A vallen sneller dan de aarde, moleculen in B vallen langzamer. Dus twee vloed-pieken! De zon domineert de kracht maar de maan domineert de getijden! Inleiding astrofysica 25 Inleiding astrofysica Gevolg van getijden evolutie rotatie van de maan en baan rond de aarde duren even lang! vervorming van de maan door getijden veroorzaakt door aarde dissipeerde rotatie energie als synchrone rotatie berijkt is, geen getijden meer! Fysica van het zonnestelsel Inleiding astrofysica 27 Mercurius Processen: Maan rotateert synchroon met de aarde Inleiding astrofysica 26 Binnenplaneten Synchrone rotatie van de maan vloedpieken worden door wrijving met aarde meegenomen: lopen iets voor gravitationele krachten op de vloed-pieken remmen de rotatie van de aarde af gravitationele kracht van vloedpieken trekken de maan vooruit in zijn baan behoud van impulsmoment en energie ⇒ afstand aarde-maan neemt toe (~3 cm/jaar) intensiteit van zonnestraling broeikaseffect geologische activiteit inslagen getijdenwerking Breuk 28 Inleiding astrofysica 29 Inleiding astrofysica 30 5 Inleiding astrofysica 2003 Mercurius Baan van Mercurius en getijden Maanachtig oppervlak zwaar bekraterd breuken zijn waarschijnlijk krimplijnen exogene processen domineren overdag 700 K 's nachts 100 K (eigenlijk vrij koud) Dicht bij de zon: heet Sommige gebieden bij de polen liggen permanent in de schaduw: De baan van Mercurius is via getijdenaan de zon gekoppeld, maar anders dan de maan. Venus Mercurius draait 3 keer om zijn as per 2 omlopen om de zon. water ijs bij de polen! Geen atmosfeer (te licht en heet) Inleiding astrofysica 31 32 Oppervlak van Venus Inleiding astrofysica 33 Radarkartering Venus heeft ongeveer dezelfde massa als de aarde. Combinatie van endogene en exogene processen: vulkanisme (actief???) erosie tektoniek (actief???) lichte kratering De atmosfeer van Venus is rijk aan CO2. Anders dan op aarde wordt die niet door oceanen geabsorbeerd ⇒ extreem broeikas effect met temperatuur van 750K (warmer dan Mercurius overdag!) Venus Inleiding astrofysica Oppervlak niet zichtbaar door wolken ⇒ radarkartering Retrograde rotatie Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 34 Inleiding astrofysica 35 Inleiding astrofysica 36 6 Inleiding astrofysica 2003 Venus: Miss Piggy vulkaan Mars vanaf aarde Inleiding astrofysica 37 Mars vanuit ruimte Inleiding astrofysica 38 Vulkanen op Mars Mars heeft ongeveer half de straal en 10% van de massa van de aarde. Vrij sterk bekraterd maar ook vulkanisme (dood), tektoniek en erosie door water (vroeger) en wind (vroeger en nu) ⇒ combinatie van endogene en exogene processen Actieve atmosfeer (stormen, sneeuw) Seizoenen (stormen, poolkappen) Vroeger water ⇒ leven? Inleiding astrofysica 39 Erosie op Mars: vroeger vloeibaar water Mars oppervlak Olympus Mons (24km hoog): grootste vulkaan in zonnestelsel Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 40 Inleiding astrofysica 41 Inleiding astrofysica 42 7 Inleiding astrofysica 2003 Fossiel bacterieel leven? Leven op Mars? De buitenplaneten Viking 1 1997: mogelijke fossiele bacteriën in Mars-meteoriet gevonden in Antarctica 1898: H. G. Wells “War of the Worlds” 1938: Orson Welles radio uitzending 1976: Viking 1 opname: het gezicht op Mars Mars Explorer Inleiding astrofysica gas reuzen: dikke atmosferen van voornamelijk H2 en He met waarschijnlijk rotsachtige kernen ongeveer zo groot als de aarde. ringen veel manen geen vast oppervlak, dus geen endogene of exogene processen die het oppervlak beinvloeden: geen kraters geen vulkanisme geen tektoniek geen erosie Maar: grote planeten hebben veel interne thermische energie. Als er geen endogene processen zijn, waar gaat die energie dan heen? door sommigen voor planetair irrigatie systeem gehouden 1877: Schiaparelli: “canali” 43 Inleiding astrofysica 44 Inleiding astrofysica 45 De grote rode vlek Stormen Banden en stormen Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 46 Inleiding astrofysica 47 Inleiding astrofysica 48 8 Inleiding astrofysica 2003 Neptunus Neptunus Jupiter Ringen zijn dun: ± 1 km Ringen zijn transparant Scheidingen in ringen Ringen Jupiter: stof ring Saturnus: ijsbrokken spaken, scheidingen Uranus: koolstof Neptunus: koolstof boogjes Uranus Hardste wind van het zonnestelsel: 2000 km/uur. Grote Donkere Vlek: storm Dunne ring Maan Triton in retrograde baan (⇒ ingevangen?), geologisch actief Ringen van Saturnus Inleiding astrofysica 49 Inleiding astrofysica Saturnus De Roche-limiet scheidingen in ringen: resonanties met satellieten. bv. Cassini scheiding: 2:1 resonantie met Mimas. In resonantie wordt materiaal naar buiten getrokken ⇒ scheiding ontstaat en materiaal is uit resonantie dF 2GmMdr = getijden dr D3 Gm2 gravitatie dF = 2 dr dF = dr m, ρm M, ρM D spaken: magnetische krachten? puin van meteorieten? R 1 Binnen de Roche-limiet D is de getijdenwerking sterker dan de zelfgravitatie: NB: ringen opgeruimd door botsingen, resonanties, zonnewind, etc. ⇒ leeftijd ~108 jaar ⇒ "recente" activiteit Fysica van het zonnestelsel Getijdenwerking op 2 deeltjes op afstand dr: krachtverschil dr Scheidingen en spaken in ringen Inleiding astrofysica 50 52 planeten/manen kunnen niet vormen alleen materiaalsterkte houdt objecten heel Inleiding astrofysica 2M 3 ⇒ D= dr m 1 ρ 3 ⇒ D = 2.5 M R ρm voor homogene bollen 53 Inleiding astrofysica 54 9 Inleiding astrofysica 2003 Astroïden Oorsprong astroïden Kirkwood scheidingen Bewijs voor de invloed van Jupiter: de Kirkwood scheidingen De regel van Titius en Bode: de stralen van planeetbanen voldoen aan r = 0 .1 AU (3n + 4) ( n = 0,1,2,3, 4,5,6,7,8) TB 0.4 0.7 1.0 1.6 2.8 5.2 10.0 19.6 Mercurius Venus Aarde Mars ? Jupiter Saturnus Uranus r 0.39 0.72 1.0 1.52 — 5.20 9.54 19.16 Inleiding astrofysica ¼ Jupiter verstoorde banen en voorkwam zo vorming van een planeet 55 Inleiding astrofysica Trojanen: zelfde baan als Jupiter! 56 Inleiding astrofysica ongeveer 200 Apollo astroïden (astroïden met banen die de aardbaan kruisen) bekend vallen na ongeveer 107 jaar in de zon, worden aangevuld door verstoringen op de hoofd gordel door Jupiter Barringer krater 60º 60º L5 30000 jaar oud 1.2 km krater 30 m meteoriet Tunguska 1908 ~ 500 m meteoriet 2200 km2 oppervlak L4 57 Inslagen gaan naar banen in het binnengebied van het zonnestelsel: Apollo astroïden worden ingevangen door de reuzenplaneten: kleine satellieten komen in stabiele banen in L4 en L5 Lagrange punten van het zon-Jupiter 60º 60º systeem terecht: de Trojanen Astroïden met perioden die een simpele fractie (1:2, 1:3, 1:4, 2:3…) van de periode van Jupiter zijn ontbreken! Resonanties met Jupiter Jupiter ruimt geleidelijk de astroïden gordel op astroïde Ida, lengte 56 km met maantje(!) Dactyl, 1.5 km Apollo astroïden Astroïden die na verstoring door Jupiter uit de hoofdgordel verdwijnen 1 Lot van astroïden ½ Trojanen Voorspelt een planeet op r = 2.8 AU Giuseppe Piazzi ontdekt Ceres in 1801 Baan berekend door Gauss, r = 2.77 AU Ceres slechts 900 km in diameter. In de volgende 50 jaar: Pallas, Juno and Vesta Nu vele duizenden banen bekend Waarschijnlijk > 500000 groter dan 1 km Totale massa slechts 5% van massa van maan Peekskill 1993 ~1m meteoriet Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 58 Inleiding astrofysica 59 Inleiding astrofysica 60 10 Inleiding astrofysica 2003 Satellieten van Jupiter Triton (ingevangen satelliet van Neptunus) Pluto Charon op regelmatige afstanden van hoofdplaneet banen bijna cirkelvormig, in equatoriaal vlak satellieten bijna bolvormig synchrone rotatie endogene en exogene processen Gewone satellieten 64 Inleiding astrofysica . * 0 - - / ) , 65 Inleiding astrofysica $ "# ! ( % & & # ' 2 4 4 8 1 9 2 34 2 34 2 1 + banen sterk elliptisch, vaak hoge inclinatie, soms retrograad vaak zo ver van de planeet als nog kan zonder te ontsnappen meestal alleen exogene processen 8 Ingevangen manen 56 klein en onregelmatig van vorm binnen de ringen en de Roche limiet alleen exogene processen 9 Brokstukken van botsingen Pluto en Charon vormen een dubbelsysteem Ze keren elkaar altijd dezelfde zijde toe (beide in synchrone rotatie door wederzijdse getijden!) 4 Satellieten: 3 typen De grootste bekende Kuiper gordel objecten zijn Fysica van het zonnestelsel 61 Pluto, Charon en Triton Inleiding astrofysica objecten buiten de baan van Neptunus (30 –50 AU, mogelijk tot 130 AU) ongeveer 100 bekend (100 – 500 km diameter) naar schatting >70000 objecten van >100 km primitiefste materiaal van het zonnestelsel veel objecten in 3:2 resonantie banen met Neptunus (net als Pluto): “Plutino's” 76 Inleiding astrofysica 180 km Chicxulub krater 10 km object 65 miljoen jaar oud Laag rijk aan iridium aan eind van mesozoicum, over hele wereld Resulterende klimaatverandering waarschijnlijke oorzaak uitsterven dinosauriërs Meteoriden - kleine rotsachtige objecten in het zonnestelsel Meteoren lichtverschijnsel als meteoride atmosfeer binnendringt (wrijving en verbranding): vallende ster Meteorieten - restanten die de grond bereiken De Kuiper gordel Ongeveer 100000 meteoren per uur Voornamelijk objecten met grootte ~1cm Dagelijks honderden tonnen Katastrofale inslag Meteorieten 66 11 Inleiding astrofysica 2003 Galilei's Satellieten Endogene processen in satellieten Inleiding astrofysica 67 Ganymedes Fysica van het zonnestelsel Io-Europa-Ganymedes baan resonantie 1:2:4 ⇒ geen synchrone rotatie ⇒ getijdenverwarming ⇒ endogene processen sterkst bij binnenste manen: Io en Europa bij Jupiter Enceladus bij Saturnus Miranda bij Uranus Inleiding astrofysica enige van de 4 grote satellieten zonder baanresonantie synchrone rotatie geen getijdenverwarming geologisch dood zwaar bekraterd 68 Inleiding astrofysica 69 Europa grootste maan van het zonnestelsel (groter dan Mercurius en Pluto) baanresonantie met Io en Europa: getijdenverwarming breuken en groeven: platentektoniek Inleiding astrofysica Voor endogene processen is energie nodig Satellieten zijn klein ⇒ koelen snel af Ze staan ver van de zon ⇒ waar komt de energie voor endogene processen vandaan? getijden verwarming Effecten van getijden: baan evolutie (van of naar planeet) baan circularisatie verwarming van inwendige synchrone rotatie (⇒ geen getijden verwarming meer!) Callisto baanresonantie met Io en Ganymedes ⇒ geen synchrone rotatie ⇒ getijdenverwarming zorgt voor geologische activiteit gebarsten ijsoppervlak met waarschijnlijk daaronder vloeibaar water 70 Inleiding astrofysica 100 x 140 km 71 Inleiding astrofysica 72 12 Inleiding astrofysica 2003 IJsschotsen op Europa Io baanresonantie met Io en Europa ⇒ geen synchrone rotatie ⇒ getijdenverwarming zorgt voor geologische activiteit wegens korte afstand tot Jupiter getijdenverwarming zeer sterk actief vulkanisme (zwavel), inwendige waarschijnlijk gesmolten 1.7 x 4 km 32 x 42 km Inleiding astrofysica 73 Inleiding astrofysica Vulkanisme op Io 74 75 Kometen Io bewegingsrichting vulkanisme geen kraters Europa tektoniek weinig kraters Ganymedes tektoniek enige kraters Callisto geen geologische activiteit voornamelijk kraters stof staart Vergelijkende planetologie Inleiding astrofysica naar zon 106 km Coma ionen staart 1979 1996 Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 76 Inleiding astrofysica 77 Inleiding astrofysica 78 13 Inleiding astrofysica 2003 Oorsprong van kometen Actief gebied (geyser) Komeetkernen banen: kleine inclinaties, aphelium ~ 30 - 1000 AU, korte omlooptijden (< 200 jaar) gravitationele storingen door de reuzenplaneten brengen kometen op banen langs de zon 16 km Kometen bestaan voornamelijk uit water met daarin ander materiaal (waaronder organisch): het "vuile sneeuwbal" model Ze zijn niet veranderd sinds de vorming van het zonnestelsel: "kosmische fossielen" Ze leveren fysische en chemische informatie over het protozonnestelsel Ze hebben mogelijk een groot deel van het water en organische stoffen (en leven?) op aarde gebracht niet op schaal! Oort wolk: banen: hoge excentriciteit, alle inclinaties, aphelium 10000 - 100000 AU, lange perioden (~10 miljoen jaar) mogelijk meer dan een biljoen objecten (totale massa > 10 M⊕) gravitationele storingen door passerende ster brengen kometen op banen langs de zon massa-uitsterven periodiek met periode 26 miljoen jaar ????? storingen door Nemesis, onzichtbare begeleider van de zon ????? 8 km Inleiding astrofysica Oort wolk Kuiper gordel: 79 80 Inleiding astrofysica 81 Kometen en Jupiter Einde van kometen Inleiding astrofysica baan van Neptunus SL9 Jupiter fungeert als stofzuiger in het zonnestelsel Jupiter vangt kometen in (beschermt zo andere planeten) bv. Shoemaker-Levy 9 inslag op Jupiter in 1994 ingevangen in baan rond Jupiter circa 1920 in 1992 uit elkaar getrokken: kern kwam binnen Roche-limiet Tunguska inslag, 30 Juni 1908 Waarschijnlijk een ~30m brokstuk van komeet Encke Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 82 Inleiding astrofysica 83 Inleiding astrofysica 84 14 Inleiding astrofysica 2003 Einde van kometen: meteoren regens Vorming van het zonnestelsel De aarde beweegt soms door achtergebleven puin van kometen (materiaal uit staart): meteorenregen positie aarde op 17 november Leoniden (komeet Temple-Tuttle staart) Inleiding astrofysica 85 Eigenschappen van het zonnestelsel Leeftijd van het zonnestelsel Newton: vorming zonnestelsel valt buiten de fysica en is het gevolg van een scheppingsdaad. Ondanks aartsbisschop Ussher beweerden geologen al in de 18de en 19de eeuw op grond van rotslagen en fossielen dat de aarde tientallen miljoenen jaar oud was, maar absolute datering was moeilijk. Aartsbisschop James Ussher stelde in 1664 dat de aarde was ontstaan in 4004 v.Chr., op 26 oktober, om 9 uur 's ochtends, en dus ongeveer 6000 jaar oud was. Absolute datering werd mogelijk met ontdekking van radioactief verval in 1896 door Becquerel en de Curies. Begin van moderne discussie: nevelhypothese van Immanuel Kant (1724–1804) en Pierre-Simon de Laplace (1749–1827) Radioactieve datering toont aan dat de oudste rotsen op aarde 3.8 miljard jaar oud zijn, maanrotsen 4.2 miljard jaar en meteorieten 4.5–4.7 miljard jaar. Pas sinds enkele tientallen jaren onderwerp van actief sterrenkundig onderzoek Het zonnestelsel is dus ongeveer 4.6 miljard jaar oud (vgl. krateringsgeschiedenis maan). Inleiding astrofysica 86 Verdere vereisten voor de theorie Een theorie voor de vorming van het zonnestelsel moet minstens het volgende verklaren: Inleiding astrofysica Nevelhypothese Interstellaire wolk (of deel daarvan) trekt samen door zwaartekracht Impulsmoment is behouden, dus rotatiesnelheid gaat omhoog bij samentrekking Door centrifugale kracht is samentrekking moeilijker in het vlak loodrecht op de impulsmomentvector ⇒ vorming van een afgeplatte schijf Het materiaal binnen in de schijf draait het snelst en neemt door wrijving verder naar buiten gelegen materiaal mee ⇒ meeste impulsmoment komt terecht in materiaal op grote afstand van het centrum. Een theorie voor de vorming van het zonnestelsel moet bovendien het volgende verklaren: planeetbanen zijn nagenoeg cirkelvormig planeten bewegen nagenoeg in hetzelfde vlak planeten bewegen nagenoeg in het equatorvlak van de zon planeten bewegen in dezelfde richting om de zon behalve Venus en Uranus roteren alle planeten prograad en in dezelfde richting als de zon meeste manen bewegen in zelfde vlak en zelfde richting als planeten zon bevat meer dan 99% van de massa maar minder dan 1% van het impulsmoment van het zonnestelsel binnenplaneten zijn klein en rotsachtig, buitenplaneten zijn groot en bestaan voornamelijk uit gas ("differentiatie") Daarnaast moet er een verklaring komen voor het bestaan van de astroïdengordel, de Kuipergordel en de Oortwolk. ⇒ impulsmoment speelt een fundamentele rol Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel 88 Inleiding astrofysica 87 89 Inleiding astrofysica 90 15 Inleiding astrofysica 2003 Inleiding astrofysica Fysica van het zonnestelsel Protoplanetaire schijven 92 - Inleiding astrofysica & % ()' *+ , !" $# 91 - - temperatuur neemt af met straal binnenplaneten: zon blaast gas weg en alleen materialen met hoog smeltpunt condenseren: rotsachtige planeten met dunne atmosfeer buitenplaneten: gas ingevangen in dikke atmosferen, vorming van ijslichamen zon vormt na ~107 jaar Differentiatie de circumstellaire schijf bevat stof dat geleidelijk aangroeit tot rotsen, planetesimalen (~10km) en uiteindelijk planeten. astroïden en meteorieten zijn de restanten van deze planetesimalen buiten de Neptunusbaan te ijl om nog een planeet te vormen: planetesimalen vormen de Kuipergordel planetesimalen bij Uranus en Neptunus kunnen door gravitationele interactie op zeer langgerekte banen terecht komen en vormen de Oort wolk. Vorming van het zonnestelsel >50% van de jonge sterren heeft een protoplanetaire schijf afmetingen schijven vergelijkbaar met zonnestelsel massa's schijven ongeveer 1% van massa van de ster: genoeg voor vorming van een zonnestelsel Inleiding astrofysica 93 16